- Home
- Domestic appliances
- Small kitchen appliances
- Coffee makers
- Coffee making accessories
- Casio
- EX-Z55
- Handleiding
advertisement
▼
Scroll to page 2
of 208
D Digitale Camera EX-Z55 Gebruiksaanwijzing Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product. • Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst de voorzorgsmaatregelen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen. • Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag. • Bezoek de officiële EXILIM website http://www.exilim.com/ voor de meest recentelijke informatie voor dit product. K872PCM1DKX INLEIDING INLEIDING Uitpakken Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel mogelijk contact op met de dealer. Camera Oplaadbare lithium-Ion Accu (NP-40) CD-ROM USB slede (CA-24) USB kabel Polsriem Basisreferentie * De vorm van de netstekker hangt af van het land waar de camera wordt aangeschaft. Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C51G) Netsnoer * 2 ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C51J) INLEIDING 20 Inhoudsopgave VOORBEREIDINGEN Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 20 2 INLEIDING Algemene gids ........................................................... 21 Camera USB slede Uitpakken ..................................................................... 2 21 23 Inhoud van het beeldscherm ..................................... 24 Kenmerken ................................................................... 9 Veranderen van de inhoud van het beeldscherm Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12 26 Vastmaken van de polsriem ....................................... 28 16 Spanningsvereisten .................................................... 29 SNELSTARTGIDS Inleggen en verwijderen van de oplaadbare accu Opladen van de accu Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening In- en uitschakelen van de camera Configureren van de stroomspaarinstellingen Laad de accu eerst op! .............................................. 16 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 17 29 31 36 39 41 Opnemen van een beeld ............................................ 18 Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 42 Bekijken van een opgenomen beeld .......................... 19 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 44 Wissen van een beeld ................................................ 19 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 45 3 INLEIDING 48 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 76 Bijstellen van de witbalans ......................................... 78 Opnemen van een beeld ............................................ 48 Specificeren van de opnamefunctie Richten van de camera Opnemen van een beeld Handmatig configureren van de witbalans 48 49 50 Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling Wissen van een BESTSHOT functie gebruikersinstelling Gebruiken van de optische zoeker ............................ 54 Gebruiken van de zoom ............................................. 55 Optische zoom Digitale zoom 83 84 Combineren van shots van twee mensen tot een enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) .......... 85 55 57 Opnemen van een onderwerp over een bestaand achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) .............. 87 Gebruiken van de flitser ............................................. 59 Flitsereenheid status Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 79 Gebruiken van de BESTSHOT functie ...................... 81 60 61 61 Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) ..................................... 89 Gebruiken van de Business Shot instelling Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 63 90 Specificeren van de beeldgrootte .............................. 65 Gebruiken van de filmfunctie ..................................... 91 Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 66 Opnemen van audio ................................................... 94 68 Toevoegen van geluid aan een snapshot Opnemen van spraak OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruiken van het histogram ..................................... 97 Camera instellingen van de REC (opname) functie .. 99 Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 68 Gebruik van autofocus Gebruik van de macrofunctie Gebruik van panfocus Gebruik van de oneindig-functie Gebruik van handmatig scherpstellen Gebruik van de scherpstelvergrendeling 94 95 Specificeren van de ISO gevoeligheid Speciferen van de contourscherpte Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast In- en uitschakelen van het in-beeld raster In- en uitschakelen van beeldcontrole Gebruik van icoonhulp Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen 69 71 72 73 74 75 4 100 101 101 102 102 103 103 104 INLEIDING Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning 105 Terugstellen (reset) van de camera 107 125 WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van een enkel bestand ................................ 125 Wissen van alle bestanden ...................................... 126 108 WEERGAVE 127 Elementaire weergavebediening ............................. 108 Weergave van een audio snapshot 109 BEHEER VAN BESTANDEN Mappen ..................................................................... 127 Omklappen van de display ....................................... 110 Geheugenmappen en -bestanden Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 111 127 Beschermen van bestanden .................................... 128 Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 112 Beveiligen van een enkel bestand Beveiligen van alle bestanden Trimmen van een beeld ............................................ 113 128 129 Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 129 Weergeven van een film ........................................... 114 Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map Tonen van een bestand in de FAVORITE map Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 115 Tonen van het kalenderscherm ................................ 116 129 131 132 132 Spelen van een Slideshow (diashow) ...................... 117 Gebruik van de fotostandaardfunctie 119 133 Roteren van het displaybeeld .................................. 120 Gebruik van beeldroulette ........................................ 121 Configureren van de geluidsinstellingen ................. 133 Configureren van de geluidsinstellingen Instellen van het volumeniveau Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 122 Heropnemen van het geluid ANDERE INSTELLINGEN 123 133 134 Specificeren van een beeld voor het beginscherm . 134 Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 124 Configureren van de instellingen voor het spanningsuitschakelbeeld ........................................ 135 5 INLEIDING Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera Formatteren van een geheugenkaart Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode .................................................... 137 148 148 Gebruiken van het alarm .......................................... 137 Kopiëren van bestanden .......................................... 150 Instellen van de klok ................................................ 139 150 Selecteren van uw thuistijdzone Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 139 140 140 Gebruiken van wereldtijd ......................................... 141 Tonen van het wereldtijdscherm Configureren van wereldtijdinstellingen 152 141 141 Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 143 Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies ..... 144 154 155 Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT 156 Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 145 PRINT Image Matching III ............................................ 159 Exif Print ................................................................... 159 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 147 Insteken van een geheugenkaart in de camera AFDRUKKEN VAN BEELDEN DPOF ........................................................................ 153 Veranderen van de displaytaal ................................. 142 146 151 160 147 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Gebruik van de camera met een Windows computer ................................................... 160 Gebruik van de camera met een Macintosh computer ................................................. 166 6 INLEIDING Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Gebruikersregistratie Verlaten van de menu applicatie Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer 170 Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer ......... 171 Geheugendata ......................................................... 172 DCF protocol Geheugenmapstructuur Door de camera ondersteunde beeldbestanden 175 Installeren van software van de CD-ROM op een Macintosh computer .................................... 189 172 172 174 Installeren van software Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER 192 Gebruik van de albumfunctie ................................... 175 Creëren van een album Selecteren van een album layout Configureren van gedetailleerde albuminstellingen Bekijken van albumbestanden Opslaan van een album Wissen van een album 190 APPENDIX Indicator referentie ................................................... 195 Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 198 Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… Tonen van boodschappen 201 202 Technische gegevens ............................................... 204 183 185 Installeren van de software van de CD-ROM in Windows ............................................... 186 Voorbereidingen Selecteren van een taal Bekijken van het “Lees mij” bestand Installeren van een applicatie 189 Menureferentie ......................................................... 192 175 177 177 180 182 183 Installeren van de software van de CD-ROM .......... 183 Aangaande de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) Computersysteem vereisten 188 189 189 187 187 187 188 7 INLEIDING • Windows, Internet Explorer en DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple Computer, Inc. • MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan MultiMediaCard Association (MMCA). • Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in the US en/of andere landen. • De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix Technologies Ltd. software. Compatibility Software Copyright C 1997 Phoenix Technologies Ltd., alle rechten voorbehouden. • Namen van andere fabrikanten, producten en service die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen. • Photo Loader en Photohands zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD. BELANGRIJK! • The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden veranderd. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het gebruik van de EX-Z55. • CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden door het gebruik van Photo Loader en of Photohands. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te maken van belangrijke data op andere media om u in te dekken tegen verlies. • Merk op dat de voorbeeldschermen en productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing ietwat kunnen afwijken van de schermen en configuratie van de camera in werkelijkheid. • Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk. 8 INLEIDING ■ Door auteursrechten opgelegde beperkingen Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en audiobestanden zonder toestemming in overtreding met auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden aan derden via het internet zonder toestemming van de eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de wetgeving ten aanzien van auteursrechten en internationale verdragen. Kenmerken • 5 miljoen effectieve beeldpunten De CCD voorziet in het totaal in 5,25 miljoen beeldpunten voor een bijzonder hoge resolutie voor heldere, duidelijke beelden en afdrukken. • 2,5-inch TFT LCD kleurenscherm • Lange levensduur van de accu Het lage stroomverbruik ontwerp en de grote capaciteit van de accu geven langere opname en weergave tussen het opladen van de accu. • 12X naadloze zoom (pagina 55) 3X optische zoom, 4X digitale zoom • 9,3 MB flash-geheugen Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van een geheugenkaart. • Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY) inschakelen (pagina 39) Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen en de gewenste functie in te schakelen. • Multi autofocus (pagina 70) Wanneer de instelling ‘Multi’ (meervoudig) wordt ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera zeven metingen op verschillende punten en kiest automatisch de beste. • Panfocus (pagina 72) Deze functie laat u het scherpstelpunt vergrendelen. 9 INLEIDING • Automatische panfocus (pagina 69) Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen (Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus). • Combinatieshot (Coupling Shot) en vooropname (Preshot) (pagina’s 85, 87) Combinatieshot (Coupling Shot) laat u twee onderwerpen combineren tot een enkel beeld terwijl vooropname (Preshot) u een onderwerp laat toevoegen aan een eerder opgenomen achtergrondbeeld. Dat betekent dat u beelden kunt creëren waar u en een vriend onderdeel worden van een ander beeld, terwijl alleen u en die vriend in de buurt zijn. • Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC (MultiMediaCard = multimedia kaart) voor geheugenuitbreiding. (pagina 146) • Drievoudige zelfontspanner (pagina 63) De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal automatisch te werken. • Meegeleverd met een USB slede (pagina’s 31, 119, 156, 160) De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het opladen van de accu van de camera en voor het oversturen van beelden naar een computer. Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden bekijken terwijl de camera op staat te laden op de slede. • Real-time histogram (pagina 97) Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen terwijl u kijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid beïnvloedt. • Wereldtijd (pagina 141) Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in 32 tijdzones kiezen. • Beste shot (BESTSHOT) (pagina 81) Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie beelden te maken. • Alarm (pagina 137) Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v. een alarmklok. U kunt ook een speciaal beeld laten tonen of een film of een geluidsbestand laten spelen op het moment dat de alarmtijd bereikt wordt. • Business Shot (pagina 89) De Business Shot instelling corrigeert automatisch rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen. 10 INLEIDING • Selecteerbare geluidsinstellingen (pagina 133) U kunt verschillende geluiden configureren die dan gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een toetsbewerking uitvoert. • Albumfunctie (pagina 175) Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd om een album te creëren van opgenomen beelden. De inhoud van het album kan worden bekeken en afgedrukt m.b.v. een standaard Web browser. Beelden kunnen tevens snel en gemakkelijk worden ingepast in Web pagina’s. • DCF data opslag (pagina 172) Het DCF (Design rule for Camera File system) data opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen camera en printers. • Kalenderscherm (pagina 116) Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met een volledige maand weer op het beeldscherm van de camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont een thumbnail van het eerste beeld dat op die datum was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald beeld gemakkelijker en sneller. • Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 153) Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de gewenste volgorde door gebruik te maken van een DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt worden voor het specificeren van beelden en hoeveelheden door professionele afdrukdienstverleningen. • Audio Snapshot functie (pagina 94) Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die audio bevatten. • PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 159) Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam. • Film + audio functie (pagina 91) • Spraakopname (pagina 95) Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata. • Na opname (pagina 122) Gebruik deze functie om audio toe te voegen aan snapshots nadat u die heeft opgenomen. 11 INLEIDING • USB DIRECT-PRINT en PictBridge ondersteuning (pagina 156) Sluit direct aan op een printer die compatibel is met USB DIRECT-PRINT of PictBridge en u kunt beelden afdrukken zonder dit via de computer te doen. Voorzorgsmaatregelen ■ Algemene voorzorgsmaatregelen Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de EX-Z55 gebruikt. • Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (pagina 84) Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en vergemakkelijkt. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera” verwijzen naar de CASIO EX-Z55 digitale camera. • Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk. • Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of uw eigen reparaties uit te voeren. Als de interne hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Kijk nooit door de zoeker van de camera naar de zon of naar een ander helder licht. Hierdoor kunt u uw gezichtsvermogen beschadigen. • Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts. • Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. 12 INLEIDING • Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter van de ogen van het onderwerp gehouden te worden. • Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op het strand, in de badkamer, enz. • Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit. Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. • Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit te voeren. • Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit een andere netadapter dan de meegeleverde om deze camera van spanning te voorzien. • Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik de adapter ook niet bij een kachel. • Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand met zich meebrengen. • Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. • Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te sturen naar het geheugen van een PC. • Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van de camera. 13 INLEIDING ■ Test voor het gebruik dat de camera goed werkt Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina 202). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak van de foutlezing te elimineren. Voordat u de camera gebruikt voor het maken van belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de resultaten naar wens zijn en de camera juist geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend (pagina 16). ■ Voorwaarden voor juiste werking • Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0°C en 40°C. • Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de volgende plaatsen. ■ Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen • Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisieonderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het bestandgeheugen. — Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht. — Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of veel stof. — In de omgeving van airconditionings, kachels of andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen. — Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wanneer deze in de zon geparkeerd staat. — Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen. — Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen van een beeld of toegang heeft tot het geheugen — Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator nog aan het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft — Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of het verwijderen van de camera uit de USB slede of het loskoppelen van de netadapter van de USB slede terwijl het versturen van data plaatsvindt — Lage batterijspanning — Andere abnormale omstandigheden 14 INLEIDING ■ Condens ■ Lens • Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken. • Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt, dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben, verwijder dan de accu van de camera en laat accudeksel voor enkele uren open. • Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt. • Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek. ■ Overige • Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden. Dit duidt niet op een defect. • Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek. 15 SNELSTARTGIDS SNELSTARTGIDS Laad de accu eerst op! 1. Leg de accu in de camera (pagina 2. Plaats de camera in de USB slede om de accu op te 29). laden (pagina 31). 1 • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. • Het kost ongeveer 190 minuten voor de accu om volledig op te laden. 1 Inlaat type 2 2 Stopnok ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ 1 Insteek type 3 16 Oplaadindicator [CHARGE] Opladen: licht rood op Opladen voltooid: licht groen op SNELSTARTGIDS Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen • Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden. Zie pagina 44 voor details. 1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen. 2. Druk op [] om de gewenste taal te selecteren. 1 3. Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren. 4. Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [], [], [] en [] en druk vervolgens op [SET]. 5. Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. 6. Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [] en 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 [] en druk vervolgens op [SET]. 7. Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. 8. Stel de datum en de tijd in. 9. Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en het instelscherm te verlaten. 17 SNELSTARTGIDS Zie pagina 48 voor details. Groene bedrijfsindictator 7 1 3, 4, 5 2 6 Snapshotfunctie icoon 10 1600 1200 NORMAL IN Scherpstelkader 1. Druk op [ 1 / 1000 F2.6 04/ 12/24 04/12 24 12:58 12 58 ] (REC). 2. Druk op [MENU] ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Opnemen van een beeld 3. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [] en []. 4. Selecteer “REC Mode” (opnamefunctie) m.b.v. [] en [] en druk dan op []. 5. Selecteer “ Snapshot” m.b.v. [] en [] en druk dan op [SET]. • Hierdoor verschijnt “ op het beeldscherm. ” (Snapshot mode = snapshotfunctie) 6. Richt de camera op het onderwerp, gebruik het beeldscherm of druk op de zoeker om het beeld te componeren en druk daarna de sluitertoets half in. • Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt het scherpstelkader groen terwijl de groene bedrijfsindicator gaat branden. 7. Houd de camera stil en druk de sluitertoets voorzichtig geheel in. 18 SNELSTARTGIDS Bekijken van een opgenomen beeld Wissen van een beeld Zie pagina 108 voor details. Zie pagina 125 voor details. 1 1 2, 3, 4, 5 2 1. Druk op [ ] (PLAY). 2. Blader m.b.v. [] and [] door de beelden. 1. Druk op [ ] (PLAY). 2. Druk op [] ( ). 3. Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en []. 4. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [] en []. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten zonder iets uit te wissen. 5. Druk op [SET] om het beeld te wissen. 19 VOORBEREIDINGEN VOORBEREIDINGEN Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te doen voordat u daaraan gaat beginnen. Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: Kleine spikkels of “sneeuw” in het opgenomen beeld of op het beeldscherm waardoor het beeld er korrelig uitziet. “een opnamefunctie (REC)” De op dat moment geselecteerde opnamefunctie (Snapshot, BESTSHOT, filmopname, spraakopname, audio snapshot) Betreffende deze gebruiksaanwijzing Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt. ■ Terminologie De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze gebruiksaanwijzing wordt gebruikt. Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: Betekenis: “digitale ruis” ■ Toetsbediening Betekenis: “camera” De CASIO EX-Z55 digitale camera “bestandgeheugen” De plaats waar de camera op het ogenblik beelden opslaat die u opneemt (pagina 50) “accu” De NP-40 oplaadbare lithium-ion accu “oplader” De los verkrijgbare CASIO BC-30L snelle oplader De bediening van toetsen wordt aangegeven door de toetsnaam binnen haakjes ([ ]). ■ In-beeld tekst De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele aanhalingstekens (“ ”) omsloten. 20 VOORBEREIDINGEN ■ Aanvullende informatie Algemene gids • BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan die u dient te weten om de camera op de juiste manier te gebruiken. • LET OP geeft informatie aan die handig is bij het bedienen van de camera. De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera. Camera ■ Voorkant ■ Bestandgeheugen De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit kan één van de volgende drie lokaties betreffen. 12 3 • Het ingebouwde flash-geheugen van de camera • Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is • Een MultiMediaCard die in de camera geladen is Zie pagina 172 voor meer informatie aangaande hoe de camera beelden opslaat. 7 21 4 5 6 1 Sluitertoets 2 Spanningstoets 3 Flitser 4 Microfoon 5 Zelfontspanningsindicator 6 Zoeker 7 Lens VOORBEREIDINGEN ■ Achterkant 8 9 : ■ Onder kant A B J Stopnok K Geheugenkaartsleuf L Accuvak M Accudeksel N Aansluiting O Statiefschroefgat 8 Zoeker C 9 Bedrijfsindicator 0 [ ] (PLAY – weergave) * Gebruik dit gat bij montage van een statief. toets A Zoomtoets B [ ] (REC – opname) J toets I H G F ED C Polsriemring D Insteltoets [SET] E [MENU] toets F Displaytoets [DISP] G [][][][] toetsen H Beeldscherm I Luidspreker K O L N M 22 VOORBEREIDINGEN ■ Achterkant USB slede Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende taken te verrichten. 6 [DC IN 5.3V] • Opladen van de accu (pagina 31) • Automatisch oversturen van beelden naar een computer (pagina 160) • Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken (pagina 156) • Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow functie (pagina 119). 6 7 ■ Voorkant 1 23 1 Camera aansluiting 2 [USB] indicator 3 [USB] toets 4 Oplaadindicator [CHARGE] 5 Fototoets [PHOTO] 5 4 23 gelijkspanningsingang (netadapteraansluiting) 7 [USB] (USB poort) VOORBEREIDINGEN Inhoud van het beeldscherm Het beeldscherm houd u via verschillende indicatoren en ikonen op de hoogte van de status van uw camera. • Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera. ■ Opnamefuncties (REC) 1 2 34 5 1 Flitserfunctie indicator 6 7 8 9 0 A B C G F E D 3 Witbalansindicator (pagina 59) (pagina 78) Geen Geen Automatisch Flitser uit Daglicht Flitser aan Bewolkt Vermindering van het rode ogen effect Schaduw • Als de camera signaleert dat de flitser gebruikt moet worden terwijl automatisch flitsen geselecteerd is, verschijnt de flitser aan indicator wanneer de sluitertoets halverwege wordt ingedrukt. 2 Scherpstelfunctie indicator 1 TL-verlichting 1 2 TL-verlichting 2 1-beeld Panfocus 2s Zelfontspanner 2 sec. Oneindig x3 24 Film Audio snapshot Spraakopname 6 Geheugencapaciteit (resterend aantal beelden dat kan worden opgeslagen) Filmopname: Resterende opnametijd Zelfontspanner 10 sec. Handmatig BESTSHOT (pagina’s 52, 91, 204) 10s Macro Snapshot Handmatig (pagina 63) Autofocus (pagina 48) Gloeilamp 4 Zelfontspanner Geen (pagina 68) Geen Automatisch 5 Opnamefuncties (REC) Drievoudige zelfontspanner 7 Beeldformaat (pagina 65) 2560 × 1920 beeldpunten 2560 × 1712 (3:2) beeldpunten 2048 × 1536 beeldpunten 1600 × 1200 beeldpunten 1280 × 960 beeldpunten 640 × 480 beeldpunten Filmopname: Opnametijd VOORBEREIDINGEN 8 Kwaliteit (pagina 66) FINE (Fijn) NORMAL (Normaal) ECONOMY (Economisch) 9 Ingebouwd geheugen ingesteld voor data opslag. Geheugenkaart geselecteerd voor data opslag. (pagina 146) < Sluitersnelheidswaarde (pagina 52) • Bij een lensopening of sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de corresponderende waarde in het beeldscherm oranje. ■ Weergavefunctie (PLAY) A Lensopening (pagina 52) 12 B ISO gevoeligheid 3 (pagina 100) 4 5 6 7 8 9 0 C Datum en tijd F (pagina 139) D EV waarde (pagina 76) E E Accucapaciteit (pagina 35) F Histogram (pagina 97) D G Scherpstelbeeld (pagina 51) CBA 1 Weergavefunctie (PLAY) • Scherpstellen voltooid: groen • Scherpstelstoring: rood 4 Beeldformaat (pagina 65) 2560 × 1920 beeldpunten 2560 × 1712 (3:2) beeldpunten 2048 × 1536 beeldpunten 1600 × 1200 beeldpunten 1280 × 960 beeldpunten 640 × 480 beeldpunten Filmweergave: Verstreken weergavetijd bestand type (pagina 108) Snapshot Film Audio Snapshot LET OP Spraakopname • Als de instelling van één van de volgende functies veranderd wordt, verschijnt een icoongids hulpboodschap (pagina 103) op het beeldscherm. U kunt icoonhulp uitschakelen (pagina 103) als u dat wilt. Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, opnamefunctie (REC). 2 Beeldbeveiligingindicator (pagina 128) 5 Kwaliteit (pagina 66) 3 Mapnummer/ bestandnummer (pagina 127) Voorbeeld: Wanneer een bestand 6 dat CIMG0023.JPG heet opgeslagen is in een map die 100CASIO heet 100-0023 Mapnaam 25 Bestandnaam FINE (Fijn) NORMAL (Normaal) ECONOMY (Economisch) Ingebouwd geheugen ingesteld voor data opslag. Geheugenkaart geselecteerd voor data opslag. (pagina 146) VOORBEREIDINGEN 7 Sluitersnelheidswaarde 8 Lensopening 9 ISO gevoeligheid (pagina 100) 0 Datum en tijd (pagina 139) A Witbalansindicator (pagina 78) AWB Automatisch Daglicht Bewolkt Schaduw 1 TL-verlichting 1 2 TL-verlichting 2 B Flitserfunctie indicator Veranderen van de inhoud van het beeldscherm (pagina 59) Flitser aan Telkens bij indrukken van de [DISP] toets verandert de inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven. Flitser uit Vermindering van het rode ogen effect ■ Opnamefuncties (REC) C Opnamefunctie (REC) (pagina 48) Snapshot BESTSHOT D Accucapaciteit (pagina 35) E Histogram (pagina 97) F EV waarde (pagina 76) Indicators aan Histogram aan Beeldscherm uit Indicators uit Gloeilamp Handmatig BELANGRIJK! • Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond als het een beeld betreft dat opgenomen was met een ander model camera. 26 VOORBEREIDINGEN ■ Weergavefunctie (PLAY) Indicators aan BELANGRIJK! • U kunt het beeldscherm in de volgende gevallen niet uitschakelen: Tijdens de weergavefunctie (PLAY), tijdens de BESTSHOT functie en wanneer u niet opneemt met de filmfunctie (MOVIE). • Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het beeldscherm niet veranderen tijdens het opnemen van een film, of tijdens standby of opname van een audio snapshot. • Door indrukken van [DISP] tijdens de spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm (“indicators aan”) in- en uitgeschakeld. Door indrukken van [DISP] tijdens tonen van een spraakopnamebestand van de weergavefunctie (PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen “indicators aan” en “indicators uit”. • Bij afspelen van de inhoud van een spraakopnamebestand terwijl “indicators uit” geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer twee seconden nadat u op [SET] drukt om de weergave te starten donker worden. De spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave voltooid is. Histogram/details aan Indicators uit 27 VOORBEREIDINGEN BELANGRIJK! Vastmaken van de polsriem • Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt. • De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet voor andere toepassingen. • Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond te zwaaien. Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals aangegeven in de afbeelding. Polsriemring 28 VOORBEREIDINGEN 2. Trek de stopper in de richting aangegeven Spanningsvereisten door de pijl in de afbeelding, plaats het (–) merkteken op de accu tegenover het (–) merkteken op de camera en schuif daarna de accu in de camera. Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) van stroom voorzien. Inleggen en verwijderen van de oplaadbare accu ■ Inleggen van de accu Stopnok 1. Schuif het accudeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het dan. (–)-markering (–)-markering NP-40 • Druk tegen de onderkant van de accu en let er op dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt. 29 VOORBEREIDINGEN ■ Verwijderen van de accu 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens in de door de pijl aangegeven richting. 1. Open het accudeksel. 2. Trek de stopnok in de door de pijl aangegeven richting. • Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen. BELANGRIJK! Stopnok • Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. De accu is niet opgeladen wanneer de de camera aanschaft. U dient de accu dus op te nemen voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik neemt (pagina 31). 3. Laat de stopnok los en trek de accu uit de camera. • Let erop dat u de accu niet laat vallen. 30 VOORBEREIDINGEN LET OP Opladen van de accu • De meegeleverde netadapter is ontworpen voor werking op elke voeding tussen 100V en 240V wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de stekker afhangt van het land waar de camera aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te gebruiken in een land waar de vorm van de netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan het netsnoer door een ander netsnoer dat meegeleverd werd met de camera of schaf een los in de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de stopcontacten in het desbetreffende land. 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. USB slede 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Netadapter Netadapter USB slede 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] Netsnoer 31 VOORBEREIDINGEN LET OP • Het kost ongeveer 190 minuten voor de accu om volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt af van de huidige accucapaciteit en de oplaadomstandigheden. • De netadapter is ontworpen voor werking op spanning van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter past bij het stopcontact als u in het buitenland bent. 4. Neem na het opladen de camera uit de USB slede. 2. Schakel de camera uit. 3. Plaats de camera op BELANGRIJK! • Gebruik enkel de USB slede (CA-24) die met de camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare snelle oplader (BC-30L) om de oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere oplaadtoestellen. • Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik nooit een ander type netadapter. Gebruik de los verkrijgbare AD-C40, AD-C620 en AD-C630 netadapters in geen geval met deze camera. • Let er op dat de camera aansluiting van de USB slede stevig en zover mogelijk in de camera aansluiting zit. de USB slede. • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. • De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou rood moeten worden om aan te geven dat het opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE] wordt groen wanneer het opladen voltooid is. Oplaadindicator [CHARGE] 32 VOORBEREIDINGEN ■ Als de camera niet normaal werkt • De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de accu warm wordt) of als u de accu probeert op te laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft. De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen begint wanneer de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik bevindt. • Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij het opladen optreedt. Een probleem kan op één van de volgende condities wijzen: een probleem met de slede, een probleem met de camera of een probleem met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te kijken of hij nu wel goed werkt. • Terwijl de camera zich op de slede bevindt, zijn dit de enige bedieningshandelingen die u kunt uitvoeren: opladen van de accu van de camera, het uitwisselen van data met een computer via een USB aansluiting en de fotostandaardfunctie. Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit. 1. Verwijder de accu uit de camera en controleer of de contactpunten van de accuaansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval zijn, veeg deze dan af met een droge doek. 2. Controleer dat het netsnoer van de netadapter stevig aangesloten is op het stopcontact en op de USB slede. • Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw voordoen wanneer u de camera op de USB slede plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft ondernomen, neem dan contact op met een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. 33 VOORBEREIDINGEN ■ Richtlijnen voor de levensduur van de accu Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh) Opslagmedium : SD geheugenkaart De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de accu die hieronder worden gegeven, geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan onder de tabel totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur en ononderbroken gebruik zullen de gebruiksduur van de accu verkorten. Bewerking Gebruiksduur van accu (benadering) Aantal foto’s (CIPA standaard)*1 (werkingstijd) 400 foto’s (200 minuten) Aantal foto’s, doorlopende opname*2 (werkingstijd) 1070 foto’s (210 minuten) Doorlopende weergave van Snapshots*3 Doorlopende spraakopname* *1 Aantal foto’s (CIPA standaard) • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen, waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uiten weer ingeschakeld. *2 Omstandigheden bij doorlopende opname • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Flitser: Uitgeschakeld • Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend tussen volledige groothoek en volledige telefoto. *3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave • Temperatuur: 23°C • Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden 410 minuten 4 380 minuten *4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname. 34 VOORBEREIDINGEN ■ Lege accu indicator • De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen. • De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat. Hieronder wordt aangegeven hoe de accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van deze indicators verschijnt. ■ Tips om de lading van de accu langer te laten meegaan • Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het opnemen, selecteer dan (flitser uit - flash off) als de flitserfunctie. Zie pagina 59 voor meer informatie. • Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 41) in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te schakelen. • U kunt accustroom besparen door de [DISP] toets te gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen. Accuniveau Indicator 35 Hoog Laag VOORBEREIDINGEN • Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op oververhitting, brand en ontploffing met zich mee brengen. — Gebruik nooit een ander type oplader dan de los verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de accu. — Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander toestel van stroom te voorzien dan deze camera. — Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter bij open vuur. — Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot aan hoge temperaturen. — Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en – polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt of aan de los verkrijgbare oplader koppelt. — Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood, enz.). — Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en stel hem niet bloot aan harde stoten. — Dompel de accu nooit onder in water. — Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in het directe zonlicht, en een auto die in de zon geparkeerd staat of op een andere laats waar de temperatuur hoog is. Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare oplader. ■ Voorzorgsmaatregelen voor de accu ● VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt. Houdt deze voorzorgsmaatregelen en alle gebruiksaanwijzingen bij de hand voor latere naslag. LET OP • De term “accu” in deze gebruiksaanwijzing slaat op de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu. • Gebruik enkel de USB slede (CA-24) die met de camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare snelle oplader (BC-30L) om de oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere oplaadtoestellen. 36 VOORBEREIDINGEN • Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie. • Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de camera of oplader en houd hem uit de buurt van open vuur: — Lekken van vloeistof — Afgeven van een vreemde geur — Afgeven van hitte — Verkleuren van de accu — Vervormen van de accu — Andere abnormale omstandigheden bij de accu • Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de hand werken. • Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen, dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen. Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater en raadpleeg daarna uw arts. • Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u eerst pagina 31 van deze gebruiksaanwijzing en de volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de oplader meegeleverd is. • Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen, zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze de accu inderdaad op de juiste manier behandelen. ● VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET GEBRUIK • Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met deze CASIO digitale camera. • Gebruik enkel de USB slede die met de camera meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor het opladen. • Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is. Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de oorzaak van zijn dat het opladen langer dan gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om de accu (volledig) op te laden. • Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem door een nieuwe. • Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu veroorzaken en leiden tot defecten. 37 VOORBEREIDINGEN ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede en de netadapter ● VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET OPBERGEN • Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in de camera blijven zitten dan zal hij kleine hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of de mogelijkheid dat het laden voor het volgende gebruik langer duurt. • Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of lager). ● GEBRUIK VAN DE ACCU • Zie pagina 31 van deze gebruiksaanwijzing of de gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader meegeleverd worden voor informatie betreffende de oplaadprocedures en de oplaadtijd. • Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in opgeladen toestand in de digitale camera te houden of op te bergen in de doos. Waarschuwing! 38 • Gebruik nooit een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de netadapter aangegeven voltage. Dit kan namelijk het gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die met deze camera meegeleverd is. • Laat onder geen omstandigheden toe dat het netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en houd het uit de buurt van hitte. Een beschadigd netsnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Knutsel nooit aan het netsnoer van de netadapter, buig of draai het niet te veel en trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. • Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. VOORBEREIDINGEN Waarschuwing! • Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met een blootliggende interne bedrading) laat deze dan vervangen door een erkende CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee. • Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop de netadapter. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee. In- en uitschakelen van de camera ■ Inschakelen van de camera Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets. Hierdoor gaat de groene bedrijfsindicator tijdelijk branden waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te schakelen. • Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of verbreekt. • Bij het opladen, het uitwisselen van USB data communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u hem niet gebruikt. • Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich meebrengen. Om deze functie in te schakelen bij het starten: Druk deze toets in om de camera in te schakelen: REC (opname) Spanningstoets of [ (opname) toets PLAY (weergave) [ ] (REC) ] (PLAY) (weergave) toets Groene bedrijfsindicator [ Spanningstoets 39 ] (PLAY) (weergave) [ ] (REC) (opname) VOORBEREIDINGEN ■ Uitschakelen van de camera LET OP • Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te schakelen wordt de opnamefunctie (REC) ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY). • Door tijdens en opnamefunctie (REC) op [ ] (PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10 seconden na het overschakelen naar de andere functie ingetrokken. Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen. LET OP • U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie “Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies” op pagina 144 voor details. BELANGRIJK! • Als de spanning van de camera uitvalt door de automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te schakelen. • Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC) toets te drukken om de camera in te schakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand. 40 VOORBEREIDINGEN ● Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 42) voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt. Configureren van de stroomspaarinstellingen U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren om accustroom te besparen. Sluimer (Sleep) : Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets drukt. Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) : Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd. Configureren van deze functie: Selecteer deze instelling: Sleep (sluimer) Sleep (sluimer) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) 5. Verander m.b.v. [] en [] de momenteel geselecteerde instelling en druk daarna op [SET]. • Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30 sec”, “1 min”, “2 min” en “Off” (uit). • Er zijn drie automatisch stroomonderbreker instellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”. 1. Schakel de camera in. • Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de weergavefunctie (PLAY). 2. Druk op [MENU]. • Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is. 3. Gebruik [] en [] om de “Set Up” (instelling) tab te selecteren. • De automatisch stroomonderbreker en de sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen. 4. Gebruik [] en [] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op []. 41 — Wanneer de camera aangesloten is op een computer of een ander toestel via de USB slede — Terwijl een diashow aan de gang is — Tijdens het weergeven van een stemopnamebestand — Tijdens het weergeven van een film VOORBEREIDINGEN 2. Druk op [MENU]. Gebruik van de in-beeld menu’s Tab Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen. Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu dat gebruikt wordt tijdens een opnamefunctie (REC). 1. Druk op de [SET] [MENU] Spanningstoets [][ ][][ ] spanningstoets of op [ ] (REC). • Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY) inschakelen, druk dan op [ ] (PLAY) (weergave). [ ][ Selectiecursor (toont het momenteel ingestelde item) ] 42 Instellingen VOORBEREIDINGEN ● Bediening van het menubeeldscherm Wanneer u dit wilt doen: Doe dit: Beweeg heen en weer tussen tabs Druk op [] en []. Beweeg van de tab naar de instellingen Druk op []. Beweeg van de instellingen naar de tab. Druk op []. Beweeg heen en weer tussen instellingen. Druk op [] en []. Toon de opties die beschikbaar zijn voor de instelling. Druk op [] of druk op [SET]. Selecteer een optie. Druk op [] en []. Voer de instelling uit en verlaat het menuscherm Druk op [SET]. Voer de instelling uit en ga terug naar de tabselectie Druk op []. Verlaat het menubeeldscherm. Druk op [MENU]. 3. Druk op [] of [] om de gewenste tab te selecteren en druk daarna op [SET] om de selectiecursor van de tab naar de instellingen te verplaatsen. 4. Gebruik [] en [] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op []. • In plaats van [] kunt u ook op [SET] drukken. Voorbeeld: om het “REC Mode” item (opnamefunctie) te selecteren. 5. Gebruik [] en [] om de momenteel geselecteerde instelling te veranderen. 43 VOORBEREIDINGEN 6. Voer één van de volgende handelingen uit om Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen de geconfigureerde instellingen toe te passen. Om dit te doen: Voer deze toetsbediening uit: Pas de instelling toe en verlaat het menuscherm. Druk op [SET]. Pas de instelling toe en ga terug naar de functieselectie in stap 4. Druk op []. Pas de instelling toe en ga terug naar de tabselectie in stap 3. 1. Druk op []. 2. Gebruik [] om terug te gaan naar de tabselectie. Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te nemen. • • • • Displaytaal Thuisstad Datumstijl Datum en tijd Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz. • Zie “Menureferentie” op pagina 192 voor meer informatie aangaande menus. 44 VOORBEREIDINGEN BELANGRIJK! Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen • Worden beelden opgenomen zonder eerst de klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u de camera gebruikt. • Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de camera instellingen voor de datum en tijd bij voor ongeveer twee dagen als de camera niet van stroom wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen stroom wordt toegevoerd aan de camera. — Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de camera verwijderd is — Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de camera via de slede terwijl de oplaadbare accu leeg is of van de camera verwijderd is • Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt op het beeldscherm de volgende maal dat u de camera inschakelt nadat de instellingen voor de datum en tijd gewist zijn. Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen voor de datum en tijd opnieuw. • Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de klok met de volgende procedure, dan dient u het menu van de camera te gebruiken om instellingen van de taal (pagina 142) of de klok (pagina 139) afzonderlijk te veranderen. 1. Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC) of [ ] (PLAY) toets om de camera in te schakelen. 2. Gebruik [], [], [], en [] om de gewenste taal te selecteren en druk dan op [SET]. : Japans English : Engels Français : Frans Deutsch : German Español : Spaans Italiano : Italiaans Português : Portugees : Chinees (complex) : Chinees (vereenvoudigd) : Koreaans 45 VOORBEREIDINGEN 3. Gebruik [], [], [], 6. Gebruik [] en [] en [] om het geografische gebied te selecteren waar u woont en druk daarna op [SET]. om de gewenste instelling voor het datumformaat en druk daarna op [SET]. 4. Gebruik [] en []om Voorbeeld: 24 december, 2004 de naam van stad waar u woont te selecteren en druk dan op [SET]. 5. Gebruik [] en [] om de gewenste zomertijdinstelling (DST) te selecteren en druk dan op [SET]. Wanneer u dit wilt doen: Selecteer deze instelling: Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd (DST = Daylight Saving Time) On (aan) Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd Off (uit) 46 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 04/12/24 YY/MM/DD 24/12/04 DD/MM/YY 12/24/04 MM/DD/YY VOORBEREIDINGEN 7. Stel de huidige datum en tijd in. Om dit te doen: Doe dit: Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [] en []. Verander de instelling bij de huidige plaats van de cursor Druk op [] en []. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [DISP]. 8. Druk op [SET] om de instellingen te registreren en verlaat daarna het instelbeeldscherm. 47 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen van een beeld. • (Movie Mode = filmfunctie) Neem filmpjes met geluid (pagina 91) op m.b.v. deze functie. • (Audio Snapshot Mode = snapshot met geluidfunctie) Voeg na het opnemen van een snapshot geluid toe m.b.v. deze functie (pagina 94). Uw CASIO digitale camera heeft vijf opnamefuncties die hieronder elk aan bod komen. Voordat u een beeld opneemt dient u eerst de onderstaande procedure te doorlopen om de van toepassing zijnde opnamefunctie te selecteren. • (Voice Recording Mode = spraakopnamefunctie) Om alleen geluid op te nemen gebruikt u deze functie (pagina 95). • 2. Druk op [MENU] en selecteer de “REC” Opnemen van een beeld Specificeren van de opnamefunctie • 1. Druk op de spanningstoets of op [ (Snapshot Mode = snapshotfunctie) Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie die u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van beelden (pagina 50). (opname) tab m.b.v. [] en []. 3. Selecteer “REC Mode” (BESTSHOT Mode = beste shotfunctie) Deze functie maakt het maken van de basisinstelling van de camera net zo gemakkelijk als het selecteren van het van toepassing zijnde voorbeelddécor. Selecteer eenvoudigweg één van de 23 voorbeelddécors en de camera zal automatisch geconfigureerd worden met de instellingen die nodig zijn om een gelijksoortig beeld (pagina 81) op te nemen. (opnamefunctie) m.b.v. [] en [] en druk dan op []. 48 ] (REC). ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 4. Selecteer de gewenste opnamefunctie m.b.v. [] en [] en druk dan op [SET]. • De icoon (zoals “ ”) voor de functie die u selecteerde wordt aangegeven op het beeldscherm. Opnamefunctie icoon Richten van de camera Gebruik beide handen om de camera stil te houden wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt. 10 1600 1200 NORMAL IN 04/ 12/24 04/12 24 12 : 58 49 • Horizontaal Houd de camera met beide handen stil met uw armen stevig tegen uw linkeren rechterzijde gedrukt. • Verticaal Gebruikt u de camera verticaal, houd hem dan vast met de flitser boven de lens. Houd de camera met beide handen stil. ELEMENTAIRE BEELDOPNAME BELANGRIJK! Opnemen van een beeld • Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg zitten van de flitser, microfoon of de lens. Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Her beeld dar u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de camera bevindt. • Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 146) wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen. Flitser Microfoon Lens 1. Druk op de spanningstoets of op de [ ] (REC) toets om de camera in te schakelen. LET OP • Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als u beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt. Druk zorgvuldig op de sluitertoets. Het is in het bijzonder van belang wanneer de belichting laag is waardoor de sluitersnelheid langzamer wordt. Spanningstoets 50 [ ] ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 3. Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat • Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm en wordt de op dat moment geselecteerde functie ingeschakeld. het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt. • Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 68). • Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij inschakelen van de camera verschijnt de boodschap “There are no files” (er zijn geen bestanden) als u nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te schakelen. 2. Verander de “REC • U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 54). • U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen en op die manier accustroom sparen. 4. Druk de sluitertoets Snapshotfunctie icoon Mode” (opnamefunctie) instelling naar “ Snapshot”. 1600 1200 NORMAL • De (snapshotfunctie) icoon wordt aangegeven in het beeldscherm terwijl de snapshotfunctie geselecteerd is. 04/ 12/24 04/12 24 12 : 58 halverwege in om op het beeld scherp te stellen. 10 • Bij halverwege indrukken van de sluitertoets stelt de autofocus functie van de camera automatisch scherp op het beeld en worden de sluitersnelheiden lensopeningwaarden getoond. IN Scherpstelkader • U kunt de toetsaanpassingsfunctie gebruiken om een wijziging van de functie van de cursortoetsen toe te kennen zodat de “REC Mode” (opnamefunctie) instelling veranderd wordt wanneer u op de [] of [] toets (pagina 104) drukt. • U kunt controleren of scherpgesteld is op het beeld door naar het scherpstel-kader te kijken en met de groene indicator. 51 Sluitertoets Groene bedrijfsindicator ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ● Werking van de bedrijfsindicator en het scherpstelkader Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. 5. Na u ervan te hebben overtuigd dat scherp is afgesteld op het beeld, drukt u de sluitertoets geheel in om te gaan opnemen. Sluitertoets • Het aantal beelden dat u kunt opnemen hangt af van de instellingen die u gebruikt voor de beeldgrootte en de beeldkwaliteit (pagina’s 65, 66, 204). • Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en iconen om u op de hoogte te houden van de status van de camera. BELANGRIJK! Witbalans Scherpstelfunctie Zelfontspanner Geheugencapaciteit Flitserfunctie • Automatische panfocus is ingeschakeld wanneer de “Auto PF” instelling van de “REC” tab ingeschakeld is (pagina 69). Bij automatische panfocus ontspant de sluiter zonder te wachten totdat autofocus uitgevoerd is en het beeld wordt opgenomen zodra u de sluitertoets geheel indrukt. Dit helpt u er bij om een beeld op te nemen op het precieze moment dat u dat wilt. Beeldgrootte Beeldkwaliteit Geheugentype Sluitersnelheidwaarde Lensopeningwaarde ISO gevoeligheid Datum en tijd 52 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Opname voorzorgsmaatregelen ■ Aangaande autofocus • Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken. • Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld opgenomen wordt op de geheugenkaart. • TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of kleuren van de opgenomen beelden. • De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 100). Dit kan de oorzaak vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van relatief slecht belichte voorwerpen. • De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een langzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 100). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 59). • Helder licht dat op de lesn valt kan er de oorzaak van zijn dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen tegen het felle licht. • Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het opnemen van de onderstaande types onderwerpen. — Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast — Onderwerpen met sterk tegenlicht — Gepoetst metaal of andere helder reflecterende onderwerpen — Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizontaal repeteren. — Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende afstanden van de camera bevinden — Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen — Bewegende onderwerpen • Merk op dat een groene bedrijfsindicator en scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garanderen dat scherpgesteld is op het resulterende beeld. • Als de autofocus om één of andere reden de gewenste resultaten niet produceert, probeer dan scherpstelvergrendeling (pagina 75) of handmatige scherpstelling (pagina 74). 53 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie Gebruiken van de optische zoeker U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van de camera uit te schakelen (pagina 26) en de optische zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden. De optische beeldzoeker is ook handig wanneer u opnamen maakt op plaatsen waar het beeldscherm moeilijk te zien is doordat niet genoeg belichting beschikbaar is, enz. • Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de opnamefunctie (REC). • Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm. • Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina 91). BELANGRIJK! • Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen van een onderwerp dat zich op een afstand van minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader van de zoeker. Optische zoeker Gebied dat opgenomen Gebied dat wordt bij afstanden van zichtbaar is in de korter dan een meter zoeker 54 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Daar het beeldscherm precies toont wat er opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de macro- en handmatige scherpstelfuncties. Gebruiken van de zoom Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de camera configureren om digitale zoom zonodig uit te schakelen. Optische zoom Het optische zoombereik is 1X tot 3X 1. Druk tijdens een Zoomtoets opnamefunctie (REC) op de zoomtoets om de zoomfactor te veranderen. Om dit te doen: 55 Druk op deze zijde van de zoomtoets: Uitzoomen (Groothoek) Inzoomen (Telefoto) ELEMENTAIRE BEELDOPNAME LET OP Uitzoomen • De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening. • Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken van de telefotostand (inzoomen). • U kunt de digitale zoominstelling veranderen tijdens opnemen van een film maar niet de optische zoominstelling. Let er op dat u de optische zoominstelling selecteert voordat u op de sluitertoets drukt om het opnemen van een filmpje te starten. • Wanneer u tijdens opname met de macrofunctie of handmatig scherpstellen een optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm om u het scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 71, 74). Inzoomen 2. Voer beeldcompositie uit en druk dan op de sluitertoets. 56 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom Digitale zoom De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 12X (in combinatie met optische zoom). 1. Houd tijdens een Digitale zoomindicator opnamefunctie (REC) de telefoto ( ) kant van de zoomtoets ingedrukt. BELANGRIJK! • Hierdoor verschijnt de zoomindicator in de display. • De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 26). • Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking manipuleert de camera de beelddata om het midden van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met digitale zoom er groffer uit dan het origineel. Zoomniveau indicator 2. Bij het bereiken van het optische/digitale overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer. Optisch zoombereik 1X Digitaal zoombereik 3X 12X Zoomaanwijzer Optisch/digitaal overschakelpunt • Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is (pagina 58). Het digitale zoomindicator wordt niet getoond wanneer de digitale zoomfunctie is uitgeschakeld. 57 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ In- en uitschakelen van de digitale zoomfunctie 3. Laat de zoomtoets even los, houd nogmaals de telefoto ( ) kant ingedrukt om de zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. • De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de ) zoomtoets terug en houd nogmaals de telefoto ( kant ingedrukt om de zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [] en []. 3. Selecteer “Digital Zoom” m.b.v. [] en [] en druk daarna op []. 4. Voer compositie uit van het beeld en druk op 4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en de sluitertoets. [] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Inschakelen van de digitale zoomfunctie On (aan) Uitschakelen van de digitale zoomfunctie Of (uit) • Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven door de zoomniveau indicator wanneer de digitale zoomfunctie uitgeschakeld is. 58 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Gebruiken van de flitser Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te selecteren die u wilt gebruiken. • Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder gegeven. Groothoek: 0,4 meter – 2,6 meter (ISO gevoeligheid: automatisch) Telefoto: 0,4 meter – 2,0 meter (ISO gevoeligheid: automatisch) Selecteer deze instelling: Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit nodig is (Auto Flash automatisch flitsen). None (geen) Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit). Altijd flitsen (Flash On - flitser aan). Voer een voorflits uit gevolgd door beeldopname met flits, hetgeen het gevaar op rode ogen in het beeld reduceert (rode ogen-effect vermindering). In dit geval flitst de flitser automatisch wanneer dat nodig is. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Druk op [] ( Om dit te doen: ) om de flitserfunctie te selecteren. • Telkens bij indrukken van [] ( ) wordt naar de volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder. 3. Neem het beeld op. BELANGRIJK! • De flitsereenheid van deze camera flists een aantal malen bij het opnemen van een beeld. De aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera informatie inwint die nodig is voor de belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt totdat de camera de sluiter ontspant. Flitserfunctie indicator [ ] ( ) 59 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande vermindering van het rode ogen -effect Flitsereenheid status U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm en de rode bedrijfsindicator te checken. Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om ’s nachts of in een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld. Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen het netvlies van de ogen. Wanneer rode ogen-effect vermindering wordt geselecteerd als flitserfunctie, voert de camera twee voorflitsen uit, de eerste om de iris in de ogen van de mensen in beeld te doen sluiten en de tweede voor werking van de autofocus. Deze twee voorflitsen worden dan gevolgd door de flits die gebruikt wordt voor het opnemen van het beeld. De indicator wordt ook in het beeldscherm getoond wanneer de flitser klaar is om de flitsen. BELANGRIJK! Rode bedrijfsindicator * * Rode bedrijfsindicator Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect vermindering. • De functie voor de rode ogen-effect vermindering werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd. • De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als de onderwerpen zich ver van de camera bevinden. 60 Wanneer de rode bedrijfsindicator: Betekent dat: Klippert Dat de flitseenheid aan het opladen is Brandt Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te veranderen. Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende was. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [] en []. 3. Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op []. 4. Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen te selecteren en druk daarna op [SET]. Om de flitsintensiteit op deze manier te veranderen: Selecteer deze instelling: Sterker +2 +1 Normaal disp Flitserassistent wordt wel gebruikt Flitserassistent wordt niet gebruikt 0 –1 Zwakker disp 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op –2 [MENU]. BELANGRIJK! 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [] • De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera bevindt. en []. 61 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 3. Selecteer “Flash Assist” (flitserassistent) m.b.v. [] en [] en druk op []. • Let erop dat uw vingers de Flitser flitser niet blokkeren terwijl u de camera vasthoudt. Afdekken van de flitser zal het effect grotendeels teniet doen. • U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te dicht bij bevindt. • De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10 seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden. • De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie). Dit wordt aangegeven door (flitser uit) in het beeldscherm. • De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen als de accuspanning laag is. Als de accuspanning laag is, (flitser uit) in het wordt dit aangegeven door beeldscherm en wanneer de flitser niet goed flitst hetgeen een slechte belichting van het beeld tot gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te bespeuren zijn, laad dan de accu van de camera zo snel mogelijk op. 4. Selecteer “Auto” (automatisch) m.b.v. [] en [] en druk op [SET]. • Door van “Off” (uit) te selecteren wordt de flitserassistent uitgeschakeld. BELANGRIJK! • De flitserassistent kan bij bepaalde types onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren. • De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben op uw beeld als u één van de volgende instellingen veranderde terwijl u aan het opnemen was. — Flitssterkte (pagina 61) — Belichtingscompensatie (EV verschuiving) (pagina 76) — ISO gevoeligheid (pagina 100) — Contrast (pagina 102) 62 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Als de flitser uitgeschakeld is ( ) , bevestig dan de camera op een statief om beelden op te nemen op een plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor de beelden er groffer uitzien. • Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in overeenstemming met de belichting. De flitser kan mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp reeds helder verlicht is. • Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot abnormale kleuren van het beeld. Gebruiken van de zelfontspanner Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2 seconden of 10 seconden selecteren voordat de sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken om drie beelden op te nemen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab te selecteren. 3. Gebruik [] en [] om de “Self-timer” (zelfontspanner) te selecteren en druk vervolgens op []. 4. Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt gebruiken m.b.v. [] en [] en druk daarna op [SET]. • Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de zelfontspanner uitgeschakeld. 63 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Specificeer een 10 seconden zelfontspanner 10s Specificeer een 2 seconden zelfontspanner 2s Specificeer een drievoudige zelfontspanner x3 Schakel de zelfontspanner uit 2. De camera bereidt zich voor om het volgende beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd voor die voorbereiding hangt af van de huidige “Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit) instellingen, het type geheugen (ingebouwd of een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet opgeladen dient te worden. 3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt “1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld wordt dan 1 seconde later opgenomen. 4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om het derde beeld op te nemen. Selecteer deze instelling: 10 sec 2 sec X3 Off (uit) • Hierdoor verschijnt de indicator op het beeldscherm die het geselecteerde type zelfonspanner identificeert. • Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera een serie van drie beelden op in de hieronder beschreven volgorde. 5. Neem het beeld op. Zelfontspannerindicator • Bij indrukken van de sluitertoets gaat de zelfontspannerindicator knipperen terwijl de timer blijft aftellen en de sluiter ontspant zich nadat de zelfontspanner het aftellen heeft voltooid. 1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt dan het eerste beeld op. • U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat moment stop zetten door op de sluitertoets te drukken terwijl de zelfontspannerindicator aan het knipperen is. 64 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME LET OP Specificeren van de beeldgrootte • De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het beste voor het opnemen met een langzame sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen van vlekkerige beelden doordat de camera wordt bewogen. • Tijdens de drievoudige zelfontspanner verschijnt de indicator “1sec” op het beeldscherm tussen de opname van elk beeld om aan te geven dat er een pauze van 1 seconde is tussen elk beeld dat wordt opgenomen. De feitelijke hoeveelheid tijd die nodig is tussen het opnemen van de beelden hangt echter nauw samen met de huidige camera instellingen voor “Size” (grootte) en “Quality” (kwaliteit) alsmede van het type geheugen dat gebruikt wordt en of de flitser al dan niet wordt gebruikt. • De volgende functies zijn niet beschikbaar voor gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner: Coupling Shot (pagina 85), Pre-shot (pagina 87), Business Shot (pagina 89) “Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab te selecteren. 3. Gebruik [] en [] om “Size” (afmetingen) te selecteren en druk vervolgens op []. 4. Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u geselecteerde beeldformaat. 65 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Beeldgrootte/ beeldformaat Afdrukformaat 2560 × 1920 A3 Print 2560 × 1712 (3:2) A3 Print (3:2 horizontaalverticaal verhouding) 2048 × 1536 A4 Print 1600 × 1200 1280 × 960 5˝ × 7˝ Print 3.5˝ × 5˝ Print 640 × 480 E-mail (optimaal format bij toevoegen van een beeld bijlage aan E-mail Specificeren van de beeldkwaliteit Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De beeldkwaliteitinstelling specificeert de compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet. Groter Kleiner 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op • De aangegeven afmetingen zijn enkel ruwe benaderingen. [MENU]. 2. Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab • De bovenstaande papierformaten geven alle benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch). Gebruik een hogere instelling als u met een hogere resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat afdruk wilt maken. • Door de “2560 × 1712 (3:2)” beeldgrootte te selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal : verticaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaal is voor het afdrukken op papier met een 3:2 breedte-hoogte verhouding. te selecteren. 3. Gebruik [] en [] om “Quality” (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op []. 4. Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 66 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoge kwaliteit, groot bestandformaat Fine (fijn) Normale beeldkwaliteit en normal bestandformaat Normal (normaal) Lage beeldkwaliteit, klein bestandformaat Economy (economisch) Hogere kwaliteit Lagere kwaliteit BELANGRIJK! • De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven wordt niet precies klopt (pagina’s 24, 204). 67 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Selecteren van de scherpstelfunctie U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro (groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en Manual (handmatig). 1. Druk [] ( ) in tijdens een opnamefunctie (REC). [ ] ( Om de camera in te stellen om dit te doen: Selecteer deze instelling: Automatisch scherpstellen (Autofocus) Geen Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro) Stel de brandpuntsafstand vast in (Pan Focus) Scherpstellen op oneindig (oneindig) ) Met de hand scherpstellen (handmatig scherpstellen) • Telkens bij indrukken van [] ( ) wordt naar de volgende instelling van de scherpstelfunctie doorgegaan in een oneindige lus zoals hieronder aangegeven. Scherpstelfunctie indicator 68 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruik van autofocus Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik van autofocus is als volgt. Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. 3. Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld op te nemen. Bereik: Ca. 40cm – ∞ LET OP 1. Houd [] ( ) ingedrukt totdat de focusindicator uit de display is verdwenen. • De camera schakelt automatisch over naar het bereik van de macrofunctie (pagina 71) wanneer het niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het bereik van Auto Focus (automatische scherpstelling). 2. Voer compositie van het beeld zodanig uit dat hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. ■ Automatische panfocus • U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken. Groene bedrijfsindicator 10 Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt tijdens de automatische scherpstelfunctie zonder te pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen m.b.v. panfocus (pagina 72) zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen (Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch scherpstellen (Auto Focus). 1600 1200 NORMAL IN 1 / 1000 F2.6 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op 04/ 12/24 04/12 24 12 : 58 [MENU]. Scherpstelkader 69 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Selecteer “Auto PF” van de “REC” (opname) tab en druk vervolgens op []. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel automatisch panfocus in On (aan) Schakel automatisch panfocus uit Off (uit) Voor dit type autofocusbereik: Selecteer deze instelling: Bijzonder beperkt bereik in het midden van het scherm. • De instellingen werken goed met scherpstelvergrendeling (pagina 75). Spot (puntmeten) Automatische keuze van het scherpstelbereik waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt. • Bij deze stand verschijnt er op het beeldscherm eerst een scherpstelkader met zeven scherpstelpunten. Wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt, kiest de camera automatisch het scherpstelpunt waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt en op dat punt verschijnt ook een scherpstelkader. • Deze instelling voorkomt het verlies van scherpstelling op beelden op de voorgrond wanneer de camera scherpstelt op de achtergrond. Dit is handig bij het maken van simpele snapshots waarbij het onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt. ■ Specificeren van het bereik van autofocus U kunt de volgende procedure gebruiken om het autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het scherpstelkader verandert in overeenstemming met het door u geselecteerde autofocusbereik. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de “REC” (opname) tab en druk vervolgens op []. 3. Selecteer het gewenste autofocusbereik m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. 70 Multi (multipatroon meting) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Spot (puntmeten) • Multi (multipatroon meting) Gebruik van de macrofunctie Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op close-up onderwerpen. Hieronder volgt het scherpstelbereik van de macrofunctie. Bereik: Ca. 6 cm – 50 cm Scherpstelkader 1. Druk op [] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ” aangegeven wordt als de indicator van de scherpstelfunctie. Scherpstelkader 2. Neem het beeld op. • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. LET OP • Wanneer de macrofunctie niet goed kan scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal de camera automatisch overschakelen naar het scherpstelbereik van de autofocus (pagina 69). • Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie een optische zoombewerking (pagina 55) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om de minimaal te meten afstand mee te delen. Voorbeeld: 10 cm - 50 cm 71 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Gebruik van panfocus • Het gebruik van de flitser samen met een groothoek zoom of met de macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste schaduwen kan produceren in het resulterende beeld. Gewoonlijk voert uw camera autofocus uit om er voor te zorgen dat uw beelden altijd scherp zijn. Door het selecteren van panfocus wordt de automatische scherpstelling (autofocus) uitgeschakeld zodat de sluiter losgelaten wordt zodra u op de sluitertoets drukt. Deze functie is het best voor basis snapshots. Het bereik van de scherpstelafstand hangt nauw samen met de zoominstelling, de hoeveelheid beschikbaar licht tijdens het opnemen en andere opname omstandigheden. 1. Druk op [] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ” aangegeven wordt als de indicator van de scherpstelfunctie. 2. Druk de sluitertoets geheel in om onmiddellijk op te nemen zonder autofocus. LET OP • De scherpstelafstand verschijnt op het beeldscherm als u de sluitertoets halverwege indrukt. Scherpstelbereik 72 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Gebruik van de oneindig-functie • Het scherpstelbereik bij de optische zoom van de telefotostand is minder dan het scherpstelbereik van de groothoekstand. • Het scherpstelbereik tijdens minder belichting is minder dan het scherpstelbereik bij meer belichting. De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig (∞). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden. 1. Druk op [] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ” aangegeven wordt als de indicator van de scherpstelfunctie. 2. Neem het beeld op. 73 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Terwijl u het beeld via Gebruik van handmatig scherpstellen het beeldscherm bekijkt, gebruikt u [] en [] om scherp te stellen. Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de twee optische zoomfactoren. Optische zoomfactor Benadering van scherpstelbereik 1X 6 cm tot oneindig (∞) 3X 18 cm tot oneindig (∞) Handmatige scherpstelstand 1. Druk op [] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ” aangegeven wordt als de indicator van de scherpstelfunctie. • Op dit ogenblik verschijnt er ook een kader in de display om het gedeelte van het beeld aan te geven dat gebruikt wordt voor handmatig scherpstellen. Om dit te doen: Doe dit: Stel scherp op het voorwerp Druk op []. Stel scherp van het onderwerp weg Druk op []. • Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken. Enkele ogenblikken later zal het normale beeld opnieuw verkregen worden. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te Kader nemen. BELANGRIJK! • Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de [] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te wijzen (pagina 104). 74 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Gebruik van de scherpstelvergrendeling • Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige scherpstelling een optische zoombewerking (pagina 55) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik mee te delen. Voorbeeld: MF 10 cm - ∞ Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de macrofunctie ( ). 1. Voer de compositie van het beeld op het beeldscherm zodanig uit dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. Hoofdonderwerp 10 1600 1200 NORMAL IN 1 / 1000 F2.6 04/ 12/24 04/12 24 12:58 12 58 Scherpstelkader • Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het onderwerp dat zich op dat moment in het scherpstelkader bevindt. 75 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Houd de sluitertoets halverwege ingedrukt en voer hercompositie van het beeld uit zoals u dat schikt. Belichtingscompensatie (EV verschuiving) 10 1600 1200 NORMAL De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling (EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere achtergrond. IN 1 / 1000 F2.6 04/ 12/24 04/12 24 12 : 58 Hoofdonderwerp 3. Wanneer u nu hercompositie van het beeld Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV – + 2,0EV Stappen: 1/3EV naar wens uitgevoerd heeft, druk de sluitertoets geheel in om het op te nemen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” LET OP (opname) tab, selecteer “EV Shift” (EV verschuiving) en druk dan op []. • Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de belichting ook vergrendeld. Belichtingscompensatiewaarde 76 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [] en [] om • Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u de waarde bij te stellen tot 0.0. de belichtingscompensatiewaarde te veranderen en druk vervolgens op [SET]. • Door op [SET] te drukken wordt de aangegeven waarde geregistreerd. 4. Neem het beeld op. BELANGRIJK! • Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u belichtingscompensatie. EV waarde [] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht. LET OP • Bij uitvoeren van een EV verschuiving zal de functie automatisch overschakelen naar centrumgeoriënteerd meten. Terugstellen van de EV verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie terugschakelen naar multi-patroon meten. • U kunt toetsaanpassing (pagina 104) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [] of [] drukt tijdens een opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 97). [] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde wordt het beste gebruikt voor donker-gekleurde onderwerpen en voor het opnemen buiten op een heldere dag. 77 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling Bijstellen van de witbalans te selecteren en druk vervolgens op [SET]. De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken. Tijdens opnemen onder deze omstandigheden: Selecteer deze instelling: Normale omstandigheden Auto (automatisch) Buiten met daglicht op een heldere dag Buiten met daglicht op een bewolkte of regenachtige dag, in de schaduw van een boom, enz. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op In de schaduw van een gebouw of op een andere plaats waar de kleurtemperatuur hoog is. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “White Balance” (witbalans) en druk op [왘]. Onder witte of daglicht witte TL verlichting (onderdrukt kleurmist) 1 Onder daglicht TL verlichting (onderdrukt kleurmist) 2 Bij licht van gloeilampen Moeilijke verlichting die handmatige bediening vereist (Zie “Handmatig configureren van de witbalans”). 78 Manual (handmatig) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Handmatig configureren van de witbalans • Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de instelling van de witbalans bepaalt de camera automatisch het witpunt van het onderwerp. Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde belichtingsomstandigheden kunnen echter problemen veroorzaken wanneer de camera dit witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan moeilijk maakt om een goede afregeling van de witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan daglicht, bewolkt of één van de andere vaste instellingen voor de witbalans om het type belichting te specificeren dat wel beschikbaar is. • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104) gebruiken om de camera zodanig te configureren zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op [] of [] drukt terwijl een opnamefunctie (REC) ingeschakeld is. Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de omgeving. Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit papier bij de hand voordat u begint met de volgende procedure. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer een “REC” (opname) tab, selecteer vervolgens “White Balance” (witbalans) en druk daarna op []. 79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [] en [] om • Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is, verschijnt de boodschap “Complete” op het beeldscherm. “Manual” (handmatig) te selecteren. • Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan stap 4 over en voer stap 5 uit. • Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker gekleurd onderwerp wordt gericht tijdens het uitvoeren van de witbalansinstelling kan deze procedure tot voltooiing een lange tijd in beslag nemen. 5. Druk op [SET]. • Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug naar de op dat moment geselecteerde opnamefunctie. LET OP 4. Richt de camera op wit papier of een • Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft, blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling verandert of wanneer u de camera uitschakelt. soortgelijk voorwerp onder dezelfde lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans in wilt stellen en druk vervolgens op de sluitertoets. Wit papier 80 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Décor nummer Gebruiken van de BESTSHOT functie 23 Door één van de 23 BESTSHOT achtergronden te selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt voor het opnemen van een soortgelijk beeld. Décor nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Décor naam White board, etc. (Wit bord, enz.) (pagina 89) Register User Scene (Registeren van gebruikersdécor) (pagina 83) 1. Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna “ BESTSHOT” als de opnamefunctie (pagina 48). Décor naam Portrait (Portret) Scenery (Landschap) Portrait With Scenery (Portret met landschap) Coupling Shot (Combinatieshot) (pagina 85) Pre-shot (Vooropname) (pagina 87) Children (Kinderen) Candlelight Portrait (Portret met kaarslicht) Party (Feestje) Pet (Huisdier) Flower (Bloem) Natural Green (Natuurlijk groen) Sundown (Zonneergang) Night Scene (Nachtdécor) Night Scene Portrait (Portret met nachtdécor) Fireworks (Vuurwerk) Food (Voedsel) Text (Tekst) Collection (Collectie) Monochrome (Monochroom) Retro (Retro) Twilight (Schemer) Business cards and documents (Naamkaartje en documenten) (pagina 89) • Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld en wordt een voorbeelddécor getoond. • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken om de camera te configureren om de BESTSHOT functie in te schakelen telkens wanneer u op [] of [] drukt tijdens een opnamefunctie (REC). 2. Gebruik [] en [] om de gewenste voorbeeld achtergrond te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Als u wilt checken welk voorbeelddécor op het moment geselecteerd is of als u naar een ander décor wilt overstappen, druk dan nogmaals op [SET]. 3. Neem het beeld op. 81 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! • BESTSHOT achtegronden werden niet met deze camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld. • Door opname omstandigheden en andere factoren, kan een beeld opgenomen met de instellingen van het BESTSHOT décor niet precies het verwachte resultaat produceren. • U kunt de instellingen van de camera veranderen die u gemaakt had bij het selecteren van een BESTSHOT scène. Merk echter op dat de default waarden van de BESTSHOT instellingen altijd opnieuw worden verkregen wanneer u een andere BESTSHOT scène selecteert, van opnamefunctie verandert of de camera uitschakelt. • Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het uitvoeren van beeldopname voltooid is. • Bij het opnemen van een beeld van een nachtdécor, vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een statief aanbevolen om handbewegingen te voorkomen. LET OP • Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment geselecteerde BESTSHOT dècor verschijnen gedurende ongeveer twee seconden in de display nadat u op deze manier de BESTSHOT functie ingeschakeld heeft of als de BESTSHOT functie reeds ingeschakeld is op het moment dat u de camera inschakelt. 82 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Gebruik [] en [] om Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling het beeld te tonen dat u wilt registreren als een BESTSHOT achtergrond. U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een basisinstelling op te slaan van een beeld dat u opname als een BESTSHOT décor. Daarna kunt u de basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken. 1. Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna “ BESTSHOT” als de opnamefunctie (pagina 48). 5. Gebruik [] en [] om “Save” (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld en wordt een voorbeelddécor getoond. • Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u de procedure op pagina 81 gebruiken om uw gebruikersinstelling te selecteren voor het maken van een opname. 2. Gebruik [] en [] om “Register User Scene” (gebruikersdécor registeren) te selecteren. 3. Druk op [SET]. 83 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Wissen van een BESTSHOT functie gebruikersinstelling • Gebruikersinstellingen in de BESTSHOT functie bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde voorbeelddécors. • Merk op dat het formatteren van het ingebouwde geheugen (pagina 145) alle BESTSHOT gebruikersinstellingen uitwist. 1. Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna “ BESTSHOT” als de opnamefunctie (pagina 48). 2. Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling LET OP te tonen die u wilt uitwissen. • Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden onder de BESTSHOT gebruikersinstellingen. Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid, flitsintensiteit, flitserassistent, scherpte, verzadiging en contrast. • Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden met deze camera kunnen worden gebruikt om een BESTSHOT gebruikersinstelling te creëren. • U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in het ingebouwde geheugen van de camera. • U kunt de huidige instelling van een achtergrond controleren door verschillende instelmenu’s te tonen. • Wanneer u een BESTSHOT gebruikersbasisinstelling wilt registreren dan wordt deze automatisch een bestandnaam toegewezen volgens het hieronder aangegeven formaat waarna het opgeslagen wordt in de SCENE map. UEZ55nnn.JPE (n = 0 – 9) 3. Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling te wissen. 4. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [] en []. 5. Druk op [SET] om het bestand te wissen. 6. Druk op [MENU]. 84 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Combineren van shots van twee mensen tot een enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) • Gecombineerde beelden De Coupling Shot functie stelt u in staat om beelden op te nemen van twee mensen en die dan te combineren tot een enkel beeld. Dit maakt het mogelijk om uzelf in een groep te plaatsen zelfs als er niemand in de buurt is om dat beeld voor u op te nemen. De Coupling Shot functie is beschikbaar tijdens de BESTSHOT functie (pagina 81). • Eerste beeld • Tweede beeld Dit is het deel van het beeld waarbij de persoon die het eerste beeld opneemt, niet zelf in beeld is. 1. Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna “ BESTSHOT” als de opnamefunctie (pagina 48). 2. Gebruik [] en [] om “Coupling Shot” (combinatieshot) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Let erop dat de achtergrond van het beeld correct aansluit en neem het beeld op van de persoon die het eerste beeld opnam. 85 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Lijn eerst het 5. Lijn vervolgens het scherpstelkader in het beeldscherm uit met het onderwerp dat u aan de linkerkant van het beeld wilt. • Terwijl “Coupling Shot” (combinatiefoto) geselecteerd is, zal de instelling voor “AF Area” (autofocusbereik) (pagina 70) automatisch overschakelen naar “Spot” (puntmeten). scherpstelkader uit met het onderwerp dat u aan de rechterkant van het beeld wilt en let er daarbij op dat de achtergrond van deze opname uitgelijnd is met de achtergrond van het halfdoorzichtige eerste beeld dat op het beeldscherm wordt getoond. Scherpstelkader 4. Druk op de sluitertoets om de linkerkant van Halfdoorzichtige achtergrond • Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment dan ook na stap 4 van de bovenstaande procedure, zal dit het eerste beeld annuleren en wordt teruggekeerd naar stap 3. het beeld op te nemen. • De instellingen voor de scherpstelling, de belichting, de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type beeld vastgezet (onveranderbaar). 6. Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan de rechterkant van het beeld op. 86 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Zet de achtergrond stil op het beeldscherm. Opnemen van een onderwerp over een bestaand achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) De Pre-shot functie helpt bij het verkrijgen van de gewenste achtergrond zelfs als u iemand anders moet vragen om het beeld voor u op te nemen. In principe is de Pre-shot functie een twee-staps procedure. 1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrond samen en drukt op de sluitertoets waardoor een halfdoorzichtig beeld van de achtergrond op het beeldscherm blijft staan. 2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met de oorspronkelijke achtergrond en vertel hem om de compositie van het beeld te maken m.b.v. het halfdoorzichtige beeldscherm als gids. • De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2 geproduceerd wordt. • De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1 samengesteld had afhankelijk van hoe de compositie van het beeld in stap 2 wordt gemaakt. • Neem het beeld op m.b.v. de achtergrond in het beeldscherm als gids. • Alleen het tweede beeld wordt opgenomen. Merk op dat de vooropname functie enkel beschikbaar is tijdens de BESTSHOT functie (pagina 81). 87 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk op [ 4. Nu kunt u zelf op de ] (REC) en selecteer daarna “ BESTSHOT” als de opnamefunctie (pagina 48). voorgrond treden en iemand anders vragen om uw foto te nemen waarbij de halfdoorzichtige achtergrond op het beeldscherm fungeert als leidraad. 2. Gebruik [] en [] om “Pre-shot” te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Voer compositie op het beeldscherm uit van de gewenste achtergrond en druk vervolgens op de sluitertoets om die tijdelijk als referentiebeeld op te nemen. Halfdoorzichtige beeld • U kunt op dit moment op [MENU] drukken om de halfdoorzichtige achtergrond van het beeldscherm te wissen. Nu kunt u stap 3 herhalen om een nieuwe achtergrond op te nemen. • Door deze bewerking verschijnt een halfdoorzichtig beeld van de achtergrond op het beeldscherm maar wordt het weergegeven beeld niet opgeslagen in het geheugen van de camera. 5. Na uitvoeren van het laatste beeld (met gebruik van de halfdoorzichtige achtergrond als leidraad) dient de persoon met de camera op de sluitertoets te drukken om het beeld op te nemen. • Voor dit type beeld liggen de instellingen voor de scherpstelling, de witbalans, zoomen en het flitsen. • Merk op dat het beeld van de halfdoorzichtige achtergrond die u tijdelijk opneemt in stap 3 enkel fungeert voor het uitvoeren van de compositie. Het uiteindelijk beeld bevat enkel wat zich voor de camera bevindt wanneer de sluitertoets ingedrukt wordt in stap 5. 88 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Beelden van instelvoorbeelden Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) • Business cards and documents (Naamkaartjes en documenten) Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera recht voor het onderwerp. • White board, etc. (Witbord, enz.) BELANGRIJK! Voor aanbrengen van de keystone correctie • Voordat u begint met de opname dient u eerst de compositie van het beeld zo in te richten zodat het contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het geheel op het beelscherm bevindt. De camera kan de vorm van het onderwerp niet correct signaleren tenzij het zich in het geel op het scherm bevindt. • De camera kan de vorm van het onderwerp ook niet signaleren als het dezelfde kleur heeft als de achtergrond. Zorg ervoor dat het onderwerp een contour heft dat afsteekt tegen de achtergrond. Na aanbrengen van de keystone correctie 89 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Gebruiken van de Business Shot instelling • Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v. naamkaartje of document dat u aan het opnemen bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het document er vervormd uit zien als beeld. De automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie komt dan in actie om die vervorming te corrigeren waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs als u vanuit een hoek opneemt. 1. Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna “ BESTSHOT” als de opnamefunctie (pagina 48). 2. Selecteer het gewenste Business Shot beeld m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. 3. Opnemen van het beeld. • Hierdoor wordt een scherm verkregen dat alle onderwerpen in het beeld weergeeft die kwalificeren als kandidaten voor keystone (hoeksteen) correctie. Er verschijnt een foutlezing (pagina 202) als de camera geen geschikte kandidaat in beeld kan vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen. 90 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer m.b.v. [] en [] de kandidaat die u Gebruiken van de filmfunctie wilt corrigeren. U kunt filmpjes met audio (geluid) opnemen. Een enkel filmpje kan zo lang zijn als de beschikbare geheugencapaciteit toelaat. 5. Selecteer “Correct” (corrigeren) m.b.v. [] en [] en druk op [SET]. • Bestandsformaat: AVI Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat dat wordt verbreid door de Open DML groep. • Door “Cancel” (annuleren) te selecteren i.p.v. “Correct” (corrigeren) wordt het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen in het geheugen. • Beeldgrootte: 320 × 240 beeldpunten • Filmbestand grootte: ca. 300KB/seconde. • Maximale filmlengte — Eén filmpje: Zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat. BELANGRIJK! LET OP • Het maximal beeldformaat voor Business Shot beelden is 1600 × 1200 beeldpunten zelfs als de camera geconfigureerd is voor een groter beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is dan 1600 × 1200 beeldpunten worden beelden opgenomen met het gespecificeerde formaat. • U kunt filmpjes weergeven die opgenomen zijn op uw computer met de filmfunctie m.b.v. Windows Media Player. 91 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna “ Movie” als de opnamefunctie (pagina 48). • Hierdoor wordt de filmfunctie ingeschakeld en verschijnt de “ ” indicator op het beeldscherm. Resterende opnametijd • De optische zoom wordt uitgeschakeld als een filmopnamefunctie wordt ingeschakeld. Alleen digitale zoom is beschikbaar wanneer een filmopname aan het plaats vinden is. Wilt u de optische zoom gebruiken voor het opnemen van een film, voer dan het zoomen uit voordat u begint met het uitvoeren van de opname. • De scherpstelfunctie verandert automatisch naar panfocus (pagina 72) wanneer u de filmfunctie inschakelt ongeacht de scherpstelinstelling van het functiegeheugen (pagina 105). U kunt echter naar een andere scherpstelfunctie overstappen voordat u een opname begint. Opnametijd • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken om de camera te configureren om de filmfunctie in te schakelen telkens wanneer u op [] of [] drukt tijdens de opnamefunctie (REC). 2. Richt de camera op het 3. Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen wanneer een filmopname voltooid is. Filmopname indicator onderwerp en druk daarna op de sluitertoets. • De filmopname duurt zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat of totdat u de opname stopt door nogmaals op de sluitertoets te drukken. 92 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! — De camera stelt automatisch scherp telkens wanneer automatisch scherpstelling of de macrofunctie ( ) (pagina 68) geselecteerd is als de scherpstelfunctie. Merk op dat de bevestigingstoon die klinkt tijdens de werking van de automatisch scherpstelfunctie opgenomen zal worden bij het andere geluid. Als u geen bevestigingstonen opgenomen wilt hebben in het ) als de audiogedeelte houdt dan de panfocus ( scherpstelfunctie of selecteer handmatige scherpstelling ( ) en stel met de hand scherp op het beeld voordat u met het opnemen begint. — Automatisch scherpstelling kan niet wordne uitgevoerd tijdens panfocus ( ), handmatige scherpstelling ( ) en scherpstellen op oneindig ( ) zodat geen bevestigingstoon te horen zal zijn. Tijdens de handmatige scherpstelfunctie kant u de scherpstelinstellingen niet bijstellen tijdens het opnemen zelf. Zorg er dus voor eventuele bijstellingen reeds te hebben uitgevoerd voordat u begint met het daadwerkelijke opnemen. • Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren kunnen gaan. De indicaties en REC knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is gegaan. • De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie. • Daze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende punten op bij opname van een film. — Let er op dat u de microfoon niet met uw Microfoon vingers blokkeert. — Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. — Wanneer toetsen op de camera worden bediend kan het geluid er van mogelijk ook opgenomen worden. — Het filmgeluid wordt opgenomen in mono. — De scherpstelfunctie verandert automatisch naar panfocus ( ) (pagina 72) wanneer u de filmfunctie inschakelt. 93 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Opnemen van audio • U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen was met de Audio Snapshot functie op uw computer m.b.v. Windows Media Player. Opnemen van audio voor een snapshot creëert twee gescheiden bestanden: één voor de beelddata en één voor de audiodata. Elk bestand is opgeslagen in een gescheiden map in het geheugen van de camera (pagina 172). Toevoegen van geluid aan een snapshot U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze opgenomen heeft. • Beeldformaat: JPEG JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte datacompressie. De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”. 1. Druk op [ ( • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. + ] (REC) en selecteer daarna “ )” als de opnamefunctie (pagina 48). • Hierdoor wordt de Audio Snapshot functie ingeschakeld en verschijnt “ ” op het beeldscherm. • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken om de camera te configureren om de Audio Snapshot functie in te schakelen wanneer u op [] of [] drukt tijdens een opnamefunctie (REC). • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld 2. Druk op de sluitertoets • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB per seconde.) om het beeld op te nemen. • Na opname van het beeld wordt de audio opnamestandby functie ingeschakeld met het zo juist opgenomen beeld op het beeldscherm. 94 Resterende opnametijd OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • U kunt de audio opnamestandby functie annuleren door op de [MENU] toets te drukken. Opnemen van spraak De spraakopnamefunctie maakt opnemen van uw stem snel en eenvoudig. 3. Druk op de sluitertoets om audio opname te starten. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. • De groene bedrijfsindicator knippert terwijl het opnemen plaatsvindt. • Als het beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 26), zal het scherm weer worden ingeschakeld wanneer u audio toevoegt aan een snapshot. • Opnametijd: Maximaal 39 minuten met het ingebouwde geheugen 4. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB per seconde.) BELANGRIJK! • Het is niet mogelijk de Audio Snapshot functie te gebruiken in combinatie met de drievoudige zelfonspanner of een combinatieshot. LET OP • U kunt bestanden weergeven met de spraakopnamefunctie op uw computer m.b.v. Windows Media Player. 95 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna “ Voice” als de opnamefunctie (pagina 48). • Hierdoor wordt de spraakopnamefunctie ingeschakeld en verschijnt de “ ” indicator op het beeldscherm. 3. Druk nogmaals op de sluitertoets om de Opnametijd opname te stoppen. Hierdoor wordt de opname ook opgeslagen als een bestand in het camerageheugen. LET OP • Door [DISP] ingedrukt te houden terwijl u de spanningstoets of [ ] (REC) ingedrukt houdt, wordt de spraakopnamefunctie ingeschakeld zonder dat de lens naar buiten komt. Resterende opnametijd • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken om de camera te configureren om de spraakopnamefunctie in te schakelen telkens wanneer u op [] of [] drukt tijdens een opnamefunctie (REC). 2. Druk op de sluitertoets om spraakopname op te nemen. • De groene bedrijfsindicator knippert terwijl het opnemen plaatsvindt. • Door tijdens spraakopname op [DISP] te klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld. • U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen door op [SET] te drukken. Zie pagina 124 voor informatie aangaande het doorspringen naar een indexteken tijdens het weergeven. 96 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Voorzorgsmaatregelen bij audio opname • Houd de microfoon aan de voorkant van de camera gericht op de bron. • Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. Gebruiken van het histogram Microfoon U kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van een histogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in staat de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen van beelden (pagina 26).U kunt ook het histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. • Door op de spanningstoets of op [ ] (PLAY) te drukken wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen. • U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie pagina 122 voor meer informatie. Histogram • Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De vertikale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd. 97 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft. Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het beeld is. • Neigt het histogram te veel naar rechts, dan betekent dit dat er te veel lichte beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te licht is. De lichte gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel wit” worden als het histogram te ver naar rechts toe neigt. LET OP • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [] of [] drukt tijdens een opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt de belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 76). • Een histogram dat in het midden geconcentreerd is duidt op een goede verdeling van lichte en donkere beeldpunten. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat over het geheel genomen een optimale helderheid heeft. • Neigt het histogram te veel naar links, dan betekent dit dat er te veel donkere beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te donker is. De donkere gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel verduisterd” worden als het histogram te ver naar links toe neigt. 98 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Camera instellingen van de REC (opname) functie • Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u voor een bepaald onderwerp niet precies deze vormen kunt verkrijgen. • Een op het midden geconcentreerd histogram is geen garantie voor optimale belichting. Het opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht zijn zelfs als het histogram rond het midden is geconcenteerd. • U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie verkrijgen door de beperkingen van de belichtingscompensatie. • Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de opname. • De histogram verschijnt niet wanneer u de combinatiefunctie (Coupling Shot) (pagina 85) of de vooropnamefunctie (Pre-shot) (pagina 87) gebruikt. • Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel voor snapshots (foto’s ) aangegeven. Tijdens de filmfunctie verschijnt enkel de verdelingshistogram voor de luminantie op het beeldscherm. Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat u een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC). • • • • • • • • • • ISO gevoeligheid Scherpte Verzadiging Contrast Raster aan/uit Beeldcontrole aan/uit Icoonhulp aan/uit L/R toetsinstelling Default instelling bij inschakelen van de spanning Terugstellen van de camera (reset) LET OP • U kunt ook de hieronder beschreven instellingen configureren. Zie de referentiepagina’s voor nadere informatie. — Grootte (pagina 65) — Kwaliteit (pagina 66) — Witbalans (pagina 78) — Digitale zoom (pagina 57) — Autofocusbereik (pagina 70) — Automatische panfocus (Auto PF) (pagina 69) — Flitsintensiteit (pagina 61) — Flitserassistent (pagina 61) 99 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! • Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid) waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling gebruiken. • Het gebruik van een hoge gevoeligheid in combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp onjuist belicht wordt. Specificeren van de ISO gevoeligheid U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken. • De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht weinig is. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. LET OP • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104) gebruiken om de camera zodanig te configureren dat de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert telkens wanneer u tijdens een opnamefunctie (REC) op [] of [] drukt. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “ISO” en druk daarna op []. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Automatische gevoeligheidsselectie Auto Lagere gevoeligheid ISO 50 ISO 100 ISO 200 Hogere gevoeligheid ISO 400 100 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Speciferen van de contourscherpte Specificeren van kleurverzadiging Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen. Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” tab, selecteer 2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Sharpness” (scherpte) en druk daarna op []. “Saturation” (verzadiging) en druk daarna op []. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en [] en druk vervolgens op [SET]. [] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Uitmuntende scherpte +2 Hoge kleurverzadiging (intensiteit) +2 +1 Normale scherpte +1 0 Normale kleurverzadiging (intensiteit) –1 Weinig scherpte 0 –1 –2 Lage kleurverzadiging (intensiteit) 101 –2 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van het contrast In- en uitschakelen van het in-beeld raster Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van het beeld dat u opneemt. U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden wordt. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Contrast” en druk daarna op []. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoog contrast +2 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer +1 Normaal contrast “Grid” (raster) en druk daarna op []. 0 –1 Laag contrast 3. Gebruik [] en [] om de gewenste instelling –2 te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 102 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon het raster On (aan) Verberg het raster Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES In- en uitschakelen van beeldcontrole Gebruik van icoonhulp Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen. Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een opnamefunctie (REC). • De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende functies: Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, en huidige opnamefunctie (REC). Merk echter op dat de icoonhulptekst voor huidige opnamefunctie (REC), witbalans en zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de opnamefunctie (REC Mode), de witbalans (White Balance) of de zelfontspanner (Selftimer) toegewezen is aan de [] en [] toetsen met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104). 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de [MENU] toets. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Review” (controleren) en druk vervolgens op []. 3. Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon beelden op het beeldscherm voor ongeveer een halve seconde onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn On (aan) Toon geen beelden onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn Off (uit) 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Icon Help” (icoonhulp) en druk vervolgens op []. 103 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen [] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon begeleidende tekst wanneer u een icoon selecteert op het beeldscherm On (aan) Schakel icoonhulp uit Off (uit) Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [] en [] toetsen te configureren zodat deze de camera instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden tijdens een opnamefunctie (REC). Na het configureren van de [] en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te lopen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op BELANGRIJK! [MENU]. • Door één van de volgende instellingen te selecteren verschijnen de icoon en de betreffende icoontekst tijdelijk op het beeldscherm. Na enige tijd verdwijnen de icoon en de tekst. — Flitserfunctie (automatisch) icoon (pagina 59) — Scherpstelfunctie (automatische scherpstelling) icoon (pagina 69) — Witbalans (automatisch) icoon (pagina 78) 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “L/R Key” (linker/rechter toets) en druk vervolgens op []. 3. Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op de [] of [] toetsen te drukken. — — — — — — 104 Opnamefunctie (REC) (pagina 48) EV verschuiving (pagina 76) Witbalans (pagina 78) ISO (pagina 100) Zelfonspanner (pagina 63) Uit (off) : geen functie toegewezen OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning Functie On (Aan) REC Mode (Opname) Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de default instellingen bij inschakelen van de spanning afzonderlijk instellen voor de opnamefunctie, de flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO gevoeligheid, AF kader, zelfontspanner, flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een boodschap aan de camera om de status te onthouden van die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende functie in die ingesteld waren in de fabriek. — De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt. Off (Uit) Snapshot Flash (Flitser) Auto (Automatisch) Focus (Scherpstellen)*1 Auto (Automatisch) White Balance (Witbalans) Auto (Automatisch) ISO Auto (Automatisch) AF Area (autofocusbereik) Instelling Self-timer (Zelfontspanner) wanneer de camera Flash intensity uitgeschakeld (Flitsintensiteit) is Digital Zoom (Digitale zoom) Spot (Puntmeteh) Off (Uit) 0 On (Aan) MF Position (MF stand) Laatste autofocus stand die van kracht was voordat u overschakelde op handmatig scherpstellen Zoomposition*2 (Zoompositie) Wide (Groothoek) *1 De instelling van de scherpstelfunctie wordt niet behouden bij de Movie functie. PF (panfocus) wordt automatisch geselecteerd tijdens de filmfunctie. *2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden. 105 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op BELANGRIJK! • Merk op dat de instellingen van de BESTSHOT functie voorrang krijgen over de instellingen van het geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens de BESTSHOT functie, dan zullen alle instellingen behalve die voor “REC Mode” (opnamefunctie) en “Zoom Position” (zoompositie) geconfigureerd worden voor het BESTSHOT voorbeelddécor wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het functiegeheugen. • Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zal de flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling voor de flitser van het functiegeheugen. [MENU]. 2. Selecteer de “Memory” (geheugen) tab m.b.v. [] en []. 3. Selecteer het item dat u wilt veranderen m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op []. 4. Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel het functiegeheugen in zodat de instellingen worden herkregen bij inschakelen van de spanning On (aan) Schakel het functiegeheugen uit zodat de instellingen worden teruggesteld bij inschakelen van de spanning Off (uit) 106 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Terugstellen (reset) van de camera Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op pagina 192. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Reset” (resetten) en druk daarna op []. 3. Gebruik [] en [] om “Reset” (resetten) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als u deze procedure wilt annuleren zonder de camera terug te stellen. 107 WEERGAVE WEERGAVE 2. Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts) U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft opgenomen. om door de bestanden te bladeren op het beeldscherm. Elementaire weergavebediening Gebruik de volgende procedure om door bestanden te bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn. LET OP 1. Druk op [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen. • Hierdoor wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld en verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm. [ • Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld door de beelden gebladerd. • Om sneller bladeren door de weergavebeelden mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale camera. ] Weergavefunctie (PLAY) bestand type Mapnummer/bestandnummer Beeldformaat Kwaliteit Datum en tijd 108 WEERGAVE Weergave van een audio snapshot On dit te doen: Doe dit: Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot ) en de audio (het geluid) af te tonen (aangegeven door te spelen. Versneld afspelen van de audio in voorwaartse of achterwaarts richting. Houd [] of [] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de audio weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [] of []. De weergave annuleren. Druk op [MENU]. 1. Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie (PLAY) totdat het gewenste beeld wordt weergegeven. 2. Druk op [SET]. BELANGRIJK! • Dit geeft de audio weer die het getoonde beeld vergezelt. • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • U kunt tijdens afspelen van het geluid de volgende bediening uitvoeren. 109 WEERGAVE 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) Omklappen van de display [] en [] om door de beelden te bladeren op het beeldscherm en het gewenste beeld te tonen. Met de volgende procedure wordt het beeld 180° omgeklapt. Dit kan handig zijn wanneer u het beeld op het beeldscherm wilt laten zien aan iemand die voor u staat. 2. Houd de sluitertoets ingedrukt en druk op [SET] [SET]. • Hierdoor wordt het beeld 180° omgeklapt. Het histogram of andere display informatie die getoond werd, wordt bij het omklappen van het beeld automatisch gewist. • Terwijl een beeld omgeklapt is, kunt u [] en [] gebruiken om zonodig naar een ander beeld te bladeren. 3. Om het beeld terug te laten keren naar de normale oriëntatie drukt u op een andere toets dan op [], [], [] of []. Sluitertoets 110 BELANGRIJK! • Merk op dat u geen film of spraakopnamebestand op het beeldscherm kunt weergeven wanneer een omgeklapt beeld wordt getoond. • U kunt de bovenstaande procedure niet gebruiken om een beeld om te klappen tijdens een in- of uitgezoomd beeld, 9-beelden scherm een kalenderschermbeeld, het spelen van een filmbeeld op het beeldscherm of tijdens een audio snapshot of wanneer een spraakopnamebestandicoon op het display wordt aangegeven. WEERGAVE 3. Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en [] Inzoomen op het weergegeven beeld naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts. Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het beeld dat zich op dat moment op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal vier maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd. 4. Druk op [MENU] om het beeld terug te brengen naar de oorspronkelijke grootte. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) BELANGRIJK! [] en [] om het gewenste beeld te tonen. • Op een filmbeeld kan niet worden ingezoomd. • Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het opgenomen beeld kan het niet mogelijk om tot vier maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een beeld in de display. 2. Schuif de zoomregelaar naar ( om het beeld te vergroten. • U kunt d.m.v. de [DISP] toets heen en weer schakelen tussen weergeven en niet weergeven van de zoomfactor. ) Huidige zoomfactor 111 WEERGAVE 4. Gebruik [] of [] om de gewenste instelling Afmetingen van een beeld heraanpassen te selecteren en klik dan op [SET]. U kunt het formaat van het opgenomen beeld heraanpassen tot één van de volgende twee formaten. • 1280 × 960 beeldpunten (SXGA) : optimaal voor het afdrukken van afdrukformaten 3.5˝ × 5˝ of kleiner • 640 × 480 beeldpunten (VGA) : meest geschikt als bijlagen bij e-mail boodschappen of als onderdeel van webpagina’s. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om het heraanpassen van de afmetingen te annuleren. BELANGRIJK! • Door de afmetingen van een beeld her aan te passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert. Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen. • Merk op dat u de afmetingen van de volgende beeldtypen niet kunt heraanpassen. — Beelden met 640 × 480 beeldpunten en kleinere beelden — Beelden met 2560 × 1712 beeldpunten (3:2) — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden opgenomen met een andere camera • De afmetingen kunnen niet worden aangepast wanneer er niet genoeg geheugen is om het heraangepaste beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer de afmetingen van het beeld heraangepast werden. 1. Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen) en druk daarna op []. • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. 3. Gebruik [] of [] om door de beelden te bladeren en dat beeld te tonen waarvan de afmetingen heraangepast dienen te worden. 112 WEERGAVE 5. Gebruik om het trimkader te verplaatsen [], Trimmen van een beeld [], [] en [] totdat het gebied van het beeld dat u wilt extraheren zich binnen het kader bevindt. U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van een vergroot beeld te trimmen. 6. Druk op [SET] om het deel van het beeld te 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) extraheren dat zich binnen het trimkader bevindt. [] en [] om door de beelden te bladeren en het beeld te tonen dat u wilt tonen. • Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven moment toch wilt annuleren. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Trimming” (trimmen) en druk daarna op []. • Hierdoor wordt een trimkader verkregen. • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. 4. Gebruik de zoomtoets ( ) om het trimkader te vergroten of te verkleinen. • Hoe kleiner het beeld des te beperkter de maat van het trimkader. 113 WEERGAVE BELANGRIJK! • Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen. • Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt trimmen. — Beelden met 2560 × 1712 beeldpunten (3:2) — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden opgenomen met een andere camera • De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd wanneer er niet genoeg geheugen is om het getrimde beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd. Weergeven van een film Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven die opgenomen werd met de filmfunctie. 1. Gebruik tijdens de Filmicoon weergavefunctie (PLAY) [] en [] om door de beelden te bladeren totdat de gewenste film getoond wordt. 2. Druk op [SET]. • Hierdoor wordt de weergave van de film gestart. • U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl de film weergegeven wordt. Om dit te doen: Snel vooruit- of achteruitspoelen van de film Pauzeren en hervatten van de film weergave. Eén beeld vooruit- of achteruit springen terwijl de weergave is gepauzeerd. De weergave annuleren. Het geluidsvolume bijstellen 114 Doe dit: Houd [] of [] ingedrukt. Druk op [SET]. Druk op [] of []. Druk op [MENU]. Druk op [] of []. WEERGAVE BELANGRIJK! Tonen van een 9-beelden scherm • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave of tijdens pauzeren worden bijgesteld. Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de zoomtoets ( ). • Dit toont het 9-beelden scherm met een selectiekader er om heen met in het midden het beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2. • Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 124). • Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij het beeld dat weergegeven werd voordat u overschakelde naar het 9-beelden scherm. 115 WEERGAVE 2. Gebruik [], [], [] Selectiekader Tonen van het kalenderscherm en [] om het selectiekader te verplaatsen naar het gewenste beeld. Door op [] te drukken terwijl het selectiekader zich in de rechterkolom bevindt of op [] te drukken terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom bevindt, wordt doorgebladert naar het volgende scherm met 9-beelden. Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1 maand te tonen. Elke dag toont het eerste beeld dat op die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om het gewenste beeld te vinden. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [] ( Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt weergegeven. 17 18 19 6 7 8 15 16 17 20 1 2 9 10 11 18 19 20 3 4 5 12 13 14 1 2 3 ). • Volg de procedure onder “Veranderen van de datumopmaak” op pagina 140 om het datumformaat te specificeren. • Het op de kalender voor elke dag getoonde beeld is het eerste beeld dat op die datum was opgenomen. Maand/Jaar Datumselectiecursor • Druk op [MENU] of op [DISP] om het kalenderscherm te verlaten. • Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 124). 3. Door op een willekeurige toets anders dan [], [], [] en [] te drukken wordt een volledige versie van het beeld op ware grootte getoond van het beeld waar het selectiekader zich bevindt. • 116 verschijnt in plaats van het beeld wanneer de datum data bevat die niet kan worden getoond door deze camera. WEERGAVE 2. Verplaats het selectiekader m.b.v. [], [], [] Spelen van een Slideshow (diashow) en [] naar de datum waarvan u het beeld wilt bekijken en druk vervolgens op [SET]. De SlideShow (diashow) speelt beelden automatisch af in volgorde en met vaste tussenpauzes. • Dit toont het eerste beeld dat genomen was op de geselecteerde datum. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op []. 117 WEERGAVE 3. Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt BELANGRIJK! de instellingen voor het beeld, de tijd en de tussenpauzes. Images (Beelden) • Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt totdat het beeld stil gaat staan. • Door tijdens de slideshow op [] te drukken wordt teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door indrukken van [] doorgegaan wordt naar het volgende beeld. • Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt de film en de begeleidende audio eenmaal weergegeven. • Wanneer de slideshow bij een spraakopnamebestand of een audio snapshot komt, wordt dit eenmaal weergegeven. • Het geluid van films, audio snapshots en spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld wanneer “MAX” (maximaal) gespecificeerd is voor de “Interval” (tussenpauze) instelling van de slideshow. Bij alle “Interval” (tussenpauze) instellingen worden films en alle andere audio (films, audio snapshots en spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht de lengte. • Terwijl het geluid weergegeven wordt, kunt u de [] en [] toetsen gebruiken om het volumeniveau in te stellen. • Bij beelden die u van een andere digitale camera of van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd voordat ze verschijnen. • Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 26). • All Images (Alle beelden) Toont alle beelden in het geheugen van de camera. • One Image (Eén beeld) Toont een bepaald beeld • Favorites (Favorieten) Toont alle beelden in de FAVORITE map. Time (Tijd) Specificeer de gewenste weergavetijd (1-60 minuten) m.b.v. [] en []. Interval (Tussenpauze) Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX. of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [] en []. • Wanneer de weergave een filmbestand aantreft terwijl MAX is geselecteerd als de tussenpauze wordt enkel het eerste beeld van het filmpje getoond. 4. Gebruik [] en [] om “Start” (starten) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart. 5. Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te stoppen. • De diashow stopt ook automatisch nadat de hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde voor “Time” (tijd). 118 WEERGAVE • Door op [MENU] te drukken wordt een scherm verkregen voor het configureren van diashow instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm getoond wordt of selecteer “Start” en druk op [SET] om de diashow te herstarten. Gebruik van de fotostandaardfunctie De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een bepaald beeld tonen. De bediening van de fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met de instellingen van de slideshow. Zie pagina 117 voor informatie aangaande het configureren van slideshow instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen. • Terwijl het geluid weergegeven wordt, kunt u de [] en [] toetsen gebruiken om het volumeniveau in te stellen. 4. Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om de Photo Stand diashow te stoppen. BELANGRIJK! 1. Schakel de camera uit. • De accu wordt niet opgeladen terwijl een fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de diashow als als u de accu wilt opladen. 2. Zet de camera op de USB slede. • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. 3. Druk op de [PHOTO] (foto) toets van de USB slede. • Dit start de Photo Stand diashow of toont het enkele beeld dat u specificeerde (pagina 118). [PHOTO] 119 WEERGAVE 4. Gebruik [] en [] om Roteren van het displaybeeld “Rotate” (roteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd getoond worden in de geroteerde oriëntatie. • Elke keer indrukken van [SET] draait het beeld met 90°. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 5. Druk nadat u klaar bent met het configureren [MENU]. van de instellingen op [MENU] om het instelscherm te verlaten. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op []. BELANGRIJK! • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. • U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst onbeveiligd te maken. • U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het opgenomen was met een ander type digitale camera. • U kunt de beelden van filmbeelden of spraakopnamebestanden niet roteren. 3. Gebruik [] en [] om door de beelden te bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op het beeldscherm te zien is. 120 WEERGAVE BELANGRIJK! Gebruik van beeldroulette • De beeldroulettefunctie geeft geen filmbestanden weer en toont geen spraakopnamebestandiconen. • De beeldroulettefunctie werkt niet wanneer er slechts één beeld beschikbaar is. • Merk op dat de beeldroulettefunctie enkel werkt bij beelden die opgenomen zijn met deze camera. De beeldroulettefunctie kan mogelijk niet goed werken wanneer er zich beelden van een ander type in het geheugen bevinden. • Als u de beeldroulettefunctie niet opnieuw start ongeveer een seconde nadat het laatste beeld verschenen is dan zal de beeldroulettefunctie automatisch geannuleerd en de normale weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld worden. • U kunt de beeldroulette gebruiken terwijl “Power On” (spanning ingeschakeld) of “Power On/Off” (spanning aan/uit) geselecteerd is voor de “REC/ PLAY” (opname/weergave) instelling (pagina 144). Beeldroulette circuleert de beelden zoals een munt- of fruitautomaat op de display voordat één ervan stopt. Het beeld dat verschijnt is naar willekeur gekozen. 1. Houd terwijl de camera uitgeschakeld is de [] toets ingedrukt terwijl u op [ ] (PLAY) drukt om de camera in te schakelen. • Houd de [] toets ingedrukt totdat beelden op het beeldscherm verschijnen. • Hierdoor wordt de beeldroulettefunctie ingeschakeld die beelden over de display laat verschijnen en verdwijnen waarbij er uiteindelijk één beeld blijft staan. 2. Door op de [] of [] toets te drukken wordt de beeldroulettefunctie opnieuw gestart. 3. Druk om beeldroulette uit te schakelen op de [ ] (REC) toets om de op dat moment geselecteerde opnamefunctie in te schakelen of druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen. 121 WEERGAVE 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de Toevoegen van audio aan een snapshot [] en [] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waaraan u audio wilt toevoegen. De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het audiogedeelte van een audio snapshot (die met een icoon er op) ook heropnemen. 2. Druk op [MENU]. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op []. • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB per seconde.) 4. Druk op de sluitertoets om audio opname te starten. 5. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. 122 WEERGAVE BELANGRIJK! Heropnemen van het geluid Microfoon • Houd de microfoon aan de voorkant van de camera gericht op het onderwerp. • Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. • Nadat de geluidsopname voltooid is verschijnt de icoon op het beeldscherm. • U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de resterende geheugencapaciteit laag is. • De volgende types geluidsopname worden niet ondersteund. — Toevoegen van geluid aan een filmbeeld. — Toevoegen van geluid aan een beveiligd snapshot (pagina 128). • Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of het geluid wist. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de [] en [] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op []. 4. Gebruik [] en [] om “Delete” (wissen) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen, druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien. 5. Druk op de sluitertoets om audio opname te starten. 6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. • Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en vervangen door de nieuwe. 123 WEERGAVE BELANGRIJK! Weergeven van een spraakopnamebestand • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • Wanneer uw opname voorzien is van indextekens (pagina 96), kunt u naar het volgende indexteken doorspringen door de weergave te pauzeren en vervolgens op [] or [] te drukken. Druk vervolgens op [SET] om de weergave te hervatten van de positie van het indexteken. Voer de volgende stappen uit om een spraakopnamebestand weer te geven. 1. Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie (PLAY) om het gewenste spraakopnamebestand (een bestand ) weer te geven. aangegeven met 2. Druk op [SET]. • Hierdoor wordt de weergave van het spraakopnamebestand gestart via de luidspreker van de camera. • U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl het geluid weergegeven wordt. Om dit te doen: Doe dit: Snel vooruit- of achteruitspoelen van het geluid. Houd [] of [] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de film weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [] of []. Annuleren van de weergave. Druk op [MENU]. 124 WISSEN VAN BESTANDEN WISSEN VAN BESTANDEN U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden. Wissen van een enkel bestand 1. Druk tijdens de BELANGRIJK! weergavefunctie (PLAY) op [] ( • Merk op dat het wissen van bestanden niet ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let er dus goed op dat u een bestand echt niet meer nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt dit voor het wissen van alle bestanden - controleer eerst alle bestanden voordat u deze handeling uitvoert. • Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd te maken (pagina 128). • Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina 129). • Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er aan vast zit. • U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de procedures op pagina 129 en 132 voor details aangaande het wissen van de inhoud van de FAVORITE map. ). 2. Gebruik [] of [] om door de bestanden te bladeren totdat het te wissen bestand wordt getoond. 3. Gebruik [] of [] om “Delete” (wissen) te selecteren. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 4. Druk op [SET] om het bestand te wissen. • Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere bestanden te wissen, indien gewenst. 5. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 125 WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van alle bestanden 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [] ( ). 2. Gebruik [] of [] om “All Files Delete” (alle bestanden wissen) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [] of [] om “Yes” (ja) te selecteren. • Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten zonder een bestand uit te wissen. 4. Druk op [SET] om alle bestanden uit te wissen. • De boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle bestanden gewist zijn. 126 BEHEER VAN BESTANDEN BEHEER VAN BESTANDEN Dankzij de mogelijkheden van de camera voor bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en de gewenste bestanden opslaan in het ingebouwde geheugen van de camera. Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten. Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een map, wordt automatisch de volgende map met het volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand Mappen CIMG0026.JPG Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde flash-geheugen of op de geheugenkaart. Extensie Serienummer (4 cijfers) Geheugenmappen en -bestanden • De map- en bestandnamen die hier worden beschreven verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw computer bekijkt. Zie pagina 25 voor informatie betreffendevoor informatie over hoe de camera map- en bestandnamen aangeeft. • Het feitelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de kaartcapaciteit, enz. • Zie voor details aangaande de mapstructuur “Geheugenmapstructuur” op pagina 172. Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het geheugen houden. Mapnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van de 100ste map 100CASIO Serienummer (3 cijfers) 127 BEHEER VAN BESTANDEN 4. Gebruik [] of [] om Beschermen van bestanden “On” (aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet worden gewist (pagina 125). U kunt bestanden afzonderlijk beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen beveiligen door een enkele bedieningshandeling. • Een beveiligd bestand wordt aangegeven door het teken. Beveiligen van een enkel bestand • Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u “Off” (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET]. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de 5. Druk op de [MENU] toets om het menuscherm [MENU] toets. te verlaten. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op []. 3. Gebruik [] of [] om door de bestanden de bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt beveiligen. 128 BEHEER VAN BESTANDEN Beveiligen van alle bestanden Gebruik van de FAVORITE folder U kunt landschapfoto’s, foto’s van uw familie of andere speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina 173) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde geheugen (pagina 173). Beelden in de FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt zodat u de foto’s altijd bij de hand heeft. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de [MENU] toets. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files : On” (Alle bestanden : aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op [SET] in stap 3 zodat de instelling “All Files : Off” (alle bestanden uit) laat zien. Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de 4. Druk op de [MENU] toets om het menuscherm [MENU] toets. te verlaten. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 129 BEHEER VAN BESTANDEN 3. Gebruik [] of [] om LET OP “Save” (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Door een beeldbestand volgens de bovenstaande procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA van 320 × 240 beeldpunten naar de FAVORITE map gekopieerd. • Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot 9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen. Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat opgeslagen kan worden in het ingebouwde geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en van andere factoren. • Hierdoor worden de namen van de bestanden in het ingebouwde geheugen of op de ingelegde geheugenkaart getoond. 4. Gebruik [] of [] om het bestand te selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt kopiëren. BELANGRIJK! 5. Gebruik [] of [] om “Save” (opslaan) te • Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn aangepast niet meer kan terugkeren naar het oorspronkelijke formaat. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar een geheugenkaart worden gekopieerd. selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de FAVORITE map gelopieerd. 6. Gebruik na het kopiëren van alle gewenste bestanden [] en [] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 130 BEHEER VAN BESTANDEN 5. Druk nadat u klaar bent met het bekijken van Tonen van een bestand in de FAVORITE map de bestanden tweemaal op [MENU] om deze functie te verlaten. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de BELANGRIJK! [MENU] toets. • Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd wordt in het ingebouwde geheugen van de camera. Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm van een computer wilt bekijken dient u eerst de geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te verwijderen voordat u de camera op de USB slede plaatst om het overbrengen van data te beginnen (pagina 160, 166). 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op []. 3. Gebruik [] of [] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • De boodschap “No Favorites File!” (geen favouriet bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is. 4. Gebruik [] Bestandsnaam (voorwaarts) of [] (achterwaarts) om door de bestanden in de FAVORITE map te bladeren. FAVORITE (favorite) mapicoon 131 BEHEER VAN BESTANDEN Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op []. “Favorites” (favorieten) en druk op []. 3. Gebruik [] of [] om “Show” (weergeven) te 3. Gebruik [] of [] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [] ( selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [] ( ). 5. Gebruik [] of [] om het bestand te ). 5. Gebruik [] en [] om “All Files Delete” (alle selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt wissen. bestanden wissen) te selecteren en druk dan op [SET]. 6. Gebruik [] of [] om “Delete” (wissen) te BELANGRIJK! selecteren en druk vervolgens op [SET]. • U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op pagina 125 niet gebruiken om beelden uit de FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren van het geheugen (pagina 145) worden de bestanden in de FAVORITE map gewist. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 7. Gebruik na het wissen van alle gewenste bestanden [] en [] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 132 ANDERE INSTELLINGEN ANDERE INSTELLINGEN 4. Gebruik [] en [] om de instelling te Configureren van de geluidsinstellingen veranderen en druk vervolgens op [SET]. U kunt verschillende geluiden configureren die dan gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een toetsbewerking uitvoert. Configureren van de geluidsinstellingen 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op []. 3. Gebruik [] en [] om het geluid te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk vervolgens op []. 133 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Selecteer een ingebouwd geluid Sound 1 – Sound 5 (geluid 1 – 5) Schakel het geluid uit Off (uit) ANDERE INSTELLINGEN Instellen van het volumeniveau Specificeren van een beeld voor het beginscherm 1. Druk op [MENU]. U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor het beginscherm, waardoor dit voor ongeveer 2 seconden op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt. Door op de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt om de camera in te schakelen. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Volume” te selecteren. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 4. Gebruik [왗] en [왘] om de gewenste instelling voor het volume te specificeren en druk vervolgens op [SET]. selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens op [왘]. • U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst). 3. Toon m.b.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt gebruiken voor het beginscherm. 4. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 134 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Gebruik het beeld dat op het moment wordt getoond als het beginschermbeeld On (aan) Schakel het beginscherm uit Off (uit) ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK! Configureren van de instellingen voor het spanningsuitschakelbeeld • U kunt elk van de volgende types beelden selecteren als het startbeeldscherm. — Het ingebouwde beeld van de camera — Een snapshot — Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot — Een film waarvan de bestandgrootte minder is dan de hoeveelheid van het ongebruikte ingebouwde geheugen dat nog beschikbaar is. • Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat nieuwe beeld het eerdere beeld uit het beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom dient u een gescheiden kopie van het beeld in het standaard beeldopslaggeheugen van de camera te hebben opgeslagen als u naar een eerder beginschermbeeld wilt teruggaan. • Het beginschermbeeld wordt gewist als u het ingebouwde geheugen formatteert (pagina 145). • Mocht u een audio snapshot opslaan in het startbeeldgeheugen dan wordt het geluid van het beeld niet weergegeven als het beeld getoond wordt tijdens het starten. Met de spanningsuitschakelbeeldfunctie kunt u de camera zodanig configureren dat bij het uitschakelen van de spanning een bepaalde snapshot of een filmpje verschijnt die in het beeldgeheugen van de camera opgeslagen ligt. 1. Gebruik de USB kabel om de camera aan te sluiten op uw computer (pagina 160). 2. Verplaats de beelddata die u wenst te gebruiken als spanning-uitvalbeeld tot bovenaan de bovenmap van het ingebouwde flash-geheugen van de camera. • De bestandnaamextensie wordt niet weergegeven als uw computer zodanig geconfigureerd is dat hij de bestandnaamextensies verbergt. Voorbeeld: CIMG0001 • Als het spanningsuitschakelbeeld op een geheugenkaart opgeslagen ligt, let er dan op het beeld te kopiëren naar het ingebouwde geheugen voordat u de geheugenkaart uit de camera haalt. 135 ANDERE INSTELLINGEN 3. Verander de naam van het bestand tot één LET OP van de volgende. • Om de weergave van het spanningsuitschakelbeeld uit te schakelen kunt u de naam van het formaat van het huidige spanningsuitschakelbeeld veranderen van ENDING.JPG of ENDING.AVI naar iets anders. Als alternatief kunt u het huidige spanningsuitschakelbeeld uit het flash-geheugen wissen. Beeld van een snapshot: ENDING.JPG Filmbeeld: ENDING.AVI • Het is niet nodig de bestandnaamextensie (JPG of AVI) in te voeren als uw computer geconfigureerd is om bestandnamen te verbergen. Bestandnaam: ENDING • Telkens wanneer u de camera uitschakelt verschijnt het spanningsuitschakelbeeld dat u hierboven specificeerde op het beeldscherm. BELANGRIJK! • Het formatteren van het flash-geheugen van de camera wist het spanningsuitschakelbeeld uit (pagina 145). • Wanneer zowel een stilbeeld als een film beschikbaar is als het spanningsuitschakelbeeld, zal de film gebruikt worden. • Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctie niet onderbroken kan worden wanneer hij eenmaal in werking is gesteld. Daarom is het verstandig een relatief korte film te selecteren als u een filmbestand selecteerd als spanningsuitschakelbeeld. 136 ANDERE INSTELLINGEN Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode Gebruiken van het alarm U kunt maximaal drie alarmtijden configureren die de camera een pieptoon laat geven en een gespecificeerd beeld laat zien op het tijdstip dat u specificeerde. Door een film (movie) of een foto met geluid te specificeren wordt het beeld samen met het geluid weergegeven op de toegewezen tijd. Door een spraakopname te specificeren wordt het geluid weergegeven. • U kunt maximaal drie alarmtijdens configureren die “Alarm 1”, “Alarm 2” en “Alarm 3” heten. Gebruik de volgende procedure om de methode te specificeren voor het genereren van het serienummer dat gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 127). 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk vervolgens op []. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 3. Verander de instelling m.b.v. [] en [] en druk daarna op [SET]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab en Om dit te doen voor een juist opgeslagen bestand: Selecteer deze instelling: Sla het laatste gebruikte bestandnummer op en verhoog dit met één ongeacht of bestanden uitgewist zijn of de geheugenkaart door een nieuwe werd vervangen. Continue (voortzetten) Zoek het hoogste bestandnummer in de huidige map op en verhoog het met één. Reset (terugstellen) selecteer “Alarm” en druk vervolgens op []. 3. Selecteer m.b.v. [] en [] het alarm (1, 2 of 3) waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op []. 4. Selecteer m.b.v. [] en [] de instelling die u wilt veranderen en verander de geselecteerde instelling m.b.v. [] en []. 137 ANDERE INSTELLINGEN • U kunt een alarmtijd instellen en het alarm configureren om af te gaan ofwel slechts één keer (Once) ofwel op hetzelfde tijdstip elke dag (Daily). U kunt het alarm ook in- en uitschakelen. LET OP • Als een alarmtijd bereikt wordt terwijl de camera uitgeschakeld is, zal het alarm voor ongeveer één minuut afgaan (of totdat u het alarm afzet) waarna de camera ingeschakeld wordt. Om het alarm te stoppen nadat het begonnen is kunt u op willekeurige welke toets drukken. Als de camera zich op de USB slede bevindt wanneer het alarm afgaat, kunt u het stilzetten door op de [USB] toets of de [PHOTO] toets van de USB slede te drukken of op willekeurig welke toets op de camera. 5. Druk op [DISP]. • U kunt op [SET] drukken in plaats van op [DISP] als u het alarm wilt configureren zonder beeld. 6. Selecteer m.b.v. [] en [] het décor dat u wilt laten verschijnen op de alarmtijd en druk daarna op [SET]. BELANGRIJK! 7. Druk op [SET] nadat alle instellingen naar • Merk op dat het alarm niet afgaat als de alarmtijd bereikt wordt terwijl aan minstens één van de volgende voorwaarden voldaan wordt. — Terwijl de camera ingeschakeld is. — Terwijl USB datacommunicatie aan de gang is. — Terwijl de Photo Stand functie ingeschakeld is. wens zijn. 138 ANDERE INSTELLINGEN 3. Gebruik [] en [] om “Home” (thuistijd) te Instellen van de klok selecteren en druk daarna op []. Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder “Instellen van de huidige tijd en datum” op pagina 140. 4. Gebruik [] en [] om “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op []. 5. Gebruik [], [], [] en [] om de het geografische gebied te selecteren dat de plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone en druk vervolgens op [SET]. BELANGRIJK! • Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich op het moment bevindt) selecteert voordat u de instellingen verandert voor de tijd en de datum. Anders zullen de instellingen voor de tijd en de datum automatisch veranderen wanneer u een andere tijdzone selecteert. 6. Gebruik [] en [] om de gewenste stad te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk na het selecteren van de gewenste stad op [SET] om de bijbehorende zone als uw thuistijdzone te registreren. Selecteren van uw thuistijdzone 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op []. • Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone aangegeven. 139 ANDERE INSTELLINGEN Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak 1. Druk op [MENU]. U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken van het tonen van de datum. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 1. Druk op [MENU]. selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk vervolgens op []. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk vervolgens op []. 3. Stel de huidige tijd en de tijd in. Om dit te doen: Doe dit: Veranderen van de instelling op de plaats waar de cursor zich bevindt Druk op [] en []. Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [] en []. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [DISP]. 3. Druk op [] en [] om de instelling te veranderen en druk vervolgens op [SET]. Voorbeeld: 24 december, 2004 4. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op [SET] om ze te registreren en het instelscherm te verlaten. 140 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 04/12/24 YY/MM/DD 24/12/04 DD/MM/YY 12/24/04 MM/DD/YY ANDERE INSTELLINGEN Configureren van wereldtijdinstellingen Gebruiken van wereldtijd U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz. Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162 steden in 32 tijdzones selecteren. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op []. Tonen van het wereldtijdscherm 3. Druk op [] en [] om “World” (wereld) te selecteren en druk vervolgens op []. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 4. Druk op [] en [] om “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op []. selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op []. 3. Druk op [] en [] om “World” (wereld) te • Om de zomertijdinstelling te configureren, selecteert u “DST” en vervolgens ofwel “On” (aan) of “Off” (uit). selecteren. Om dit te doen: Selecteer dit: Toon de tijd in uw thuistijdzone Home (thuistijd) Toon de tijd in de zone die op dat moment geselecteerd is op het wereldtijdscherm. World (wereldtijd) • Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te zetten tijdens de zomermaanden. • Het gebruik van zomertijd hangt samen met plaatselijke gebruiken en de wetgeving. 4. Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm te verlaten. 141 ANDERE INSTELLINGEN 5. Selecteer m.b.v. [], Veranderen van de displaytaal [], [] en [] het gewenste geografische gebied en druk vervolgens op [SET]. U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 6. Druk op [] en [] om de gewenste stad te selecteer “Language” (taal) en druk vervolgens op []. selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op 3. Druk op [], [], [] en [] om de instelling te [SET] om de instellingen toe te passen en het instelscherm te verlaten. veranderen en druk vervolgens op [SET]. 142 ANDERE INSTELLINGEN • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. Veranderen van het protocol van de USB poort U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van de camera wanneer u aansluit op een computer, een printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat past bij het toestel waarop u aansluit. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op []. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT (pagina 156) Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge (pagina 156) PTP (PictBridge)* * “PTP” is de afkorting van “Picture Transfer Protocol” (Protocol voor het overzenden van beelden). 143 ANDERE INSTELLINGEN Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies Om deze bewerking te configureren: De spanning wordt niet in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ (REC) of [ ] (PLAY) U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt telkens bij indrukken van deze toetsen. ] Selecteer deze instelling: Disable (niet geactiveerd) BELANGRIJK! 1. Druk op [MENU]. • Wanneer de stand “Power On/Off” (spanning aan/uit) geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) tijdens een opnamefunctie (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC) terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens een opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie (PLAY) wordt geschakeld. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “REC/PLAY” (opname/weergave) en druk daarna op []. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Om deze bewerking te configureren: Selecteer deze instelling: De spanning wordt ingeschakeld bij ] (REC) of [ ] indrukken van [ (PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld) Power On (spanning aan) De spanning wordt in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) Power On/Off (spanning aan/uit) LET OP • De oorspronkelijke defaultinstelling is “Power On” (spanning aan). 144 ANDERE INSTELLINGEN 2. Druk op [MENU]. Formatteren van het ingebouwde geheugen 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt alle opgeslagen data uitgewist. selecteer “Format” (formaat) en druk vervolgens op []. BELANGRIJK! 4. Gebruik [] en [] om “Format” (formatteren) • Merk op dat data die gewist is door formatteren niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data in het geheugen nodig heeft voordat u het gaat formatteren. • Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt de volgende items gewist. — Beveiligde beelden — Beelden in de FAVORITE map — Gebruikersinstellingen voor de BESTSHOT functie — Startschermbeeld — Spanningsuitschakelbeeld te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 1. Controleer dat er geen geheugenkaart in de camera geladen is. • Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de camera, verwijder deze dan (pagina 148). 145 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART U kunt de opslagmogelijkheden van uw camera uitbreiden door een los verkrijgbare geheugenkaart (SD geheugenkaart of MultiMediaCard) te gebruiken. U kunt ook bestanden kopiëren van het ingebouwde flashgeheugen naar een geheugenkaart en van een geheugenkaart naar flashgeheugen. BELANGRIJK! • Gebruik bij deze camera enkel een SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor andere types kaarten wordt een juiste werking niet gegarandeerd. • Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart voor informatie hoe u deze kunt gebruiken. • Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid afremmen. • SD geheugenkaarten hebben een schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van beelddata. Merk echter op dat als u een SD geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt opnemen, hem wilt formatteren of eventueel bestanden wilt uitwissen. • Elektrostatische lading, digitale storing en andere fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO disk, harde schijf van een computer, enz.) • Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het flashgeheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de kaart opslaan. • Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de camera gestoken is. 146 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 2. Houd de geheugenkaart Gebruiken van een geheugenkaart zodanig dat de achterkant in dezelfde richting wijst als het beeldscherm van de camera en schuif de kaart dan voorzichtig in de kaartgleuf. Schuif de kaart geheel in totdat deze met een klikgeluid stevig op zijn plaats zit. BELANGRIJK! • Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u een geheugenkaart insteekt of verwijdert. • Let er op dat u de camera in de juiste richting insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt. Insteken van een geheugenkaart in de camera 1. Schuif het accudeksel in de Voorkant door de pijl aangegeven richting en open het dan. 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens in de door de pijl aangegeven richting. 147 Achterkant GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera Formatteren van een geheugenkaart Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle data uitgewist die is opgeslagen op de kaart. 1. Druk de geheugenkaart in BELANGRIJK! de richting van de camera en laat hem dan los. Hierdoor komt de kaart gedeeltelijk uit de camera. • Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart altijd de camera. Formatteren van een geheugenkaart kan ook met een computer worden uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD formaat, problemen veroorzaken met de compatibiliteit en andere problemen met de werking. • Merk op dat data die gewist is door formatteren van een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data op de geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat formatteren. • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn (pagina 128). 2. Trek de geheugenkaart uit de sleuf. BELANGRIJK! • Steek nooit een ander voorwerp dan een geheugenkaart in de kaartsleuf van de camera. Dit kan namelijk schade toebrengen aan zowel de camera als de kaart. • Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de camera uit, verwijder de accu en neem contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. • Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de groen bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken en zelfs schade toegebracht worden aan de geheugenkaart. 148 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART ■ Formatteren van een geheugenkaart ■ Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart 1. Steek een geheugenkaart in de camera. • Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de camera op een plaats ver van uw huis of kantoor gebruikt. • Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn van abnormale beelden. • Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het vermogen om data te behouden. Het wordt daarom aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te formatteren. • Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst te controleren dat de accu geheel opgeladen. Mocht de stroom namelijk uitvallen tijdens het formatteren dan kan dit onjuist formatteren van de disk tot gevolg hebben maar bovendien de geheugenkaart beschadigen en onbruikbaar maken. 2. Schakel de camera in en druk op [MENU]. 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Format” (formatteren) en druk vervolgens op []. 4. Gebruik [] of [] om “Format” (formatteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 149 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 3. Selecteer de “PLAY” Kopiëren van bestanden (weergave) tab, selecteer “Copy” (kopiëren) en druk vervolgens op []. Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te kopiëren. BELANGRIJK! 4. Gebruik [] of [] om “Built-in • Enkel snapshots, filmbestanden en audio snapshot en spraakopnamebestanden die met deze camera zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere bestanden kunnen niet worden gekopiëerd. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet worden gekopieerd. • Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden zowel het betreffende beeldbestand als het geluidsbestand gekopieerd. Card” (ingebouwd geheugen geheugenkaart) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm het laatste bestand in de map. Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart 1. Steek een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera in. Schakel de weergavefunctie (PLAY) in en druk op [MENU]. 150 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 4. Gebruik [] of [] om “Copy” (kopiëren) te Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm nadat het kopiëren voltooid is. 1. Voer de stappen 1 tot en met 3 van de procedure onder “Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart” uit. • Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is. 5. Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te 2. Gebruik [] of [] om “Card Built-in” ingebouwd geheugen) te (geheugenkaart selecteren en druk vervolgens op [SET]. verlaten. LET OP • Bestanden worden gekopieerd naar de map in het ingebouwde geheugen waarvan de naam het grootste nummer heeft. 3. Gebruik [] of [] om het bestand te selecteren dat u wilt kopiëren. 151 AFDRUKKEN VAN BEELDEN AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Direct afdrukken met een printer die uitgerust is met een kaartgleuf of die USB DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt Een digitale camera geeft u een aantal verschillende methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste past bij uw behoefte. Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt de camera aansluiten op een printer die USB DIRECTPRINT of PictBridge ondersteunt. Zie “DPOF” (pagina 153) en “Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT” (pagina 156) voor nadere details. ■ Professionele afdrukdienst Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. Zie “DPOF” (pagina 153) voor nadere details. LET OP • Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet DPOF or kunnen mogelijk andere drukprotocollen ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat ondersteund wordt door de afdrukdienst om de beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben. 152 AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Afdrukken met een computer DPOF Windows gebruikers De camera wordt geleverd met de Photo Loader en Photohands applicaties (pagina 184) die op een Windows computer geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het beheren en het afdrukken van beelden. Zie “Bekijken van beelden met een computer” (pagina 160) en “Installeren van de software van de CD-ROM” (pagina 183) voor nadere details. De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital Print Order Format” hetgeen een formaat is voor opnemen op een geheugenkaart of een ander medium met informatie welke digitale camerabeelden afgedrukt dienen te worden en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een DPOF-compatibele printer of bij een professionele drukkerij afdrukken maken overeenkomstig de instellingen voor de bestandsnaam en het aantal kopieën zoals opgeslagen is op de kaart. Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz. dient te onthouden. Macintosh gebruikers De camera wordt geleverd met Photo Loader voor Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare software voor het afdrukken van de beelden met een Macintosh. Zie “Bekijken van beelden met een computer” (pagina 160) en “Installeren van de software van de CDROM” (pagina 183) voor nadere details. ■ DPOF instellingen Bestandsnaam, aantal kopieën, datum 153 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld []. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 6. Druk op [DISP] zodat wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “DPOF” en druk vervolgens op []. • 12 1 geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping) ingeschakeld is. 12 1 • Druk op [DISP] zodat niet wordt getoond om de datumafstempeling uit te schakelen. 12 3. Selecteer “Select images” (selecteer beelden) 1 • Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere beelden wilt configureren voor het afdrukken. m.b.v. [] en [] en druk daarna op []. 7. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle 4. Toon het te gewenste instellingen zijn zoals u wilt. beeld m.b.v. [] en []. 154 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Druk op [DISP] zodat wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden • 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 12 1 geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping) ingeschakeld is. 12 1 • Druk op [DISP] zodat niet wordt getoond om de datumafstempeling uit te schakelen. 12 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “DPOF” en druk vervolgens op []. 1 6. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle instellingen zijn zoals u wilt. 3. Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v. [] en [] en druk daarna op []. BELANGRIJK! 4. Specificeer het aantal • Brengt u een geheugenkaart naar een professionele afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de kaart DPOF instellingen bevat met informatie over het aantal afdrukken. Als u die informatie niet doorgeeft kunnen ze mogelijk onverhoeds alle beelden op de kaart afdrukken inclusief eventuele beelden die u niet nodig heeft. • Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten PDOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst. • Sommige printers kunnen instellingen hebben die de tijdsvastlegging (date stamp) en/of het DPOF afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing van de printer voor details aangaande het inschakelen van deze functies. kopieën m.b.v. [] en []. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 155 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 1. Druk op [MENU]. Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op []. U kunt de camera direct op een printer aansluiten die PictBridge of USB DIRECT-PRINT ondersteunt waarna u beelden kunt selecteren en afdrukken m.b.v. het beeldscherm en de bedieningsorganen van de camera. Met de DPOF ondersteuning (pagina 153) kunt u ook specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. • PictBridge is een standaard die samengesteld werd door de Camera en Imaging Products Association (CIPA). • USB DIRECT-PRINT is een standaard die voorgesteld werd door de Seiko Epson maatschappij. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge PTP (PictBridge) • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. 156 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 8. Druk op de [USB] toets 4. Gebruik de met de camera meegeleverde USB van de USB slede. kabel om de USB slede aan te sluiten op een printer. • Dit toont het afdrukmenu op het beeldscherm van de camera. USB 9. Selecteer “Paper Size” (papierformaat) m.b.v. [] en [] en druk op []. 10. Selecteer het papierformaat dat u wilt • Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en steek de netadapter aan op een stopcontact. gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en [] en druk op [SET]. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar zijn. 3.5˝ × 5˝ 5˝ × 7˝ 4˝ × 6˝ A4 8.5˝ × 11˝ By Printer (door de printer) • Door selecteren van “By Printer (door de printer)” wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de printer wordt geselecteerd. • Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn hangt af van de aangesloten printer. Zie de gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee geleverd voor volledige details. 5. Zet de camera op de USB slede. 6. Schakel de printer in. 7. Leg papier in de printer voor het afdrukken van beelden. 157 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 11. Specificeer de • Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is voltooid. gewenste afdrukmogelijkheid m.b.v. [] , []. • Als u “1 Image” (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan kunt u een ander beeld selecteren en deze stap herhalen om af te drukken. • Om een enkel beeld af te drukken: Selecteer “1 Image” (1 beeld) en druk daarna op [SET]. Selecteer vervolgens het beeld dat u wilt afdrukken m.b.v. [] en []. 13. Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op de [USB] toets van de USB slede en schakel vervolgens de camera uit. ■ Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken • Om alle beelden af te drukken: Selecteer “DPOF” en druk daarna op [SET]. • Zie de documentatie niet met uw printer wordt meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit en de papierinstellingen. • Neem contact op met de fabrikant van de printer voor nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz. ondersteunen. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer. • U kunt tijdsvastlegging (time stamp) van het beeld inen uitschakelen door op [DISP] te drukken. De icoon geeft aan dat tijdsvastlegging ingeschakeld is. 12 1 12. Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de camera om “Print” (afdrukken) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de boodschap “Busy…. Please wait…” (wachten aub) op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de boodschap opnieuw. 158 AFDRUKKEN VAN BEELDEN PRINT Image Matching III Exif Print Beelden bevatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die Print Image Matching III ondersteunt leest deze data en stelt het afgedrukte beeld automatisch bij zodat de beelden worden afgedrukt op de manier die u in gedachten had toen u de beelden opnam. Exif Print is een internationaal ondersteund, open standaard bestandformaat waarmee het mogelijk is om levendige digitale beelden met getrouwe kleuren weer te geven. Bij Exif 2.2 bevatten bestanden een groot aantal data aangaande de opname omstandigheden die door een Exif Print printer kunnen worden geïnterpreteerd om afdrukken te produceren die er beter uit zien. * Seiko Epson Corporation heeft de auteursrechten voor PRINT Image Matching en PRINT Image Matching III. BELANGRIJK! • Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif Print compatibele printermodellen kan verkregen worden bij elke fabrikant van printers. 159 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB aansluiting te maken tussen de camera en de computer, kunt u de computer gebruiken om beelden in het bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op de harde schijf van de computer of een ander opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de USB driver te installeren op de computer vanaf de CDROM (CASIO Digital Camera Software) die meegeleverd wordt met de camera. Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van of u een computer gebruikt die onder Windows (zie hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 166) draait. Gebruik van de camera met een Windows computer Hieronder volgende de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Windows. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw computer voor overige informatie aangaande de USB aansluitingen, enz. 1. Als uw computer onder Windows 98, Me of 2000 draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw computer. • U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren, nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit. • Als u Windows XP gebruikt is het overbodig om het USB aanstuurprogramma te installeren. 2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en de computer. 3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 160 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 1. Wat u het eerst dient te doen hangt af van of BELANGRIJK! • Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de speciale netadapter te gebruiken om de camera van stroom te voorzien tijdens datacommunicatie. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde geheugen van de camera naar een computer, let er dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera voordat u de camera op de USB slede plaatst. uw computer draait onder Windows 98, Me, 2000 of XP. ■ Windows 98/Me/2000 gebruikers • Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma te installeren. • Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt gepresenteerd Windows 98 gebruikt. ■ Windows XP gebruikers • Het installeren van het USB aanstuurprogramma is overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6. Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera en de computer voordat u de USB driver installeert bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer niet in staat zijn de camera te herkennen. • Bij het gebruik van Windows 98, Me en 2000 is het nodig om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet aan op een computer die onder één van de bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de USB driver eerst te installeren. • Wanneer u Windows XP gebruikt is het niet nodig om de USB driver te installeren. 2. Leg de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) in de CD-ROM drive van uw computer. 3. Click op een menuscherm dat verschijnt op “Nedelands”. 4. Klik [USB driver] en vervolgens [Installeer]. • Hierdoor wordt het installeren gestart. • De volgende stappen laten zien hoe het installeren in zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows. 161 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 5. Selecteer op het scherm dat verschijnt nadat het installeren voltooid is het aankruisvakje “Yes, I want to restart my computer now” (Ja, ik wil mijn computer opnieuw starten) en klik [Finish] (Beëindigen) om uw computer te herstarten. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] • Merk op dat u de meegeleverde CD-ROM in de CDROM drive van uw computer dient te laten wanneer u herstart. 6. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 162 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 7. Sluit de USB kabel die met de camera 8. Druk eerst op de spanningstoets van de gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. USB poort USB kabel (gebundeld) camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. 9. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, Aansluiting B selecteer “USB” en druk vervolgens op []. 10. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECTPRINT)” (massageheugen) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Aansluiting A 11. Schakel de camera uit. [USB] 12. Plaats de camera in de USB slede. • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede en uw computer. USB poorten en kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar op één manier past. • Steek de USB kabelstekkers stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. 163 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 13. Druk op de [USB] toets van de USB slede. 14. Dubbelklik “Deze computer” op uw computer. • Hierdoor verschijnt het dialoogvenster “Wizard Nieuwe hardware” terwijl de computer automatisch het bestandsgeheugen afspeurt. Nadat u het USB aanstuurprogramma geïnstalleerd heeft zal het “Wizard Nieuwe hardware” dialoogvenster niet langer verschijnen wanneer u de bovenstaande stappen uitvoert om een USB aansluiting tot stand te brengen. • Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan op [Start] en vervolgens op [Deze computer]. 15. Dubbelklik “Verwisselbare schijf”. • Uw computer ziet het bestandengeheugen als een uitneembare disk. 16. Dubbelklik de “Dcim” map. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator van de USB slede groen gaat branden (pagina 197). 17. Dubbelklik de map die het gewenste beeld bevat. • Op dat moment zullen sommige besturingssystemen een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet, sluit het dialoogvenster dan. 18. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat dat u wilt bekijken. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 172 voor informatie aangaande bestandnamen. 19. Voer afhankelijk van het besturingssysteem één van de volgende procedures uit om de bestanden op te slaan, indien u dat wilt. [USB] toets [USB] indicator 164 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Windows 98, 2000, Me BELANGRIJK! • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een foutlezing verkregen worden bij de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. 1.Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets van de muis. 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. 3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen. 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. • Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. 20. Gebruik afhankelijk van de versie van ■ Windows XP Windows die u gebruikt één van de volgende procedures om de USB aansluiting tot een einde te brengen. 1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets van de muis. 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. ■ WindowsMe/98/XP gebruikers 3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten]. • Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de camera van de USB slede. 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. • Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. 165 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Windows 2000 gebruikers Gebruik van de camera met een Macintosh computer • Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel het drivenummer uit dat toegewezen is aan de camera. Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de camera van de USB slede. Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Macintosh. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige informatie aangaande de USB aansluiting, enz. ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting BELANGRIJK! • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld ‘inbranden’ op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit terwijl data communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. • Deze camera ondersteunt bediening niet met een computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer gebruikt dat runt op Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2 of 10.3), gebruik dan de standaard USB driver die meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS). 1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en uw Macintosh. 2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 166 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! • Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde geheugen van de camera naar een computer, let er dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera voordat u de camera op de USB slede plaatst. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 167 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 2. Sluit de USB kabel die met de camera 3. Druk eerst op de spanningstoets van de gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. USB poort USB kabel (gebundeld) camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. 4. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, Aansluiting B selecteer “USB” en druk vervolgens op []. 5. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECTPRINT)” (massageheugen) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. Aansluiting A 6. Schakel de camera uit. 7. Plaats de camera in de USB slede. [USB] • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede en uw computer. USB poorten en kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar op één manier past. • Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. [USB] toets [USB] indicator 168 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 8. Druk op de [USB] toets van de USB slede. 12. Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map op uw computer om alle bestanden in het bestandengeheugen te kopiëren naar de harde schijf van uw Macintosh. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van de USB slede groen gaat branden (pagina 197). BELANGRIJK! 9. Uw computer ziet het bestandengeheugen als • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een grote afwijking verkregen worden in de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. een uitneembare disk. • Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de MaC OS versie die u in gebruik heeft. • Na het installeren van het USB aanstuurprogramma zal uw Macintosh het bestandgeheugen zien als een drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot stand brengt tussen deze twee apparaten. 10. Dubbelklik de drive icoon voor het bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan de map die het gewenste beeld bevat. 13. Sleep de drive icoon die de camera voorstelt 11. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot een einde te brengen. dat u wilt bekijken. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 172 voor informatie aangaande bestandnamen. 14. Druk op de [USB] toets van de USB slede. Verwijder de camera van de USB slede na eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB] indicator niet langer brandt. 169 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld “inbranden” op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit terwijl data communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. Hieronder volgen de bedieningshandelingen die u kunt uitvoeren terwijl er een USB aansluiting tot stand gebracht is tussen uw camera en een computer. Zie de referentiepagina’s voor nadere informatie aangaande elke bedieningshandeling. • Bekijk beelden in albumformaat …. Zie “Gebruik van de albumfunctie” op pagina 175. • Druk beelden af in albumformaat …. Zie “Gebruik van de albumfunctie” op pagina 175. • Automatisch overzetten van beelden naar uw computer en het beheren van beelden …. Zie “Installeren van de software van de CD-ROM” op pagina 183 voor informatie aangaande het installeren van Photo Loader. • Bijwerken van beelden …. Zie “Installeren van de software van de CD-ROM” op pagina 183 voor informatie aangaande het installeren van Photohands. 170 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart lezer/schrijver Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD geheugenkaart lezer/schrijver. Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden overgeschreven naar uw computer. Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD geheugenkaartsleuf Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf. Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC kaartsleuf Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaartadapter en die van de computer. Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/ schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC) Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter. 171 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Geheugenmapstructuur Geheugendata Met deze camera opgenomen beelden en andere data worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF (Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en andere apparaten. ■ Mapstructuur DCIM (DCIM map) (Opslagmap) (Beeldbestand) (Filmbestand) (Audiobestand) (Audio snapshot beeldbestand) (Audio snapshot audiobestand) 101CASIO 102CASIO (Opslagmap) (Opslagmap) ALBUM INDEX.HTM (Albummap) (Album HTML bestand) ... 100CASIO CIMG0001.JPG CIMG0002.AVI CIMG0003.WAV CIMG0004.JPG CIMG0004.WAV DCF protocol ... ... DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen worden met een DCF camera van een andere fabrikant of afgedrukt kunnen worden met een DCF printer. FAVORITE * CIMG0001.JPG CIMG0002.JPG (FAVORITE map) (Opslagbestand) (Opslagbestand) ... MISC (DPOF file folder) AUTPRINT.MRK SCENE (DPOF bestand) (BESTSHOT map) UEZ55001.JPE UEZ55002.JPE (Gebruikersinstellingsbestand) (Gebruikersinstellingsbestand) ... * Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd. 172 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Inhoud van mappen en bestanden • FAVORITE folder Map die favoriete beeld bestanden bevat (Beeldgrootte: 320 × 240 beeldpunten) • DPOF bestandmap Map die DPOF bestanden bevat • BESTSHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die de BESTSHOT gebruikersinstellingsbestanden bevat • Gebruikersinstellingsbestand (alleen voor het ingebouwde geheugen) Bestanden die BESTSHOT gebruikersinstellingen bevatten • DCIM map Map die alle digitale camerabestanden opslaat • Opslagmap Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd met de digitale camera • Beeldbestand Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG) • Filmbestand Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI) • Audiobestand Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam extensie: WAV) • Audio snapshot beeldbestand Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: JPG) • Audio snapshot audiobestand Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: WAV) • Albummap Map die bestanden bevat die gebruikt worden door de albumfunctie • Album HTML bestand Bestand gebruikt door de albumfunctie (Bestandnaam extensie: HTM) 173 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Door de camera ondersteunde beeldbestanden ■ Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde geheugen en de geheugenkaart • Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera • Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol • Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende (bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veranderen van de naam naar een datum is een goede manier om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd terug te veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert naar het geheugen voor weergave via de camera. De camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM. Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund. Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een ander cameramodel kan lang op zich laten wachten voordat het op het beeldscherm verschijnt. 174 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER De albumfunctie van de camera creëert bestanden die het mogelijk maken voor u om beelden te bekijken op uw computer in een foto album layout. U kunt de applicaties die op de met de camera gebundelde CD-ROM staan, ook gebruiken om het overzetten van beelden te automatiseren en om beelden bij te werken. • U kunt de onderstaande web browser gebruiken voor het bekijken of afdrukken van de inhoud van een album. Merk op voor het bekijken van een film via de computer waarop Windows 2000, of 98 draait, u DirectX dient te installeren van de meegeleverde CD-ROM. Microsoft Internet Explorer Ver. 5.5 of later Gebruik van de albumfunctie Creëren van een album De albumfunctie creëert een HTML foto album layout die uw beelden toont. U kunt de HTML layout gebruiken om uw beelden in een web pagina te plakken of voor het afdrukken van beelden. BELANGRIJK! • Denk eraan dat het creëren van een “ALBUM” map (pagina 173) er voor zorgt dat er verschillende formaten van elk beeld in het geheugen worden aangemaakt. Als er een “ALBUM” map in het beeldgeheugen is wanneer u specificeert dat alle beelden afgedrukt dienen te worden door een professionele afdrukdienst of bij een printer, dan kan het best gebeuren dat u met ongewenste kopieën komt te zitten van hetzelfde beeld. Gebruik om dit probleem te kop in te drukken de procedure onder “Wissen van een album” op pagina 183 om de ALBUM map te wissen. Album Index Info 175 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Creëren van een album BELANGRIJK! • Open het accudeksel verwijder de geheugenkaart van de camera nooit terwijl een album aangemaakt wordt. Dit brengt niet enkel het risico met zich mee dat bepaalde albumbestanden worden overgeslagen maar het kan er bovendien de oorzaak van zijn dat beelddata en andere data in het geheugen worden beschadigd. • Als het geheugen vol raakt tijdens het creëren van een album, verschijnt de boodschap “Memory Full” (geheugen vol) op het beeldscherm en het aanmaken van het album wordt stop gezet. • Een album zal niet juist worden gecreëerd als de accu leeg raakt terwijl het aanmaken van een album juist aan de gang is. • Door indrukken van [SET] in stap 3 van de bovenstaande procedure wordt een album gecreëerd ongeacht of de functie voor automatisch aanmaken van een album al dan niet ingeschakeld is (pagina 179). • Beelden in de ALBUM map (pagina 173) kunnen niet worden bekeken op het beeldscherm van de camera. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer daarna “Create Album” (creëer album) en druk vervolgens op []. Voorbeeld layout 3. Selecteer “Create” (creëren) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. • Dit start het creëren van het album en doet de boodschap “Busy.... Please Wait...” (bezig. wachten a.u.b.) verschijnen op het beeldscherm. • Het weergavefunctiescherm (PLAY) verschijnt opnieuw nadat het aanmaken van het album voltooid is. • Door een album te creëren wordt een bestandmap die “ALBUM” heet aangemaakt, die een bestand met de naam “INDEX.HTM” en andere bestanden bevat. Deze bestanden worden aangemaakt in het camerageheugen of op de geheugenkaart. 176 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Selecteren van een album layout Configureren van gedetailleerde albuminstellingen Voor een album kunt u een selectie maken uit 10 verschillende layouts. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer daarna “Create Album” (creëer album) en druk vervolgens op []. daarna “Create Album” (creëer album) en druk vervolgens op []. 3. Selecteer “Set Up” (instelling) m.b.v. [] en 3. Selecteer “Layout” m.b.v. [] en []. [] en druk vervolgens op []. 4. Selecteer de te 4. Selecteer de gwenste layout m.b.v. [] en []. • Bij het selecteren van een layout verschijnt het corresponderende layout voorbeeld aan de rechterkant van het scherm. veranderen items m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op []. BELANGRIJK! • Details aangaande de verschillende instellingen worden gegeven in de volgende paragrafen. • Het layout voorbeeld toont alleen de opstelling van de items en de achtergrondkleur. Het voorbeeld laat geen van de gedetailleerde albuminstellingen zien die u in het volgende hoofdstuk configureert. 5. Selecteer de instelling items m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. 177 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Achtergrondkleur ■ Beeldtype gebruik U kunt als kleur voor de achtergrond van het album wit, zwart of grijs specificeren onder de procedure “Configureren van gedetailleerde albuminstellingen”. Deze instelling laat u selecteren van drie verschillende gebruiken voor het beeldtype zoals hieronder beschreven. Selecteer het beeldtype dat het beste past bij de manier waarop u het beeld van plan bent te gaan gebruiken. ■ Albumtype Voor dit doeleinde: Kleinere beelden voor album browsen, Webside thumbnails of het archiveren op een CD-R of andere media waarbij het beeld op volledige grootte wordt getoond bij aanklikken van de thumbnail. • Deze instelling kan gebruikt worden voor het browsen van thumbnails. Door een thumbnail aan te klikken wordt een vergrootte versie verkregen om te bekijken of om af te drukken. Kleine beeldbestanden enkel te gebruiken voor album browsen of uploaden naar een Website, enz. • Deze optie toont enkel de beelden met een klein bestand (geplaatst in de “ALBUM” map van de camera). Kleinere bestanden kunnen sneller uploaden via het internet. • Bij selectie van dit beeld kunnen de beelden niet worden vergroot en films kunnen niet worden gespeeld. Afdrukken (hoge resolutie) • Beelden met een hoge resolutie nemen meer tijd in beslag voordat ze op uw computerscherm verschijnen. • U kunt beelden niet vergroten door een thumbnail aan te klikken of of filmpjes weer te geven wanneer dit beeld geselecteerd is. Er zijn twee soorten albums: “Normal” (normaal) en “Index/ Info” (index/informatie). “Normal” (normaal) type : Dit type toont beelden in overeenstemming met de momenteel geselecteerde layout. “Index/Info” (index/informatie) type: Naast het normale albumscherm, bevat dit type album ook thumbnails van beelden en gedetailleerde informatie aangaande elk beeld. 178 Deze instelling selecteren: View WEB Print GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Automatisch album creatie aan/uit LET OP • Afhankelijk van het aantal beelden in het geheugen kan het wel enige tijd duren voordat automatische albumcreatie voltooid is nadat u de camera uitgeschakeld heeft. Bent u niet van plan de albumfunctie te gebruiken dan wordt het aanbevolen de automatische albumcreatiefunctie uitgeschakeld te houden. Dit zal namelijk tijd besparen wanneer de camera uitgeschakeld wordt en daardoor ook bezuinigen op accustroom. Deze instelling regelt of een album automatisch wordt gecreëerd telkens wanneer u de camera uitschakelt. Om dit te doen: Selecteer deze optie: Schakel automatisch albumcreatie aan On (aan) Schakel automatisch albumcreatie uit Off (uit) • Bij inschakelen van automatisch albumcreatie wordt een album automatisch gecreëerd in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart telkens bij uitschakelen van de canera. BELANGRIJK! • Bij uitschakelen van de camera terwijl de automatisch albumcreatiefunctie ingeschakeld is, zal het beeldscherm uit gaan maar de groene bedrijfsindicator blijft nog enkele seconden knipperen om aan te geven dat albumcreatie plaatsvindt. Open het accudeksel of verwijder de geheugenkaart van de camera nooit terwijl de groene bedrijfsindicator knippert. 179 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER 4. Als u het album creëerde na selecteren van Bekijken van albumbestanden “Index/Info” (index/informatie) als het albumtype onder “Configureren van gedetailleerde albuminstellingen” op pagina 177, dan kunt u één van de volgende displaymogelijkheden aanklikken. U kunt albumbestanden bekijken en afdrukken via de web browser applicatie van uw computer. 1. Verkrijg toegang tot de data in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart m.b.v. uw computer of verkrijg toegang tot de geheugenkaart via uw computer (pagina’s 160, 171) Album : Toont een album dat gecreëerd is door de camera. Index : Toont een lijst van beelden die opgeslag zijn in een map. 2. Open de “ALBUM” map in het ingebouwde Info geheugen of de “ALBUM” map op de geheugenkaart die zich bevindt in de map “DCIM”. 3. Open m.b.v. de web : Toont informatie aangaande ellk beeld. • Als bij “Use” (gebruik) (pagina 178) “View” (bekijken) is geselecteerd kunt u dubbelklikken op een beeld van het beeldscherm om de versie op volledige grootte te tonen. Index/informatie albumtype browser van uw computer het bestand dat “INDEX.HTM” heet. • Dit toont een lijst van mappen in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart. Beeld Bestandsnaam Album 180 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER • Het volgende beschrijft de informatie die op het informatiescherm komt te staan. Dit informatiescherm item: File Size Resolution Quality Recording mode AE Light metering Shutter speed Aperture stop Index Exposure comp Focusing mode AF Area Flash mode Sharpness Saturation Contrast White balance Sensitivity Filter Enhancement Flash intensity Digital zoom World Date Model Info (informatie) 181 Laat dit zien: Grootte van het beeldbestand Resolutie Kwaliteit Opnamefunctie Belichtingsfunctie Lichtmeetfunctie Sluitersnelheid Lensopening stop Belichtingscompensatie (EV verschuiving) Scherpstelfunctie Automatisch Scherpstelkader Flitserfunctie Scherpte Verzadiging Contrast Witbalans Gevoeligheid Filterinstelling Verbeteringsinstelling Flitsintensiteit Digitale zoominstelling Plaats Opgenomen datum en tijd Camera modelnaam GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER LET OP Opslaan van een album • Bij afdrukken van een beeld van een albumscherm dient u de Web browser op te zetten zoals hieronder beschreven. — Selecteer het browser kader waar de beelden geselecteerd worden. — Stel de marges in op de laagst mogelijke waarden. — Stel de achtergrondkleur in op een kleur die afgedrukt kan worden. • Zie de documentatie die meegeleverd is met uw web browser applicatie voor details betreffende het afdrukken en het configureren van de instellingen daarvoor. • De inhoud van een album (titels, commentaren, enz.) kunnen niet worden bewerkt via de camera. Gebruik een in de handel verkrijgbare HTML bestandeditor om de inhoud van het album te bewerken. • Om een album op te slaan, kopiëert u de “DCIM” map van het camerageheugen of de geheugenkaart naar de harde schijf van de computer, naar een CD-R, een MO diskette of een ander opslagmedium. Merk op dat het kopiëren van alleen de “ALBUM” de beelddata en andere nodige bestanden niet kopieert. • Na kopiëren van de “DCIM” map mag u geen van de bestanden in de map veranderen of uitwissen. Het toevoegen van nieuwe beelden of het wissen van bestaande bestanden kan leiden tot abnormale weergave van het album. • Als u van plan bent de geheugenkaart nogmaals te gebruiken na opslaan van het album er op, wis dan eerst alle bestanden er van uit of formatteer hem voordat u hem in de camera steekt. • Het album toont enkel de kleinere beeldbestanden die opgeslagen zijn in de “ALBUM” map als u “WEB” geselecteerd heeft voor het “Use” (beeldtype gebruik). Dergelijke beelden kunnen sneller naar het internet worden geupload. 5. Verlaat nadat u klaar bent met bekijken van het album de web browser applicatie. 182 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Wissen van een album Installeren van de software van de CD-ROM Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer Aangaande de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) “Create Album” (creëer een album) en druk vervolgens op []. De CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die met de camera gebundeld is, bevat de volgende software. Het installeren van deze applicaties is naar keus en u dient alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad gaat gebruiken. 3. Selecteer de “Delete” (wissen) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET]. • De weergavefunctie (PLAY) wordt opnieuw ingeschakeld bij de camera nadat het album gewist is. USB driver voor massale opslag (voor Windows) Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera om zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via een USB aansluiting. Gebruikt u echter Windows XP, gebruik dan niet de USB driver van de CD-ROM. Bij Windows XP kunt u USB communicatie uitvoeren door eenvoudigweg de camera aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USB kabel. 183 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER DirectX (voor Windows) Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief een codec (compressor/decompressor)die Windows 98 en 2000 in staat stellen een film te hanteren die met een digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig DirectX te installeren als u Windows XP of Me runt. Photo Loader (voor Windows/Macintosh) Deze applicatie stuurt automatisch beeldbestanden, foto’s met geluid en spraakopname WAV bestanden over van de camera naar uw computer. Photo Loader slaat automatisch overgestuurde bestanden op in mappen die genoemd worden naar de huidige datum (jaar, maand, dag) en genereert HTML bestanden die het mogelijk maken om beelden te bekijken via een web browser. Photo Loader (alleen de Windows versie) bevat tevens een functie die het gemakkelijker maakt om beelden toe te voegen aan email. Adobe Reader (voor Windows) Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen. Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen die met de camera, Photo Loader en Photohands worden meegeleverd op de gebundelde CD-ROM. • Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de meegeleverde “CASIO Digital Camera Software” CDROM voor details aangaande Photo Loader. • Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de gebundelde CD-ROM voor details aangaande het gebruik van Photo Loader en Photohands. Zie “Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden)” op pagina 188 (Windows) en op pagina 190 (Macintosh) van deze gebruiksaanwijzing voor meer informatie. Photohands (voor Windows) Photohands bevat tevens tools voor het retoucheren van beelden inclusief het bijregelen van de kleuren, het contrast, de helderheid, het aanpassen van de afmetingen en voor het veranderen van de oriëntatie van het beeld. U kunt Photohands ook gebruiken voor het afdrukken van beelden en voor het toevoegen van een tijdsvastlegging (date stamp) aan afgedrukte beelden. • Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de meegeleverde “CASIO Digital Camera Software” CDROM voor details aangaande Photohands. 184 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Macintosh Computersysteem vereisten De computersysteem vereisten hangen af van de applicaties zoals hieronder beschreven. Photo Loader Windows Besturingssysteem USB driver*1 Photo Loader Photohands XP*2/2000/ Me/98 XP/2000/Me/ 98 XP/2000/Me/ 98 Geheugen – Minstens 16MB Minstens 64MB Harde schijf (HD) – Minstens 7MB Minstens 10MB Besturingssysteem 9 Geheugen Minstens 32MB Harde schijf Minstens 3MB • De USB aansluiting wordt ondersteunt bij een Macintosh die draait onder besturingssysteem OS 9, 10.1, 10.2 of 10.3. De werking wordt ondersteund door de standaard USB driver die meegeleverd wordt met het besturingssysteem. U hoeft dus alleen maar de camera m.b.v. de USB kabel aan te sluiten op uw Macintosh. *1 Bij Windows 2000 heeft u een databestand nodig dat het gebruik mogelijk maakt onder de standaard USB driver van het besturingssysteem. U hoeft geen speciale USB driver te installeren. Een juiste werking wordt niet gegarandeerd bij een computer die opgewaardeerd is van Windows 95 of 3.1 naar Windows Me of 98, of van Windows 95 of NT naar Windows 2000. 2 * Gebruik bij Windows XP de USB driver die meegeleverd wordt met het besturingssysteem. U hoeft dan niet de USB driver te gebruiken die met de camera wordt meegeleverd. 185 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Installeren van de software van de CD-ROM in Windows • Zie voor details aangaande de minimale vereisten van het Windows systeem het “Readme” bestand op de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die meegeleverd wordt met de camera. • Voor de details aangaande de minimale vereisten van het Macintosh systeem gebruikt u een web browser applicatie om het “Readme” bestand te lezen op de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die meegeleverd wordt met de camera. • De software op de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die meegeleverd wordt met de camera ondersteunt geen werking onder Mac OS X (10.0). Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te installeren van de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) naar uw computer. LET OP • Mocht u reeds één van de gebundelde applicaties geïnstalleerd hebben op uw computer, controleer dan de versie. Als de gebundelde versie nieuwer is dan de versie die u heeft, oninstalleer dan de oude en installeer de nieuwe versie. De CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. 186 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Voorbereidingen Bekijken van het “Lees mij” bestand Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u een applicatie installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor de applicatie die u gaat installeren. BELANGRIJK! Selecteren van een taal • Lees altijd eerst het “Lees mij” bestand voor informatie aangaande het behouden van bestaande bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere computer. Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de gewenste taal. 187 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Installeren van een applicatie Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 1. Klik op de “Installeer” toets voor de applicatie die u wilt installeren. 1. Klik in het “Handleiding” gebied de naam aan van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen. 2. Volg de aanwijzingen die op het computerscherm verschijnen. BELANGRIJK! • Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen lezen dient u Adobe Reader geïnstalleerd te hebben op uw computer. Als u Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM. BELANGRIJK! • Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer kunt browsen die automatisch gecreëerd worden door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeldbestanden zelfs verloren gaan. • Gebruikt u een ander besturingssysteem dan Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de computer zonder eerst de USB driver van de CDROM te installeren. 188 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Gebruikersregistratie Installeren van software van de CD-ROM op een Macintosh computer U kunt het registreren als gebruiker via het Internet uitvoeren. Om dat te kunnen doen, dient u natuurlijk wel te kunnen aansluiten op het internet via uw computer. Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te installeren van de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) naar uw computer. 1. Klik op de “Registratie” toets. • Hierdoor wordt uw Web browser gestart en verkrijgt u toegang tot de registratie website. Volg de aanwijzingen die op uw computerscherm verschijnen om het registreren uit te voeren. Installeren van software Gebruik de volgende procedures om de software te installeren. Verlaten van de menu applicatie 1. Klik op het menuscherm op “Uitgang” om het menu te verlaten. 189 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Installeren van Photo Loader Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 1. Open de folder die “Photo Loader” heet. Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh. U kunt de nieuwste versie van Adobe Reader downloaden door de website van Adobe Systems te bezoeken. 2. Open de map die “English” (Engels) heet en open vervolgens het bestand dat “Important” (belangrijk) heet. 3. Open de map die “Installer” (installeerder) ■ Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera heet en open het bestand dat “readme” (leesme) heet. 1. Open op de CD-ROM het “Manual” 4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme) (handleiding) bestand. bestand om Photo Loader te installeren. 2. Open de “Digital Camera” map en open dan BELANGRIJK! de map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwijzing wilt bekijken. • Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheekbeheer (library management) data en HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden met de oude versie van Photo Loader, lees dan het “Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader” map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de bestaande bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in het verlies van of schade aan uw bestaande bestanden. 3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet. • “xx” is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor Engels). 190 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te bekijken 1. Open de “Manual” (handleiding) map op de CD-ROM. 2. Open de “Photo Loader” folder en open vervolgens de “English” map. 3. Open “PhotoLoader_english”. ■ Registreren als cameragebruiker Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund. Bezoek de volgende CASIO website om te registreren: http://world.casio.com/qv/register/ 191 APPENDIX APPENDIX Menureferentie De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens de opnamefuncties (REC) en de weergavefunctie (PLAY) samen met hun instellingen. • Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn fabrieksinstellingen (default). AF Area Spot (puntmeten) / Multi (multipatroon (autofocusbereik) meting) Auto PF On (aan) / Off (uit) (automatisch scherpstellen) Sharpness (scherpte) +2 / +1 / 0 / –1 / –2 ■ Opnamefuncties (REC) Saturation ● REC (opname) tabmenu (verzadiging) REC mode Snapshot / (opnamefunctie) Movie (Film) / BESTSHOT / ( + )/ grootte) 2560 × 1920 / 2560 × 1712 (3:2) / 2048 × 1536 / 1600 × 1200 / 1280 × 960 / 640 × 480 Fine (fijn) / Normal (normaal) / Economy (kwaliteit) (economisch) EV Shift –2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 / 0.0 / (EV verschuiving) +0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0 Auto (automatisch) / Off (uit) (bewolkt) / 1 Grid (raster) On (aan) / Off (uit) Digital Zoom On (aan) / Off (uit) (digitale zoom) Review Auto (automatisch) / (witbalans) Icon Help (daglicht) / 2 On (aan) / Off (uit) (icoonhulp) (schaduw) / (TL-verlichting 1) / On (aan) / Off (uit) (beeldcontrole) (TL-verlichting 2) / L/R Key REC Mode (opnamefunctie) / EV Shift (EV (L/R toets) verschuiving) / White Balance (witbalans) / ISO / Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit) (gloeilamp) / Manual (handmatig) ISO +2 / +1 / 0 / –1 / –2 (Flitserassistent) Quality White Balance +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Flash Intensity Flash Assist 10 sec / 2 sec / X3 / Off (zelfontspanner) Size (afmetingen/ Contrast (flitsintensiteit) Voice (Spraakopname) Self-timer +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 / ISO 200 / ISO 400 192 APPENDIX ● Geheugen tabmenu REC mode (opnamefunctie) Flash (flits) Focus (scherpstellen) White Balance (witbalans) ISO AF Area (autofocusgebiek) Self-timer (zelfontspanner) Flash Intensity (Flitsintensiteit) Digital Zoom (digitale zoom) MF Position (handmatige scherpstelstand) Zoom position (zoompositie) ● Instellingen tabmenu Sounds (geluiden) Starup (start) / Half Shutter (sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation (bediening) / Volume (volume) Startup On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit) (startscherm) Continue (doorgaan) / Reset (resetten) File No. (bestandnummer) Home (thuis) / World (wereld) World Time Thuistijd instelling (stad, DST, enz.) (wereldtijd) Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.) Date Style YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY (datumopmaak) Adjust (bijstellen) Tijdinstelling (Japans) / English (Engels) / Language (taal) Français (Frans) / Deutsch (German) / Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) / (Chinees Português (Portugees) / (Chinees (complex)) / (vereenvoudigd)) / (Koreaans) Sleep (sluimer) 30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit) Auto Power Off 2 min / 5 min (automatische stroomonderbreking) REC/PLAY Power On (spanning aan) / Power On/Off (opname/weergave) (spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd) USB Mass Storage(Massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge) Format (formatteren) Format (formatteren) / Cancel (annuleren) Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) 193 APPENDIX ■ Weergavefunctie (PLAY) ● Instellingen tabmneu Sounds (geluiden) Starup (start) / Half Shutter (sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation (bediening) / Volume (volume) Startup On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit) (startscherm) Continue (doorgaan) / Reset (resetten) File No. (bestandnummer) Home (thuis) / World (wereld) World Time Thuistijd instelling (stad, DST, enz.) (wereldtijd) Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.) Date Style YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY (datumopmaak) Adjust (bijstellen) Tijdinstelling (Japans) / English (Engels) / Language (taal) Français (Frans) / Deutsch (German) / Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) / (Chinees Português (Portugees) / (Chinees (complex)) / (vereenvoudigd)) / (Koreaans) Sleep (sluimer) 30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit) Auto Power Off 2 min / 5 min (automatische stroomonderbreking) REC/PLAY Power On (spanning aan) / Power On/Off (opname/weergave) (spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd) USB Mass Storage(Massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge) Format (formatteren) Format (formatteren) / Cancel (annuleren) Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren) ● PLAY (weergave) tabmenu Slideshow (diashow) Favorites (favoriet) DPOF Protect (beveiligen) Rotation (rotatie) Resize (afmetingen heraanpassen) Trimming (trimmen) Dubbing (dubben) Create Album (creëer album) Alarm (alarm) Copy (kopiëren) Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) / Interval (tussenpauze) / Cancel (annuleren) Show (weergeven) / Save (opslaan) / Cancel (annuleren) Select images (beelden selecteren) / All images (alle beelden) / Cancel (annuleren) On (aan) / All Files : On (alle bestanden : aan) / Cancel (annuleren) Rotate (roteren) / Cancel (annuleren) 1280 × 960 / 640 × 480 / Cancel (annuleren) – – Create (creëren) / Delete (wissen) / Layout (lay-out) / Set Up (instellingen) / Cancel (annuleren) Alarminstellingen Built-in (ingebouwd) Card (kaart) / Card (kaart) Built-in (ingebouwd) / Cancel (annuleren) 194 APPENDIX ■ Opnamefuncties (REC) Indicator referentie De camera heeft drie indicators: een groene bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de camera te tonen. Bedrijfsindicator Groen Rood Zelfontspannerindicator Werking (spanning aan, opname Brandt Groene bedrijfsindicator mogelijk) Flitser is aan het opladen. Zelfontspannerindicator Patroon 3 Brandt Opladen van flitser is voltooid. Autofocus werkt goed. Brandt Patroon 3 Brandt Autofocus werkt niet. Beeldscherm is uit. Patroon 2 Opslaan van beeld Opslaan van filmdata/verwerken Patroon 1 Rode bedrijfsindicator Patroon 1 * Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3 knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon. Patroon 2 Patroon 1 Patroon 2 195 Betekenis Rood van beelddata Aftellen van zelfontspanner (10 - 3 seconden) Aftellen van zelfontspanner (3 - 0 seconden) Opladen van flitser is onmogelijk Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. / BESTSHOT instelling kan niet worden geregistreerd. APPENDIX Bedrijfsindicator Groen Zelfontspannerindicator Rood Brandt Patroon 3 Patroon 3 Patroon 3 ■ Weergavefunctie (PLAY) Betekenis Rood Bedrijfsindicator Geheugenkaart is geblokkeerd. / map kan niet worden gecreëerd. / Groen Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing Lege accu waarschuwing Rood Betekenis Rood Werking (spanning aan, opname Brandt mogelijk) Eén van de volgende functies vindt Kaart formatteren Spanning wordt (langzaam) plaats: wissen, DPOF, beeldbeveiliging, kopiëren, albumcreatie, formatteren, Patroon 3 uitgeschakeld Zelfontspannerindicator (langzaam) uitschakelen van de spanning. BELANGRIJK! • Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren gaan. Patroon 2 Brandt Patroon 3 196 Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. Geheugenkaart is geblokkeerd. / map kan niet worden gecreëerd. / Geheugen is vol. Lege accu waarschuwing APPENDIX ■ USB slede indicators De USB slede is voorzien van twee indicators: een [CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de slede en de camera te tonen. [CHARGE] (oplaad) indicator [USB] indicator [CHARGE] (oplaad) indicator Kleur Status Rood Groen Brandt Brandt Oranje Rood Brandt Knippert [USB] indicator Kleur Betekenis Status Opladen Opladen voltooid Opladen standby Opladen foutlezing Groen Groen Brandt USB aansluiting Knippert Toegang tot computer 197 APPENDIX Gids voor het oplossen van moeilijkheden Syroomvoorziening Symptoom Mogelijke oorzaak Spanning gaat niet aan. 1) De accu is onjuist ingelegd. 2) De accu is leeg. 1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 29). 2) Laad de accu op (pagina 31). Als de accu na het opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan. De camera begint zichzelf ineens uit te schakelen. 1) De automatische stroomonderbreker is geactiveerd (pagina 41). 2) De accu is leeg. 1) Schakel de spanning opnieuw in. 1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is ingeschakeld. 2) De flitsereenheid wordt opgeladen. 1) Druk op [ ] (REC) om de op dat moment geselecteerde opnamefunctie in te schakelen. 2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen. 3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw computer en wis daarna de bestanden van het camerageheugen of gebruik een andere geheugenkaart. Het beeld wordt niet opgenomen bij indrukken van de sluitertoets. 3) Het geheugen is vol. Beeldopname Handeling Autofocus stelt niet goed scherp. 1) De lens is vuil. 2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden van het scherpstelkader tijdens de compositie van het beeld. 3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is van een type dat niet past bij de autofocusfunctie (pagina 53). 4) De camera wordt bewogen. 198 2) Laad de accu op (pagina 31). 1) Reinig de lens. 2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van het beeld. 3) Stel met de hand scherp (pagina 74). 4) Zet de camera op een statief. APPENDIX Beeldopname Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Het onderwerp is niet scherp bij het opgenomen beeld. Er was niet scherpgesteld op het beeld. Bij het maken van de compositie van het beeld dient u er op te letten dat. De flitser flitst niet. 1) “ ” (flitser uit) is geselecteerd als de flitsfunctie. 2) De accu is leeg. 3) De filmfunctie (movie) is ingeschakeld bij de camera. ” (flitser uit) selecteert als de 4) Een scène die “ flitsfunctie is geselecteerd bij de BESTSHOT functie. 1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 59). De camera schakelt zichzelf langzaam uit tijdens het aftellen van de zelfontspanner. De accu is leeg. Vervang de accu (pagina 31). Het beeld op het beeldscherm is niet scherp. 1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en u heeft niet scherpgesteld op het beeld. 2) U probeert de macrofunctie ( ) te gebruiken tijdens het opnemen van een landschap of tijdens het maken van een portret. 3) U probeert autofocus of de oneindig-functie ) te gebruiken bij het opnemen van een ( close-up shot. 1) Stel scherp op het beeld (pagina 74). 1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het opslaan van beelden naar het geheugen voltooid is. 2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het opslaan voltooid is. 1) Als de accu indicator “ ” toont, dient u de accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 31). Opgenomen beelden worden niet in het geheugen opgeslagen. 199 2) Laad de accu op (pagina 31). 3) Selecteer een andere opnamefunctie. 4) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 59) of een andere BESTSHOT scène (pagina 81). 2) Gebruik autofocus voor het opnemen van landschappen en voor het maken van portretten. 3) Gebruik de macrofunctie ( ) voor close-ups. 2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het opslaan voltooid is. APPENDIX Mogelijke oorzaak Handeling De kleur van het weergavebeeld verschilt van het beeld op het beeldscherm tijdens het opnemen. Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tijdens het opnemen direct in de lens. Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in de lens kan schijnen. Beelden worden niet getoond. Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die opgenomen zijn met een andere camera bevindt zich in de camera. Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die met een andere digitale camera op een geheugenkaart zijn opgenomen. Geen van de toetsen en schakelaars werkt. Problemen met het elektronische circuit hetgeen veroorzaakt wordt door elektrostatische lading, een harde stoot, enz. terwijl de camera aangesloten was op een ander apparaat. Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw in en probeer opnieuw. Het beeldscherm is uitgeschakeld. 1) USB communicatie vindt plaats. 1) Druk op de [USB] toets van de USB slede nadat de computer gestopt is met toegang verkrijgen tot het camera bestandgeheugen. Controleer dat de [USB] indicator op de USB slede uit is en verwijder dan pas de camera van de USB slede. 2) Druk op [DISP] om het beeldscherm in te schakelen. Overige Weergave Symptoom 2) Het beeldscherm wordt uitgeschakeld (tijdens een opnamefunctie). Het is niet mogelijk bestanden via een USB aansluiting over te schrijven. 1) De camera is niet stevig op de USB slede geplaatst. 2) De USB kabel is niet juist aangesloten. 3) De USB driver is niet geïnstalleerd. 4) De camera is uitgeschakeld. 200 1) Controleer de aansluiting tussen de camera en de USB slede. 2) Controleer alle aansluitingen. 3) Installeer de USB driver op uw computer (pagina 160). 4) Druk op de [USB] toets van de USB slede. APPENDIX Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te sluiten die draait onder Windows 98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die meegeleverd wordt met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de camera opnieuw te installeren. Zie het “Readme” bestand van de USB driver op de “CASIO Digital Camera Software” CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver. 201 APPENDIX Tonen van boodschappen Alarm setting complete. Deze boodschap verschijnt nadat u de alarminstelling verandert heeft. Check Connections! U probeert met de printer af te drukken via een USB aansluiting die niet compatibel is. Battery is low. De accu is leeg. De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet kon worden opgeslagen. Cannot correct image! Keystone correctie kan om de een of andere reden niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen zoals het is zonder correctie (pagina 90). File could not be saved because battery is low. Folder cannot be created Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 125). LENS ERROR Mocht het objectief terwijl het beweegt tegen een obstakel aan komen, dan verschijnt de boodschap “LENS ERROR” (objectief fout). Het objectief trekt zich terug en de camera schakelt zichzelf uit. Verwijder het obstakel en schakel de spanning van de camera opnieuw in. Load Paper! Tijdens de printerfunctie van de camera als het papier bij printer op is. Memory Full Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 125). No Favorites file! Er is geen FAVORITE bestand aanwezig. Printing Error Eén van de volgende problemen trad op tijdens het afdrukken. • De spanning van de printer is uitgeschakeld • Interne fout bij printer Can not find the file. De camera kan een beeld niet vinden dat gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden) instelling. Specificeer een ander beeld (pagina 117). Cannot register any more files. Card ERROR • U probeert een BESTSHOT gebruikersinstelling op te slaan terwijl de “SCENE” (décor) map reeds 999 instellingen bevat (pagina 83). • U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999 bestanden bevat (pagina 129). Er trad een probleem op bij de geheugenkaart. Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart (pagina 148). BELANGRIJK! Het formatteren van de geheugenkaart wist alle bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer eerst eventuele werkbare bestanden naar een computer of een ander opslagmedium over te schrijven voordat u de geheugenkaart formatteert. - 202 APPENDIX Record Error Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit. Replenish Ink! Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij de printer bijna of geheel op is. SYSTEM ERROR Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact op met een CASIO onderhoudswerkplaats. The card is locked. De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is. There are no files. Er bevinden zich geen bestanden in het ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart. This function cannot U probeerde bestanden te kopiëren van het be used. ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart terwijl er zich geen geheugenkaart in de camera bevindt (pagina 150). This function is not supported for this file. There are no printing Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en images. het aantal kopiën ervan specificeren voor elke Set up DPOF. drukklus. Configureer de vereiste DPOF instellingen (zie pagina 153). There is no image to U probeert een ongeldig beeld als een BESTSHOT register. gebruikersinstelling of als een origineel startbeeld op te slaan. The card is not formatted. De geheugenkaart in de camera is niet geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart (pagina 148). This file cannot be played. Het beeldbestand of het audiobestand is beschadigd of is van een type dat niet door deze camera kan worden getoond. 203 De functie die u probeert uit te voeren wordt niet ondersteund voor het bestand waarop u de functie probeert uit te voeren. APPENDIX Geheugencapaciteit en bestandgrootte (naar schatting): Technische gegevens • Snapshot Product ............................... Digitale camera Ingebouwd SD Bestandsgrootte Beeldbestandsgrootte flash-geheugen geheugenkaart* Kwaliteit (beeldpunten) (naar schatting) 9,3 MB 64 MB Fijn 2560 × 1920 2,2MB 4 opnamen 26 opnamen Normaal 1,8MB 4 opnamen 32 opnamen Economisch 1,3MB 6 opnamen 44 opnamen Fijn 2560 × 1712 2,0MB 4 opnamen 29 opnamen Normaal (3:2) 1,6MB 5 opnamen 36 opnamen Economisch 1,1MB 7 opnamen 51 opnamen Fijn 2048 × 1536 1,6MB 5 opnamen 34 opnamen Normaal (3:2) 1,2MB 6 opnamen 45 opnamen Economisch 630KB 13 opnamen 88 opnamen Fijn 1600 × 1200 1,05MB 8 opnamen 53 opnamen Normaal (UXGA) 710KB 12 opnamen 79 opnamen Economisch 370KB 23 opnamen 154 opnamen Fijn 1280 × 960 680KB 12 opnamen 82 opnamen Normaal (SXGA) 460KB 19 opnamen 126 opnamen Economisch 250KB 33 opnamen 221 opnamen Fijn 640 × 480 190KB 44 opnamen 294 opnamen Normaal (VGA) 140KB 58 opnamen 386 opnamen Economisch 90KB 94 opnamen 618 opnamen Model .................................. EX-Z55 ■ Camerafunctie Beeldbestandformaat Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule for Camera File systeem) 1.0 standaard; voldoet aan DPOF Films ................................ AVI (Motion JPEG) Audio (geluid) .................. WAV Opnamemedia .................... 9,3MB ingebouwd flash-geheugen SD geheugenkaart MultiMediaCard (MMC) Beeldgrootte Snapshots ......................... 2560 2560 2048 1600 1280 640 Films .................................... 320 × 1920 × 1712 × 1536 × 1200 × 960 × 480 × 240 beeldpunten (3:2) beeldpunten beeldpunten beeldpunten beeldpunten beeldpunten beeldpunten * Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart. * Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden opgeslagen. 204 APPENDIX • Films (320 × 240 beeldpunten) Datagrootte Belichtingsregeling Lichtmeting ...................... Multi-patroon meten via CCD Belichting ......................... Programma AE Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden) Max. 300 KB/seconde Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden (met beveiliging) Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische sluiter, 1/8ste – 1/2000ste seconde • De sluitersnelheid is anders bij de volgende BESTSHOT scènes Nachtscène: 4 – 1/2000 seconde Vuurwerk: 2 seconden (vast) Effectieve beeldpunten ..... 5,0 million Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten kleuren CCD (totaal aantal beeldpunten: 5,25 miljoen) Lensopening ...................... F2,6/4,3, automatisch overschakelen Lens/brandpuntsafstand Lenzen ............................. Zes lenzen in vijf groepen, inclusief een asferische (niet ronde) lens F2,6 (groothoek) – 4,8 (telelens); f=5,8 (groothoek) – 17,4mm (telelens) (gelijkwaardig aan ca. 35 (groothoek) – 105mm (telelens) voor 35mm film) Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld (6 functies), handmatig overschakelen Gevoeligheid ...................... ISO 50, ISO 100, ISO 200, ISO 400, Auto Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drivoudige zelfontspanner Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom (12X in combinatie met optische zoom) Ingebouwde flitser Flitserfuncties .................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF (uit), rode ogenreductie Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom: 0,4 – 2,6 meter Telefoto optische zoom: 0,4 – 2,0 meter (ISO gevoeligheid: “Auto” (automatisch)) Scherpstellen ..................... Contrast-type autofocus met AF functie (AF kader: met puntmeten of meervoudig meten), macrofunctie, panfocus, oneindig scherpstelfunctie, focusvergrendeling, handmatig scherpstellen Opnamefuncties ................ Audio Snapshot ; macrofunctie, zelfontspanner; BESTSHOT; film met geluid ; spraakopname. • Audio opname is in mono. Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens) Normaal ........................... 40 cm – ∞ Macro .............................. 6 cm – 50 cm 205 APPENDIX Audio opnametijd Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld Spraakopname ................ Circa 39 minuten met ingebouwd geheugen Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld ■ Spanningsvereisten Beeldscherm ...................... 2,5-inch TFT kleuren LCD 115.200 beeldpunten (480 × 240) De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten. Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) × 1 Levensduur accu (naar schatting): Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata Automatisch kalender ...... Tot 2049 Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd), Summer time (zomertijd), 162 steden in 32 tijdzones Gebruiksduur van accu (benadering) Bewerking Aantal foto’s (CIPA standaard)* (werkingstijd) Ingangs/ uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting Microfoon ........................... Mono Luidspreker ........................ Mono 1 400 foto’s (200 minuten) Aantal foto’s, doorlopende opname*2 (werkingstijd) 1070 foto’s (210 minuten) Doorlopende weergave van Snapshots*3 410 minuten Doorlopende spraakopname*4 380 minuten Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh) Opslagmedium: SD geheugenkaart *1 Aantal foto’s (CIPA standaard) • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen, waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit- en weer ingeschakeld. 206 APPENDIX ■ Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) *2 Omstandigheden bij doorlopende opname • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Flitser: Uitgeschakeld • Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend tussen volledige groothoek en volledige telefoto. Nominale spanning ........... 3,7 V Nominale capaciteit .......... 1230 mAh Bedrijfstemperatuur Bereik .................................. 0°C – 40°C *3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave • Temperatuur: 23°C • Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden Afmetingen ......................... 38,5 (B) × 38,0 (H) × 9,3 (D) mm *4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname. Gewicht ............................... ca. 34 g Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 2,9 W Afmetingen ......................... 87 (B) × 58 (H) × 22,5 (D) mm (exclusief uitsteeksels; 19,7mm bij het dunste deel), ■ USB slede (CA-24) Ingangs-/ uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort, netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V) Gewicht ............................... ca. 130 g (exclusief accu en accessoires) Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40); USB slede (CA-24); Speciale netadapter; Netsnoer; USB kabel; polsriem; CD-ROM; Basisreferentie Afmetingen ......................... 103 (B) × 32 (H) × 70 (D) mm (exclusief uitsteeksels) Gewicht ............................... ca. 71 g 207 APPENDIX ■ Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C51G) Stroomvoorziening • Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. • Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen van de datum en de tijd worden geheel uitgewist wanneer in het geheel geen stroom wordt toegevoerd (van zowel de accu als de USB slede). Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt onderbroken (pagina 44). Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning, 50/60 Hz, 83 mA Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA Afmetingen ......................... 78 (B) × 20 (H) × 39 (D) mm (exclusief uitstekende delen en kabel) Gewicht ............................... ca. 90 g LCD paneel • Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet branden of ze blijven juist altijd branden. ■ Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C51J) Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning, 50/60 Hz, 83 mA Lens • U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt niet op een defect van de camera. Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA Afmetingen ......................... 48 (B) × 16 (H) × 69 (D) mm (exclusief uitstekende delen en kabel) Gewicht ............................... ca. 95 g 208
advertisement
* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project
Related manuals
advertisement