Fujifilm GFX 50R Camera Handleiding

Add to My manuals
288 Pages

advertisement

Fujifilm GFX 50R Camera Handleiding | Manualzz

Gebruiksaanwijzing

BL00004964-B04

NL

Inleiding

Dank u voor uw aankoop van dit product. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de camera in gebruik neemt. Bewaar de handleiding waar deze gelezen zal worden door iedereen die het product gebruikt.

Voor de meest recente informatie

De meest recente versies van de handleidingen zijn beschikbaar op:

http://fujifilm-dsc.com/en-int/manual/

De site is niet alleen toegankelijk vanaf uw computer, maar ook vanaf smartphones en tablets. Het bevat ook informatie over de softwarelicentie.

Voor informatie over fi rmware-updates, ga naar:

http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software/

ii

P

Hoofdstukinhoudsopgave

Menulijst

1

Voordat u begint

2

Eerste stappen

3

Basisfotografi e en afspelen

4

Films opnemen en afspelen

5

Foto’s maken

6

De opnamemenu’s

7

Afspelen en het afspeelmenu

8

De instellingenmenu’s

9

Sneltoetsen

10

Randapparatuur en optionele accessoires

11

Aansluitingen

12

Technische notities

iv

55

87

129

155

1

25

43

49

191

203

217

231

iii

Menulijst

Cameramenu-opties worden hieronder opgesomd.

Opnamemenu’s

Pas de instellingen bij het nemen van foto’s of opnemen van fi lms aan.

N

Raadpleeg pagina 87 voor meer informatie.

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

KLEUR

SCHERPTE

RUISONDERDRUKKING

L BEL. RO

LENSMODLTIE OPTM.

KLEURR

PIXELMAPPING

KIES INST. OP MAAT

BEW/BEW INST. OP M

96

97

97

97

92

93

96

96

96

97

98

98

99

P

88

89

89

90

91

91

G

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLING

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

SNELLE AF

AF-PUNTDISPLAY

  yz

AANTAL FOCUSPUNTEN

PRE-AF

AF-HULPLICHT

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

AF+MF

HF ASSISTENTIE

SCHERPSTELLOEP

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD

DIRECT AF-INSTELLING

SCHERPTEDIEPTESCHAAL

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT

103

103

104

105

106

106

107

107

108

108

109

P

100

101

102

102

102

103

iv

A

OPNAME-INSTELLINGEN

ZELFONTSPANNER

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN

INTERVAL-TIMEROPNAME

AE-REEKS INSTELLING

FILMSIMULATIE BKT

FOCUS BKT

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

IS MODE

ISO

ADAPT. INSTEL.

MODUS 35mm-FORMAAT

DRAADLS COMMUNICT

F

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

P

124

124

125

125

126

126

117

118

118

119

121

123

123

P

111

112

112

114

114

115

116

B

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

FILMSCHERPSTELLING

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

HDMI REC-BEDIENING

MIC-NIVEAU-INSTEL

MIC/AFSTANDSBED.

Menulijst

P

127

127

127

128

128

128

v

Het afspeelmenu

Pas afspeelinstellingen aan.

N

Raadpleeg pagina 135 voor meer informatie.

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

WISSELSLEUF

RAW-CONVERSIE

WISSEN

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

P

135

136

138

140

140

141

142

143

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

VERWIJDER R. OGEN

SPRAAKMEMO INSTELLING

KOPIËREN

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

DRAADLS COMMUNICT

FOTOBOEK HULP

OPDRACHT (DPOF)

AFDRUK. instax PRINTER

P

144

145

146

147

148

149

151

152

153

vi

Menulijst

Instellingenmenu’s

Pas de basisinstellingen van de camera aan.

N

Raadpleeg pagina 155 voor meer informatie.

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

FORMATTEREN

DATUM/TIJD

TIJDVERSCHIL

Q a

MIJN MENU-INSTELINGEN

SENSORREINIGING

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

RESET

D

GELUIDSINSTELLINGEN

AF PIEPVOLUME

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

BEDIENING VOL.

SLUITER VOLUME

SLUITER GELUID

AFSPEEL VOLUME

P

156

157

157

158

158

159

159

159

P

160

160

160

161

161

161

D

SCHERMINSTELLINGEN

EVF-HELDERHEID

EVF KLEUR

AANPASSING EVF KLEUR

LCD-HELDERHEID

LCD KLEUR

AANPASSING LCD KLEUR

WEERGAVE

AUTOROTATIE DISPLAYS

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

COMP.RICHTL.

AUTO ROT. WEERG.

EENHEDEN AF-SCHAAL

DISP. INST. OP MAAT

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

P

162

162

162

163

163

163

164

164

165

165

166

167

167

168

169

170

171

vii

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

BEWERK/SLA OP SNELMENU

FUNCTIE-INS. (Fn)

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

SLUITER AF

SLUITER AE

OPNAME ZONDER LENS

NEEM OP ZONDER KAART

SCHERPSTELRING

MODUS AE/AF-VERG.

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

VERGREND.

D

ENERGIEBEHEER

UITSCHAKELEN

OPNAME STAND-BY MODUS

AUTOM. ENERGIEBESPARING

178

178

178

179

179

P

172

173

174

176

177

177

177

D

INSTELLINGEN OPSLAAN

NUMMERING

ORIG. FOTO OPSLAAN

BEWERK BSTNDSNAAM

INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)

WISSELSLEUF (SEQUENTIEEL)

FILMDOELBESTAND

MAP SELECTEREN

COPYRIGHT INFO

P

180

180

181

D

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

VERB.INST. instax PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

RESET DRAADLOZE INSTELLING

Menulijst

P

185

186

187

187

189

189

189

P

182

183

183

183

183

184

184

184

viii

P

Inhoudsopgave

Inleiding ............................................................................................................ii

Voor de meest recente informatie .................................................................. ii

Menulijst ..........................................................................................................iv

Opnamemenu’s .........................................................................................................iv

Het afspeelmenu ......................................................................................................vi

Instellingenmenu’s ..................................................................................................vii

Meegeleverde accessoires ..................................................................... xix

Over deze handleiding ..............................................................................xx

Symbolen en conventies ....................................................................................xx

Terminologie...............................................................................................................xx

1

Voordat U Begint

Onderdelen van de camera .......................................................................2

De serienummerplaat .............................................................................................5

De Scherpstellingstok (scherpstelhendel) .................................................5

De sluitertijdschijf ......................................................................................................5

De Drive-knop .............................................................................................................6

De belichtingscompensatieschijf ....................................................................6

De Commandoschijven .........................................................................................7

Het Indicatielampje ..................................................................................................8

Het LCD-scherm .........................................................................................................9

Cameraschermen ....................................................................................... 10

De Elektronische Zoeker .................................................................................... 10

Het LCD-scherm ...................................................................................................... 12

Schermrotatie ........................................................................................................... 13

Een Weergavemodus Kiezen ........................................................................... 14

Schermhelderheid aanpassen ........................................................................ 15

De Zoeker Scherpstellen .................................................................................... 15

De DISP/BACK-knop .............................................................................................. 16

De dubbele weergave ......................................................................................... 17

De standaardweergave aanpassen ............................................................. 18

De Menu’s Gebruiken ................................................................................ 20

ix

x

Touch screen modus ................................................................................. 21

Opname-aanraaktoetsen ................................................................................... 21

Touchscreen knoppen terugkijken ............................................................. 24

2

Eerste stappen

De draagriem bevestigen ........................................................................ 26

Een lens bevestigen ................................................................................... 28

De batterij opladen .................................................................................... 29

De batterij plaatsen ................................................................................... 32

Geheugenkaarten plaatsen .................................................................... 34

Twee kaarten gebruiken .................................................................................... 35

Compatibele geheugenkaarten .................................................................... 36

De camera in- en uitschakelen .............................................................. 37

Het batterijniveau controleren .............................................................. 38

Basisinstellingen ......................................................................................... 39

Een andere taal kiezen ........................................................................................ 41

De tijd en datum veranderen.......................................................................... 41

3

Basisfotografi e en afspelen

Fotograferen (modus P) ........................................................................... 44

Foto’s bekijken ............................................................................................. 47

Foto’s wissen ................................................................................................ 48

4

Films opnemen en afspelen

Films opnemen ........................................................................................... 50

Filminstellingen aanpassen .............................................................................. 52

Films bekijken .............................................................................................. 53

5

Foto’s maken

P-, S-, A- en M-modi ................................................................................... 56

Modus P: Programma AE ................................................................................... 56

Modus S: Sluiterprioriteit AE ............................................................................ 58

Modus A: Diafragmaprioriteit AE .................................................................. 61

Modus M: Handmatige belichting ............................................................... 62

Inhoudsopgave

Automatische scherpstelling ................................................................. 64

Scherpstelmodus .................................................................................................... 65

Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus) .............................. 67

Scherpstelpuntselectie ....................................................................................... 69

Handmatige scherpstelling .................................................................... 72

Scherpstelling controleren ............................................................................... 74

Gevoeligheid ................................................................................................ 76

AUTO............................................................................................................................... 77

Lichtmeting .................................................................................................. 78

Belichtingscorrectie ................................................................................... 79

C (Aangepast) ........................................................................................................... 80

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling ...................................... 81

De AF-L- en AE-L-knoppen ............................................................................... 82

Afbakening ................................................................................................... 83

O

AE BKT .................................................................................................................... 83

W

ISO BKT .................................................................................................................. 83

X

FILMSIMULATIE BKT ...................................................................................... 83

V

WITBALANS BKT .............................................................................................. 84

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT ............................................................................ 84

Z

FOCUS BKT ......................................................................................................... 84

Doorlopend fotograferen (seriemodus) ............................................. 85

Meervoudige belichtingen ..................................................................... 86

6

De opnamemenu’s

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT .......................................................... 88

BEELDGROOTTE ....................................................................................................... 88

BEELDKWALITEIT ..................................................................................................... 89

RAW OPNAME ........................................................................................................... 89

FILMSIMULATIE ......................................................................................................... 90

KORRELEFFECT ......................................................................................................... 91

CHROOM KLEUREFFECT ..................................................................................... 91

DYNAMISCH BEREIK .............................................................................................. 92

WITBALANS ................................................................................................................. 93

1

xi

1

HIGHLIGHT TINT ....................................................................................................... 96

SCHADUWTINT ........................................................................................................ 96

KLEUR ............................................................................................................................. 96

SCHERPTE .................................................................................................................... 96

RUISONDERDRUKKING ........................................................................................ 97

L BEL. RO ....................................................................................................................... 97

LENSMODLTIE OPTM. ........................................................................................... 97

KLEURR .......................................................................................................................... 97

PIXELMAPPING ......................................................................................................... 98

KIES INST. OP MAAT ............................................................................................... 98

BEW/BEW INST. OP M ........................................................................................... 99

AF/MF INSTELLINGEN .............................................................................100

SCHERPSTELGEBIED............................................................................................ 100

SCHERPSTELLING ................................................................................................. 101

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT....................................................................... 102

SNELLE AF ................................................................................................................. 102

AF-PUNTDISPLAY yz

.................................................................................. 102

AANTAL FOCUSPUNTEN .................................................................................. 103

PRE-AF......................................................................................................................... 103

AF-HULPLICHT ....................................................................................................... 103

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. ................................................................... 104

AF+MF ........................................................................................................................ 105

HF ASSISTENTIE ..................................................................................................... 106

SCHERPSTELLOEP ................................................................................................ 106

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD ....................................................................... 107

DIRECT AF-INSTELLING..................................................................................... 107

SCHERPTEDIEPTESCHAAL ............................................................................... 108

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT ................................................................... 108

TOUCH SCREEN MODUS ................................................................................. 109

OPNAME-INSTELLINGEN ........................................................................111

ZELFONTSPANNER .............................................................................................. 111

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN .................................................................... 112

INTERVAL-TIMEROPNAME ............................................................................... 112

xii

Inhoudsopgave

AE-REEKS INSTELLING ....................................................................................... 114

FILMSIMULATIE BKT ............................................................................................ 114

FOCUS BKT ............................................................................................................... 115

LICHTMEETSYSTEEM .......................................................................................... 116

SLUITERTYPE ........................................................................................................... 117

FLIKKERVERMINDERING ................................................................................... 118

IS MODE ..................................................................................................................... 118

ISO ................................................................................................................................. 119

ADAPT. INSTEL. ...................................................................................................... 121

MODUS 35mm-FORMAAT .............................................................................. 123

DRAADLS COMMUNICT................................................................................... 123

FLITSINSTELLINGEN .................................................................................124

FLASHFUNCTIE-INSTELLING .......................................................................... 124

VERWIJDER R. OGEN ........................................................................................... 124

MODUS TTL VERGRENDELEN ....................................................................... 125

LED-LICHTINSTELLING ...................................................................................... 125

MASTER-INSTELLING .......................................................................................... 126

CH-INSTELLING ...................................................................................................... 126

FILMINSTELLINGEN ..................................................................................127

FILMMODUS ........................................................................................................... 127

FILMSCHERPSTELLING00................................................................................. 127

HDMI-UITGANG INFODISPLAY ..................................................................... 127

HDMI REC-BEDIENING....................................................................................... 128

MIC-NIVEAU-INSTEL............................................................................................ 128

MIC/AFSTANDSBED. ........................................................................................... 128

7

Afspelen en het afspeelmenu

De afspeelweergave ................................................................................130

De DISP/BACK-knop ........................................................................................... 131

Foto’s bekijken ...........................................................................................133

Zoomweergave..................................................................................................... 134

Miniatuurweergave ............................................................................................ 134

1

xiii

1

Het afspeelmenu ......................................................................................135

WISSELSLEUF .......................................................................................................... 135

RAW-CONVERSIE .................................................................................................. 136

WISSEN ....................................................................................................................... 138

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2) ...................................................................... 140

BEELDUITSNEDE ................................................................................................... 140

NIEUW FORMAAT ................................................................................................. 141

BEVEILIGEN............................................................................................................... 142

FOTO DRAAIEN ...................................................................................................... 143

VERWIJDER R. OGEN ........................................................................................... 144

SPRAAKMEMO INSTELLING ........................................................................... 145

KOPIËREN .................................................................................................................. 146

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT ............................................................... 147

DRAADLS COMMUNICT................................................................................... 148

FOTOBOEK HULP .................................................................................................. 149

OPDRACHT (DPOF) ............................................................................................. 151

AFDRUK. instax PRINTER .................................................................................. 152

BEELDVERHOUDING .......................................................................................... 153

8

De instellingenmenu’s

GEBRUIKERSINSTELLINGEN...................................................................156

FORMATTEREN ...................................................................................................... 156

DATUM/TIJD ............................................................................................................ 157

TIJDVERSCHIL ......................................................................................................... 157

Q a

......................................................................................................... 158

MIJN MENU-INSTELINGEN .............................................................................. 158

SENSORREINIGING............................................................................................... 159

LEEFTIJD VAN BATTERIJ .................................................................................... 159

RESET ........................................................................................................................... 159

GELUIDSINSTELLINGEN ..........................................................................160

AF PIEPVOLUME .................................................................................................... 160

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME ............................................................... 160

BEDIENING VOL. .................................................................................................... 160

xiv

Inhoudsopgave

SLUITER VOLUME .................................................................................................. 161

SLUITER GELUID .................................................................................................... 161

AFSPEEL VOLUME ................................................................................................ 161

SCHERMINSTELLINGEN ..........................................................................162

EVF-HELDERHEID ................................................................................................. 162

EVF KLEUR................................................................................................................. 162

AANPASSING EVF KLEUR ................................................................................. 162

LCD-HELDERHEID ................................................................................................ 163

LCD KLEUR ............................................................................................................... 163

AANPASSING LCD KLEUR ................................................................................ 163

WEERGAVE ............................................................................................................... 164

AUTOROTATIE DISPLAYS .................................................................................. 164

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS .................................... 165

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE .................................................................... 165

COMP.RICHTL. ......................................................................................................... 166

AUTO ROT. WEERG............................................................................................... 167

EENHEDEN AF-SCHAAL ................................................................................... 167

DISP. INST. OP MAAT ........................................................................................... 168

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF) .................................................................... 169

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD) ................................................................... 170

DISPL-INST. GROTE INDICAT. .......................................................................... 171

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN ..............................................................172

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL .................................................................... 172

BEWERK/SLA OP SNELMENU ........................................................................ 173

FUNCTIE-INS. (Fn) ................................................................................................. 174

COMMANDOSCHIJF INSTELLING ............................................................... 176

SLUITER AF ............................................................................................................... 177

SLUITER AE ............................................................................................................... 177

OPNAME ZONDER LENS .................................................................................. 177

NEEM OP ZONDER KAART .............................................................................. 178

SCHERPSTELRING ................................................................................................. 178

MODUS AE/AF-VERG. ........................................................................................ 178

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN ................................................................... 179

VERGREND. ............................................................................................................... 179

1

xv

1

ENERGIEBEHEER ........................................................................................180

UITSCHAKELEN ...................................................................................................... 180

OPNAME STAND-BY MODUS ........................................................................ 180

AUTOM. ENERGIEBESPARING ........................................................................ 181

INSTELLINGEN OPSLAAN .......................................................................182

NUMMERING .......................................................................................................... 182

ORIG. FOTO OPSLAAN....................................................................................... 183

BEWERK BSTNDSNAAM.................................................................................... 183

INSTEL. SLEUF (STIL BEELD) ............................................................................ 183

WISSELSLEUF (SEQUENTIEEL) ....................................................................... 183

FILMDOELBESTAND ............................................................................................ 184

MAP SELECTEREN ................................................................................................ 184

COPYRIGHT INFO ................................................................................................. 184

VERBINDINGSINSTELLINGEN ................................................................185

Bluetooth INSTELLINGEN ................................................................................ 185

NETWERKINSTELLING ........................................................................................ 186

VERB.INST. instax PRNTR ................................................................................... 187

PC-VERBINDINGSMODUS ............................................................................... 187

ALGEMENE INSTELLINGN ................................................................................ 189

INFORMATIE............................................................................................................. 189

RESET DRAADLOZE INSTELLING ................................................................. 189

9

Sneltoetsen

Sneltoetsopties .........................................................................................192

De Q-knop (Snelmenu) ..........................................................................193

De snelmenuweergave .................................................................................... 193

Instellingen bekijken en wijzigen .............................................................. 194

Het snelmenu bewerken ................................................................................ 195

De Fn-knopppen (Functie) ....................................................................196

Rollen toewijzen aan de functietoetsen ............................................... 198

MIJN MENU .................................................................................................200

MIJN MENU-INSTELINGEN .............................................................................. 200

xvi

Inhoudsopgave

10

Randapparatuur en optionele accessoires

Lenzen ..........................................................................................................204

Lensonderdelen.................................................................................................... 204

Lensverzorging ...................................................................................................... 205

Lensdoppen verwijderen ............................................................................... 205

Zonnekappen bevestigen .............................................................................. 205

De diafragmaring ................................................................................................. 206

Externe fl itsers ...........................................................................................207

Flitsinstellingen ..................................................................................................... 208

SYNC-TERMINAL ................................................................................................... 209

EXTERNE FLASH .................................................................................................... 210

MASTER(OPTISCH) ............................................................................................... 213

11

Aansluitingen

HDMI-uitgang ............................................................................................218

Aansluiten op HDMI-apparaten ................................................................. 218

Fotograferen ........................................................................................................... 219

Afspelen ..................................................................................................................... 219

Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi) ...220

Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote ..................... 220

Tether-opname: FUJIFILM X Acquire/FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in/FUJIFILM Tether Shooting Plug-in

PRO/Hyper-Utility Software HS-V5 ......................................................... 222

Aansluiten op computers via USB ......................................................223

Tether-opname: FUJIFILM X Acquire/FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in/FUJIFILM Tether Shooting Plug-in

PRO/Hyper-Utility Software HS-V5 ......................................................... 226

Foto’s naar een computer kopiëren ......................................................... 227

RAW -beelden kopiëren in andere formaten:

FUJIFILM X RAW STUDIO............................................................................... 228

Camera-instellingen opslaan en laden

(FUJIFILM X Acquire) ...................................................................................... 228

instax SHARE printers..............................................................................229

Een verbinding tot stand brengen ........................................................... 229

Foto’s afdrukken .................................................................................................... 230

xvii

1

1

Inhoudsopgave

12

Technische notities

Accessoires van Fujifi lm .........................................................................232

Software van Fujifi lm ..............................................................................234

FUJIFILM Camera Remote .............................................................................. 234

MyFinePix Studio.................................................................................................. 234

RAW FILE CONVERTER EX ................................................................................ 234

FUJIFILM X RAW STUDIO ................................................................................. 235

FUJIFILM X Acquire ............................................................................................. 235

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in voor Lightroom ........................ 235

Hyper-Utility Software HS-V5 ....................................................................... 235

Voor uw veiligheid ...................................................................................236

Productverzorging ...................................................................................245

De beeldsensor reinigen........................................................................246

Firmware-updates ....................................................................................247

De Firmwareversie controleren................................................................... 247

Probleemoplossing ..................................................................................248

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen .................................257

Capaciteit geheugenkaart ....................................................................260

Technische gegevens ..............................................................................261

xviii

Meegeleverde accessoires

Het volgende wordt bij de camera meegeleverd:

NP-T125 oplaadbare batterij

BC-T125 batterijlader

Stekkeradapter

Behuizingsdop

Metalen clipjes draagriem (× 2)

Bevestigingsgereedschap clipje

Beschermkappen (× 2)

Schouderriem

Kabelbeschermer

Flitsschoenkap (wordt bevestigd op de fl itsschoen)

Sync-terminal-dop (bevestigd aan de camera geleverd)

Gebruiksaanwijzing (deze handleiding)

N

De stekkeradapter meegeleverd met de camera varieert per land of regio van aankoop; gebruik de adapter die geschikt is voor uw land of regio, zoals beschreven in de meegeleverde notitie.

Zie, voor informatie over compatibele computersoftware, “Software van

Fujifi lm” ( P

234).

1

xix

1

Over deze handleiding

Deze handleiding bevat instructies voor uw FUJIFILM GFX 50R digitale camera. Zorg dat u de inhoud heeft gelezen en begrijpt voordat u verder gaat.

Symbolen en conventies

In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:

O

Informatie die moet worden gelezen om schade aan het product te voorkomen.

N

Aanvullende informatie die tijdens het gebruik van het product van pas kan komen.

P

Pagina’s waarop verwante informatie kan worden gevonden.

Menu’s en andere teksten die op het scherm verschijnen worden

vetgedrukt

weergegeven. De afbeeldingen zijn alleen ter verduidelijking; tekeningen kunnen zijn vereenvoudigd, terwijl foto’s niet noodzakelijk zijn gemaakt met het model van de camera die in deze handleiding wordt beschreven.

Terminologie

Er wordt naar de optionele SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten die de camera gebruikt om foto’s op te slaan gerefereerd als “geheugenkaarten”. De elektronische zoeker kan worden aangeduid als de

“EVF” en het LCD-scherm als “LCD”.

xx

Voordat U Begint

1

1

Onderdelen van de camera

A

ON/OFF

-schakelaar......................................... 37

B

Ontspanknop ................................................... 46

C

Belichtingscompensatieschijf .................6, 79

D

Fn1

-knop .........................................................196

E

Schijfontgrendelingsknop ...............................5

F

Sluitertijdschijf ........................ 5, 56, 58, 61, 62

G

Flitsschoen ...............................................23, 210

H

Microfoon ......................................................... 51

I

AF-hulplicht ....................................................103

Zelfontspannerlamp ....................................111

J

Aansluitingendeksel

afstandsontspanner .................... 51, 60, 128

K

Dioptrieregelaarsbediening......................... 15

L

Bevestigingsoog draagriem ........................ 26

M

Sync-terminal ................................................209

N

Signaalcontacten lens

O

Lensontgrendelingsknop .............................. 28

P

Fn2

-knop .........................................................176

Q

Drive-knop ...........................................................6

R

Voorste commandoschijf ...................... 7, 176

S

Microfoon/afstandsontspanneraansluiting (

 2,5 mm) .............. 51, 60, 128

T

Flitsschoenkap ...............................................210

U

Behuizingsdop ................................................. 28

2

Onderdelen van de camera

1

V

Elektronische zoeker (EVF)...............10, 14, 15

W

Oogsensor ......................................................... 14

X

VIEW MODE

-knop ............................................ 14

Y b

(verwijderen)-knop ................................... 48

Z

Keuzeknop scherpstelmodus ...................... 65

a

Fn3

-knop ..................................................82, 196

b

Achterste commandoschijf.......... 7, 133, 176

c

Fn4

-knop ..................................................82, 196

d

Fn5

-knop ..................................................67, 196

e

Q

-knop (snelmenu) ......................................193

f

HDMI-aansluitingendeksel

g

Geheugenkaartsleufkap ............................... 34

h

Kapvergrendeling geheugenkaartsleuf ... 34

i

Indicatielampje ...........................................8, 31

j

Aansluitingendeksel .............................31, 223

k

Luidspreker ...............................................53, 161

l

Statiefbevestiging

m

Afdekkap voor het batterijvak ..................... 32

n

Vergrendeling van afdekkap voor het

batterijencompartiment ............................ 32

o

LCD-scherm .................................... 9, 12, 14, 15

Aanraakscherm .............................21, 109, 179

p

DISP

(display)/

BACK

-knop ...................16, 131

q a

(afspeel)-knop .......................................... 47

r

MENU/OK

-knop ................................................ 20

s

Scherpstellingstok (scherpstelhendel)

..............................................................5, 69, 172

t

HDMI-micro-aansluiting (Type D) ..........218

u

Geheugenkaartsleuf 1 ................................... 34

v

Geheugenkaartsleuf 2 ................................... 34

3

1

w

Batterijvak ......................................................... 32

x

Batterijvergrendeling ..................................... 33

y

USB-aansluiting (Type-C) ..........................223

z

15 V DC-IN-connector ................................... 31

De Kabelbeschermer

A

De kabelbeschermer voorkomt dat de USB-kabel of AC-adapter per ongeluk losgekoppeld wordt.

Bevestig de beschermer zoals getoond en draai de vergrendelingsschroef aan.

B

Sluit de kabel aan en leid deze door de beschermer zoals afgebeeld.

A

B

4

De serienummerplaat

Verwijder de serienummerplaat niet, deze geeft het FCC-ID, het KC-kenmerk, het serienummer en andere belangrijke informatie weer.

Onderdelen van de camera

1

De Scherpstellingstok (scherpstelhendel)

Kantel of druk op de scherpstellingstok om het scherpstelgebied te selecteren.

De scherpstellingstok kan ook worden gebruikt om de menu’s te navigeren.

Serienummerplaat

De sluitertijdschijf

Druk op de schijfontgrendeling om de schijf te ontgrendelen vòòr het draaien naar de gewenste instelling. Druk opnieuw op de ontgrendeling om de schijf op zijn plaats te vergrendelen.

5

De Drive-knop

Door op de drive-knop te drukken worden de volgende drive-modusopties weergegeven.

1

B

STILSTAAND BEELD

(enkel beeld)

I

CONTINU

(seriemodus)

O

AE BKT

(belichtingsafbakening)

W

ISO BKT

(gevoeligheidsafbakening)

FILMSIMULATIE BKT

(fi lmsimulatie-afbakening)

WITBALANS BKT

(witbalansafbakening)

44

85

83

83

83

DYNAMISCH BEREIK BKT

(afbakening dynamisch bereik)

Z

FOCUS BKT

(focus-bracketing) j

MULTI-BELICHTING

F

VIDEO

84

De belichtingscompensatieschijf

Draai aan de schijf om een hoeveelheid belichtingscompensatie te kiezen.

84

84

86

50

6

Onderdelen van de camera

De Commandoschijven

Draai aan of druk op de commandoschijven om:

Voorste commandoschijf Achterste commandoschijf

Selecteer menutabbladen of pagina’s door menu’s

Kies de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma

(programmaverschuiving)

Stel het diafragma bij 1, 2

Belichtingscorrectie aanpassen 4

Pas gevoeligheid aan

1

Bekijk andere foto's tijdens het afspelen

Markeer menu-items

Kies de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma (programmaverschuiving)

Kies een sluitertijd 1

Pas instellingen in het snelmenu aan

Kies de grootte van het scherpstelkader

Zoom in of uit in volledige schermweergave

Zoom in of uit in meervoudige schermweergave

Zoom in op het actieve scherpstelpunt

3

Houd ingedrukt om de scherpstelweergave in handmatige scherpstelmodus te kiezen 3

Zoom tijdens weergave in op het actieve scherpstelpunt

1 Kan worden gewijzigd met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

.

2 Als het objectief is voorzien van een diafragmaring met een “

C

”-positie, dan kunnen de commandoschijven van de camera worden gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer de diafragmaring naar

C

wordt gedraaid.

3 Uitsluitend beschikbaar als

SCHERPSTELLOEP

is toegewezen aan een functietoets.

4 Instelschijf belichtingscorrectie naar

C

gedraaid.

1

7

Het Indicatielampje

Camerastatus wordt weergegeven door het indicatielampje.

1

Brandt groen

Knippert groen

Knippert groen en oranje

Brandt oranje

Knippert oranje

Knippert rood

Scherpstelling vergrendeld.

Scherpstellings- of korte sluitertijdwaarschuwing. Er kunnen foto’s worden gemaakt.

Camera aan

: Foto’s nemen. Extra foto’s kunnen gemaakt worden.

Camera uit

: Foto’s naar een smartphone of tablet uploaden.

*

Foto’s nemen. Er kunnen momenteel geen extra foto’s worden gemaakt.

Flitser laadt op; fl itser zal niet fl itsen als er een foto wordt gemaakt.

Lens- of geheugenfout.

* Wordt alleen weergegeven als foto’s zijn geselecteerd voor uploaden.

N •

Er kunnen ook waarschuwingen in het scherm verschijnen.

Het indicatielampje blijft uit terwijl u uw oog tegen de zoeker houdt.

8

Onderdelen van de camera

Het LCD-scherm

Het LCD-scherm kan gekanteld worden voor beter zicht, maar wees voorzichtig om niet in aanraking te komen met de draden of om vingers of andere voorwerpen te beknellen achter het scherm.

Het aanraken van de draden kan defecten in de camera veroorzaken.

N

De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen dat gebruikt kan worden voor:

Scherpstelling of scherpstelveldselectie (

P

21, 22)

Functieselectie ( P

23)

Full-frame-weergave ( P

24)

1

9

1

Cameraschermen

Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het fotograferen.

O

Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.

De Elektronische Zoeker

A B C D EF GH J P Q R S T t s r q p o

01/01/2018 10:00 AM

n

3

2

5

4

1

0

3

2

1

0

5

4

-3

-4

-5

-1

-2

-3

-4

-1

-2

-5

m l k j i h g f e d c b

1.0

a Z Y X

U

V

W

10

Cameraschermen

A

Microfoon .......................................................128

B

Afstandsontspanner ....................................128

C

Flitsmodus (TTL) ...........................................210

D

Flitscompensatie ...........................................210

E

Zelfontspannerindicator.............................111

F

Doorlopende modus ..................................... 85

G

Sluitertype .......................................................117

H

AF+MF-indicator 2

........................................105

I

Bluetooth AAN/UIT .......................................185

J

Witbalans .......................................................... 93

K

Filmsimulatie ................................................... 90

L

Dynamisch bereik ........................................... 92

M

Beeldoverdrachtstatus .......................185, 220

N

Datum en tijd ................................... 39, 41, 157

O

Filmmodus 3

.............................................50, 127

P

Resterende tijd

3

............................................... 50

Q

Kaartsleufopties .....................................35, 183

R

Aantal beschikbare beelden 1

....................260

S

Beeldgrootte ..................................................... 88

T

Beeldkwaliteit .................................................. 89

U

Touch screen modus .............................21, 109

V

Temperatuurwaarschuwing .....................259

W

Scherpstelkader ........................................ 69, 81

X

Histogram ......................................................... 19

Y

Batterijniveau .................................................. 38

Z

Gevoeligheid .................................................... 76

a

Belichtingscorrectie ........................................ 79

b

Diafragma ...........................................57, 61, 62

c

Sluitertijd ..............................................57, 58, 62

d

TTL-vergrendeling ...................... 125, 175, 199

e

AE-vergrendeling ...................................82, 178

f

Lichtmeting ...................................................... 78

g

Opnamemodus ............................................... 56

h

Scherpstelmodus 2

.......................................... 65

i

Scherpstelindicator

2

...................................... 66

j

Handmatige scherpstelindicator

2

...... 65, 72

k

AF-vergrendeling ...................................82, 178

l

Afstandsindicator

2

......................................... 74

m

Opnameniveau 2, 3

.........................................128

n

Belichtingsindicator ................................ 62, 79

o

Virtuele horizon ............................................... 19

p

Downloadstatus

locatiegegevens .................................189, 220

q

Modus 35mm-formaat...............................123

r

Voorbeeld scherptediepte ..................... 61, 74

s

Scherpstelloep ........................................75, 106

t

IS-modus 2

.......................................................118

1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.

2 Niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERM SET-UP

 >

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

.

3 Wordt alleen weergegeven tijdens fi lmopnamen.

1

11

Het LCD-scherm

A B C D E F G H I J K L M

1

s r q p o n m l k j

01/01/2018 10:00 AM

N

O

P

Q

R

S

T

U

V e d i h g f c b a Z Y X W

12

Cameraschermen

A

IS-modus

2

.......................................................118

B

Scherpstelloep ........................................75, 106

C

Voorbeeld scherptediepte ..................... 61, 74

D

Downloadstatus

locatiegegevens .................................189, 220

E

Modus 35mm-formaat...............................123

F

Bluetooth AAN/UIT .......................................185

G

Beeldoverdrachtstatus .......................185, 220

H

Filmmodus

3

.............................................50, 127

I

Resterende tijd 3

............................................... 50

J

Kaartsleufopties .....................................35, 183

K

Aantal beschikbare beelden

1

....................260

L

Beeldgrootte ..................................................... 88

M

Beeldkwaliteit .................................................. 89

N

Datum en tijd ................................... 39, 41, 157

O

Touch screen modus

4

...........................21, 109

P

Witbalans .......................................................... 93

Q

Filmsimulatie ................................................... 90

R

Dynamisch bereik ........................................... 92

S

Temperatuurwaarschuwing .....................259

T

Scherpstelkader ........................................ 69, 81

U

Histogram ......................................................... 19

V

Afstandsindicator 2

......................................... 74

W

Batterijniveau .................................................. 38

X

Gevoeligheid .................................................... 76

Y

Belichtingscorrectie ........................................ 79

Z

Diafragma ...........................................57, 61, 62

a

Sluitertijd ..............................................57, 58, 62

b

TTL-vergrendeling ...................... 125, 175, 199

c

AE-vergrendeling ...................................82, 178

d

Lichtmeting ...................................................... 78

e

Opnamemodus ............................................... 56

f

Scherpstelmodus 2

.......................................... 65

g

Scherpstelindicator

2

...................................... 66

h

Handmatige scherpstelindicator

2

...... 65, 72

i

AF-vergrendeling ...................................82, 178

j

AF+MF-indicator

2

........................................105

k

Sluitertype .......................................................117

l

Opnameniveau

2, 3

.........................................128

m

Doorlopende modus ..................................... 85

n

Belichtingsindicator ................................ 62, 79

o

Zelfontspannerindicator.............................111

p

Microfoon .......................................................128

q

Afstandsontspanner ....................................128

r

Flitsmodus (TTL) ...........................................210

s

Flitscompensatie ...........................................210

1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.

2 Niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

D

SCHERM SET-UP

 >

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

.

3 Wordt alleen weergegeven tijdens fi lmopnamen.

4 Camerafuncties zijn ook toegankelijk via aanraaktoetsen.

Schermrotatie

Als

AAN

is geselecteerd voor

D

SCHERM SET-UP

 >

AUTOROTATIE

DISPLAYS

, draaien de indicatoren in de zoeker en het LCDscherm automatisch om zich aan de richting van de camera aan te passen.

1

13

Een Weergavemodus Kiezen

Druk op de

VIEW MODE

-knop om door de volgende weergavemodi te bladeren.

1

E

OOGSENSR

De zoeker schakelt in en het LCD-scherm schakelt uit als u uw oog naar de zoeker beweegt; als u uw oog weghaalt, schakelt de zoeker weer uit en het LCD-scherm weer in.

Zoeker aan, LCD-scherm uit.

EVF ONLY

LCD ONLY

EVF ONLY +

E

LCD-scherm aan, zoeker uit.

Als u uw oog naar de zoeker brengt, schakelt de zoeker in; uw oog weghalen schakelt deze uit. Het LCD-scherm blijft uit.

E

OOGSENSOR +

LCD-BEELDWEERGAVE

Uw oog tegen de zoeker plaatsen tijdens het fotograferen schakelt de zoeker in, maar het LCD-scherm wordt gebruikt voor de weergave van beelden zodra u na het fotograferen uw oog van de zoeker verwijdert.

De Oogsensor

De oogsensor reageert mogelijk op andere objecten dan uw oog of op licht dat direct op de sensor schijnt.

De oogsensor wordt uitgeschakeld terwijl de

LCD-monitor wordt gekanteld.

Oogsensor

14

Cameraschermen

Schermhelderheid aanpassen

De helderheid en kleurtoon van de zoeker en het LCDscherm kunnen worden aangepast met behulp van de items in het D  

SCHERM SET-UP

-menu. Kies

EVF-HELDERHEID

of

EVF-KLEUR

om de helderheid of kleurtoon van de zoeker aan te passen,

LCD-HELDERHEID

of

LCD KLEUR

om hetzelfde te doen voor het LCD-scherm.

De Zoeker Scherpstellen

Als de indicators in de zoeker onscherp zijn, plaats dan uw oog tegen de zoeker en draai aan de dioptrieregelaar totdat de weergave scherp in beeld is.

Om de zoeker scherp te stellen:

A

Til de dioptrieregelaar op.

B

Draai aan de regelaar om de scherpstelling van de zoeker aan te passen.

C

Zet de regelaar terug in haar oorspronkelijke positie en zet vast.

1

O

Til de regelaar op voor gebruik. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan voor een defect aan het product zorgen.

15

1

De DISP/BACK-knop

De

DISP/BACK

-knop regelt het weergeven van de indicatoren in de zoeker en op het LCD-scherm.

N

Indicatoren voor de EVF en LCD moeten apart worden geselecteerd. Om de EVF-weergave te kiezen, plaats u uw oog op de zoeker terwijl u de

DISP/BACK

-knop gebruikt.

Zoeker

Volledig scherm Volledig scherm (geen indicators)

Dubbele weergave (alleen handmatige scherpstelmodus)

Standaardindicatoren

Standaard (geen indicatoren)

16

LCD-scherm

Standaardindicatoren

Cameraschermen

Geen indicatoren

1

Dubbele weergave (alleen handmatige scherpstelmodus)

Infoscherm

De dubbele weergave

De dubbele weergave bestaat uit een groot volledig scherm en een kleinere close-up van het scherpstelgebied.

17

1

De standaardweergave aanpassen

Om de items getoond in de standaardindicatorweergave te kiezen:

1 Geef standaardindicatoren weer.

Gebruik de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

2 Selecteer DISP. INST. OP MAAT .

Selecteer D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

in het instellingenmenu.

3

Kies items.

Markeer items en druk op

MENU/OK

om te selecteren of te deselecteren.

COMP.RICHTL.

ELEKTR. WATERPAS

FOCUSFRAME

AF-AFSTANDSINDICATOR

MF-AFSTANDSINDICATOR

HISTOGRAM

LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM

OPNAMEMODUS

DIAFR/S-SNELHEID/ISO

INFORMATIE-ACHTERGROND

Belichtingscomp. (Getal)

Belichtingscomp. (Schaal)

FOCUSMODUS

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLITSLICHT

DOORLOPENDE MODUS

DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.

TOUCH SCREEN MODUS

WITBALANS

FILMSIMULATIE

DYNAMISCH BEREIK

REST. BEELDJES

BEELDFORM/-KWALITEIT

FILMMODUS & OPNAMETIJD

MODUS 35mm-FORMAAT

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

MICROFOONGELUID

ACCUNIVEAU

FRAMINGKADER

4 Sla wijzigingen op.

Druk op

DISP/BACK

om de wijzigingen op te slaan.

5

Sluit de menu’s af.

Druk op

DISP/BACK

zoals nodig om terug te keren naar de opnameweergave.

18

Cameraschermen

Virtuele Horizon

Als u

ELEKTR. WATERPAS

selecteert, wordt de virtuele horizon weergegeven. De camera is waterpas als de twee lijnen over elkaar liggen.

Houd er rekening mee dat de virtuele horizon mogelijk niet wordt weergegeven als de cameralens naar boven of naar beneden wordt gericht.

Voor een 3D-weergave (aangeduid), drukt u op de functieknop waaraan

ELEKTR. WATERPAS

is toegewezen ( P

174, 198).

Pitchinstelling Rollen

Framingkader

Schakel

FRAMINGKADER

in om de randen van het beeld makkelijker zichtbaar te maken tegen donkere achtergronden.

Histogrammen

Histogrammen geven de verdeling van de tinten in de foto weer. De horizontale as geeft de helderheid weer, de verticale as het aantal pixels.

1

Aantal pixels

Schaduwen Hoge lichten

Helderheid pixels

Optimale belichting

: Pixels zijn als een gelijkmatige kromme verdeeld over alle tinten.

Overbelicht

: Pixels bevinden zich in groepjes aan de rechterzijde van de grafi ek.

Onderbelicht

: Pixels bevinden zich in groepjes aan de linkerkant van de grafi ek.

Voor het bekijken van afzonderlijke RGB-histogrammen en een scherm met delen van het beeld die bij de huidige instellingen overbelicht worden, geschoven over het beeld dat door het objectief te zien is, drukt u op de functietoets waaraan

HISTOGRAM

is toegewezen (

P

174, 198).

A

Overbelichte gebieden knipperen

B

RGB-Histogrammen

19

De Menu’s Gebruiken

Druk op

MENU/OK

om de menu’s weer te geven.

1

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

VERLATEN

Om in de menu's te navigeren:

MENU VOOR HERBEKIJKEN

WISSELSLEUF

RAW-CONVERSIE

WISSEN

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

VERLATEN

1

Druk op

MENU/OK

om de menu’s weer te geven.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

VERLATEN

2

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links om het tabblad voor het huidige menu te markeren.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

VERLATEN

Tabblad

3

Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om het tabblad (

H

,

G

,

A

,

F

,

B

,

E

,

C

of

D

) met het gewenste item te markeren.

4

Duw de scherpstellingstok naar rechts om de cursor in het menu te plaatsen.

N

Gebruik de voorste instelschijf om menutabbladen te selecteren of door menu’s te bladeren en de achterste instelschijf om menu-items te markeren.

De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kantelt niet diagonaal

20

Touch screen modus

De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen.

Opname-aanraaktoetsen

Selecteer, om aanraakbedieningen in te schakelen,

AAN

voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN 

>

TOUCH SCREEN

INSTELLINGEN

 >

TOUCHSCREEN AAN/

UIT

.

TOUCHSCREEN INSTELLINGEN

TOUCHSCREEN AAN/UIT

EVF TOUCHSCREENGEBD INST.

EVF

De LCD-monitor kan worden gebruikt om het scherpstelveld te selecteren terwijl foto’s worden gekadreerd in de elektronische zoeker (EVF). Gebruik

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 >

EVF TOUCHSCREENGEBD

INST.

om het gebied van de monitor te kiezen dat voor aanraakbedieningen wordt aangewend.

1

21

1

LCD-scherm

Aanraakbedieningen kunnen worden gebruikt om het scherpstelveld te kiezen.

De uitgevoerde bewerking kan worden geselecteerd door op de touchscreenmodus indicator op het scherm te tikken en door vervolgens door de volgende opties te bladeren.

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.

Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren. Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.

Aanraakscherpstelling uitgeschakeld.

O

Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom ( P

110).

N •

Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbregen, selecteert u

UIT

voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 >

TOUCHSCREEN AAN/UIT

.

De aanraaktoetsinstellingen kunnen worden aangepast met behulp van

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN MODUS

.

22

Touch screen modus

Aanraakfunctie

Functies kunnen aan de volgende veegbewegingen worden toegewezen op eenzelfde manier als de functieknoppen

( P

196):

Veeg omhoog:

T-Fn1

Veeg naar links:

T-Fn2

Veeg naar rechts:

T-Fn3

Veeg omlaag:

T-Fn4

N

In sommige gevallen geven aanraakveegbewegingen een menu weer; tik om de gewenste optie te selecteren.

MIC-NIVEAU-INSTEL

1

OK ANNULEREN

23

1

Touch screen modus

Touchscreen knoppen terugkijken

Als

AAN

is geselecteerd voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN 

>

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN 

>

TOUCHSCREEN AAN/UIT

, kunnen aanraaktoetsen worden gebruikt voor de volgende afspeelbewerkingen:

Veeg

: Veeg uw vinger langs het scherm om andere foto’s te bekijken.

Zoom

: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze uit elkaar om in te zoomen.

Knijp

: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze naar elkaar toe om uit te zoomen.

N

Foto’s kunnen uitgezoomd worden tot de gehele afbeelding zichtbaar is, maar niet verder dan dat.

Dubbele klik

: Tik twee keer op de weergave om op het scherpstelpunt in te zoomen.

Blader

: Bekijk andere delen van de foto tijdens terugspeelzoom.

24

Eerste stappen

25

2

De draagriem bevestigen

Maak de draagriemclipjes aan de camera vast en daarna aan de draagriem.

1 Bevestig een beschermkapje.

Plaats het beschermkapje over het oogje, zoals weergegeven. De zwarte kant moet richting de camera wijzen.

2 Open een draagriemclipje.

Gebruik het draagriemgereedschap

(A) om het draagriemclipje (B) te openen.

Beschermkapje

(A)

(B)

3 Schuif de klem op de tool.

Schuif de klem op de tool zodat deze over de projectie haakt.

26

4 Plaats het draagriemclipje op een oogje.

Haak het bevestigingsoogje vast in de opening van het clipje. Verwijder het gereedschap en houd het clipje met de andere hand op zijn plek.

N

Bewaar het gereedschap op een veilige plaats, omdat u dit nodig heeft om de draagriemclipjes te openen bij het verwijderen van de draagriem.

De draagriem bevestigen

2

5

Haal het clipje door het oogje.

Draai het clipje totdat het volledig door het oogje is en dichtklikt.

6 Maak de draagriem vast.

Steek de draagriem door een beschermkap en draagriemclipje en zet de gesp vast zoals aangegeven.

O

Zorg ervoor dat de draagriem goed vastzit om te voorkomen dat de camera valt.

Draagriemclip

Herhaal de stappen hierboven voor het tweede oogje.

Gesp

27

2

Een lens bevestigen

De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het

FUJIFILM G-bevestigingspunt.

Verwijder de behuizingsdop van de camera en de achterste dop van de lens. Plaats de lens op het bevestigingspunt, houd de markering op de lens en de camera op één lijn (

A

) en draai vervolgens aan de lens totdat deze op zijn plaats klikt (

B

).

O •

Zorg dat stof of andere vreemde materialen niet in de camera komt bij het bevestigen van lenzen.

Let op dat u de interne delen van de camera niet aanraakt.

Draai aan de lens tot deze goed vastklikt.

Druk niet op de ontspanknop van de lens tijdens het bevestigen van de lens.

Lenzen verwijderen

Schakel, om de lens te verwijderen, de camera uit en druk vervolgens op de ontgrendelingsknop (

A

) van de lens en draai aan de lens zoals aangeduid (

B

).

O

Om te voorkomen dat stof zich ophoopt op de lens of in de camera, plaatst u de lenskappen en de behuizingsdop van de camera terug wanneer de lens niet is bevestigd.

Lenzen en andere optionele accessoires

De camera kan gebruikt worden met lenzen en accessoires voor het FUJIFILM

G-bevestigingspunt.

O

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het bevestigen of verwijderen (verwisselen) van lenzen.

Controleer of er geen stof of andere vreemde materialen op de lenzen aanwezig is.

Verwissel lenzen niet in direct zonlicht of onder een heldere lichtbron.

Licht dat rechtstreeks in de binnenkant van de camera is gericht, kan storingen veroorzaken.

Bevestig de lensdoppen voordat lenzen worden verwisseld.

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing die bij het objectief werd geleverd voor informatie over het gebruik.

28

De batterij opladen

De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgeladen. Laad voor gebruik de batterij op in de meegeleverde batterijlader.

O

Een NP-T125 oplaadbare batterij wordt meegeleverd met de camera.

Het opladen duurt ongeveer 140 minuten.

1 Sluit de stekkeradapter aan.

O

De met de camera meegeleverde stekkeradapter varieert per land of regio van aankoop; gebruik de adapter die geschikt is voor uw land of regio, zoals beschreven in de meegeleverde notitie.

2 Plaats de batterij in de lader.

Plaats de batterij in de richting die wordt aangegeven door de pijl.

2

3 Steek de lader in een stopcontact.

Sluit de lader aan op een stopcontact binnenshuis. De laadindicator licht op.

4 Laad de batterij op.

Verwijder de batterij zodra het opladen is voltooid.

29

De laadindicator

De laadindicator geeft de laadtoestand van de batterij als volgt weer:

2

Uit

Aan

Knippert

Batterij niet geplaatst.

Batterij volledig opgeladen.

De batterij wordt opgeladen.

Batterij defect.

Plaats de batterij.

Verwijder de batterij.

Haal de lader uit het stopcontact en verwijder de batterij.

O

De meegeleverde lader is compatibel met stroomvoorzieningen van

100 tot 240 volt (voor overzees gebruik is een stekkeradapter vereist).

Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op de batterij. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan het verwijderen van de batterij uit de camera onmogelijk maken.

Voorkom dat de batterijpolen worden kortgesloten. Anders kan de batterij oververhit raken.

Lees de voorzorgsmaatregeln in “De batterij en stroomvoeding”.

Gebruik alleen batterijladers die bedoeld zijn voor gebruik met de batterij. Anders kan de batterij en/of de batterijlader defect raken.

Probeer niet de labels van de batterij te halen of de behuizing te openen.

Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.

Als de batterij niet kan opladen, heeft deze het einde van haar levensduur bereikt en moet deze worden vervangen.

Haal de lader uit het stopcontact wanneer deze niet in gebruik is.

Verwijder vuil van de batterijpolen met een schone, droge doek. Neemt u deze voorzorgsmaatregel niet in acht, dan kan de batterij mogelijk niet worden opgeladen.

Merk op dat de oplaadtijden toenemen bij lage temperaturen.

30

De batterij opladen

Opladen via AC-adapter

De batterij in de camera laadt ook op als de camera van stroom wordt voorzien via een optionele AC-15V AC-adapter. Het opladen duurt ongeveer

120 minuten.

De laadtoestand van de batterij wordt getoond door de laadtoestandpictogrammen als de camera is ingeschakeld (afspeelmodus) en door het indicatielampje als de camera is uitgeschakeld.

Y (geel)

N

(groen)

Z (rood)

Ingeschakeld

Uitgeschakeld

Knippert

Batterij wordt opgeladen

Opladen voltooid

Batterij defect

2

31

2

De batterij plaatsen

Plaats de batterij in de camera zoals hieronder beschreven na het opladen van de batterij.

1 Open de kap van het batterijvak.

Verschuif de vergrendeling van het batterijvak zoals aangeduid en open de kap van het batterijvak.

O •

Open de kap van het batterijvak niet wanneer de camera is ingeschakeld.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van fotobestanden of geheugenkaarten tot gevolg hebben.

Gebruik niet te veel kracht wanneer u de kap van het batterijvak opent of sluit.

2 Plaats de batterij zoals afgebeeld.

O •

Plaats de batterij in de aangegeven richting.

Oefen geen kracht uit of probeer niet de batterij achterstevoren of ondersteboven te plaatsen.

Controleer of de batterij stevig vastzit.

32

De batterij plaatsen

3 Sluit de kap van het batterijvak.

Sluit en vergrendel de kap.

O

Als de kap niet dicht kan, controleert u of de batterij in de juiste richting is geplaatst. Probeer de kap niet dicht te forceren.

De batterij verwijderen

Voordat u de batterij verwijdert,

schakelt u de camera uit

en opent u de kap van het batterijencompartiment.

Druk de batterijvergrendeling opzij en laat de batterij uit de camera glijden zoals getoond om de batterij te verwijderen.

2

O

De batterij kan warm worden bij gebruik in omgevingen met hoge temperaturen. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterij.

33

2

Geheugenkaarten plaatsen

Foto’s worden opgeslagen op geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar).

N

De camera kan worden gebruikt met twee kaarten, één in elk van de twee sleuven.

1 Open de kap van de geheugenkaartsleuf.

Ontgrendel en open de kap.

O

Open de kap van de geheugenkaartsleuf niet wanneer de camera is ingeschakeld. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van fotobestanden of geheugenkaarten tot gevolg hebben.

2 Plaats de geheugenkaart.

Houd de kaart in de getoonde richting en schuif deze in het apparaat totdat deze aan de achterkant van de sleuf vastklikt. Sluit en vergrendel de afdekkap van de geheugenkaartsleuf.

O

Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst; steek de kaart er niet onder een hoek in en oefen geen kracht uit.

3 Formatteer de geheugenkaart (

P

156).

O

Nieuwe geheugenkaarten moeten vóór het eerste gebruik worden geformatteerd en alle geheugenkaarten die in een computer of ander apparaat zijn gebruikt, moeten ook weer worden geformatteerd.

34

Geheugenkaarten plaatsen

Geheugenkaarten verwijderen

Schakel de camera uit

en open de kap van de geheugenkaartsleuf voordat u geheugenkaarten verwijdert.

Druk op en ontgrendel de kaart om deze deels uit te werpen (druk op het midden van de kaart en ontgrendel deze langzaam zonder uw vinger van de kaart te halen om te voorkomen dat de kaart uit de sleuf valt). De kaart kan nu met de hand worden verwijderd.

Twee kaarten gebruiken

De camera kan worden gebruikt met twee kaarten, één in elk van de twee sleuven. Bij de standaardinstellingen worden foto’s alleen opgeslagen op de kaart in de tweede sleuf wanneer de kaart in de eerste sleuf vol is. Dit kan worden gewijzigd met

D

OPSLAAN

SET-UP

 >

INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)

.

SEQUENTIEEL

(standaard)

BACK-UP

RAW / JPEG

De kaart in de tweede sleuf wordt alleen gebruikt wanneer de kaart in de eerste sleuf vol is. Wanneer de tweede sleuf is geselecteerd voor D

OPSLAAN SET-UP

 >

WISSELSLEUF (SEQUENTIEEL)

, zal de opname beginnen op de kaart in de tweede sleuf en schakelt over naar de eerste sleuf wanneer de kaart in de tweede sleuf vol is.

Elke foto wordt tweemaal opgenomen, eenmaal op elke kaart.

Zoals voor

SEQUENTIEEL

, behalve dat de RAW-kopie van foto's genomen met

FINE+RAW

of

NORMAL+RAW

geselecteerd voor H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 >

BEELDKWALITEIT

wordt opgeslagen op de kaart in de eerste sleuf en de JPEG-kopie op de kaart in de tweede sleuf.

De kaart gebruikt voor het opslaan van fi lms kan worden geselecteerd met D

OPSLAAN SET-UP

 >

FILMDOELBESTAND

.

2

35

2

Geheugenkaarten plaatsen

Compatibele geheugenkaarten

Fujifi lm en SanDisk SD-, SDHC-, en SDXC-geheugenkaarten zijn goedgekeurd voor gebruik in deze camera.

UHS-II-kaarten worden aanbevolen voor gebruik in deze camera.

Gebruik een UHS-snelheidsklasse 1 of hogere geheugenkaart bij het opnemen van fi lms.

Een lijst met ondersteunde geheugenkaarten is beschikbaar op de Fujifi lm-website. Bezoek voor meer informatie:

http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/compatibility/

.

O •

Voorkom dat de camera wordt uitgeschakeld of dat de geheugenkaart wordt verwijderd terwijl de camera bezig is met het formatteren van de geheugenkaart of met het wegschrijven of wissen van gegevens.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.

Geheugenkaarten kunnen worden vergrendeld, zodat de kaart niet geformatteerd kan worden en er geen foto’s opgeslagen of gewist kunnen worden. Schakel de schrijfbeveiligingsschakelaar naar de ontgrendelde stand voordat u de geheugenkaart in de camera plaatst.

Geheugenkaarten zijn klein en kunnen ingeslikt worden; houd ze buiten het bereik van kinderen. Als een kind een geheugenkaart inslikt, moet u onmiddellijk medische hulp inroepen.

• miniSD- of microSD-adapters die groter of kleiner zijn dan geheugenkaarten, worden mogelijk niet normaal uitgeworpen. Breng de camera naar een erkend service center als dit gebeurt. Probeer de kaart niet met geweld uit de camera te halen.

Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op geheugenkaarten.

Etiketten die losraken kunnen cameradefecten veroorzaken.

Bij sommige soorten geheugenkaarten kunnen fi lmopnamen onderbrekingen vertonen.

Door het formatteren van een geheugenkaart in de camera wordt een map aangemaakt waarin de foto’s worden opgeslagen. U mag deze map niet verwijderen of een andere naam geven. Ook mag u de fotobestanden in deze map niet bewerken, wissen of herbenoemen met behulp van een computer of ander apparaat. Gebruik altijd de camera om foto’s te verwijderen; kopieer bestanden naar een computer alvorens de bestanden te bewerken of hernoemen en bewerk of hernoem de kopieën, niet de originele bestanden. Het hernoemen van bestanden op de camera kan problemen veroorzaken tijdens het afspelen.

36

De camera in- en uitschakelen

Gebruik de

ON/OFF

-schakelaar om de camera in en uit te schakelen.

Schuif de schakelaar naar

ON

om de camera in te schakelen, of naar

OFF

om de camera uit te schakelen.

O

Vingervlekken en vuil op de lens of de zoeker zijn van invloed op de kwaliteit van de foto’s of het zicht door de zoeker. Zorg dat de lens en de zoeker schoon blijven.

N •

Druk op de a -knop om het afspelen te starten.

Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamemodus.

De camera wordt automatisch uitgeschakeld als er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende de geselecteerde tijdsduur voor

D

STROOMBEHEER

 >

UITSCHAKELEN

. Druk de ontspanknop half in of draai de

ON/OFF

-schakelaar naar

OFF

en vervolgens weer naar

ON

om de camera opnieuw aan te zetten nadat deze automatisch werd uitgeschakeld.

2

37

2

Het batterijniveau controleren

Controleer het batterijniveau in het scherm na het inschakelen van de camera.

Het batterijniveau wordt als volgt weergegeven: e f g h i i

(rood) j

(knippert rood)

Batterij is gedeeltelijk ontladen.

Batterij ongeveer 80% vol.

Batterij ongeveer 60% vol.

Batterij ongeveer 40% vol.

Batterij ongeveer 20% vol.

Batterij bijna leeg. Zo snel mogelijk opladen.

De batterij is leeg. Schakel de camera uit en laad de batterij op.

38

Basisinstellingen

Wanneer u de camera de eerste keer aanzet, kunt u een taal kiezen en de cameraklok instellen. Met standaardinstellingen kunt u ook de camera koppelen meteen smartphone of tablet zodat u later de klokken kunt synchroniseren of foto’s kunt downloaden. Volg de stappen hieronder wanneer u de camera de eerste keer aanzet.

N

Als u de camera aan een smartphone of tablet wilt koppelen, installeer en start de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op het apparaat alvorens u doorgaat. Voor meer informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

1 Schakel de camera in.

Een taalkeuzedialoogvenster zal worden weergegeven.

2

2 Kies een taal.

Markeer een taal en druk op

MENU/OK

.

3 Koppel de camera aan de smartphone of tablet.

Druk op

MENU/OK

om de camera aan een

KOPPELREGISTRATIE

smartphone of tablet te koppelen die de

KOPPELEN MET SMARTPHONE?

FUJIFILM Camera Remote-app draait.

N

Om het koppelen over te slaan, druk op

DISP/BACK

.

OVERDRACHT VAN BEELDEN OP

SMARTPHONE GEMAKKELIJK

DOOR KOPPELEN

SCAN QR OF ZK NR "FUJIFILM

Camera Remote" APP OP NET

INSTELLEN OVERSLAAN HELP

39

2

4 Controleer de tijd.

Wanneer de koppeling compleet is, wordt u aangespoord om de cameraklok in te stellen op de tijd die is gemeld door de smartphone of tablet. Controleer of de tijd klopt.

KOPPELREGISTRATIE

KOPPLEN VOLTOOID

1/ 1/2018 12:00 PM

DATUM/TIJD VAN SMARTPHONE INSTELLEN?

OK ANNULEREN

N

Om de klok handmatig in te stellen, druk op

DISP/BACK

(

P 41).

5

Synchroniseer de camera-instellingen met de instellingen die op uw smartphone of tablet geconfi gureerd zijn.

INSTELLNG SYNCHRONISEREN SMARTPHONE

UIT

LOCATIE&TIJD

LOCATIE

TIJD

INSTELLEN

N

De geselecteerde optie kan op elk gewenst moment worden gewijzigd met behulp van

D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth

INSTELLINGEN

.

6

Stel de klok in.

Druk op

MENU/OK

om de cameraklok in te stellen op de tijd die gemeld is door de smartphone of tablet en verlaat de opnamemodus.

N

Als er gedurende langere tijd geen batterij in de camera zit, wordt de cameraklok teruggezet en wordt het taalkeuzevenster weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld.

De huidige stap overslaan

Als u een stap overslaat, wordt een bevestigingsvenster weergegeven; selecteer

NEE

om te voorkomen dat u stappen herhaalt die u oversloeg de volgende keer dat u de camera aanzet.

40

Basisinstellingen

Een andere taal kiezen

Om de taal te wijzigen:

1 Geef taalopties weer.

Selecteer D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 > Q a

.

2 Kies een taal.

Markeer de gewenste optie en druk op

MENU/OK

.

De tijd en datum veranderen

Om de cameraklok in te stellen:

1 Geef DATUM/TIJD -opties weer.

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

DATUM/TIJD

.

2

Stel de klok in.

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Druk op

MENU/OK

om de klok in te stellen.

2

41

MEMO

42

Basisfotografi e en afspelen

43

Fotograferen (modus P)

Deze sectie beschrijft hoe u foto’s kunt maken met programma

AE (modus

P

). Raadpleeg pagina 56–63 voor meer informatie

over

S

-,

A

- en

M

-modi.

1

Pas de instellingen aan voor programma AE.

3

A

Diafragma

B

Sluitertijd

C

Scherpstelmodus

A (auto)

A (auto)

S (enkelvoudige AF)

56

56

65

N

Om de sluitertijdschijf te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

2 Controleer de opnamemodus.

Bevestig dat

P

verschijnt in het scherm.

44

3 Maak de camera gereed.

Houd met beide handen de camera stevig vast en laat uw ellebogen rusten tegen uw zij. Trillende of onvaste handen kunnen uw foto’s wazig maken.

Houd uw vingers en andere voorwerpen uit de buurt van de lens en

AF-hulpverlichting om onscherpe of te donkere (onderbelichte) foto’s te voorkomen.

4 Zet de foto in een kader.

Lenzen met zoomringen

Gebruik de zoomring om de foto in het scherm te kaderen. Draai de ring naar links om uit te zoomen, naar rechts om in te zoomen.

Fotograferen (modus P)

3

45

5 Stel scherp.

Houd de ontspanknop half ingedrukt om scherp te stellen.

Fotograferen (modus P)

3

Scherpstelindicator

Scherpstelkader

Als de camera kan scherpstellen

, klinkt er tweemaal een pieptoon en lichten scherpstelkader en scherpstelindicator groen op.

Als de camera niet in staat is om scherp te stellen

, wordt het scherpstelkader rood, wordt s

weergegeven en zal de scherpstelindicator wit knipperen.

N •

Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-hulpverlichting mogelijk branden om te assisteren bij de scherpstelbewerking.

Scherpstelling en belichting vergrendelen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zolang u de knop in deze positie blijft (AF/

AE-vergrendeling).

De camera stelt scherp op onderwerpen op elke afstand in het macro- en standaardscherpstelbereik.

6 Neem een foto.

Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de foto te maken.

46

a

Foto’s bekijken

U kunt foto’s in de zoeker of op het LCD-scherm bekijken.

Druk op a

om de foto’s schermvullend te bekijken.

100-0001

Extra foto’s kunnen bekeken worden door de scherpstellingstok

(scherpstelhendel) naar links of rechts te duwen of de voorste commandoschijf te draaien. Duw de scherpstellingstok of draai de schijf naar rechts om de foto’s te zien in de volgorde waarin ze zijn opgenomen en naar links om de foto’s in omgekeerde volgorde te zien. Houd de scherpstellingstok ingedrukt om snel naar het gewenste frame te scrollen.

N

Foto’s gemaakt met andere camera’s worden gemarkeerd met een m  (“geschenkbeeld”)-pictogram om aan te duiden dat deze misschien niet correct worden weergegeven en dat mogelijk de zoomweergave niet beschikbaar is.

Twee geheugenkaarten

Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de a

-knop ingedrukt houden om een kaart voor het afspelen te kiezen. U kunt ook een kaart selecteren met behulp van de optie C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

WISSELSLEUF

.

3

47

3

b

Foto’s

Gebruik de b

-knop om foto’s te wissen.

O

Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.

1

Druk, als een afbeelding in volledig scherm wordt weergegeven, op de b

-knop en selecteer

ENKELE FOTO

.

WISSEN

ENKELE FOTO

GEKOZEN VELDEN

ALLE FOTO'S

2

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door de foto’s te scrollen en druk op

MENU/OK

om te verwijderen (een bevestigingsdialoog wordt niet weergegeven). Herhaal dit om extra foto’s te wissen.

N •

Beveiligde foto’s kunnen niet worden gewist. Verwijder de beveiliging van foto's die u wilt wissen ( P

142).

Foto’s kunnen ook via de menu’s worden gewist met behulp van de optie C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

WISSEN

( P

138).

48

Films opnemen en afspelen

49

F

Films opnemen

Deze sectie beschrijft hoe fi lms op te nemen in de automatische modus.

1

Druk op de drive-modusknop en selecteer F  

VIDEO

.

2

Pas de instellingen aan voor programma AE.

4

A

Diafragma

B

Sluitertijd

C

Scherpstelmodus

A (auto)

A (auto)

S (enkelvoudige AF)

56

56

65

N

Om de sluitertijdschijf te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

3

Druk op de ontspanknop om de opname te starten. Een opname-indicator ( V ) en de resterende tijd worden weergegeven terwijl de opname bezig is.

50

Films opnemen

4

Druk nogmaals op de knop om de opname te beëindigen. De opname eindigt automatisch wanneer de maximale lengte is bereikt of de geheugenkaart vol is.

O •

Geluid wordt opgenomen via de ingebouwde microfoon of een optionele externe microfoon. Bedek de microfoon niet tijdens de opname.

Houd er rekening mee dat de microfoon mogelijk ook geluiden van de lens of andere camerageluiden oppikt tijdens het opnemen.

In fi lms met zeer heldere onderwerpen kunnen verticale of horizontale strepen verschijnen. Dit is normaal en duidt niet op een defect.

N •

Het indicatielampje gaat branden tijdens de opname.

Zoom kan worden aangepast met behulp van de zoomring op het objectief (indien beschikbaar).

Als het objectief is voorzien van een diafragmaring, selecteer dan de diafragmamodus voordat u begint met de opname. Als er een andere optie dan

A

is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het diafragma worden aangepast terwijl de opname bezig is.

Tijdens het opnemen kunt u de belichtingscorrectie aanpassen tot

±2 EV.

Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl in andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn tijdens de opname.

Een Externe Microfoon Gebruiken

Er kan geluid worden opgenomen met externe microfoons met een aansluiting van 2,5 mm in doorsnede; microfoons die netstroom nodig hebben kunnen niet worden gebruikt. Raadpleeg de microfoonhandleiding voor meer informatie.

4

N

Het rechts getoonde dialoogvenster wordt weergegeven wanneer er een microfoon is aangesloten op de microfoon/afstandsontspanner-aansluiting. Druk op

MENU/OK

en selecteer

MIC/AFSTANDSBED.

 > m

MIC

.

CONTROLEER MIC/AFSTAND-

SLUITER INSTELLING

SET OVERSLAAN

51

4

Films opnemen

Filminstellingen aanpassen

Beeldformaat en -snelheid kunnen worden geselecteerd met behulp van B

FILMINSTELLINGEN

 >

FILMMODUS

.

Om de kaart te kiezen die wordt gebruikt voor het opslaan van fi lms, gebruikt u D

OPSLAAN SET-UP

 >

FILMDOELBESTAND

.

De scherpstelmodus kan worden geselecteerd met de keuzeknop voor de scherpstelmodus; selecteer voor continue scherpstelaanpassing

C

, of kies

S

en schakel Intelligente gezichtsdetectie in. Intelligente gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de scherpstelmodus

M

.

Scherptediepte

Kies lage f-waarden om achtergronddetails zachter te maken.

52

a

Films bekijken

Bekijk fi lms op de camera.

Tijdens het afspelen in volledig scherm worden fi lms aangeduid door een

W

-pictogram. Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om het afspelen van de fi lm te starten.

01/01/2018 10:00 AM

+1.0

12800

Tijdens het afspelen van een fi lm zijn de volgende handelingen mogelijk:

Omhoog

Omlaag

Links/rechts

Afspelen starten

Bekijk andere foto’s

((

x

))

Afspelen pauzeren

Snelheid aanpassen

((

y

))

Afspelen stoppen

Afspelen starten/ hervatten

Enkel beeld terugspoelen/ vooruitspoelen

De voortgang wordt tijdens het afspelen op het scherm weergegeven.

O

Dek de luidspreker niet af tijdens het afspelen.

29m59s

PAUZE

STOP

N

Druk op om het afspelen te pauzeren en een volumeregelaar weer te geven. Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het volume aan te passen; druk opnieuw op

MENU/OK

om door te gaan met afspelen. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van D

GELUID SET-UP

 >

AFSPEEL VOLUME

.

53

4

4

Afspeelsnelheid

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om de afspeelsnelheid aan te passen tijdens afspelen. De snelheid wordt aangeduid door het aantal pijltjes (

M

of

N

).

Pijltjes

Films bekijken

54

Foto’s maken

55

P-, S-, A- en M-modi

P-

,

S-

,

A-

en

M

-modi bieden u verschillende controleniveaus over sluitertijd en diafragma.

Modus P: Programma AE

Laat de camera de sluitertijd en het diafragma kiezen voor optimale belichting. Andere waarden die dezelfde belichting produceren kunnen worden geselecteerd met programmaverschuiving.

5

A

Sluitertijd A

(automatisch)

B

Diafragma A

(automatisch)

Bevestig dat

P

verschijnt in het scherm.

O

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven als “– – –”.

N

Om de sluitertijdschijf te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

56

P-, S-, A- en M-modi

Programmaverschuiving

Indien u dit wenst, kunt u aan de achterste commandoschijf draaien om andere sluitertijd- en diafragmacombinaties te selecteren, zonder de belichting te wijzigen (programmaverschuiving).

Diafragma

Sluitertijd

O

Programmaverschuiving is niet beschikbaar in één van de volgende omstandigheden:

Met fl itsers die TTL auto ondersteunen

Wanneer een automatische optie is geselecteerd voor

H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 >

DYNAMISCH BEREIK

In fi lmmodus

N

Om programmaverschuiving te annuleren, schakelt u de camera uit.

5

57

Modus S: Sluiterprioriteit AE

Kies een sluitertijd en laat de camera het diafragma aanpassen voor optimale belichting.

A

Sluitertijd

Door gebruiker geselecteerd

B

Diafragma A

(automatisch)

Bevestig dat

S

verschijnt in het scherm.

5

O •

Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij de geselecteerde sluitertijd, wordt het diafragma in het rood weergegeven.

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt het diafragma weergegeven als “– – –”.

N •

Druk de schijfontgrendeling in en draai de schijf naar de gewenste instelling om de sluitertijdschijf te gebruiken.

De sluitertijd kan ook worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.

De sluitertijd kan zelfs worden aangepast terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

58

P-, S-, A- en M-modi

Tijd (T)

Draai de sluitertijdschijf naar

T

(tijd) om lange sluitertijden voor langdurige belichtingen te kiezen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.

1

Draai de sluitertijdschijf naar

T

.

2

Draai aan de achterste commandoschijf om een sluitertijd te kiezen.

3

Druk de ontspanknop volledig in om een foto te maken met de geselecteerde sluitertijd. Bij snelheden van 1 s of langzamer wordt een afteltimer weergegeven terwijl de belichting in uitvoering is.

N

Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u

AAN

voor H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

L BEL. RO

. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.

5

59

Lamp (B)

Selecteer een sluitertijd van

B

(lamp) voor langdurige belichtingen waarin u de sluiter handmatig opent en sluit. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.

1

Draai de sluitertijdschijf naar

B

.

5

2

Druk de ontspanknop volledig in. De sluiter kan tot 60 minuten lang openblijven zolang de ontspanknop wordt ingedrukt; het scherm toont de tijd die verstreken is sinds de belichting begon.

N •

Door een diafragma van

A

te selecteren, wordt de sluitertijd ingesteld op 30 sec.

Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u

AAN

voor H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

L BEL. RO

. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.

Een afstandsontspanner gebruiken

Een afstandsontspanner kan gebruikt worden voor langdurige belichting. Gebruikt u een optionele RR-100 afstandsontspanner of een elektronische ontspanner van een ander merk, sluit deze dan op de aansluiting van de microfoon/afstandsontspanner aan.

60

P-, S-, A- en M-modi

Modus A: Diafragmaprioriteit AE

Kies een diafragma en laat de camera de sluitertijd aanpassen voor optimale belichting.

A

Sluitertijd A

(automatisch)

B

Diafragma

Door gebruiker geselecteerd

Bevestig dat

A

verschijnt in het scherm.

32

O •

Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij het geselecteerde diafragma, wordt de sluitertijd in het rood weergegeven.

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt de sluitertijd weergegeven als “– – –”.

N •

Om de sluitertijdschijf te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.

Het diafragma kan zelfs worden aangepast wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Voorbeeld scherptediepte bekijken

Als

VOORB DIEPTESCH

is toegewezen aan een functietoets, wordt een

L

-pictogram weergegeven door op de knop te drukken en wordt de diafragma gestopt tot de geselecteerde instelling waardoor de scherptediepte kan worden bekeken op het scherm.

32

5

61

Modus M: Handmatige belichting

In handmatige modus regelt de gebruiker zowel sluitertijd als diafragma. Opnamen kunnen opzettelijk worden overbelicht (helderder) of onderbelicht (donkerder) en biedt daardoor een verscheidenheid aan individuele creatieve uitingen. De hoeveelheid waarmee de foto onder- of overbelicht zou zijn bij de huidige instellingen wordt getoond door de belichtingsindicator; stel de sluitertijd en het diafragma bij totdat de gewenste belichting wordt bereikt.

5

A

Sluitertijd

Door gebruiker geselecteerd

B

Diafragma

Door gebruiker geselecteerd

Bevestig dat

M

verschijnt in het scherm.

32

N •

Om de sluitertijdschijf te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.

De sluitertijd kan worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.

62

P-, S-, A- en M-modi

Belichtingsvoorbeeld

Om de belichting als voorbeeld op het LCD-scherm te bekijken, selecteert u een optie anders dan

UIT

voor D

SCHERM SET-UP

 >

PRVW BELICH/

WITBALANS HANDM. MODUS

.

N

Selecteer

UIT

bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.

5

63

Automatische scherpstelling

Maak foto’s met behulp van automatisch scherpstellen.

1

Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar

S

of

C

(

P

65).

2

Kies een scherpstelling ( P

67).

3

Kies de positie en grootte van het scherpstelkader (

P

69).

5

4

Maak foto’s.

N

Voor informatie over het automatische scherpstellingssysteem bezoekt u:

http://fujifilm-x.com/af/en/index.html

64

Scherpstelmodus

Gebruik de scherpstelmoduskeuzeknop om te kiezen hoe de camera scherpstelt.

Automatische scherpstelling

Kies uit de volgende opties:

S

(AF-S)

C

(AF-C)

M

(handmatig)

Enkelvoudige AF

: De scherpstelling blijft vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Kies dit voor stilstaande onderwerpen.

Continue AF

: Scherpstelling wordt continu aangepast volgens de veranderingen in de afstand tot het onderwerp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Gebruik dit voor bewegende onderwerpen.

Oogdetectie AF is niet beschikbaar.

Handmatig

: Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens.

Kies voor handmatige bediening van de scherpstelling of in situaties waarbij de camera niet kan scherpstellen met automatische scherpstelling ( P

72).

N •

Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.

Als

AAN

is geselecteerd voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

PRE-AF

, zal de scherpstelling continu worden aangepast in modi

S

en

C

, zelfs als de ontspanknop niet wordt ingedrukt.

5

65

5

De scherpstelindicator

De scherpstelstatus wordt weergegeven door de scherpstelindicator.

( ) z

(licht groen op)

Camera stelt scherp.

Onderwerp scherp in beeld; scherpstelling vergrendeld (scherpstelmodus

S

).

Onderwerp scherp in beeld

(scherpstelmodus

C

). De scherpstelling wordt automatisch aange( z ) (licht groen op) past voor wijzigingen in de afstand tot het onderwerp.

A

(knippert wit) Camera kan niet scherpstellen.

j

Handmatige scherpstelling

(scherpstelmodus

M

).

Scherpstelindicator

66

Automatische scherpstelling

Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)

Kies hoe de camera scherpstelt in modi

S

en

C

.

1

Druk op een functieknop (standaard

Fn5

) om scherpstellingsopties weer te geven.

2

Kies een scherpstelling.

N •

De

Fn5

-knop kan aan andere functies worden toegewezen met behulp van D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

. De hierboven beschreven functie kan ook worden toegewezen aan andere functieknoppen ( P

198).

Scherpstelling kan ook worden geselecteerd met behulp van G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLING

.

Hoe de camera scherpstelt is afhankelijk van de scherpstelmodus.

5

r

ENKEL PUNT

Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelpunt.

Gebruik deze optie om scherp te stellen op geselecteerd onderwerp.

y

ZONE

Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelzone.

Scherpstelzones bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.

67

z

GROOTHOEK/

TRACKING

Camera stelt automatisch scherp op onderwerpen met hoog contrast; weergave toont gebieden die zijn scherpgesteld.

5

r

ENKEL PUNT

Scherpstelling volgt onderwerp bij geselecteerde scherpstelpunt.

Gebruik dit voor onderwerpen die zich naar de camera toe of van de camera weg bewegen.

y

ZONE

Scherpstelling volgt onderwerp in geselecteerde scherpstelgebied.

Gebruik dit voor onderwerpen die vrij voorspelbaar bewegen.

z

GROOTHOEK/

TRACKING

Scherpstelling volgt onderwerpen die door een breed gebied van het kader bewegen.

68

Automatische scherpstelling

Scherpstelpuntselectie

Kies een scherpstelpunt voor automatisch scherpstellen.

De scherpstelpuntweergave bekijken

1

Druk op

MENU/OK

en ga naar het opnamemenu.

2

Selecteer G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELGEBIED

om de scherpstelpuntweergave te bekijken.

3

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf om een scherpstelgebied te kiezen.

N

Het scherpstelpunt kan ook geselecteerd worden met touch controls (

P

21).

Een scherpstelpunt selecteren

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het scherpstelpunt te kiezen en de achterste commandoschijf om de grootte van het scherpstelkader te kiezen. De procedure varieert afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor Scherpstelling.

5

Selecteer scherpstelpunt

Selecteer middelste scherpstelpunt

Kies uit 6 kadergroottes

Kies uit 3 kadergroottes

Herstel oorspronkelijke grootte

N

Handmatige scherpstelpuntselectie is niet beschikbaar als z

GROOTHOEK/TRACKING

is geselecteerd in scherpstelmodus

S

.

69

De scherpstelpuntweergave

De scherpstelpuntweergave verschilt volgens de optie geselecteerd voor Scherpstelling.

N

Scherpstelkaders worden getoond door kleine vierkantjes (

), scherpstelgebieden door grote vierkanten.

r

ENKEL PUNT

y

ZONE

z

GROOTHOEK/TRACKING

5

Het aantal beschikbare punten kan worden geselecteerd met behulp van

G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

AANTAL

FOCUSPUNTEN

.

Kies uit zones met 7 × 7,

5 × 5 of 3 × 3 scherpstelpunten.

Plaats het scherpstelkader over het onderwerp dat u wilt volgen.

Automatische scherpstelling

Hoewel de camera is uitgerust met een uiterst nauwkeurig automatisch scherpstellingssysteem, is het mogelijk dat er niet kan worden scherpgesteld op onderstaande onderwerpen.

Zeer glimmende onderwerpen, zoals spiegels of auto’s.

Onderwerpen die zich achter een raam of andere refl ecterende voorwerpen bevinden.

Donkere onderwerpen en onderwerpen die licht absorberen in plaats van refl ecteren, zoals haar of vacht.

Niet tastbare onderwerpen, zoals rook of vuur.

Onderwerpen die vrijwel niet contrasteren met de achtergrond.

Onderwerpen die zich voor of achter een contrastrijk voorwerp bevinden dat eveneens in het scherpstelkader valt (bijvoorbeeld een onderwerp tegen een achtergrond met zeer contrasterende elementen).

70

Scherpstelling controleren

Om in te zoomen op het huidige scherpstelgebied voor nauwkeurige scherpstelling, drukt u op het midden van de achterste commandoschijf.

Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om inzoomen te annuleren.

Automatische scherpstelling

Normale weergave Scherpstelzoom

N •

In scherpstelmodus

S

kan zoom worden aangepast door aan de achterste instelschijf te draaien.

De scherpstelstick kan worden gebruikt om het scherpstelgebied te selecteren terwijl zoom in werking is.

Selecteer in scherpstelmodus

S

en dan r

ENKEL PUNT

voor

SCHERPSTELLING

.

Scherpstelzoom is niet beschikbaar in de scherpstelmodus

C

of wanneer

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

PRE-AF

is ingeschakeld.

Gebruik D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

om de functie te veranderen die door het midden van de achterste instelschijf wordt uitgevoerd. U kunt ook de standaardfunctie aan andere regelaars toevoegen ( P

198).

5

71

Handmatige scherpstelling

Pas de scherpstelling handmatig aan.

1

Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar

M

.

j

verschijnt in het scherm.

5

5.6

2

Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens. Draai de ring naar links om de scherpstelafstand te verkleinen, naar rechts om deze te vergroten.

3

Maak foto’s.

N •

Gebruik

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELRING

om de draairichting van de scherpstelring om te draaien.

Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.

72

Handmatige scherpstelling

Snelle scherpstelling

Om automatische scherpstelling te gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied, drukt u op de knop waaraan scherpstelvergrendeling of

AF-AAN

is toegewezen (de grootte van het scherpstelgebied kan worden gekozen met de achterste commandoschijf ).

In handmatige scherpstelmodus kunt u met deze functie snel scherpstellen op een gekozen onderwerp met behulp van enkelvoudige of doorlopende

AF volgens de optie die is gekozen voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

DIRECT

AF-INSTELLING

.

5

73

5

Scherpstelling controleren

Verscheidene opties zijn beschikbaar voor het controleren van scherpstelling in de handmatige scherpstelmodus.

De handmatige scherpstelindicator

De handmatige scherpstelindicator geeft aan hoe dicht de scherpstelafstand bij de afstand tot het onderwerp in de scherpstelhaakjes ligt. De witte lijn duidt de afstand tot het onderwerp in het scherpstelgebied aan (in meters of feet overeenkomstig de optie geselecteerd voor D

SCHERM

SET-UP

 >

EENHEDEN AF-SCHAAL

in het instellingenmenu), de blauwe balk de scherptediepte, of met andere woorden de afstand voor of achter het onderwerp dat scherp in beeld lijkt te zijn.

5.6

Scherpstelafstand

(witte lijn)

Scherptediepte

N •

Als zowel

AF-AFSTANDSINDICATOR

als

MF-AFSTANDSINDICATOR

is geselecteerd in het

D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

-lijst, dan kan de handmatige scherpstelindicator ook worden bekeken met behulp van de scherptediepte-indicator in het standaardscherm. Gebruik de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

Gebruik de G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPTEDIEPTESCHAAL

optie om te kiezen hoe diepte van het veld wordt weergegeven. Kies

BASIS FILMFORMAAT

om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies

PIXELBASIS

om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.

74

Handmatige scherpstelling

Scherpstelzoom

Als

AAN

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLOEP

, zal de camera automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied als aan de scherpstelring wordt gedraaid. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om zoom te verlaten.

N •

Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen.

Zoom kan worden aangepast door aan de achterste commandoschijf te draaien.

Scherpstelpieken

Selecteer

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

HF ASSISTENTIE

om contouren met hoog contrast te markeren. Bij het scherpstellen draait u aan de scherpstelring totdat het onderwerp wordt gemarkeerd.

N

Het

HF ASSISTENTIE

-menu kan worden weergegeven door het midden van de achterste commandoschijf ingedrukt te houden.

5

75

N

Gevoeligheid

Pas de gevoeligheid van de camera voor licht aan.

Pas ISO-gevoeligheid aan met behulp van een functieknop (standaard

Fn1

).

5

AUTO1

AUTO2

AUTO3

12800

100

H

  (102400/51200/25600),

L

  (50)

Gevoeligheid wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden volgens een combinatie van standaard- en maximumgevoeligheid en langste sluitertijd gekozen voor

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

ISO

. Kies uit

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

(

P

77).

Pas gevoeligheid handmatig aan. Geselecteerde waarde wordt in het scherm weergegeven.

Kies voor bijzondere situaties. Merk op dat vlekken kunnen verschijnen in foto's genomen bij

H

, terwijl

L

het dynamisch bereik vermindert.

N •

De

Fn1

-knop kan aan andere functies worden toegewezen met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

. De hierboven beschreven functie kan ook worden toegewezen aan andere functieknoppen ( P

198).

ISO-gevoeligheid kan ook worden aangepast met behulp van

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

ISO

.

De gevoeligheid wordt niet gereset wanneer de camera wordt uitgezet.

Indien gewenst, kunt u D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

gebruiken om de camera te confi gureren zodat ISO-gevoeligheid wordt aangepast met behulp van de voorste en achterste commandoschijf.

Gevoeligheid aanpassen

Hoge waarden kunnen worden gebruikt om beelden minder wazig te maken als er weinig verlichting is, terwijl lagere waarden zorgen voor langere sluitertijden of een wijdere opening van het diafragma bij fel licht. Let erop dat spikkels kunnen verschijnen in foto’s met een hoge gevoeligheid.

76

Gevoeligheid

AUTO

Kies de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale sluitertijd voor

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

.

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

MAX. GEVOELIGHEID

MIN. SLUITERSNELH

12800–100

12800–200

⁄–¼  SEC

AUTO1 AUTO2 AUTO3

800

100

1600

⁄ SEC

3200

De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

.

N •

Als de waarde geselecteerd voor

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

hoger is dan de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

, wordt

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

ingesteld op de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan

MIN.

SLUITERSNELH

als foto’s nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

5

77

C

Lichtmeting

Kies hoe de camera de belichting meet.

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

LICHTMEETSYSTEEM

biedt een keuze uit de volgende lichtmetingsopties:

O

De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

op

GEZICHT UIT/

OOG UIT

staat.

5

o

(meervoudig) p

(middenmeting) v

(spot) w

(gemiddeld)

De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse van de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.

De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht toe aan het gebied in het midden.

De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het beeld, in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal. Aangeraden bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en in andere gevallen waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is dan het belangrijkste onderwerp.

De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere foto’s met hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van landschappen en het maken van portretten van onderwerpen met witte of zwarte kleding.

78

d

Belichtingscorrectie

Pas de belichting aan.

Draai aan de belichtingscompensatieschijf.

N

De hoeveelheid beschikbare compensatie varieert met de opnamemodus.

5

79

C (Aangepast)

Wanneer de belichtingscorrectieschijf naar

C

wordt gedraaid, kunt u belichtingscorrectie aanpassen nadat u op een functieknop heeft gedrukt (standaard

Fn2

). Draai aan de voorste commandoschijf om een waarde te kiezen.

Belichtingscorrectie

5

N •

De

Fn2

-knop kan aan andere functies worden toegewezen met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

. De hierboven beschreven functie kan ook worden toegewezen aan andere functieknoppen (

P

198).

De commandoschijven kunnen worden gebruikt om de belichtingscompensatie tot waarden tussen −5 en +5 EV in te stellen.

Druk op

Fn2

om heen en weer te schakelen tussen diafragma en belichtingscorrectie.

80

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling

Stel scherp en vergrendel de belichting wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

1

Positioneer het onderwerp in het midden van het scherpstelkader en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting te vergrendelen.

De scherpstelling en de belichting blijven vergrendeld zolang de ontspanknop half ingedrukt blijft

(AF/AE-vergrendeling).

2

Druk de knop volledig in.

N

Scherpstelvergrendeling met behulp van de ontspanknop is alleen beschikbaar als

ON

is geselecteerd voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AF

,

SLUITER AE

.

5

81

5

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling

De AF-L- en AE-L-knoppen

Scherpstelling en belichting kunnen ook worden vergrendeld met behulp van de functieknoppen. Bij standaardinstellingen vergrendelt de

Fn3

-knop de belichting, de

Fn4

-knop de scherpstelling.

Terwijl de toegewezen bedieningsknop wordt ingedrukt, zal door het half indrukken van de ontspanknop de vergrendeling niet worden beëindigd.

Als

AE/AF-VERG AAN/UIT

is geselecteerd voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

MODUS AE/

AF-VERG.

, kan de vergrendeling alleen worden beëindigd door de bediening nogmaals in te drukken.

Fn3

-knop

(belichtingsvergrendeling)

Fn4

-knop

(scherpstelvergrendeling)

N

De

Fn3

- en

Fn4

-knoppen kunnen aan andere functies worden toegewezen met behulp van D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

.

Belichting en scherpstelvergrendeling kunnen ook aan andere functieknoppen worden toegewezen (

P

198).

82

BKT

Afbakening

Varieer instellingen automatisch voor een serie foto’s.

Druk op de drive-knop en kies uit de onderstaande opties.

O

AE BKT

Gebruik

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

AE-REEKS INSTELLING

om de bracketinghoeveelheid, bracketingvolgorde en het aantal foto’s te kiezen. Telkens als er op de ontspanknop wordt gedrukt, neemt de camera het gespecifi ceerde aantal foto’s: een foto met behulp van de gemeten waarde voor belichting en de andere onder- en overbelicht met meervouden van de geselecteerde afbakeningshoeveelheid.

N

Ongeacht de afbakeningshoeveelheid, zal de belichting niet hoger zijn dan de grenzen van het meetsysteem voor belichting.

W

ISO BKT

Selecteer een bracketinghoeveelheid (±1⁄3, ±2⁄3 of ±1) in de drivemodusweergave. Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt de camera een foto met de huidige gevoeligheid en verwerkt de camera ze tot twee extra kopieën, een met een verhoogde gevoeligheid en de andere met een gevoeligheid verlaagd met de geselecteerde hoeveelheid.

X

FILMSIMULATIE BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, neemt de camera een foto en verwerkt hij deze om kopieën te maken met verschillende fi lmsimulatie-instellingen, die gekozen zijn met behulp van

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

FILMSIMULATIE BKT

.

5

83

5

Afbakening

V

WITBALANS BKT

Selecteer een bracketinghoeveelheid (±1, ±2 of ±3) in de drivemodusweergave. Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera één opname en verwerkt deze dan om drie kopieën te maken: één met de huidige witbalans, één met fi jnafstelling verhoogd met de geselecteerde hoeveelheid, en een andere met fi jnafstelling verminderd met de geselecteerde hoeveelheid.

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera drie foto’s met verschillende dynamische bereiken: 100% voor de eerste, 200% voor de tweede en 400% voor de derde.

N

Hoewel de afbakening van het dynamisch bereik geactiveerd is, zal de gevoeligheid beperkt zijn tot minimaal ISO 640; de gevoeligheid die voorheen van kracht was wordt hersteld zodra de afbakening eindigt.

Z

FOCUS BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera een reeks foto’s waarbij de scherpstelling wordt afgewisseld bij elke opname. Het aantal opnamen, de mate van scherpstelverandering voor elke opname en het interval tussen opnamen kan worden geselecteerd met behulp van

A

OPNAME-INSTELLINGEN >

FOCUS BKT.

84

I

Doorlopend fotograferen (seriemodus)

Leg beweging vast in een serie foto’s.

Druk op de drive-knop en selecteer

I

 

CONTINU

. De camera maakt foto’s terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt; de opname eindigt als de ontspanknop wordt losgelaten of wanneer de geheugenkaart vol is.

O •

Als de bestandsnummering 999 bereikt voordat het fotograferen is voltooid, worden de resterende foto’s opgeslagen in een nieuwe map.

De opname eindigt wanneer de geheugenkaart vol is; de camera legt alle foto’s vast tot op dat punt. Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de beschikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende is.

Beeldsnelheden kunnen traag zijn als er meer foto’s worden gemaakt.

Beeldsnelheid varieert afhankelijk de scène, sluitertijd, gevoeligheid en scherpstelmodus.

Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen beeldsnelheden traag zijn of fl itst de fl itser niet.

Opnametijden kunnen toenemen tijdens serieopnamen.

Belichting

Om de belichting per foto te variëren, selecteert u

OFF

voor D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AE

.

N

Afhankelijk van factoren zoals diafragma, gevoeligheid en belichtingscorrectie, wordt de belichting mogelijk niet automatisch aangepast.

5

85

j

Meervoudige belichtingen

Maak een foto die twee belichtingen combineert.

5

1

Druk op de drive-knop en selecteer j

MULTI-BELICHTING

.

2

Maak de eerste foto.

3

Druk op

MENU/OK

. De eerste foto wordt bovenaan in het beeld weergegeven door de lens en u wordt gevraagd om de tweede foto te maken.

N •

Om terug te keren naar Stap 2 en de eerste foto opnieuw te nemen, duwt u de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links.

Druk op

DISP/BACK

om de eerste foto op te slaan zonder een meervoudige belichting te maken.

VOLGENDE

OPNIEUW PROBEREN VERLATEN

4

Maak de tweede foto met behulp van het eerste beeld als leidraad.

VERLATEN

30 2.0

5

Druk op

MENU/OK

om meervoudige belichting te creëren, of duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links om terug te keren naar Stap 4 en de tweede foto opnieuw te nemen.

OPNIEUW PROBEREN VERLATEN

O

Meerdere belichtingen kunnen niet worden opgenomen via tethered shooting (

P 187).

86

De opnamemenu’s

87

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

Pas de instellingen voor de beeldkwaliteit aan.

Druk op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteer het tabblad

H

 (

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

) om de instellingen voor beeldkwaliteit weer te geven.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

BEELDGROOTTE

Selecteer het formaat en de beeldverhouding van de te maken foto’s.

VERLATEN

6

O

65 : 24

8256 × 6192

8256 × 5504

8256 × 4640

6192 × 6192

8256 × 3048

7744 × 6192

7232 × 6192

4000 × 3000

4000 × 2664

4000 × 2248

2992 × 2992

4000 × 1480

3744 × 3000

3504 × 3000

N

BEELDGROOTTE

wordt niet teruggesteld als de camera wordt uitgeschakeld of als er een andere opnamemodus wordt geselecteerd.

88

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDKWALITEIT

Selecteer een bestandsformaat en een compressieverhouding.

SUPER FINE

FINE

NORMAL

Erg lage compressieverhoudingen worden gebruikt voor een maximale beeldkwaliteit.

Lage compressieverhoudingen worden gebruikt voor afbeeldingen van hogere kwaliteit.

Hogere compressieverhoudingen worden gebruikt om het aantal afbeeldingen dat kan worden opgeslagen te verhogen.

SUPER FINE+RAW

Leg zowel RAW- als superfi jne JPEG-kwaliteit foto’s vast.

FINE+RAW

Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met fi jne kwaliteit vast.

NORMAL+RAW

Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met normale kwaliteit vast.

RAW

Alleen RAW-afbeeldingen vastleggen.

De functieknoppen

Om RAW-beeldkwaliteit aan of uit te zetten voor een enkele foto, wijst u

RAW

toe aan een functieknop ( P

198). Druk eenmaal op de knop om de optie in de rechterkolom te

selecteren, nogmaals om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren (linkerkolom).

SUPER FINE

FINE

NORMAL

SUPER FINE+RAW

FINE+RAW

NORMAL+RAW

RAW tieknop waaraan RAW is toegewezen

SUPER FINE+RAW

FINE+RAW

NORMAL+RAW

SUPER FINE

FINE

NORMAL

FINE

6

RAW OPNAME

Kies of u RAW-beelden wenst te comprimeren.

GEDECOMPRIMEERD

RAW-beelden worden niet gecomprimeerd.

RAW-beelden worden gecomprimeerd met een omkeerbaar

VERLIESVRIJ

GECOMPRIM.

algoritme dat de bestandsgrootte vermindert zonder verlies van beeldgegevens. De beelden kunnen worden bekeken in RAW FILE

CONVERTER EX ( P

234), FUJIFILM X RAW STUDIO (

P 235) of met

andere software die “lossless” RAW-compressie ondersteunt.

89

FILMSIMULATIE

Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na, waaronder zwart-wit (met of zonder kleurfi lters). Kies een palet op basis van uw onderwerp en creatieve bedoelingen.

6

c d e i g h

PROVIA/STANDAARD

Velvia/LEVENDIG

ASTIA/LAAG

CLASSIC CHROME

PRO Neg.Hi

PRO Neg. Std

Standaard kleurreproductie. Geschikt voor een breed scala aan onderwerpen, van portretten tot landschappen.

Een contrastrijk palet van verzadigde kleuren, geschikt voor natuurfotografi e.

Versterkt het bereik van beschikbare kleuren voor huidtinten in portretten terwijl de helderblauwe kleuren van de luchten bij daglicht behouden blijven. Aanbevolen voor portretfotografi e buitenshuis.

Zachte kleur en verbeterd schaduwcontrast voor een rustige uitstraling.

Biedt iets meer contrast dan h

PRO Neg. Std

. Aanbevolen voor portretfotografi e buitenshuis.

Een palet van zachte tinten. De reeks beschikbare kleuren voor huidtinten is vergroot, waardoor er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor portretfotografi e in de studio.

a

ACROS

*

Neem zwart-witfoto's met een rijke gradatie en een uitstekende scherpte.

b

MONOCHROOM

*

f

SEPIA

Neem foto’s in de standaard zwart-wit.

Maak foto’s in sepia.

* Verkrijgbaar met gele (

Ye

), rode (

R

) en groene (

G

) fi lters die grijstinten verdiepen die overeenkomen met tinten complementair aan de geselecteerde kleur. De gele (

Ye

) fi lter verdiept paars en blauw en de rode (

R

) fi lter blauw en groen. De groene (

G

) fi lter verdiept rood en bruin, huidtinten inbegrepen, waardoor het een goede keuze voor portretten is.

N •

Opties voor fi lmsimulatie kunnen worden gecombineerd met de instellingen voor tinten en scherpte.

Instellingen voor fi lmsimulatie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen

(

P

192).

Voor meer informatie bezoekt u:

http://fujifilm-x.com/en/x-stories/the-world-of-film-simulation-episode-1/

90

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

KORRELEFFECT

Voeg een fi lmkorreleff ect toe. Selecteer een hoeveelheid (

STERK

of

ZWAK

) of kies

UIT

om fi lmkorrels uit te schakelen.

STERK ZWAK UIT

CHROOM KLEUREFFECT

Verdiep de kleuren in kleurschaduwen. Selecteer een hoeveelheid (

STERK

of

ZWAK

) of kies

UIT

om het eff ect uit te schakelen.

STERK ZWAK UIT

O

CHROOM KLEUREFFECT

is niet beschikbaar tijdens afbakening of seriefotografi e.

6

91

DYNAMISCH BEREIK

Regel het contrast. Kies lagere waarden om het contrast te verhogen als u binnenshuis of onder een bewolkte hemel fotografeert, hogere waarden vermindert het verlies aan detail in hoge lichten als u contrastrijke onderwerpen fotografeert. Hogere waarden zijn aanbevolen voor onderwerpen waarin zowel zonlicht als diepe schaduwen voorkomen, voor onderwerpen met hoge contrasten zoals op water refl ecterend zonlicht, helder verlichte herfstbladeren, portretfoto’s met een blauwe lucht als achtergrond en witte voorwerpen of mensen in witte kleren.

6

AUTO

V

100%

W

200%

X

400%

O

Spikkels kunnen verschijnen op foto’s die met hogere waarden zijn gemaakt. Kies een waarde overeenkomstig de scène.

N •

Als

AUTO

is geselecteerd, kiest de camera automatisch

V

100%

of

W

200%

, afhankelijk van het beeld en de opnameomstandigheden.

De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

W

200%

is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 200 tot ISO 12800,

X

400%

bij gevoeligheden van ISO 400 tot 12800.

92

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

WITBALANS

Kies een witbalansoptie die overeenkomt met de lichtbron voor natuurlijke kleuren.

AUTO

g

Witbalans wordt automatisch aangepast.

k / l / m Meet een waarde voor witbalans.

k Kies een kleurtemperatuur.

i j

Voor onderwerpen in direct zonlicht.

Voor onderwerpen in de schaduw.

k l m n

Gebruik dit onder “daglicht”-tl-buizen.

Gebruik dit onder “warm-witte” tl-buizen.

Gebruik dit onder “koelwitte” tl-buizen.

Gebruik dit onder gloeilampverlichting.

Vermindert de blauwe tint die bij onderwaterverlichting vaak te zien is.

N •

In situaties waarin

AUTO

niet de gewenste resultaten levert—bijvoorbeeld onder bepaalde soorten licht of in close-ups of portretonderwerpen—gebruik een aangepaste witbalans of kies een witbalansoptie die past bij de lichtbron.

De witbalans wordt alleen aangepast voor de fl itser in de modi

AUTO

en g . Schakel de fl itser uit als u foto’s met andere witbalansopties wilt maken.

Witbalansopties zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

192).

Witbalans verfi jnen

Drukken op

MENU/OK

na het selecteren van een witbalansoptie geeft een venster voor fi jnafstelling weer; gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de witbalans te verfi jnen.

WB VERSCHUIVING

INSTELLEN

N •

Druk, om af te sluiten zonder fi jnafstelling voor witbalans, op

DISP/BACK

nadat een witbalansoptie is geselecteerd.

De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kantelt niet diagonaal.

6

93

Aangepaste witbalans

Kies k , l of m om de witbalans aan te passen aan ongebruikelijke lichtomstandigheden. De opties voor witbalansmeting worden weergegeven;

AANGEPAST 1

kader een wit object in zodat het scherm wordt gevuld en druk de ontspanknop

ONTSPANNER : NIEUWE WB

VERSCHUIVING NIET WIJZIGEN

helemaal in om de witbalans te meten (om de meest recente aangepaste waarde te selecteren en af te sluiten zonder de witbalans te meten, drukt u op

DISP/BACK

of druk op

MENU/OK

om de meest recente waarde te selecteren en het dialoogvenster voor het verfi jnen weer te geven).

Als “VOLTOOID!” wordt weergegeven

, druk dan op

MENU/OK

om de witbalans in te stellen op de gemeten waarde.

VOLTOOID!

6

OK ANNULEREN

Wanneer “ONDER” wordt weergegeven

, verhoog dan de belichtingscompensatie en probeer het opnieuw.

Wanneer “OVER” wordt weergegeven

, verlaagt u de belichtingscompensatie en probeert u het opnieuw.

94

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT k

: Kleurtemperatuur

Het selecteren van k

in het witbalansmenu geeft een lijst van kleurtemperaturen weer; markeer een kleurtemperatuur en druk op

MENU/OK

om de gemarkeerde optie te selecteren en het dialoogvenster voor verfi jnen weer te geven.

WITBALANS

KLEURTEMPERATUUR

R:0 B:0

INSTELLEN VERSCHUIVING

10000

K

9100

K

8300

K

7700

K

7100

K

Kleurtemperatuur

De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, gemeten in Kelvin (K). Lichtbronnen met een kleurtemperatuur die lijkt op die van direct zonlicht worden wit getoond; lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur krijgen een gele of rode gloed en lichtbronnen met een hogere lichttemperatuur worden blauw getint. U kunt een kleurtemperatuur kiezen die overeenkomt met de lichtbron of opties kiezen die sterk afwijken van de kleur van de lichtbron om foto’s ‘warmer’ of ‘ouder’ te maken.

6

95

HIGHLIGHT TINT

Pas het uiterlijk van de hoge lichten aan.

+4 +3 +2 +1

SCHADUWTINT

Pas het uiterlijk van schaduwen aan.

+4 +3 +2

KLEUR

Pas de kleurdichtheid aan.

+1

0

0

6

+4 +3 +2 +1 0

SCHERPTE

Verscherp of verzacht de contouren.

−1

+4 +3 +2 +1 0 −1

−2

−2

−1

−1

−3

−3

−2

−2

−4

−4

96

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

RUISONDERDRUKKING

Verminder ruis in foto’s gemaakt bij hoge gevoeligheden.

+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4

L BEL. RO

Selecteer

AAN

om spikkels in langdurige belichtingen te verminderen.

AAN UIT

LENSMODLTIE OPTM.

Selecteer

AAN

om de defi nitie te verbeteren door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.

AAN UIT

KLEURR

Kies het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleurreproductie.

sRGB

Aanbevolen voor de meeste situaties.

Adobe RGB

Voor commercieel drukwerk.

6

97

6

PIXELMAPPING

Gebruik deze optie als u lichtpuntjes in uw foto’s opmerkt.

1

Druk op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteer het tabblad H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

.

2

Markeer

PIXELMAPPING

en druk op

MENU/OK

om pixelmapping uit te voeren.

O •

Resultaten worden niet gegarandeerd.

Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u met pixelmapping begint.

Pixelmapping is niet beschikbaar wanneer de temperatuur van de camera verhoogd is.

Verwerking kan enkele seconden duren.

KIES INST. OP MAAT

Herroep instellingen opgeslagen met

BEW/BEW INST. OP M

. Instellingen kunnen worden herroepen vanuit alle zeven banken met aangepaste instellingen.

AANGEPAST 1 AANGEPAST 2

AANGEPAST 5

AANGEPAST 3

AANGEPAST 6 AANGEPAST 7

AANGEPAST 4

98

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEW/BEW INST. OP M

U kunt 7 sets met aangepaste camera-instellingen opslaan voor veelvoorkomende situaties. Opgeslagen instellingen kunnen worden teruggehaald met H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 >

KIES INST. OP MAAT

.

1

Druk op

MENU/OK

in de opnamemodus om het opnamemenu weer te geven. Selecteer het tabblad H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

, markeer dan

BEW/BEW INST. OP M

en druk op

MENU/OK

.

2

Markeer een aangepaste instellingenbank en druk op

MENU/OK

om te selecteren.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

PIXELMAPPING

AANGEPAST 1

AANGEPAST 2

AANGEPAST 3

AANGEPAST 4

KIES INST. OP MAAT AANGEPAST 5

BEW/BEW INST. OP M

AANGEPAST 6

AANGEPAST 7

3

Pas het volgende naar wens aan:

ISO

DYNAMISCH BEREIK

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

KLEUR

SCHERPTE

RUISONDERDRUKKING

4

Druk op

DISP/BACK

. Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer

OK

en druk op

MENU/OK

.

AANGEPAST 1

ACT. INST. OPSL

ISO

DYNAMISCH BEREIK

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

HIGHLIGHT TINT

INST. OP MAAT OPSLAAN

OP MAAT 1 GOED INGESTELD?

OK

ANNULEREN

N

Markeer, om huidige camera-instellingen op te slaan in de geselecteerde bank,

ACT. INST. OPSL

in Stap 3 en druk op

MENU/OK

.

Om de standaardinstellingen terug te zetten voor de huidige bank, selecteert u

RESET

.

Namen van banken kunnen worden aangepast met behulp van

AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN

.

99

6

6

G

AF/MF INSTELLINGEN

Pas de scherpstelinstellingen aan.

Om de scherpstelinstellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

G

(

AF/MF INSTELLINGEN

).

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLING

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

SNELLE AF

AF-PUNTDISPLAY

AANTAL FOCUSPUNTEN

PRE-AF

AF-HULPLICHT

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

VERLATEN

SCHERPSTELGEBIED

Kies het scherpstelgebied voor de automatische scherpstelling, handmatige scherpstelling en scherpstelzoom.

100

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELLING

Kies de AF modus voor de scherpstelmodi

S

en

C

.

r

ENKEL PUNT

y

ZONE

z

GROOTHOEK/

TRACKING

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt. Het aantal beschikbare scherpstelpunten kan worden geselecteerd met behulp van

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

AANTAL FOCUSPUNTEN

. Gebruik deze optie om scherp te stellen op een geselecteerd onderwerp.

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied. Scherpstelgebieden bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.

In scherpstelmodus

S

stelt de camera automatisch scherp op contrastrijke onderwerpen; de gebieden waarop wordt scherpgesteld worden in het scherm weergegeven.

In scherpstelmodus

C

traceert de camera scherpstelling op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt terwijl de sluiterknop half wordt ingedrukt.

De camera kan mogelijk niet scherpstellen op kleine voorwerpen of snel bewegende onderwerpen.

6

101

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

Kies of de scherpstelmodus en het scherpstelgebied die gebruikt worden als de camera in de portretstand staat afzonderlijk worden opgeslagen van dat wat gebruikt wordt als de camera in de landschapstand staat.

UIT

FOCUSGEBIED

ONLY

AAN

Dezelfde instellingen worden gebruikt bij beide standen.

Het scherpstelgebied voor elke stand kan afzonderlijk worden geselecteerd.

De scherpstelmodus en het scherpstelgebied kunnen afzonderlijk van elkaar worden geselecteerd.

SNELLE AF

Selecteer

AAN

voor sneller scherpstellen. De beeldkwaliteit neemt af terwijl de camera scherpstelt.

6

AAN UIT

AF-PUNTDISPLAY

yz

Kies of afzonderlijke scherpstelpunten worden afgebeeld wanneer

ZONE

of

GROOTHOEK/TRACKING

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLING

.

ON OFF

102

AF/MF INSTELLINGEN

AANTAL FOCUSPUNTEN

Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is voor de selectie van het scherpstelpunt in de handmatige scherpstelmodus of wanneer

ENKEL PUNT

is geselecteerd voor

SCHERPSTELLING

.

117 PUNTEN(9×13)

Kies uit 117 scherpstelpunten opgesteld in een 9- bij 13-punts raster.

425 PUNTEN(17×25)

Kies uit 425 scherpstelpunten opgesteld in een 17- bij 25-punts raster.

PRE-AF

Als

AAN

is geselecteerd, zal de camera de scherpstelling blijven aanpassen, zelfs wanneer de sluiterknop niet half wordt ingedrukt. De camera stelt continu scherp zodat sneller wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Door deze optie te kiezen, wordt voorkomen dat u een opname mist.

6

AAN

O

Door

AAN

te kiezen, zal de batterij sneller leeg zijn.

UIT

AF-HULPLICHT

Als deze instelling op

AAN

wordt gezet, gaat de AF-hulpverlichting branden om het automatisch scherpstellen te assisteren.

AAN UIT

O •

De camera kan mogelijk niet scherpstellen met behulp van de AF-hulpverlichting in sommige gevallen.

Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, kunt u proberen de afstand tot het onderwerp te vergroten.

Schijn met de AF-hulpverlichting niet recht in de ogen van het onderwerp.

103

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

Intelligente gezichtsdetectie stelt in de gehele foto de scherpstelling en belichting in voor gezichten van mensen, waarbij wordt voorkomen dat de camera niet de achtergrond scherpstelt in groepsportretten. Kies voor foto’s die portretonderwerpen benadrukken. U kunt er ook voor kiezen of de camera de ogen detecteert en scherpstelt wanneer Intelligente gezichtsdetectie aan staat. Kies uit de volgende opties:

6

GEZICHT AAN/OOG UIT

Uitsluitend Intelligente gezichtsdetectie.

GEZICHT AAN/OOG AUTO

De camera kiest automatisch op welke oog deze zich richt wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.

GEZ. AAN/PRIOR. R.OOG

GEZ. AAN/PRIOR. L.OOG

De camera richt zich op het rechteroog van personen gedetecteerd met behulp van Intelligente gezichtsdetectie.

De camera richt zich op het linkeroog van personen gedetecteerd met behulp van Intelligente gezichtsdetectie.

GEZICHT UIT/OOG UIT

Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.

O •

Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, bevindt het gezicht zich mogelijk niet in het gebied met de groene rand bij het maken van de foto.

In sommige modi is het mogelijk dat de camera de belichting voor de gehele foto in plaats van voor het portretonderwerp instelt.

N •

Het gezicht dat is geselecteerd door de camera wordt weergegeven door een groene rand.

Als er zich meerdere gezichten in de foto bevinden, dan selecteert de camera het gezicht dat zich het dichtst bij het midden bevindt; andere gezichten worden met witte randen aangeduid.

Gezichten kunnen met de camera in verticale of horizontale richting worden gedetecteerd.

Als de camera niet in staat is om de ogen van het onderwerp te detecteren doordat deze verborgen zijn door haar, een bril of andere objecten, zal de camera scherpstellen op de gezichten.

Opties voor gezichts-/oogdetectie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen

(

P

192).

104

AF/MF INSTELLINGEN

AF+MF

Als

AAN

is geselecteerd in scherpstelmodus

S

en de scherpstelling is vergrendeld (of door het half indrukken van de sluiterknop of op een andere manier), kan de scherpstelvergrendeling handmatig worden aangepast door aan de scherpstelring te draaien.

AAN UIT

O

Lenzen met een indicator voor scherpstelafstand moeten worden ingesteld op de handmatige scherpstelmodus (HF) voordat deze optie kan worden gebruikt. Het selecteren van HF schakelt de indicator van de scherpstelafstand uit.

Zet, als het objectief is uitgerust met een indicator voor de scherpstelafstand, de scherpstelring naar het midden omdat de camera mogelijk niet kan scherpstellen als de ring is ingesteld op oneindig of de minimale scherpstelafstand.

N

Focuspieken kan worden gebruikt om de scherpstelling te controleren.

Om focuspieken in te schakelen, selecteert u

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

voor

HF ASSISTENTIE

.

AF + MF scherpstelzoom

Wanneer

AAN

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLOEP

en

ENKEL PUNT

geselecteerd is voor

SCHERPSTELLING

, kan zoom worden gebruikt om in te zoomen op het geselecteerde scherpstelgebied. De zoomfactor kan worden geselecteerd met de achterste commandoschijf.

6

105

HF ASSISTENTIE

Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige scherpstelmodus.

STANDAARD

Scherpstelling wordt op normale wijze weergegeven.

FOCUS PIEK

HIGHLIGHT

De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een piekniveau.

N

U kunt ook MF-assisteeropties kiezen door het midden van de achterste commandoschijf in te houden.

SCHERPSTELLOEP

Als

AAN

is geselecteerd, zal de weergave automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is gedraaid.

6

AAN UIT

N •

Het drukken op het midden van de achterste commandoschijf annuleert scherpstelzoom.

De zoomstand is op het huidige scherpstelveld gecentreerd en verandert wanneer het scherpstelgebied wordt gewijzigd.

106

AF/MF INSTELLINGEN

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD

Selecteer

AAN

om het huidige scherpstelkader te meten wanneer

ENKEL PUNT

is geselecteerd voor

SCHERPSTELLING

en

SPOT

is geselecteerd voor

LICHTMEETSYSTEEM

.

AAN UIT

DIRECT AF-INSTELLING

Kies of de camera scherpstelt met behulp van enkelvoudige

AF (

AF-S

) of continue AF (

AF-C

) als een knop waaraan scherpstelvergrendeling of

AF-AAN

is toegewezen, wordt ingedrukt om scherp te stellen in de handmatige scherpstelmodus.

AF-S AF-C

6

107

6

SCHERPTEDIEPTESCHAAL

Kies

BASIS FILMFORMAAT

om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies

PIXELBASIS

om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.

PIXELBASIS BASIS FILMFORMAAT

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT

Kies hoe de camera scherpstelt in scherpstelmodus

AF-S

of

AF-C

.

ONTGRENDELEN

FOCUS

Sluitertijd krijgt voorrang op de scherpstelling. U kunt foto’s nemen wanneer de camera niet is scherpgesteld.

Scherpstelling krijgt voorrang op de sluitertijd. U kunt alleen foto’s nemen als de camera is scherpgesteld.

108

AF/MF INSTELLINGEN

TOUCH SCREEN MODUS

Kies de scherpstelbewerkingen die worden uitgevoerd met de aanraakbedieningen.

Stilstaande Fotografi e

Filmopname

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram

AF   OFF

tikt.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.

Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren.

Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.

Aanraakscherpstelling uitgeschakeld.

6

Aanraakbedieningen uitgeschakeld.

N

Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbergen, selecteert u

UIT

voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH

SCREEN INSTELLINGEN

 >

TOUCHSCREEN AAN/UIT

.

109

6

AF/MF INSTELLINGEN

Aanraakbediening voor scherpstelzoom

Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom

(scherpstelcontrole ingeschakeld).

Als u het midden van het scherm aanraakt, worden de onderstaande bewerkingen uitgevoerd.

AF Direct auto.focus

UIT

Als u op andere gebieden tikt, scrolt u eenvoudig door de weergave.

110

A

OPNAME-INSTELLINGEN

Pas opname-opties aan.

Om opname-opties weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

A

 (

OPNAME-INSTELLINGEN

).

OPNAME-INSTELLINGEN

ZELFONTSPANNER

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN

INTERVAL-TIMEROPNAME

AE-REEKS INSTELLING

FILMSIMULATIE BKT

FOCUS BKT

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

VERLATEN

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

ZELFONTSPANNER

Kies een vertraging voor het loslaten van de ontspanknop.

R

2 SEC

De ontspanknop wordt twee seconden na het indrukken van de ontspanknop losgelaten. Gebruik dit om onscherpte veroorzaakt door camerabeweging te verminderen als de ontspanknop wordt ingedrukt. Het zelfontspannerlampje knippert terwijl de timer aftelt.

De ontspanknop wordt tien seconden na het indrukken van de ontspan-

S

10 SEC

knop losgelaten. Dit kunt u gebruiken voor foto’s waarin u zelf wilt voorkomen. Het zelfontspannerlampje knippert direct voordat de foto wordt gemaakt.

UIT

Zelfontspanner uitgeschakeld.

Als er een andere optie dan

UIT

is geselecteerd, begint de timer wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.

Het scherm toont het aantal resterende seconden tot de ontspanknop wordt losgelaten. Druk op

DISP/BACK

om de timer te stoppen voor de foto wordt genomen.

9

O

Sta achter de camera wanneer u de ontspanknop indrukt. Als u voor de lens staat, kan dit invloed hebben op de scherpstelling en belichting.

6

111

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN

Als

AAN

is geselecteerd, blijft de gekozen zelfontspannerinstelling van kracht nadat er een foto is genomen of als de camera wordt uitgeschakeld.

AAN UIT

INTERVAL-TIMEROPNAME

Confi gureer de camera zodat deze automatisch foto’s maakt bij een vooringesteld interval.

1

Markeer

INTERVAL-TIMEROPNAME

in het tabblad

A

(

OPNAME-INSTELLINGEN

) en druk op

MENU/OK

.

INTERVAL/AANTAL KEER

INTERVAL AANTAL KEER

6

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de interval en het aantal foto’s te kiezen. Druk op

MENU/OK

om door te gaan.

START WACHTTIJD

EIND ANNULEREN

LATER

VERWACHTE STARTTIJD 11 : 00 PM

START ANNULEREN

3

Gebruik de scherpstellingstok om de starttijd te kiezen en druk vervolgens op

MENU/OK

. Het fotograferen start automatisch.

ANNULEREN

112

OPNAME-INSTELLINGEN

O

Intervalfotografi e kan niet worden gebruikt met meervoudige belichtingsfotografi e. In seriemodus kan er slechts één foto worden gemaakt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten.

N •

Gebruik van een statief wordt aanbevolen.

Controleer het batterijniveau alvorens te beginnen. We raden het gebruik van een optionele AC-15V netadapter aan.

De weergave wordt uitgeschakeld tussen opnamen en licht op enkele seconden voordat de volgende foto wordt gemaakt.

De weergave kan op elk moment worden geactiveerd door op de ontspanknop te drukken.

Om door te gaan met opnamen maken tot de geheugenkaart vol is, stelt u het aantal opnamen in op ∞.

6

113

AE-REEKS INSTELLING

Pas de afbakeningsinstellingen van de belichting aan.

FRAMES/STAP INSTELLING

1 FRAME/DOORLOPEND

Kies het aantal opnames in de bracketingreeks en de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.

FOTO’S

: Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks.

STAP

: Kies de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.

1 FRAME

: De opnamen in de bracketingreeks worden één voor één opgenomen.

DOORLOPEND

: De opnamen in de bracketingreeks worden in één serieopname opgenomen.

SEQUENTIE INSTELLING

Kies de volgorde waarin foto’s worden gemaakt.

FILMSIMULATIE BKT

Kies de drie fi lmsimulatietypes gebruikt voor fi lmsimulatie-afbakening (

P

90).

6

c

 PROVIA/STANDAARD

i

 CLASSIC CHROME

d

 Velvia/LEVENDIG

g

 PRO Neg. Hi

a

 ACROS

* b

 MONOCHROOM

*

* Verkrijgbaar met gele (

Ye

), rode (

R

) en groene (

G

) fi lters.

e

  ASTIA/LAAG

h

 PRO Neg. Std

f

 SEPIA

114

FOCUS BKT

Pas de instellingen voor focus-bracketing aan.

OPNAME-INSTELLINGEN

FOTO’S

STAP

INTERVAL

Kies het aantal opnamen.

Kies de mate van scherpstelverandering voor elke opname.

Kies het interval tussen opnamen.

N

Pas zoom niet aan tijdens het fotograferen.

Scherpstelling en FOTO’S/STAP

De relatie tussen scherpstelling en de opties gekozen voor

FOTO’S

en

STAP

wordt weergegeven in de afbeelding.

:

Stap

Foto’s

1 2 3 4 5

Startscherpstelpositie

De scherpstelling gaat van de startpositie naar oneindig.

Kleine

STAP

-waarden vertalen zich in kleine wijzigingen in de scherpstelling, grotere waarden in grotere wijzigingen.

Ongeacht de optie gekozen voor

FOTO’S

eindigt het opnemen wanneer de scherpstelling oneindig bereikt.

6

115

LICHTMEETSYSTEEM

Kies hoe de camera de belichting meet.

O

De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

op

GEZICHT UIT/

OOG UIT

staat.

6

o

MULTI

p

CENTRUMGEORIËNTEERD

v

SPOT

w

INTEGRAAL

De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse van de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.

De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht toe aan het gebied in het midden.

De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het beeld, in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal. Aangeraden bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en in andere gevallen waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is dan het belangrijkste onderwerp.

De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere foto’s met hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van landschappen en het maken van portretten van onderwerpen met witte of zwarte kleding.

116

OPNAME-INSTELLINGEN

SLUITERTYPE

Kies het sluitertype. Kies de elektronische sluiter om het sluitergeluid te dempen.

t

MECHANISCHE SLUITER

Maak foto’s met de mechanische sluiter.

s

ELEKTRONISCHE SLUITER

Maak foto’s met de elektronische sluiter.

t

E-FR. GORDIJNSLUITER

De camera kiest de mechanische of elektronische voorste gordijnsluiter afhankelijk van de opname-omstandigheden.

u r

MECHANISCH + ELEKTR.

E-FRONT + ELEKTRONISCH

De camera kiest de mechanische of elektronische sluiter afhankelijk van de opnameomstandigheden.

De camera kiest de mechanische, elektronische of elektronische voorste gordijnsluiter afhankelijk van de opname-omstandigheden.

Als s

ELEKTRONISCHE SLUITER

, u

MECHANISCH + ELEKTR.

of r

E-FRONT + ELEKTRONISCH

is geselecteerd, kunnen sluitertijden korter dan ¼

4000

te draaien en vervolgens aan de achterste commandoschijf te draaien.

De mechanische sluiter wordt nog steeds gebruikt bij korte sluitertijden wanneer t

E-FR. GORDIJNSLUITER

is geselecteerd.

O •

Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische sluiter:

-

Vertekening is mogelijk zichtbaar in opnamen van bewegende onderwerpen.

-

Vertekening is mogelijk zichtbaar in uit-de-hand-gemaakte opnamen bij hogere sluitertijden; gebruik van een statief wordt aanbevolen.

-

Streepvorming en waas kunnen optreden in opnamen gemaakt onder tl-verlichting of andere fl ikkerende of onregelmatige verlichting.

-

Respecteer, bij het maken van foto’s met gedempte sluiter ( P

161),

de beeldrechten van uw onderwerp en recht op privacy.

Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische voorste gordijnsluiter:

-

Korte sluitertijden resulteren eerder in onregelmatige belichting en verlies van resolutie in onscherpe delen van het beeld.

N

De volgende beperkingen zijn van toepassing wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt:

Gevoeligheid wordt beperkt tot waarden van ISO 12800–100.

Ruisonderdrukking voor lange tijdopnamen heeft geen eff ect.

De fl itser kan niet worden gebruikt.

117

6

FLIKKERVERMINDERING

Selecteer

AAN

om fl ikkering in foto’s en op het scherm te verminderen bij het fotograferen onder tl-verlichting en andere soortgelijke lichtbronnen.

AAN UIT

O •

Bij het inschakelen van fl ikkerreductie wordt de elektronische sluiter uitgeschakeld en neemt de tijd toe die nodig is om foto’s te maken.

Flikkerreductie is niet beschikbaar tijdens fi lmopnamen.

IS MODE

Verminder wazigheid.

6

l

CONTINU

m

ALLEEN OPNAME

UIT

Beeldstabilisatie ingeschakeld.

Beeldstabilisatie wordt enkel ingeschakeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt (scherpstelmodus

C

) of als de sluiter wordt ontgrendeld.

Beeldstabilisatie uit; x

verschijnt in het scherm. Aanbevolen als de camera op een statief staat.

N

Deze optie is enkel beschikbaar met lenzen die beeldstabilisatie ondersteunen.

118

OPNAME-INSTELLINGEN

ISO

Pas de gevoeligheid van de camera voor licht aan.

AUTO1

AUTO2

AUTO3

12800

100

H

  (102400/51200/25600),

L

  (50)

Gevoeligheid wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden volgens een combinatie van standaard- en maximumgevoeligheid en langste sluitertijd gekozen voor

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

ISO

. Kies uit

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

( P

120).

Pas gevoeligheid handmatig aan. Geselecteerde waarde wordt in het scherm weergegeven.

Kies voor bijzondere situaties. Merk op dat vlekken kunnen verschijnen in foto's genomen bij

H

, terwijl

L

het dynamisch bereik vermindert.

N •

De

Fn1

-knop kan aan andere functies worden toegewezen met behulp van D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

. De hierboven beschreven functie kan ook worden toegewezen aan andere functieknoppen (

P

198).

De gevoeligheid wordt niet gereset wanneer de camera wordt uitgezet.

Indien gewenst, kunt u D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

gebruiken om de camera te confi gureren zodat ISO-gevoeligheid wordt aangepast met behulp van de voorste en achterste commandoschijf.

Gevoeligheid aanpassen

Hoge waarden kunnen worden gebruikt om beelden minder wazig te maken als er weinig verlichting is, terwijl lagere waarden zorgen voor langere sluitertijden of een wijdere opening van het diafragma bij fel licht. Let erop dat spikkels kunnen verschijnen in foto’s met een hoge gevoeligheid.

6

119

AUTO

Kies de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale sluitertijd voor

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

.

6

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

MAX. GEVOELIGHEID

MIN. SLUITERSNELH

12800–100

12800–200

⁄–¼  SEC

AUTO1 AUTO2 AUTO3

800

100

1600

⁄ SEC

3200

De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

.

N •

Als de waarde geselecteerd voor

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

hoger is dan de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

, wordt

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

ingesteld op de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan

MIN.

SLUITERSNELH

als foto’s nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

120

OPNAME-INSTELLINGEN

ADAPT. INSTEL.

Pas de instellingen voor lenzen bevestigd via een bevestigingsadapter aan.

Sluiter selecteren

Bij het gebruik van lenzen met een interne sluiter, kiest u of u de sluiter op de camera (

BEHUIZING

) of de sluiter van de lens

(

LENS

) wilt gebruiken.

O

Deze optie kan mogelijk geen eff ect hebben met bepaalde lenzen.

Opgeslagen Instellingen

Sla instellingen op voor maximaal 6 lenzen of kies

UIT

om de correcties voor brandpuntafstand, vervorming, kleurschakering en randverlichting uit te schakelen.

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om naar de brandpuntsafstand te gaan.

LENS 5

VOER BRANDPUNTSAFSTAND IN

6

OK ANNULEREN

Kies uit de opties

STERK

,

MEDIUM

of

ZWAK

om de vervorming

TONVORMING

of

KUSSENVORMING

te corrigeren.

LENS5 VERVORMING CORR.

TONVORMING STERK

TONVORMING MEDIUM

TONVORMING ZWAK

UIT

KUSSENVORMING ZWAK

KUSSENVORMING MEDIUM

KUSSENVORMING STERK

121

6

Variaties in kleur (schakering) tussen het midden en de randen van het beeld kunnen voor elke hoek afzonderlijk worden ingesteld.

Om kleurschaduwcorrectie te gebruiken, volgt u de stappen hieronder.

VOLGENDE OK

1

Draai aan de achterste commandoschijf om een hoek te kiezen.

De geselecteerde hoek wordt aangegeven met een driehoek.

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de schaduw aan te passen totdat er geen zichtbaar verschil in kleur is tussen de geselecteerde hoek en het midden van het beeld.

Duw de scherpstellingstok naar links of rechts om kleuren aan te passen op de cyaan-roodas.

Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om kleuren aan te passen op de blauw-geelas.

N

Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de kleurschaduwcorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.

Kies uit waarden tussen –5 en +5. Het kiezen van positieve waarden verhoogt de randbelichting, terwijl negatieve waarden de randbelichting verlagen.

Positieve waarden worden aanbevolen voor ouderwetse lenzen, negatieve

OK ANNULEREN

waarden worden gebruikt om het eff ect te geven van afbeeldingen gemaakt met een antieke lens of een gaatjescamera.

N

Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de randbelichtingscorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.

122

OPNAME-INSTELLINGEN

MODUS 35mm-FORMAAT

Inschakelen van

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

MODUS

35mm-FORMAAT

in het opnamemenu stelt de beeldhoek in op 35 mm; de wijziging wordt weergegeven op het display.

AAN

UIT

AUTO

De beeldhoek wordt ingesteld op 35 mm; de wijziging wordt weergegeven op het display.

35 mm-formaatmodus uitgeschakeld.

35 mm-formaatmodus wordt automatisch ingeschakeld wanneer een adapter met ondersteuning voor automatische detectie is bevestigd.

N •

Het D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

-item in het instellingenmenu (

P

18, 168) bevat een optie (standaard ingeschakeld) voor

het weergeven van een

MODUS 35mm-FORMAAT

-pictogram.

Het H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEELDGROOTTE

-item in het opnamemenu is vast ingesteld op

O

3 : 2

.

DRAADLS COMMUNICT

Verbind met smartphones die de meest recente versie van de

FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

6

123

6

F

FLITSINSTELLINGEN

Pas fl itsergerelateerde instellingen aan.

Om fl itsergerelateerde instellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

F

(

FLITSINSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

VERLATEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

Kies een fl itsbedieningsmodus, fl itsmodus of sync-modus of pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties variëren per fl itser.

N

Raadpleeg voor meer informatie over de fl itserinstellingen “Externe fl itsers ( P

207)” in

“Randapparatuur en optionele accessoires”.

MODUS

EXTERNE FLASH

AANPASSEN EINDE

VERWIJDER R. OGEN

Verwijder rode-ogen-eff ecten veroorzaakt door de fl itser.

FLASH+VERWIJDEREN

FLASH

VERWIJDEREN

UIT

Een voorfl its die rode ogen vermindert wordt gecombineerd met digitale verwijdering van rode ogen.

Alleen rode ogen verminderen door middel van fl its.

Alleen digitaal rode ogen verwijderen.

Rode ogen verminderen door middel van fl its en digitaal rode ogen verwijderen uitgeschakeld.

N •

Flitser voor rode-ogenreductie kan worden gebruikt in de TTL-fl itserregelingstanden.

Digitale rode-ogen-verwijdering wordt alleen uitgevoerd wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.

Digitale rode-ogen-verwijdering is niet beschikbaar voor RAW-afbeeldingen.

124

FLITSINSTELLINGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

In plaats van het aanpassen van het fl itsniveau per foto kan

TTL-fl itsbediening worden vergrendeld voor consistente resultaten binnen een reeks foto’s.

VERGR. MET L. FLASH

VERGR. MET MEETFLASH

De fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde voor de meest recente foto te bekijken.

De camera geeft een reeks voorfl itsen en de fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde.

N •

Om gebruik te maken van TTL-vergrendeling, wijst u

TTL-VERGRENDELING

toe aan een cameraknop en gebruikt u vervolgens deze knop om TTL-vergrendeling in of uit te schakelen (

P

198).

Flitscompensatie kan worden aangepast terwijl TTL-vergrendeling is ingeschakeld.

Bij het selecteren van

VERGR. MET L. FLASH

wordt een foutbericht weergegeven als er geen eerder gemeten waarde bestaat.

LED-LICHTINSTELLING

Kies of u het LED-videolicht van de fl itser (indien beschikbaar) wenst te gebruiken als een catchlight of AF-hulplicht bij het nemen van foto’s.

6

CATCHLIGHT

AF ASSIST

AF ASSIST+CATCHLIGHT

UIT

Catchlight

AF-hulpverlichting

AF-hulplichtverlichting en catchlight

Geen

N

In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

-menu.

125

FLITSINSTELLINGEN

MASTER-INSTELLING

Kies een fl itsgroep (A, B of C) voor de fl itser bevestigd aan de camerafl itsschoen wanneer deze functioneert als een hoofdfl itser die fl itseenheden op afstand bediend via Fujifi lm draadloze optische fl itsbediening of kies

OFF

om de hoofdfl itseruitvoer te beperken tot een niveau dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed.

6

Gr A Gr B Gr C

N

In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

-menu.

OFF

CH-INSTELLING

Kies het kanaal dat wordt gebruikt voor de communicatie tussen de hoofdfl itser en fl itseenheden op afstand bij het gebruik van Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

CH1 CH2 CH3 CH4

126

B

FILMINSTELLINGEN

Pas fi lmopname-opties aan.

Om fi lmopname-opties weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

B

 (

FILMINSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

FILMSCHERPSTELLING

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

HDMI REC-BEDIENING

MIC-NIVEAU-INSTEL

MIC/AFSTANDSBED.

FILMMODUS

Kies een beeldformaat en -snelheid voor fi lmopname.

VERLATEN

i

1080/29.97P

i

1080/25P

i

1080/24P

i

1080/23.98P

h

720/29.97P

h

720/25P

h

720/24P

h

720/23.98P

1920 × 1080 (Full HD)

1280 × 720 (HD)

29,97 fps

25 fps

24 fps

23,98 fps

29,97 fps

25 fps

24 fps

23,98 fps

FILMSCHERPSTELLING00

Kies hoe de camera het scherpstelpunt voor fi lmopname selecteert.

AF(MULTI)

Automatische selectie van scherpstelpunten.

AF-VELD KEUZE

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied.

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

Als

ON

is geselecteerd, zullen HDMI-apparaten waarop de camera is aangesloten de informatie in het camerascherm ook weergeven.

ON OFF

127

6

FILMINSTELLINGEN

HDMI REC-BEDIENING

Kies of de camera signalen naar het HDMI-apparaat moet sturen om een fi lm te starten en/of te stoppen, wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt om de fi lmopname te starten en te stoppen.

ON

MIC-NIVEAU-INSTEL

Stel het opnameniveau voor de ingebouwde en externe microfoons in.

OFF

MIC-NIVEAU-INSTEL

OK ANNULEREN

6

20—1

UIT

Kies een opnameniveau.

Schakel de microfoon uit.

N •

De weergave toont de piek in het opnameniveau gedetecteerd in een bepaalde periode.

U kunt

MIC-NIVEAU-INSTEL

toewijzen aan een cameratoets en die toets dan gebruiken om het microfoonniveau tijdens het opnemen aan te passen.

MIC/AFSTANDSBED.

Geef aan of het apparaat dat is aangesloten op de microfoon/afstandsontspanner-aansluiting een microfoon is of een afstandsontspanner.

m

MIC

n

AFST.B

128

Afspelen en het afspeelmenu

129

Y

X a

Z

De afspeelweergave

Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het afspelen.

O

Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.

A B C D E F G

01/01/2018 10:00 AM b

H

I

J

K

7

W

V

U T

A

Datum en tijd ................................... 39, 41, 157

B

Bluetooth AAN/UIT .......................................185

C

Opdracht beeldoverdracht ........................147

D

Beeldoverdrachtstatus .......................185, 220

E

Aantal frames geselecteerd voor

upload ...........................................................147

F

Kaartsleuf ........................................................135

G

Beeldnummer ................................................182

H

Beschermde afbeelding ..............................142

I

Locatiegegevens ...........................................220

J

Indicator voor

rode-ogenverwijdering ....................124, 144

K

Gezichtsdetectie-indicator .........................104

L

Batterijniveau .................................................. 38

M

Beeldkwaliteit .................................................. 89

S R Q P O N M L

N

Beeldgrootte ..................................................... 88

O

Filmsimulatie ................................................... 90

P

Dynamisch bereik ........................................... 92

Q

Witbalans .......................................................... 93

R

Gevoeligheid .................................................... 76

S

Belichtingscompensatie ............................... 79

T

Diafragma ...........................................57, 61, 62

U

Sluitertijd ..............................................57, 58, 62

V

Indicator afspeelmodus ................................ 47

W

Filmpictogram ................................................. 53

X

Geschenkbeeld ................................................ 47

Y

Indicator fotoboekhulp ...............................149

Z

DPOF-printindicator ....................................151

a

Voice memo....................................................145

b

Foto’s waarderen ...........................................131

130

De DISP/BACK-knop

De

DISP/BACK

-knop regelt de weergave van de indicatoren tijdens het afspelen.

De afspeelweergave

Standaard Informatie uit

01/01/2018 10:00 AM

1/1000 5.6

12800 +1.0

FAVORIETEN

Favorieten Infoscherm

Het infoscherm

In het infoscherm kunt u de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog drukken om door een reeks informatie - en histogramweergaven te bladeren.

Favorieten: Foto’s waarderen

Om de huidige foto te waarderen, druk op

DISP/BACK

en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog en omlaag om nul tot vijf sterren te selecteren.

7

131

Foto-informatie bekijken

De fotoinformatieweergave verandert elke keer de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog geduwd wordt.

De afspeelweergave

Basisgegevens Histogram

VOLGENDE

7

01/01/2018 10:00 AM

1/1000 5.6

12800 +1.0

S.S

1/1000

F

5.6

ISO

12800

Infoscherm 2

+1.0

AFBREKEN

Infoscherm 1

VOLGENDE

Inzoomen op het scherpstelpunt

Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het scherpstelpunt. Druk nogmaals om terug te keren naar schermvullend afspelen.

132

Foto’s bekijken

Lees deze sectie voor informatie over terugspeelzoom en afspelen met meervoudig beeld.

Gebruik de achterste commandoschijf om van afspelen in volledig scherm naar zoomweergave of miniatuurweergave te gaan.

Afspelen in volledig scherm

100-0001

Miniatuurweergave

Weergave van negen miniaturen

Zoomweergave

DISP/BACK

MENU/OK

Gemiddelde zoom

7

Weergave van honderd miniaturen Maximale zoom

133

Foto’s bekijken

Zoomweergave

Draai de achter commandoschijf naar rechts om in te zoomen op de huidige foto, links om uit te zoomen. Druk op

DISP/BACK

,

MENU/OK

of het midden van de achterste commandoschijf om het zoomen af te sluiten.

N •

De maximale zoomfactor is afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEELDGROOTTE

.

Zoomweergave is niet beschikbaar voor kopieën met een nieuw formaat of kopieën die zijn uitgesneden en opgeslagen in a -grootte.

Bladeren

Wanneer de foto ingezoomd is, kan de scherpstellingstok (scherpstelhendel) gebruikt worden om delen van het beeld te bekijken die op het moment niet zichtbaar zijn op de weergave.

7

Navigatievenste

Miniatuurweergave

Om het aantal weergegeven afbeeldingen te veranderen, draait u de achterste commandoschijf naar links wanneer een foto schermvullend wordt weergegeven.

N

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om beelden te markeren en druk op

MENU/OK

om het gemarkeerde beeld in full frame te zien.

In de negen- en honderd-frameweergaven duwt u de scherpstellingstok omhoog of omlaag om meer foto’s te bekijken.

134

C

Het afspeelmenu

Pas afspeelinstellingen aan.

Het afspeelmenu wordt weergegeven wanneer u op

MENU/OK

in de afspeelmodus drukt.

MENU VOOR HERBEKIJKEN

WISSELSLEUF

RAW-CONVERSIE

WISSEN

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

VERLATEN

WISSELSLEUF

Kies de kaart waarvan u de foto’s wilt afspelen.

N

Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de a

-knop ingedrukt houden om een kaart voor het afspelen te kiezen.

7

135

7

RAW-CONVERSIE

Zelfs als u geen computer heeft, kunt u de camera gebruiken om

RAW-foto’s aan te passen en op te slaan in JPEG- of TIFF-formaat.

RAW-foto’s opslaan in een ander formaat

1

Geef een RAW-foto weer.

2

Markeer

RAW-CONVERSIE

in het weergavemenu.

3

Druk op

MENU/OK

.

Een lijst met instellingen wordt weergegeven.

RAW-CONVERSIE

REFLECT OPN. COND.

BESTANDSTYPE

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

PUSH/PULL-VERWERKING

DYNAMISCH BEREIK

CREEREN ANNULEREN

4

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een instelling te markeren.

5

Druk de scherpstellingstok naar rechts om opties weer te geven.

RAW-CONVERSIE

撮影時条件を反映

増感/減感

ホワイトバランス

WB

シフト

6

Druk de scherpstellingstok omhoog of omlaag om de gewenste optie markeren.

7

Druk op

MENU/OK

om de gemarkeerde optie te selecteren. De lijst met instellingen getoond in Stap 3 wordt weergegeven.

Herhaal Stap 4 tot 7 om andere instellingen aan te passen.

8

Druk op de

Q

-knop.

Een voorbeeld van de JPEG- of TIFF-kopie wordt weergegeven.

9

Druk op

MENU/OK

.

De JPEG- of TIFF-kopie wordt opgeslagen.

N

RAW-conversie-opties kunnen tevens worden weergegeven door op de

Q

-knop te drukken wanneer een RAW-foto wordt weergegeven.

136

Het afspeelmenu

De instellingen die kunnen worden aangepast wanneer foto’s van RAW naar een ander formaat worden geconverteerd, zijn:

Maak een kopie met behulp van de instellingen die op het moment van fotograferen van kracht waren.

Kies een bestandsformaat.

Kies een beeldgrootte.

Stel de beeldkwaliteit bij.

PUSH/PULL-VERWERKING

Pas belichting aan.

Verbeter details in hoge lichten voor natuurlijk contrast.

Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na.

Voeg een fi lmkorreleff ect toe.

Verdiep de kleuren in kleurschaduwen.

Pas witbalans aan.

Verfi jn witbalans.

Pas hoge lichten aan.

Pas schaduwen aan.

Pas de kleurdichtheid aan.

Verscherp of verzacht de contouren.

Bewerk de kopie om spikkels te verminderen.

Verbeter de defi nitie door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.

Kies de kleurruimte gebruikt voor kleurreproductie.

7

137

WISSEN

Wis afzonderlijke foto’s, meerdere geselecteerde foto’s of alle foto’s.

O

Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.

7

ENKELE FOTO

GEKOZEN VELDEN

ALLE FOTO'S

Wis foto’s één voor één.

Verwijder meerdere geselecteerde foto's.

Wis alle onbeveiligde foto's.

ENKELE FOTO

1

Selecteer

ENKELE FOTO

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door foto’s te scrollen en druk op

MENU/OK

om te verwijderen.

N •

Er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven voordat foto’s worden verwijderd; zorg ervoor dat de juiste foto is geselecteerd voordat u op

MENU/OK

drukt.

Meer foto’s kunnen worden verwijderd door op

MENU/OK

te drukken.

Druk de scherpstellingstok naar links of rechts om door de foto’s te scrollen en druk op

MENU/OK

om te verwijderen.

138

Het afspeelmenu

GEKOZEN VELDEN

1

Selecteer

GEKOZEN VELDEN

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Markeer foto’s en druk op

MENU/OK

om te selecteren.

Geselecteerde foto’s worden aangeduid met vinkjes ( R ).

Druk opnieuw op

MENU/OK

om een gemarkeerde foto te deselecteren.

3

Wanneer de bewerking is voltooid, drukt u op

DISP/BACK

om een bevestigingsscherm weer te geven.

4

Markeer

OK

en druk op

MENU/OK

om de geselecteerde foto’s te wissen.

N

Foto’s in fotoboeken of printeropdrachten worden aangeduid door

S

.

ALLE FOTO’S

1

Selecteer

ALLE FOTO’S

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer

OK

en druk op

MENU/OK

om alle onbeveiligde foto’s te wissen.

N •

Het indrukken van

DISP/BACK

annuleert het wissen; merk op dat alle foto’s verwijderd voordat de knop werd ingedrukt niet kunnen worden teruggehaald.

Als er een waarschuwing verschijnt die vermeldt dat de geselecteerde foto’s deel uitmaken van een DPOF-printopdracht, druk dan op

MENU/OK

om de foto’s te verwijderen.

7

139

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

Het maken van foto’s met

RAW / JPEG

geselecteerd voor

D

OPSLAAN SET-UP

 >

INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)

creëert twee kopieën. Kies of bij het verwijderen van het RAW-beeld ook de JPEG-kopie wordt verwijderd.

7

AAN

UIT

Bij het verwijderen van het RAW-beeld van de kaart in Sleuf 1 wordt ook de JPEG-kopie van de kaart in Sleuf 2 verwijderd.

Bij het verwijderen van het RAW-beeld van de kaart in Sleuf 1 wordt niet de JPEG-kopie van de kaart in Sleuf 2 verwijderd.

BEELDUITSNEDE

Maak een beelduitsnede van de huidige foto.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

BEELDUITSNEDE

in het afspeelmenu.

3

Gebruik de achterste commandoschijf om in en uit te zoomen en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om de foto te scrollen totdat het gewenste deel wordt weergegeven.

4

Druk op

MENU/OK

om een bevestigingsvenster weer te geven.

5

Druk opnieuw op

MENU/OK

om de bijgesneden kopie in een afzonderlijk bestand op te slaan.

N •

Hoe hoger de zoomfactor, hoe lager het aantal pixels in de uitgesneden kopie.

Als het formaat van de uiteindelijke kopie a

zal zijn, wordt

OK

in geel weergegeven.

Alle kopieën hebben een beeldverhouding van 3

:

2.

140

Het afspeelmenu

NIEUW FORMAAT

Maak een kleine kopie van de huidige foto.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

NIEUW FORMAAT

in het afspeelmenu.

3

Markeer een formaat en druk op

MENU/OK

om een bevestigingsvenster weer te geven.

4

Druk opnieuw op

MENU/OK

om de kopie met nieuw formaat naar een afzonderlijk bestand te kopiëren.

N

De beschikbare formaten zijn afhankelijk van het formaat van het origineel.

7

141

7

BEVEILIGEN

Beveilig foto’s tegen per ongeluk wissen. Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

.

FOTO

Beveilig geselecteerde foto’s. Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om foto’s te bekijken en druk op

MENU/OK

om te selecteren of deselecteren. Druk op

DISP/BACK

wanneer de bewerking is voltooid.

BEVEILIG ALLES

Beveilig alle foto’s.

ALLES RESETTEN

Verwijder beveiliging van alle foto’s.

O

Beveiligde foto’s zullen worden gewist zodra de geheugenkaart wordt geformatteerd.

N

Beelden beschermen die momenteel geselecteerd zijn voor upload naar smartphones of tablets verwijdert de uploadmarkering.

142

Het afspeelmenu

FOTO DRAAIEN

Draai foto’s.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

FOTO DRAAIEN

in het afspeelmenu.

3

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om de foto 90° met de klok mee te draaien, of omhoog om 90° tegen de klok in te draaien.

4

Druk op

MENU/OK

. De foto zal voortaan automatisch worden weergeven in de geselecteerde stand als deze wordt bekeken op de camera.

N •

Beveiligde foto’s kunnen niet worden gedraaid. Verwijder de beveiliging voordat u foto’s draait.

De camera is mogelijk niet in staat om foto’s te draaien die met andere camera’s zijn gemaakt. Foto’s die zijn gedraaid op de camera zullen niet worden gedraaid als ze bekeken worden op een computer of op andere camera’s.

Foto’s gemaakt met

D

SCHERM SET-UP

 >

AUTO ROT. WEERG.

worden tijdens het afspelen automatisch in de juiste richting weergegeven.

7

143

7

VERWIJDER R. OGEN

Verwijder rode ogen uit portretten. De foto wordt door de camera geanalyseerd; als er rode ogen worden waargenomen, ondergaat de foto een speciaal proces en wordt er een kopie aangemaakt waarop rode-ogenverwijdering is toegepast.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

VERWIJDER R. OGEN

in het afspeelmenu.

3

Druk op

MENU/OK

.

N •

De resultaten variëren afhankelijk van de scène en de mate waarin de camera succesvol gezichten detecteert.

De tijd die nodig is om een foto te verwerken, hangt af van het aantal gedetecteerde gezichten.

Rode ogen kunnen niet worden verwijderd van een foto waarop het verwijderen van rode ogen al eens is uitgevoerd; die foto’s worden aangeduid door een e -pictogram tijdens het afspelen.

Rode-ogenverwijdering kan niet worden uitgevoerd op RAW-afbeeldingen.

144

Het afspeelmenu

SPRAAKMEMO INSTELLING

Voeg een spraakmemo toe aan de huidige foto.

1

Selecteer

AAN

voor

SPRAAKMEMO INSTELLING

in het afspeelmenu.

2

Geef een foto weer waaraan u een spraakmemo wilt toevoegen.

3

Houd de

Fn2

-knop ingedrukt om de memo op te nemen. De opname eindigt na 30 sec. of wanneer u de knop loslaat.

N •

De nieuwe memo wordt opgenomen over bestaande memo's heen.

Spraakmemo’s kunnen niet worden toegevoegd aan beveiligde foto’s.

Het verwijderen van de foto verwijdert ook de memo.

Spraakmemo’s Afspelen

Foto’s met spraakmemo’s worden aangegeven door q

-pictogrammen tijdens het afspelen.

Selecteer, om een memo af te spelen, de foto en druk op de

Fn2

-knop.

Er wordt een voortgangsbalk weergegeven terwijl de memo afspeelt.

Volume kan worden aangepast door op

MENU/OK

te drukken om afspelen te pauzeren en vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag te duwen om het volume aan te passen. Druk op

MENU/OK

om het afspelen te hervatten. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van D

GELUID SET-UP

 >

AFSPEEL VOLUME

.

7

145

7

KOPIËREN

Kopieer foto’s tussen de kaarten in de eerste en tweede sleuf.

1

Selecteer

KOPIËREN

in het afspeelmenu.

2

Markeer één van de volgende opties.

SLEUF 1

y

SLEUF 2

Kopieer foto’s van de kaart in de eerste sleuf naar de kaart in de tweede sleuf.

SLEUF 2

y

SLEUF 1

Kopieer foto’s van de kaart in de tweede sleuf naar de kaart in de eerste sleuf.

3

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar rechts.

4

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

.

ENKELE FOTO

Kopieer geselecteerde foto’s.

Druk de scherpstellingstok naar links of rechts om foto’s te bekijken en druk op

MENU/OK

om de huidige foto te kopiëren.

ALLE FOTO’S

Kopieer alle foto’s.

O

Het kopiëren is gereed wanneer de doelmap vol is.

146

Het afspeelmenu

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

Selecteer foto’s voor uploaden naar een gekoppelde smartphone of tablet.

1

Selecteer

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

 >

FRAMES SELECTEREN

in het afspeelmenu.

2

Markeer foto’s en druk op

MENU/OK

om te selecteren of deselecteren. Herhaal totdat alle gewenste foto’s geselecteerd zijn.

3

Druk op

DISP/BACK

om afspelen te verlaten.

N

Als

AAN

is geselecteerd voor zowel

D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

Bluetooth AAN/UIT

als

AUTO

OVERDRACHT BEELDEN

, dan begint het uploaden kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.

N •

Beeldoverdrachtopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten.

Het volgende kan niet worden geselecteerd voor uploaden:

-

Beschermde foto’s

-

Films

-

RAW-beelden

-

“Gift”-foto’s (foto’s gemaakt met andere camera’s)

Als

PAIRING/OVERDR.OPD.

is geselecteerd voor

D

VERBINDING

INSTELLING

 >

ALGEMENE INSTELLINGN

 > r , kunnen foto’s ook worden gemarkeerd voor uploaden met behulp van de

Fn1

-knop.

Selecteer, om uploadmarkeringen van alle foto’s in de huidige opdracht te verwijderen,

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

 >

OPDRACHT

RESETTEN

.

Als

AAN

is geselecteerd voor

D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth

INSTELLINGEN

 >

AUTO OVERDRACHT BEELDEN

, worden foto’s automatisch gemarkeerd voor uploaden terwijl ze worden gemaakt.

7

147

7

DRAADLS COMMUNICT

Verbind met smartphones die de meest recente versie van de

FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

148

Het afspeelmenu

FOTOBOEK HULP

Maak boeken van uw favoriete foto’s.

Een fotoboek maken

1

Selecteer

NIEUW BOEK

voor

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

FOTOBOEK HULP

.

2

Scroll door de beelden en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog om te selecteren of deselecteren. Druk op

MENU/OK

om af te sluiten wanneer het boek is voltooid.

N •

Foto’s die kleiner zijn dan a

en fi lms kunnen niet voor fotoboeken worden geselecteerd.

De als eerste geselecteerde foto wordt automatisch de omslagfoto.

Duw de scherpstellingstok omlaag om het huidige beeld voor de cover te selecteren.

3

Markeer

FOTOBOEK VOLTOOIEN

en druk op

MENU/OK

(om alle foto’s voor het boek te selecteren, kiest u

ALLES SELECTEREN

).

Het nieuwe boek wordt aan de lijst in het fotoboekhulpmenu toegevoegd.

N •

Boeken kunnen tot 300 foto’s bevatten.

Boeken die geen foto’s bevatten, worden automatisch verwijderd.

Fotoboeken

Fotoboeken kunnen worden gekopieerd naar een computer met behulp van

MyFinePix Studio-software.

7

149

7

Fotoboeken bekijken

Markeer een album in het fotoalbumassisteermenu en druk op

MENU/OK

om het album weer te geven en duw vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door de foto’s te scrollen.

Fotoboeken bewerken of verwijderen

Geef het fotoboek weer en druk op

MENU/OK

. De volgende opties worden weergegeven; selecteer de gewenste optie en volg de aanwijzingen op het scherm.

BEWERKEN

: Bewerk het boek zoals beschreven in “Een fotoboek maken”.

WISSEN

: Wis het fotoboek.

150

Het afspeelmenu

OPDRACHT (DPOF)

Maak een digitale “printopdracht” voor DPOF-compatibele printers.

1

Selecteer

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

OPDRACHT (DPOF)

.

2

Selecteer

MET DATUM

s om de datum van opname af te drukken op de foto, selecteer

ZONDER DATUM

om foto’s af te drukken zonder datum of

ALLES RESETTEN

om alle foto’s uit de printopdracht te verwijderen alvorens verder te gaan.

3

Geef een foto weer die u wilt toevoegen aan of verwijderen uit de printopdracht.

4

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het aantal kopieën te kiezen (tot 99).

OPDRACHT (DPOF)

DPOF: 00001

N

Om een foto uit de opdracht te verwijderen, duwt u de scherpstellingstok omlaag totdat het aantal kopieën 0 is.

01 PRINTS

KIES FOTO GEREED

Totaal aantal afdrukken

Aantal kopieën

N

Herhaal stap 3–4 om de printopdracht te voltooien.

5

Het totale aantal afdrukken wordt in de monitor weergegeven.

Druk op

MENU/OK

om af te sluiten.

N •

De foto’s in de huidige printopdracht worden tijdens het afspelen aangeduid met een u -pictogram.

Printopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten.

Als een geheugenkaart is geplaatst met een printopdracht die door een andere camera is gecreëerd, dient u de opdracht moeten verwijderen alvorens te creëren zoals hierboven beschreven.

7

151

7

AFDRUK. instax PRINTER

Om foto’s af te drukken naar optionele Fujifi lm instax SHARE printers, selecteert u eerst D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERB.INST. instax PRNTR

; voer de naam en het wachtwoord van de instax

SHARE printer (SSID) in en volg dan de onderstaande stappen.

1

Schakel de printer in.

2

Selecteer

C

MENU VOOR

HERBEKIJKEN

 >

AFDRUK. instax

PRINTER

. De camera zal verbinding maken met de printer.

AFDRUK.

PRINTER instax-12345678

VERBINDING MAKEN

FUJIFILM-CAMERA-1234

ANNULEREN

3

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de foto weer te geven die u wilt uitprinten en druk vervolgens op

MENU/OK

. De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.

AFDRUK.

PRINTER

100-0020

OK instax-12345678

AFBREKEN

N •

Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.

Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.

De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.

152

Het afspeelmenu

BEELDVERHOUDING

Kies hoe High Defi nition (HD)-apparaten foto’s weergeven met een beeldverhouding van 4

3 (deze optie is alleen beschikbaar wanneer een HDMI-kabel is aangesloten).

16:9

4:3

∶∶

99 44

∶∶

33

Weergave

N

Selecteer

9 om het beeld weer te geven zodat dit het scherm vult met een uitgesneden boven- en onderkant, 4

3 om het gehele beeld weer te geven met een zwarte band aan elke zijde.

7

153

MEMO

154

De instellingenmenu’s

155

8

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

Pas de basisinstellingen van de camera aan.

Voor toegang tot de basisinstellingen van de camera drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

 (

INSTALLATIE

) en kiest u

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

.

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

FORMATTEREN

DATUM/TIJD

TIJDVERSCHIL

MIJN MENU-INSTELINGEN

SENSORREINIGING

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

RESET

VERLATEN

FORMATTEREN

Om een geheugenkaart te formatteren:

1

Selecteer D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

FORMATTEREN

in het tabblad D (

INSTALLATIE

).

2

Markeer de sleuf die de kaart bevat die u wenst te formatteren en druk op

MENU/OK

.

FORMATTEREN

KAARTFORMAAT IN SLEUF 1, OKÉ?

ALLE DATA WORDT GEWIST!

3

Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Om de geheugenkaart te formatteren, markeert u

OK

en drukt u op

MENU/OK

.

N

Om af te sluiten zonder de geheugenkaart te formatteren, selecteert u

ANNULEREN

of drukt u op

DISP/BACK

.

OK

ANNULEREN

O •

Alle gegevens —inclusief beveiligde foto’s— worden van de geheugenkaart gewist. Vergeet niet belangrijke foto’s eerst naar een computer of ander opslagapparaat te kopiëren.

Open het batterijvak niet tijdens het formatteren.

N

Het formatteermenu kan worden weergegeven door op het midden van de achterste commandoschijf te drukken terwijl u de b

-knop ingedrukt houdt.

156

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

DATUM/TIJD

Om de cameraklok in te stellen:

1

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

DATUM/TIJD

in het tabblad D (

INSTALLATIE

).

2

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Om de opdracht te veranderen waarin het jaar, de maand en dag zijn weergegeven, markeer de datumweergave en duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag.

3

Druk op

MENU/OK

om de klok in te stellen.

TIJDVERSCHIL

Schakel de cameraklok direct om van de tijdzone van uw woonplaats naar de lokale tijd op uw bestemming tijdens het reizen.

Om het verschil tussen uw lokale tijdzone en tijdzone thuis te specifi ceren:

1

Markeer g

LOKAAL

en druk op

MENU/OK

.

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het tijdsverschil tussen de lokale tijd en uw eigen tijdzone te kiezen.

Druk op

MENU/OK

wanneer de instellingen zijn voltooid.

Om de klok van de camera op lokale tijd in te stellen, markeert u g

LOKAAL

en drukt u op

MENU/OK

. Om de klok op de tijdzone van uw woonplaats in te stellen, selecteert u h

THUIS

.

8

h

THUIS

N

Als g

LOKAAL

is geselecteerd, wordt g

drie seconden in het geel weergegeven zodra de camera wordt ingeschakeld.

157

Q a

Kies een taal.

MIJN MENU-INSTELINGEN

Bewerk de items opgesomd in het tabblad

E

(

MIJN MENU

), een gepersonaliseerd aangepast menu met veelgebruikte opties.

1

Markeer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

MIJN MENU-INSTELINGEN

in het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en druk op

MENU/OK

.

MIJN MENU-INSTELINGEN

ITEMS TOEVOEGEN

ITEMS RANGSCHIKKEN

ITEMS VERWIJDEREN

8

N

Selecteer

ITEMS RANGSCHIKKEN

om items opnieuw te ordenen.

Selecteer

ITEMS VERWIJDEREN

om items te verwijderen.

2

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om

ITEMS TOEVOEGEN

te markeren en druk op

MENU/OK

. Opties die kunnen worden toegevoegd aan “mijn menu” zijn gemarkeerd in blauw.

MIJN MENU-INSTELINGEN

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

SELECTEREN

N

Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met vinkjes.

3

Kies een positie voor het item en druk op de

MENU/OK

. Het item wordt toegevoegd aan “mijn menu”.

LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN

1 BEELDGROOTTE

2 BEELDKWALITEIT

ANNULEREN

VERPLAATSEN OPSLAAN

4

Druk op

MENU/OK

om terug te keren naar het bewerkscherm.

5

Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toegevoegd.

N

“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.

158

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

SENSORREINIGING

Verwijder stof van de beeldsensor van de camera.

OK

WANNEER

INGESCHAKELD

WANNEER

UITGESCHAKELD

Reinig de sensor onmiddellijk.

Het reinigen van de sensor wordt uitgevoerd als de camera ingeschakeld wordt.

Het reinigen van de sensor zal worden uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld (sensorreiniging wordt echter niet uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld in de afspeelmodus).

N

Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van sensorreiniging, kan handmatig worden verwijderd ( P

246).

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

Controleer het oplaadniveau van de batterij. Het oplaadniveau wordt uitgedrukt als een getal tussen 0 en 4.

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

RESET

Zet de opname-opties of de opties van het instellingenmenu terug naar de standaardwaarden.

1

Markeer de gewenste optie en druk op

MENU/OK

.

OPNAMEMENU

RESET

SET-UP RESET

Zet alle opnamemenu-instellingen, behalve de aangepaste witbalans en aangepaste instellingen gecreëerd met gebruik van

BEW/BEW INST. OP M

, terug naar de standaardwaarden.

Zet alle instellingen in het instellingenmenu, behalve

DATUM/

TIJD

,

TIJDVERSCHIL

en

VERBINDING INSTELLING

, terug naar de standaardwaarden.

2

Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer

OK

en druk op

MENU/OK

.

159

8

D

GELUIDSINSTELLINGEN

Maak wijzigingen in de camerageluiden.

Om toegang te krijgen tot geluidsinstellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

GELUID SET-UP

.

GELUIDSINSTELLINGEN

AF PIEPVOLUME

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

BEDIENING VOL.

SLUITER VOLUME

SLUITER GELUID

AFSPEEL VOLUME

VERLATEN

AF PIEPVOLUME

Kies het volume van de pieptoon die klinkt wanneer de camera scherpstelt. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e

UIT

te selecteren.

b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e

UIT

(dempen)

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

Kies het volume van de pieptoon die klinkt terwijl de zelfontspanner is ingeschakeld. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e

UIT

te selecteren.

8

b

(hoog) c

(gemiddeld) d

(laag) e

UIT

(dempen)

BEDIENING VOL.

Pas het volume aan van de geluiden die worden gemaakt tijdens de bediening van de camera. Kies e

UIT

om de bedieningsgeluiden uit te schakelen.

b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e

UIT

(dempen)

160

GELUIDSINSTELLINGEN

SLUITER VOLUME

Pas het volume van de geluiden gemaakt door de elektronische sluiter aan. Kies e

UIT

om het sluitergeluid uit te schakelen.

b

(hoog) c

(gemiddeld) d

(laag)

SLUITER GELUID

Kies het geluid dat de elektronische sluiter maakt.

e

UIT

(dempen) i

GELUID 1

j

GELUID 2

k

GELUID 3

AFSPEEL VOLUME

Pas het volume voor het afspelen van een fi lm aan.

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0

8

161

D

SCHERMINSTELLINGEN

Breng wijzigingen aan in de weergave-instellingen.

Om toegang te krijgen tot weergave-instellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

SCHERM SET-UP

.

SCHERMINSTELLINGEN

EVF-HELDERHEID

EVF KLEUR

AANPASSING EVF KLEUR

LCD-HELDERHEID

LCD KLEUR

AANPASSING LCD KLEUR

WEERGAVE

AUTOROTATIE DISPLAYS

VERLATEN

EVF-HELDERHEID

Pas de helderheid van het scherm aan in de elektronische zoeker.

AUTO

Automatische helderheidsaanpassing.

HANDMATIG

Pas de helderheid handmatig aan; kies uit opties tussen +5 en −7.

EVF KLEUR

Pas de kleurtoon van het scherm aan in de elektronische zoeker.

8

+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4

AANPASSING EVF KLEUR

Pas de kleur van het scherm aan in de elektronische zoeker.

1

Pas kleuren aan met behulp van de scherpstellingstok (scherpstelhendel).

AANPASSING EVF KLEUR

−5

OK ANNULEREN

2

Druk op

MENU/OK

.

162

SCHERMINSTELLINGEN

LCD-HELDERHEID

Pas de monitorhelderheid aan.

+5 +4 +3 +2

LCD KLEUR

Pas de monitorkleur aan.

+1 0 −1 −2 −3 −4 −5

+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4 −5

AANPASSING LCD KLEUR

Pas de kleur van de weergave in de LCD-monitor aan.

1

Pas kleuren aan met behulp van de scherpstellingstok (scherpstelhendel).

2

Druk op

MENU/OK

.

8

163

8

WEERGAVE

Kies hoe lang foto’s worden weergegeven nadat ze zijn gemaakt.

CONTINU

1.5 SEC

0.5 SEC

UIT

Foto’s worden getoond totdat de

MENU/OK

-knop wordt ingedrukt of de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het actieve scherpstelpunt; druk opnieuw om het zoomen te annuleren.

Foto’s worden gedurende de geselecteerde tijd weergegeven of tot de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt.

Foto's worden na het fotograferen niet weergegeven.

N •

Kleuren kunnen enigszins afwijken van de uiteindelijke foto.

“Ruis” in de vorm van spikkels kan zichtbaar zijn bij hoge gevoeligheden.

AUTOROTATIE DISPLAYS

Kies of de indicaties in de zoeker en de LCD-monitor draaien overeenkomstig de camerastand.

AAN UIT

164

SCHERMINSTELLINGEN

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS

Kies of belichting- en/of witbalansvoorbeeld wordt ingeschakeld in handmatige belichtingsstand.

PRVW

BELICHTING/WB

PRVW WB

UIT

Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld in.

Alleen witbalans als voorbeeld bekijken. Kies deze optie in situaties waarin belichting en witbalans naar alle waarschijnlijkheid zal veranderen tijdens het vastleggen, wat het geval kan zijn wanneer u een fl itser gebruikt met een gloeicontrolelampje.

Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld uit. Kies deze optie bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

Kies of de eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen zichtbaar zijn in de monitor.

AAN

UIT

De eff ecten van camera-instellingen zijn niet zichtbaar in de monitor, maar schaduwen in laag contrast, scènes met tegenlicht en andere moeilijk zichtbare onderwerpen zichtbaarder te maken. Kleuren en tinten kunnen afwijken van die in de uiteindelijke foto. De weergave wordt echter aangepast om de eff ecten van monochroom- en sepia-instellingen te tonen.

De eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen kunnen vooraf in de monitor worden bekeken.

8

165

8

COMP.RICHTL.

Kies een kaderraster voor opnamemodus.

F

RAST 9

G

RASTER 24

H

HD-KADEREN

P

Voor compositie met de

“derdenregel”.

P

Een raster van zes bij vier.

P

Kader HD-foto’s in de beelduitsnede aangegeven aan de boven- en onderkant van het scherm.

N •

Inkaderingsbegeleiders worden niet getoond bij standaardinstellingen maar kunnen worden weergegeven met behulp van

D

SCHERM

SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

( P

168).

HD-framing kan worden aangepast met behulp van FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in PRO of Hyper-Utility Software HS-V5.

166

SCHERMINSTELLINGEN

AUTO ROT. WEERG.

Selecteer

AAN

om “staande” (portret) foto’s tijdens het afspelen automatisch te draaien.

AAN UIT

EENHEDEN AF-SCHAAL

Kies de eenheden gebruikt voor de indicator van de scherpstelafstand.

METERS FEET

167

8

8

DISP. INST. OP MAAT

Kies de items die worden getoond in de standaardindicatieweergave.

1

Gebruik in de opnamemodus de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

2

Druk op

MENU/OK

en selecteer D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST.

OP MAAT

in het tabblad D  (

INSTALLATIE

).

3

Markeer items en druk op

MENU/OK

om te selecteren of te deselecteren.

COMP.RICHTL.

ELEKTR. WATERPAS

FOCUSFRAME

AF-AFSTANDSINDICATOR

MF-AFSTANDSINDICATOR

HISTOGRAM

LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM

OPNAMEMODUS

DIAFR/S-SNELHEID/ISO

INFORMATIE-ACHTERGROND

Belichtingscomp. (Getal)

Belichtingscomp. (Schaal)

FOCUSMODUS

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

FLITSLICHT

DOORLOPENDE MODUS

DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.

TOUCH SCREEN MODUS

WITBALANS

FILMSIMULATIE

DYNAMISCH BEREIK

REST. BEELDJES

BEELDFORM/-KWALITEIT

FILMMODUS & OPNAMETIJD

MODUS 35mm-FORMAAT

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

MICROFOONGELUID

ACCUNIVEAU

FRAMINGKADER

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

4

Druk op

DISP/BACK

om de wijzigingen op te slaan.

5

Druk op

DISP/BACK

zoals nodig om terug te keren naar de opnameweergave.

168

SCHERMINSTELLINGEN

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

Selecteer

AAN

om grote indicators in de elektronische zoeker weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van D

SCHERMINSTELLINGEN >

DISPL-INST. GROTE INDICAT. INDICAT.

.

UIT AAN

O

Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

(

P

11).

N

Als

GROTE INDICAT.-MODUS

aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen

GROTE INDICAT.-MODUS

aan

(

AAN

) en uit (

UIT

) (

P

174, 198) te schakelen.

8

169

8

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

Selecteer

AAN

om grote indicators in de LCD-monitor weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van D

SCHERMINSTELLINGEN > DISPL-INST.

GROTE INDICAT. INDICAT.

.

UIT AAN

O

Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

( P

13).

N

Als

GROTE INDICAT.-MODUS

aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen

GROTE INDICAT.-MODUS

aan

(

AAN

) en uit (

UIT

) ( P

174, 198) te schakelen.

170

DISPL-INST. GROTE INDICAT.

Kies de indicators die worden weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERMINSTELLINGEN >

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

of

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

.

A

BELDISPL

B d

Schl

C

L1, L2, L3, L4

D

R1, R2, R3, R4

SCHERMINSTELLINGEN

DISPLAY-INSTEL. GROTE INDICATOREN

BELDISPL

Schl

Kies de items die onderaan de weergave staan. Geselecteerde items worden aangeduid met vinkjes (

R

); om te deselecteren, markeer de vinkjes en druk op

MENU/OK

.

Selecteer

AAN

om de belichtingsaanduiding weer te geven.

Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de linkerkant van het scherm.

Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de rechterkant van het scherm.

8

171

8

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

Ga naar opties voor camerabediening.

Om toegang te krijgen tot bedieningsopties, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

.

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

BEWERK/SLA OP SNELMENU

FUNCTIE-INS. (Fn)

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

SLUITER AF

SLUITER AE

OPNAME ZONDER LENS

NEEM OP ZONDER KAART

VERLATEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

Kies de functies uitgevoerd door de scherpstellingstok (scherpstelhendel).

VERGRENDELING

(UIT)

DRUK

n

OM TE

ONTGR.

AAN

De scherpstellingstok kan niet worden gebruikt tijdens het fotograferen.

Druk op de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en kantel de stok om een scherpstelpunt te selecteren.

Kantel de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en selecteer een scherpstelpunt.

172

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

BEWERK/SLA OP SNELMENU

Kies de items weergegeven in het snelmenu.

1

Selecteer

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

BEWERK/SLA OP

SNELMENU

in het tabblad

D

(

INSTALLATIE

).

2

Het huidige snelmenu wordt weergegeven; gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het item te markeren dat u wilt veranderen en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

om deze toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

FILMSIMULATIE 

KORRELEFFECT 

WITBALANS 

KLEUR  *

SCHERPTE 

*

*

SCHADUWTINT 

*

HIGHLIGHT TINT 

*

CHROOM KLEUREFFECT 

DYNAMISCH BEREIK 

*

SCHERPSTELLING

*

KIES INST. OP MAAT  *

*

RUISONDERDRUKKING 

*

*

HF ASSISTENTIE

TOUCH SCREEN MODUS

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO  *

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

FLITSCOMPENSATIE

FILMMODUS

MIC-NIVEAU-INSTEL

EVF/LCD-HELDERHD

EVF/LCD KLEUR

GEEN

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.

N •

Selecteer

GEEN

om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

Wanneer

KIES INST. OP MAAT

is geselecteerd, worden de huidige instellingen getoond in het snelmenu met het label

BASE

.

N

Er is ook toegang tot het snelmenu in de opnamemodus door de

Q

-knop ingedrukt te houden.

8

173

8

FUNCTIE-INS. (Fn)

Kies de functies die worden vervuld door de functietoetsen.

1

Selecteer

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

in het tabblad

D

(

INSTALLATIE

).

2

Markeer de gewenste toets en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

om deze toe te wijzen aan de geselecteerde toets.

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

KIES INST. OP MAAT

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLOEP

SCHERPSTELLING

SNELLE AF

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

DRIVE-KNOP

ZELFONTSPANNER

AE-REEKS INSTELLING

INSTELLING FOCUS BKT

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO

MODUS 35mm-FORMAAT

DRAADLS COMMUNICT

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

TTL-VERGRENDELING

MODELING FLASH

AANP. MIC.GELUID

VOORB DIEPTESCH

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

HISTOGRAM

ELEKTR. WATERPAS

GROTE INDICAT.-MODUS

FRONT COMM.SCH.-SCHAK.

ALLEEN AE-VERGRENDELING

ALLEEN AF-VERGRENDELING

AE/AF-VERGRENDELING

AF-AAN

VERGREND. INSTE.

AUTO BEELDOVERDRACHT

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

Bluetooth AAN/UIT

PLAYBACK

GEEN (bediening uitgeschakeld)

174

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

N •

ALLEEN AE-VERGRENDELING

,

ALLEEN AF-VERGRENDELING

,

AE/AF-VERGRENDELING

en

AF-AAN

kan niet worden toegewezen aan de aanraakfunctieknoppen (

T-Fn1

via

T-Fn4

).

Toegang tot opties voor het toewijzen van functieknoppen kan ook worden verkregen door het ingedrukt houden van de

DISP/BACK

-knop.

AF-AAN

Als

AF-AAN

is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.

MODELING FLASH

Als

MODELING FLASH

is geselecteerd als een compatibele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken om de fl itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelijke (modeling fl ash).

TTL-VERGRENDELING

Als

TTL-VERGRENDELING

is geselecteerd, kunt u op de toets voor het vergrendelen van fl itsoutput volgens de optie geselecteerd voor

F

FLITSINSTELLINGEN

 >

MODUS TTL

VERGRENDELEN

drukken (

P

125).

8

175

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

Kies de functies die worden vervuld door de commandoschijven.

8

COMMANDOSCHIJF 1

VOOR

COMMANDOSCHIJF 2

VOOR

COMMANDOSCHIJF 3

VOOR

COMMANDOSCHIJF

ACHTER

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

) of diafragma (

DIAFRAGMA (PROGRAM. VERSC)

) 1 toe aan

COMMANDOSCHIJF 1 VOOR

.

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

), diafragma

(

DIAFRAGMA (PROGRAM. VERSC)

)

1

, belichtingscompensatie (

BELICHTINGSCOMPENSATIE

) 2 , gevoeligheid (

ISO

) of geen functie (

GEEN

) toe

COMMANDOSCHIJF 2 VOOR

of

COMMANDOSCHIJF 3 VOOR

.

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

), diafragma

(

DIAFRAGMA (PROGRAM. VERSC)

) 1 , belichtingscompensatie (

BELICHTINGSCOMPENSATIE

) 2 , gevoeligheid (

ISO

) of geen functie (

GEEN

) toe aan de achterste instelschijf.

1 Diafragmaring naar

C

gedraaid.

2 Instelschijf belichtingscorrectie naar

C

gedraaid.

N •

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

is ook toegankelijk door de

Fn2

-knop ingedrukt te houden.

U kunt ook op de

Fn2

-knop drukken om als volgt door de instellingen

COMMANDOSCHIJF 1 VOOR

,

COMMANDOSCHIJF 2 VOOR

en

COMMANDOSCHIJF 3 VOOR

te bladeren.

De

Fn2

-knop kan aan andere functies worden toegewezen met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

. De hierboven beschreven functie kan ook worden toegewezen aan andere functieknoppen ( P

198).

176

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

SLUITER AF

Kies of de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

AF-S

AF-C

ON

: De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half is ingedrukt.

OFF

: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

ON

: De camera stelt scherp zolang de ontspanknop half is ingedrukt.

OFF

: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

SLUITER AE

Belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop halverwege is ingedrukt als

ON

is geselecteerd.

AF-S/MF

AF-C

ON

: De belichting wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

OFF

: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

ON

: De belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

OFF

: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

N

Selecteer

OFF

zodat de camera de blootstelling voor elke opname in de seriemodus kan aanpassen.

OPNAME ZONDER LENS

Kies

AAN

om de sluiterontgrendeling in te schakelen wanneer er geen lens is bevestigd.

8

AAN UIT

177

NEEM OP ZONDER KAART

Kies of de sluiter kan worden ontspannen als er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst.

ON

OFF

Als er geen geheugenkaart is geplaatst, kan de sluiter worden ontspannen om de camerafunctie te testen en de opname- en setupmenu’s kunnen worden weergegeven.

De sluiter wordt uitgeschakeld als er geen geheugenkaart is geplaatst, zodat per ongeluk verlies van foto’s gemaakt zonder geheugenkaart wordt voorkomen.

SCHERPSTELRING

Kies de richting waarin de scherpstelring moet worden gedraaid om de scherpstelafstand te vergroten.

X

NAAR RECHTS

(met de klok mee) Y

NAAR LINKS

(tegen de klok in)

MODUS AE/AF-VERG.

Deze optie bepaalt het gedrag van de knop waaraan belichtings- en/of scherpstelvergrendeling is toegewezen.

8

AE/AF-VERG B INDR

AE/AF-VERG AAN/UIT

Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl op de knop wordt gedrukt.

Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl de knop wordt ingedrukt en zal deze vergrendeld blijven tot er opnieuw wordt gedrukt.

178

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

Schakel de touchscreenbediening in of uit.

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

TOUCHSCREEN AAN/UIT

AAN

: Touch controls ingeschakeld; de LCD-monitor functioneert als een touchscreen.

UIT

: Touch controls uitgeschakeld; de LCD-monitor kan niet gebruikt worden als een touchscreen.

EVF TOUCHSCREENGEBD

INST.

Selecteer het gebied van de LCD-monitor dat wordt gebruikt voor aanraakbedieningen terwijl de zoeker actief is.

Het gebied dat wordt gebruikt voor de aanraakbedieningen kan worden geselecteerd uit:

6

(alle)

0

2 (kwart rechtsboven)

4

(kwart rechtsonder)

1

(linkerhelft)

3

(kwart linksboven)

5 (kwart linksonder)

Kies

UIT

om aanraakbedieningen uit te schakelen terwijl de zoeker actief is.

VERGREND.

Vergrendel geselecteerde bedieningen om onbedoelde werking te voorkomen.

VERGREND. INSTE.

MODUSSELECTIE

Kies uit het volgende:

ONTG

: Reset de vergrendelingsopties.

ALLE MODI

: Vergrendel alle bedieningen in de lijst

MODUSSELECTIE

.

GESELECTEERDE MODUS

: Vergrendel alleen de bedieningen geselecteerd in de lijst

MODUSSELECTIE

.

Kies de bedieningen die zijn vergrendeld wanneer

GESELECTEERDE MODUS

is gekozen voor

VERGREND.

INSTE.

.

8

179

D

ENERGIEBEHEER

Pas de instellingen voor energiebeheer aan.

Voor toegang tot energiebeheerinstellingen drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

STROOMBEHEER

.

ENERGIEBEHEER

UITSCHAKELEN

OPNAME STAND-BY MODUS

AUTOM. ENERGIEBESPARING

VERLATEN

UITSCHAKELEN

Hiermee selecteert u hoe lang het duurt totdat de camera automatisch wordt uitgeschakeld wanneer de camera niet wordt bediend. Kortere tijden verhogen de levensduur van de batterij; als

UIT

is geselecteerd, moet de camera handmatig uitgezet worden.

8

5 MIN 2 MIN 1 MIN 30 SEC 15 SEC UIT

OPNAME STAND-BY MODUS

Kies de vertraging voordat de camera naar de opname -stand bymodus gaat.

5 MIN

2 MIN

1 MIN

30 SEC

15 SEC

UIT

De camera onderbreekt alle functies en gaat naar de energiebesparende (stand-by) -modus als er gedurende de geselecteerde periode geen bewerkingen worden uitgevoerd.

Opname -stand-bymodus uitgeschakeld.

180

ENERGIEBEHEER

AUTOM. ENERGIEBESPARING

Als

AAN

is geselecteerd, zal de beeldsnelheid van de weergave lager worden om stroom te besparen wanneer de camera gedurende een korte periode niet wordt bediend, maar de normale beeldsnelheid kan worden hersteld door de camera te bedienen.

AAN UIT

181

8

D

INSTELLINGEN OPSLAAN

Breng wijzigingen aan in de bestandsbeheerinstellingen.

Voor toegang tot bestandsbeheerinstellingen drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

OPSLAAN SET-UP

.

INSTELLINGEN OPSLAAN

NUMMERING

ORIG. FOTO OPSLAAN

BEWERK BSTNDSNAAM

INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)

WISSELSLEUF (SEQUENTIEEL)

FILMDOELBESTAND

MAP SELECTEREN

COPYRIGHT INFO

VERLATEN

NUMMERING

Nieuwe foto’s worden opgeslagen in beeldbestanden waarvan de bestandsnamen beginnen met een viercijferig bestandsnummer dat wordt

Beeldnummer

toegewezen door telkens een nummer aan het laatst gebruikte bestandsnummer toe te voegen.

Tijdens het afspelen wordt het bestandsnummer

Mapnummer

Bestandsnummer

weergegeven zoals getoond.

NUMMERING

regelt of de bestandsnummering wordt teruggezet op 0001 wanneer een nieuwe geheugenkaart wordt geplaatst of de huidige geheugenkaart is geformatteerd.

8

CONTINU

RESET

De nummering gaat verder vanaf het laatst gebruikte bestandsnummer of het eerst beschikbare bestandsnummer, afhankelijk van welk nummer het hoogst is. Kies deze optie om het aantal foto’s met dubbele bestandsnamen te verminderen.

Na het formatteren of bij het plaatsen van een nieuwe geheugenkaart wordt de nummering teruggezet op 0001.

N •

Wanneer het beeldnummer de waarde 999-9999 bereikt, wordt de ontspanknop uitgeschakeld. Formatteer de geheugenkaart na het overdragen van foto’s die u wenst te bewaren naar een computer.

Het selecteren van D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

RESET

stelt

NUMMERING

in op

CONTINU

zonder de bestandsnummering te resetten.

Beeldnummers van foto’s kunnen verschillen wanneer deze met andere camera’s zijn gemaakt.

182

INSTELLINGEN OPSLAAN

ORIG. FOTO OPSLAAN

Kies

AAN

om onverwerkte kopieën van foto’s gemaakt met behulp van

VERWIJDER R. OGEN

op te slaan.

AAN UIT

BEWERK BSTNDSNAAM

Wijzig het prefi x van bestandsnamen. sRGB-beelden gebruiken een vierletter-prefi x (standaard “DSCF”), Adobe RGB-beelden een drieletter-prefi x (“DSF”) voorafgegaan door een underscore.

sRGB

AdobeRGB

DSCF

_DSF

ABCD0001

_ABC0001

N

Voorvoegsels van bestandsnamen kunnen worden bewerkt met behulp van aanraaktoetsen.

INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)

Kies de functie van de kaart in de tweede sleuf.

SEQUENTIEEL

BACK-UP

RAW / JPEG

De kaart in de tweede sleuf wordt alleen gebruikt wanneer de kaart in de eerste sleuf vol is.

Elke foto wordt tweemaal opgenomen, eenmaal op elke kaart.

RAW-foto’s worden op de kaart in de eerste sleuf opgeslagen en

JPEG-foto’s op de kaart in de tweede sleuf.

WISSELSLEUF (SEQUENTIEEL)

Kies de kaart waarop eerst wordt opgenomen wanneer

SEQUENTIEEL

is geselecteerd voor

INSTEL. SLEUF (STIL BEELD)

.

Telkens wanneer deze optie wordt geselecteerd, schakelt de camera tussen geheugenkaartsleuven 1 en 2.

8

183

INSTELLINGEN OPSLAAN

FILMDOELBESTAND

Kies de sleuf die wordt gebruikt om fi lms op te slaan.

SLEUF 1 SLEUF 2

MAP SELECTEREN

Maak mappen en kies de map waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen.

8

MAP SELECTEREN

MAP AANMAKEN

Om de map te kiezen waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen, druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een bestaande map te markeren en druk op

MENU/OK

.

Voer een mapnaam van vijf tekens in om een nieuwe map aan te maken waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen. De nieuwe map wordt aangemaakt met de volgende foto die u maakt en daaropvolgende foto’s worden in deze map opgeslagen.

COPYRIGHT INFO

Er kan copyrightinformatie, in de vorm van Exif-tags, worden toegevoegd aan nieuwe afbeeldingen zodra ze worden gemaakt.

Wijzigingen van de copyrightinformatie worden alleen teruggezien in de gemaakte foto’s nadat de wijzigingen zijn gemaakt.

COPYRIGHT INFO WEERG

Geef de huidige copyrightinformatie weer.

AUTEURSINFO INVOEREN

Voer de naam van de maker in.

COPYRIGHT INFO INVOEREN

Voer de naam van de copyrighthouder in.

COPYRIGHT INFO

VERWIJDEREN

Verwijder de huidige copyrightinformatie. Deze wijziging geldt alleen voor afbeeldingen die zijn gemaakt nadat deze optie is gekozen; copyrightinformatie opgenomen met bestaande afbeeldingen wordt niet beïnvloed.

N

Copyrightinformatie kan worden bewerkt met behulp van aanraaktoetsen.

184

D

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Pas instellingen aan voor verbinding met andere apparaten.

Om toegang te krijgen tot verbindingsinstellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

VERBINDING INSTELLING

.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

VERB.INST. PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

RESET DRAADLOZE INSTELLING

VERLATEN

N

Voor meer informatie over draadloze verbindingen bezoekt u:

http://fujifilm-dsc.com/wifi/

Bluetooth INSTELLINGEN

Pas Bluetooth instellingen aan.

KOPPELREGISTRATIE

KOPPELINGSBEST.

SELECTEREN

KOPPELREG;

VERWIJDEREN

Bluetooth AAN/UIT

AUTO OVERDRACHT

BEELDEN

INSTELLNG

SYNCHRONISEREN

SMARTPHONE

Om de camera aan een smartphone of tablet te koppelen, selecteer deze optie en start vervolgens FUJIFILM Camera Remote op het apparaat en tik op

KOPPELREGISTRATIE

.

Kies met behulp van

KOPPELREGISTRATIE

een verbinding uit de lijst met apparaten waarmee de camera gekoppeld is geweest. Selecteer

GEEN VERBINDING

om af te sluiten zonder verbinding te maken.

Verwijder koppelingsinformatie voor geselecteerde apparaten.

Kies het apparaat in de lijst met apparaten. Het geselecteerde apparaat wordt ook uit de apparaten verwijderd die staan vermeld in

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

.

AAN

: De camera stelt automatisch een Bluetooth-verbinden vast met gekoppelde apparaten wanneer deze ingeschakeld is.

UIT

: De camera verbindt niet via Bluetooth.

AAN

: Markeer foto’s voor upload zoals ze zijn genomen.

Markeer JPEG-foto’s voor uploaden zoals ze zijn genomen.

UIT

: Foto’s worden niet gemarkeerd voor uploaden zoals ze zijn genomen.

Kies of u de camera wilt synchroniseren met de tijd en/of locatie die wordt geleverd door een gekoppelde smartphone.

LOCATIE&TIJD

: Synchroniseer de tijd en locatie.

LOCATIE

: Synchroniseer de locatie.

TIJD

: Synchroniseer de tijd.

UIT

: Synchronisatie uit

185

8

8

N •

Installeer de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet alvorens het apparaat aan uw camera te koppelen of beelden te uploaden.

Wanneer

AAN

is geselecteerd voor zowel

Bluetooth AAN/UIT

als

AUTO

OVERDRACHT BEELDEN

of beelden zijn momenteel geselecteerd voor uploaden met behulp van de optie

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

in het C -(weergave) menu, dan begint het uploaden naar gekoppelde apparaten kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.

OPDRACHT

BEELDOVERDRACHT

kan ook worden gebruikt om foto’s voor uploaden te selecteren wanneer

AUTO OVERDRACHT BEELDEN

uit is.

NETWERKINSTELLING

Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.

INST. DRAADLOOS

TOEG.PUNT

INST. DRAADLOOS

IP-ADRES

EENVOUDIGE SETUP

: Maak verbinding met een toegangspunt met gebruik van eenvoudige instellingen.

HANDMATIGE SETUP

: Pas de instellingen handmatig aan voor verbinding met een draadloos netwerk. Kies het netwerk uit een lijst (

KIES UIT LIJST

) of voer de naam handmatig in

(

VOER SSID IN

).

AUTOMATISCH

: Het IP-adres wordt automatisch bepaald.

HANDMATISCH

: Wijs een IP-adres handmatig toe. Kies handmatig het IP-adres (

IP-ADRES

), het netwerkmasker

(

NETMASKER

) en het gatewayadres (

GATEWAYADRES

).

186

VERBINDINGSINSTELLINGEN

VERB.INST. instax PRNTR

Pas de instellingen aan voor aansluiting op optionele Fujifi lm instax SHARE printers.

De printernaam (SSID) en het wachtwoord

De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.

PC-VERBINDINGSMODUS

Pas instellingen aan voor verbinding met een computer.

USB-KAARTLEZER

De camera automatisch verbinden met een computer via USB schakelt de gegevensoverdrachtmodus in, wat de mogelijkheid biedt om gegevens naar de computer te kopiëren. De camera functioneert normaal wanneer deze niet verbonden is.

De camera automatisch verbinden met een computer via USB schakelt tether-opnamemodus in. U kunt ook FUJIFILM X Acquire

AUTOMATISCHE

USB-TETHER-OPNAME

gebruiken om camera-instellingen op te slaan en te laden, waarmee u de camera in een oogwenk opnieuw kunt confi gureren of instellingen met andere camera’s of hetzelfde type kunt delen. De camera functioneert normaal wanneer deze niet verbonden is.

De camera werkt in de tether-opnamemodus zelfs als hij niet is

USB-TETHER-OPNAME

aangesloten op een computer. Foto’s worden in de standaardinstellingen niet opgeslagen op de geheugenkaart, maar foto’s

VASTGESTELD

genomen terwijl de camera niet is aangesloten worden naar een computer overgedragen zodra de aansluiting wordt gemaakt.

DRAADLOZE

TETHER-OPNAME

VASTGESTELD

Kies deze optie voor draadloos op afstand fotograferen. Selecteer een netwerk met behulp van D

VERBINDING INSTELLING

 >

NETWERKINSTELLING

.

8

187

8

USB RAW CONV/

B-UP HERS

Het aansluiten van de camera op een computer via USB activeert automatisch de USB RAW-conversie/backup-herstelmodus. De camera functioneert niet normaal wanneer niet verbonden.

USB RAW CONV (vereist FUJIFILM X RAW STUDIO)

: Gebruik de beeldverwerkende motor van de camera om RAW-bestanden snel te converteren naar JPEG-beelden van hoge kwaliteit.

BACKUP HERSTELLEN (FUJIFILM X Acquire vereist)

: Camera-instelling opslaan en laden. Confi gureer de camera opnieuw in een ogenblik of deel instellingen met andere camera’s van hetzelfde type.

O

Instellingen

D

STROOMBEHEER

 >

UITSCHAKELEN

zijn ook van toepassing tijdens tether-opname. Selecteer

UIT

om te voorkomen dat de camera automatisch uitschakelt.

N

Tethered shooting is beschikbaar voor software zoals Hyper-Utility

Software HS-V5 (apart verkrijgbaar) of FUJIFILM X Acquire (gratis te downloaden van de Fujifi lm-website) of wanneer de FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in PRO of de Tether Shooting Plug-in (apart verkrijgbaar) wordt gebruikt met Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC.

188

VERBINDINGSINSTELLINGEN

ALGEMENE INSTELLINGN

Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.

NAAM

VERKLEIN(SP)

H

GEOTAGGING

LOCATIE-INFO

r

TOETS-/

SCHIJFINSTELLING

Kies een naam (

NAAM

) om de camera te identifi ceren op een draadloos netwerk (de camera heeft standaard een unieke naam toegewezen gekregen).

Kies of het formaat van afbeeldingen wordt aangepast voor uploaden naar smartphones. Een nieuw formaat geven is alleen van toepassing op de kopie geüpload naar de smartphone; het origineel wordt niet beïnvloed.

AAN

: Het formaat van grotere afbeeldingen wordt aangepast naar

H

voor uploaden. Deze instelling wordt aanbevolen.

UIT

: Afbeeldingen worden op origineel formaat geüpload.

Kies of locatiegegevens gedownload via een smartphone worden ingesloten in de foto’s als ze worden gemaakt.

Geeft de laatst gedownloade locatiegegevens van een smartphone weer.

Kies de functie die wordt vervuld door de functieknoppen die zijn toegewezen aan de

DRAADLOZE COMMUNICT

-functie.

• s

PAIRING/OVERDR.OPD.

: De knoppen kunnen worden gebruikt voor koppelen en selecteren van beelden voor overdracht.

• r

DRAADLOZE COMMUNICT

: De knoppen kunnen worden gebruikt voor draadloze verbindingen.

INFORMATIE

Bekijk de MAC- en Bluetoothadressen van de camera.

RESET DRAADLOZE INSTELLING

Herstel draadloze instellingen naar hun standaard waarden.

8

189

MEMO

190

Sneltoetsen

191

9

192

Sneltoetsopties

Pas camerabesturing aan volgens uw stijl of situatie.

Veelgebruikte opties kunnen worden toegevoegd aan het

Q

-menu of aan een aangepast “mijn” menu of toegewezen worden aan een

Fn

-knop (functie) voor rechtstreekse toegang:

Het Q-menu

“Mijn menu”

De functieknoppen

Het

Q

-menu wordt weergegeven door op de

Q

-knop te drukken. Gebruik het

Q

-menu om de geselecteerde opties te bekijken of te wijzigen voor veelgebruikte menu-items.

Voeg veelgebruikte opties toe aan dit aangepaste menu, dat kan worden bekeken door te drukken op

MENU/OK

en het tabblad

E

(“MIJN MENU”) te selecteren.

Gebruik de functieknoppen voor directe toegang tot geselecteerde functies.

193

200

196

De Q-knop (Snelmenu)

Druk op

Q

voor een snelle toegang tot geselecteerde opties.

De snelmenuweergave

Bij de standaardinstellingen bevat het snelmenu de volgende items:

KIES INST. OP MAAT

BASE

400

INSTELLEN EIND

A

KIES INST. OP MAAT

B

ISO

C

DYNAMISCH BEREIK

D

WITBALANS

E

RUISONDERDRUKKING

F

BEELDGROOTTE

G

BEELDKWALITEIT

H

FILMSIMULATIE

I

HIGHLIGHT TINT

J

SCHADUWTINT

K

KLEUR

L

SCHERPTE

M

ZELFONTSPANNER

N

SCHERPSTELLING

O

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

P

EVF/LCD-HELDERHD

Het snelmenu toont de opties die momenteel zijn geselecteerd voor items

B

P

, die kunnen worden veranderd zoals be-

schreven op pagina 195.

KIES INST. OP MAAT

Het item H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

KIES INST. OP MAAT

(item

A

) toont de huidige aangepaste instellingenbank:

• q : Geen aangepaste instellingenbank geselecteerd.

• t – u : Selecteer een bank om de instellingen opgeslagen met de optie

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEW/BEW INST. OP M

te bekijken.

• r

– s

: De huidige aangepaste instellingenbank.

193

9

Instellingen bekijken en wijzigen

1

Druk op

Q

om het snelmenu weer te geven tijdens het fotograferen.

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om items te markeren en draai de achterste commandoschijf om te veranderen.

Wijzigingen worden niet opgeslagen op de huidige instellingenbank.

Instellingen die verschillen van die in de huidige instellingenbank

( t – u ) worden getoond in het rood.

KIES INST. OP MAAT

BASE

400

INSTELLEN EIND

9

3

Druk op

Q

om af te sluiten wanneer de instellingen zijn voltooid.

N

Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van de aanraakknoppen.

194

De Q-knop (Snelmenu)

Het snelmenu bewerken

Om de items weergegeven in het snelmenu te kiezen:

1

Houd de

Q

-knop ingedrukt tijdens het fotograferen.

2

Het huidige snelmenu wordt weergegeven; gebruik de scherpstellingstok

(scherpstelhendel) om het item te markeren dat u wilt veranderen en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

om deze toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

FILMSIMULATIE 

KORRELEFFECT 

WITBALANS 

KLEUR 

*

SCHERPTE 

*

*

SCHADUWTINT 

*

HIGHLIGHT TINT 

*

CHROOM KLEUREFFECT 

DYNAMISCH BEREIK 

*

SCHERPSTELLING

*

KIES INST. OP MAAT  *

*

RUISONDERDRUKKING  *

*

HF ASSISTENTIE

TOUCH SCREEN MODUS

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO 

*

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

FLITSCOMPENSATIE

FILMMODUS

MIC-NIVEAU-INSTEL

EVF/LCD-HELDERHD

EVF/LCD KLEUR

GEEN

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.

N •

Selecteer

GEEN

om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

Wanneer

KIES INST. OP MAAT

is geselecteerd, worden de huidige instellingen getoond in het snelmenu met het label

BASE

.

N

Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

BEWERK/SLA OP SNELMENU

.

9

195

De Fn-knopppen (Functie)

Wijs een functie toe aan de functieknoppen voor snelle toegang tot de geselecteerde functie.

N

De functies toegewezen aan

T-Fn1

tot

T-Fn4

kunnen worden bereikt door over de monitor te vegen.

De standaardtoewijzingen zijn:

Gevoeligheid Front comm.sch.-schak.

Belichtingsvergrendeling

Scherpstellingsvergrendeling

9

AF modus

196

Histogram

Witbalans

Drive-knop

De Fn-knopppen (Functie)

Filmsimulatie

Elektr. waterpas

Scherpstelloep

9

197

9

Rollen toewijzen aan de functietoetsen

Om rollen toe te wijzen aan de knoppen:

1

Houd de

DISP/BACK

-knop ingedrukt totdat een bedieningselectiemenu wordt weergegeven.

2

Markeer een bediening en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer de gewenste functie en druk op

MENU/OK

om het aan de geselecteerde bediening toe te wijzen. Kies uit:

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

KIES INST. OP MAAT

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLOEP

SCHERPSTELLING

SNELLE AF

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

DRIVE-KNOP

ZELFONTSPANNER

AE-REEKS INSTELLING

INSTELLING FOCUS BKT

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO

MODUS 35mm-FORMAAT

DRAADLS COMMUNICT

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

TTL-VERGRENDELING

MODELING FLASH

AANP. MIC.GELUID

VOORB DIEPTESCH

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

HISTOGRAM

ELEKTR. WATERPAS

GROTE INDICAT.-MODUS

FRONT COMM.SCH.-SCHAK.

ALLEEN AE-VERGRENDELING

ALLEEN AF-VERGRENDELING

AE/AF-VERGRENDELING

AF-AAN

VERGREND. INSTE.

AUTO BEELDOVERDRACHT

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

Bluetooth AAN/UIT

PLAYBACK

GEEN (bediening uitgeschakeld)

198

De Fn-knopppen (Functie)

N •

ALLEEN AE-VERGRENDELING

,

ALLEEN AF-VERGRENDELING

,

AE/AF-VERGRENDELING

en

AF-AAN

kan niet worden toegewezen aan de aanraakfunctieknoppen (

T-Fn1

via

T-Fn4

).

Knoptoewijzingen kunnen ook worden geselecteerd met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

.

AF-AAN

Als

AF-AAN

is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.

MODELING FLASH

Als

MODELING FLASH

is geselecteerd als een compatibele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken om de fl itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelijke (modeling fl ash).

TTL-VERGRENDELING

Als

TTL-VERGRENDELING

is geselecteerd, kunt u op de toets voor het vergrendelen van fl itsoutput volgens de optie geselecteerd voor F

FLITSINSTELLINGEN

 >

MODUS TTL

VERGRENDELEN

drukken ( P

125).

9

199

E

MIJN MENU

Verkrijg toegang tot een persoonlijk menu van veelgebruikte opties.

Om “mijn menu” weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

E

(

MIJN

MENU

).

MIJN MENU

ZELFONTSPANNER

INTERVAL-TIMEROPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

SLUITERTYPE

IS MODE

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

ISO

VERLATEN

N

Het tabblad is alleen beschikbaar als opties zijn toegewezen aan

MIJN

MENU

.

MIJN MENU-INSTELINGEN

Om de items opgesomd op het tabblad E (

MIJN MENU

) te kiezen:

1

Markeer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

MIJN MENU-INSTELINGEN

in het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en druk op

MENU/OK

.

MIJN MENU-INSTELINGEN

ITEMS TOEVOEGEN

ITEMS RANGSCHIKKEN

ITEMS VERWIJDEREN

9

N

Selecteer

ITEMS RANGSCHIKKEN

om items opnieuw te ordenen.

Selecteer

ITEMS VERWIJDEREN

om items te verwijderen.

2

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om

ITEMS TOEVOEGEN

te markeren en druk op

MENU/OK

. Opties die kunnen worden toegevoegd aan “mijn menu” zijn gemarkeerd in blauw.

MIJN MENU-INSTELINGEN

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

SELECTEREN

N

Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met vinkjes.

ANNULEREN

200

3

Kies een positie voor het item en druk op de

MENU/OK

. Het item wordt toegevoegd aan “mijn menu”.

MIJN MENU

LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN

1 BEELDGROOTTE

2 BEELDKWALITEIT

VERPLAATSEN OPSLAAN

4

Druk op

MENU/OK

om terug te keren naar het bewerkscherm.

5

Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toegevoegd.

N

“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.

201

9

MEMO

202

Randapparatuur en optionele accessoires

203

Lenzen

De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het

FUJIFILM G-bevestigingspunt.

Lensonderdelen

10

A

Zonnekap

B

Bevestigingsmarkeringen

C

Scherpstelring

D

Ontgrendeling diafragmaring

E

Bevestigingsmarkeringen (brandpuntafstand)

F

Diafragmaring

G

Signaalcontacten lens

H

Voorste lensdop

I

Achterste lensdop

N

Een GF63mmF2.8 R WR lens wordt hier gebruikt ter illustratie.

204

Lenzen

Lensverzorging

Gebruik een blaaskwast om stof te verwijderen en neem vervolgens met een zachte, droge doek af. Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.

Plaats de voorste en achterste doppen terug op de camera wanneer de lens niet in gebruik is.

Lensdoppen verwijderen

Verwijder lensdoppen zoals afgebeeld.

N

Lensdoppen kunnen verschillen van de afgebeelde doppen.

Zonnekappen bevestigen

Wanneer bevestigd, verminderen zonnekappen schittering en beschermen ze het voorste lenselement.

10

205

10

De diafragmaring

Draai aan de diafragmaring van de lens om het diafragma

(f-nummer) te kiezen.

Lenzen

Ontgrendeling diafragmaring

Diafragmaring

))

))

Stel het diafragma in op de waarde die is gekozen met de cameracommandoschijf.

Stel het diafragma in op de waarde die automatisch is gekozen door de camera.

))

Stel het diafragma in op de geselecteerde waarde.

N

Om

C

of

A

te selecteren, of om een andere waarde na het selecteren van

C

of

A

te selecteren, drukt u op de ontgrendeling van de diafragmaring terwijl u aan de diafragmaring draait.

206

Externe fl itsers

Flitsers kunnen worden bevestigd op de fl itsschoen of verbonden via de sync-terminal.

Gebruik optionele externe fl itsers voor fl itserfotografi e. Sommige eenheden ondersteunen hoge-snelheid sync (FP) en kunnen worden gebruikt bij sluitertijden sneller dan de fl itssync-snelheid, terwijl andere kunnen functioneren als hoofdfl itsers die de fl itsers op afstand via optische draadloze fl itsbediening bedienen.

O

U bent mogelijk niet in staat de fl itser te testen in sommige gevallen, bijvoorbeeld als een instellingenmenu wordt weergegeven op de camera.

Rode-ogenverwijdering

Rode-ogencorrectie is beschikbaar wanneer een optie anders dan

UIT

is geselecteerd voor

F

FLITSINSTELLINGEN

 >

VERWIJDER R. OGEN

en een

“GEZICHT AAN”-optie geselecteerd is voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

INST.

GEZICHTS-/OOGHERKEN.

. Het verwijderen van rode ogen reduceert “rode ogen” veroorzaakt wanneer licht van de fl itser wordt weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.

207

10

Flitsinstellingen

Om instellingen voor een fl itser gemonteerd op de fl itsschoen of verbonden via de sync-terminal aan te passen:

1

Sluit de eenheid aan op de camera.

2

Selecteer

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

in de opnamemodus in het menutabblad

F

(

FLITSINSTELLINGEN

). De beschikbare opties variëren per fl itser.

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

VERLATEN

10

SYNC-TERMINAL

EXTERNE FLASH

MASTER(OPTISCH)

Wordt weergegeven als er geen compatibele fl itser is aangesloten of als een eenheid is verbonden via de sync-terminal of alleen het X-contact van de fl itsschoen gebruikt.

Wordt weergegeven wanneer een optionele fl itser is gemonteerd op de fl itsschoen en is ingeschakeld.

Weergegeven als een optionele fl itser die functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand is verbonden en ingeschakeld.

209

210

213

N

SYNC-TERMINAL

zal ook worden weergegeven als een incompatibele fl itser of als er geen fl itser is aangesloten

.

3

Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en draai de achterste commandoschijf om de gemarkeerde instelling te veranderen.

MODUS

EXTERNE FLASH

AANPASSEN

EINDE

4

Druk op

DISP/BACK

om de veranderingen in werking te stellen.

208

Externe fl itsers

SYNC-TERMINAL

De volgende opties zijn beschikbaar als er geen compatibele fl itser is aangesloten of als er een eenheid is aangesloten via de sync-terminal of alleen het X-contact op de fl itsschoen gebruikt.

MODUS

SYNC-TERMINAL

AANPASSEN EINDE

A

Flitsbedieningsmodus

B

Synchroniseren

Kies uit de volgende opties:

M

: Een triggersignaal wordt overgebracht via de fl itsschoen

X contacten wanneer een foto genomen wordt. Kies een sluitertijd langzamer dan de sync-snelheid; zelfs langzamere snelheden kunnen nodig zijn als de eenheid lange fl itsen gebruikt of een langzame reactietijd heeft.

D

(UIT)

: Het triggersignaal wordt uitgeschakeld.

Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter opent te fl itsen ( H /

1E GORDIJN

) of direct voordat deze sluit

( I /

2E GORDIJN

).

1E GORDIJN

wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.

De sync-terminal

Gebruik de sync-terminal om de fl itsers aan te sluiten die een sync-kabel vereisen.

10

209

10

EXTERNE FLASH

De volgende opties zijn beschikbaar als een optionele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd en is ingeschakeld.

MODUS

EXTERNE FLASH

AANPASSEN EINDE

A

Flitsbedieningsmodus

De fl itsbedieningsmodus geselecteerd met de fl itser. Dit kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera: de beschikbare opties variëren per fl itser.

TTL

: TTL-modus. Pas fl itscompensatie (

B

) aan.

M

: De fl itser fl itst bij de geselecteerde uitvoer, ongeacht de helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen. De output kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera (

B

).

MULTI

: Flits herhalen. Compatibele fl itsers met schoenbevestiging zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.

D

(UIT)

: De fl itser fl itst niet. Sommige fl itsers kunnen uitgeschakeld worden vanaf de camera.

210

Externe fl itsers

B

Flitscompensatie/-uitvoer

C

Flitsmodus (TTL)

D

Sync

De beschikbare opties verschillen volgens de fl itsbedieningsmodus.

TTL

: Pas fl itscompensatie aan (de volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden). In het geval van EF-X20, EF-20 en EF-42 wordt de geselecteerde waarde toegevoegd aan de waarde geselecteerd met de fl itser.

M/MULTI

: Pas fl itsuitvoer aan (alleen compatibele eenheden). Kies uit waarden uitgedrukt als fracties van volledig vermogen, van ⁄

(modus

M

) of ¼ (

MULTI

) tot ⁄ in stappen gelijk aan ⁄ EV. De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen; maak een testopname en controleer de resultaten.

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Regel fl itstiming.

H

(1E GORDIJN)

: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent

(normaliter de beste keuze).

I

(2E GORDIJN)

: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.

R

(AUTO FP(HSS))

: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.

Gelijk aan

1E GORDIJN

wanneer

MULTI

is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.

211

10

10

212

E

Zoom

F

Verlichting

G

LED-verlichting

De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als

AUTO

is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.

Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:

J

(FLASH VOEDINGSPRIOR.)

: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.

K

(STANDAARD)

: Stel dekking af op beeldhoek.

L

(PRIOR. GELIJK BEREIK)

: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.

Kies hoe het ingebouwde LED-licht functioneert tijdens stille fotografi e (alleen compatibele eenheden): als een catchlight

( M /

CATCHLIGHT

), als AF-hulpverlichting ( N /

AF ASSIST

) of als zowel een catchlight als AF-hulpverlichting

(

O

/

AF ASSIST+CATCHLIGHT

). Kies

OFF

om de LED uit te schakelen tijdens het fotograferen.

G

Aantal fl itsen *

Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in

MULTI

-modus.

H

Frequentie

*

Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in

MULTI

-modus.

* Volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.

Externe fl itsers

MASTER(OPTISCH)

De opties worden weergegeven als de eenheid momenteel functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand.

MODUS

MASTER(OPTISCH)

AANPASSEN

De hoofdeenheden en eenheden op afstand kunnen worden geplaatst in maximaal drie groepen (A, B en C) en fl itsmodus en fl itsniveau kunnen voor elke groep afzonderlijk worden aangepast. Er zijn vier kanalen beschikbaar voor communicatie tussen de eenheden; afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

EINDE

A

C

10

213

10

A

Flitsbedieningsmodus

(groep A)

B

Flitsbedieningsmodus

(groep B)

C

Flitsbedieningsmodus

(groep C)

Kies fl itsbedieningsmodi voor groepen A, B en C.

TTL%

is alleen beschikbaar voor groepen A en B.

TTL

: De eenheden in de groep fl itsen in TTL-modus.

Flitscompensatie kan afzonderlijk worden aangepast voor elke groep.

TTL%

: Als

TTL%

is geselecteerd voor groep A of B, kunt u de output van de geselecteerde groep als een percentage van de andere specifi ceren en de algemene fl itscompensatie voor beide groepen aanpassen.

M

: In modus

M

fl itsen de eenheden in de groep bij de geselecteerde output (uitgedrukt als een fractie van volledig vermogen) ongeacht de helderheid van het onderwerp of camera-instellingen.

MULTI

: Het kiezen van

MULTI

voor een groep stelt alle eenheden in alle groepen in op herhalende fl itsmodus. Alle eenheden zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.

D

(UIT)

: Als

OFF

geselecteerd is, zullen de eenheden in de groep niet fl itsen.

D

Flitscompensatie/-output

(groep A)

E

Flitscompensatie/-output

(groep B)

F

Flitscompensatie/-output

(groep C)

Pas fl itsniveau voor de geselecteerde groep aan volgens de optie geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus. Merk op dat de volledige waarde mogelijk niet wordt toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.

TTL

: Pas fl itscompensatie aan.

M/MULTI

: Pas fl itsoutput aan.

TTL%

: Kies het evenwicht tussen groepen A en B en pas de algemene fl itscompensatie aan.

214

G

Flitsmodus (TTL)

H

Sync

I

Zoom

Externe fl itsers

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening: De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Regel fl itstiming.

H

(1E GORDIJN)

: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent (normaliter de beste keuze).

I

(2E GORDIJN)

: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.

R

(AUTO FP(HSS))

: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.

Gelijk aan

1E GORDIJN

wanneer

MULTI

is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.

De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als

AUTO

is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.

10

215

10

216

J

Verlichting

K

Master

K

Aantal fl itsen

L

Kanaal

L

Frequentie

Externe fl itsers

Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:

J

(FLASH VOEDINGSPRIOR.)

: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.

K

(STANDAARD)

: Stel dekking af op beeldhoek.

L

(PRIOR. GELIJK BEREIK)

: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.

Wijs de hoofdfl itser toe aan groep A (

Gr A

), B (

Gr B

) of C (

Gr C

).

Als

OFF

is geselecteerd, wordt de uitvoer van de hoofdfl itser op een niveau gehouden dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed. Alleen beschikbaar als de eenheid op de fl itsschoen van de camera is bevestigd als een hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand in de modus

TTL

,

TTL%

of

M

.

Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in

MULTI

-modus.

Kies het kanaal dat wordt gebruikt door de hoofdfl itser voor communicatie met de fl itsers op afstand. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in

MULTI

-modus.

Aansluitingen

217

HDMI-uitgang

Foto’s nemen en afspelen is mogelijk via HDMI-apparaten.

Aansluiten op HDMI-apparaten

Sluit de camera aan op TV’s of andere HDMI-apparaten met behulp van een HDMI-kabel van derden.

1

Schakel de camera uit.

2

Sluit de kabel volgens onderstaande aanduiding aan.

Plaats in

HDMI-connector

Plaats in HDMI-microaansluiting (Type D)

11

3

Confi gureer het apparaat voor HDMI-ingang zoals beschreven in de documentatie meegeleverd met het apparaat.

4

Schakel de camera in. De inhoud van het camerascherm wordt weergegeven op het HDMI-apparaat. De cameraweergave schakelt uit in afspeelmodus (

P

219).

O •

Controleer of de stekkers volledig in de aansluitingen zijn gestoken.

De USB-kabel kan niet worden gebruikt terwijl er een HDMI-kabel is aangesloten.

Gebruik een HDMI-kabel die niet langer is dan 1,5 m.

218

HDMI-uitgang

Fotograferen

Neem foto’s en neem fi lms op terwijl u de scène door de cameralens op het HDMI-apparaat bekijkt of beeldmateriaal opslaat op het HDMI-apparaat.

Afspelen

Om het afspelen te starten, drukt u op de a -knop van de camera. Het scherm van de camera wordt uitgeschakeld en foto’s en fi lms worden naar het HDMI-apparaat gezonden. Let erop dat de volume-instelling van de camera geen invloed heeft op het geluid dat door het televisietoestel wordt afgespeeld; gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen.

O

Sommige televisies geven kort een zwart scherm weer wanneer het afspelen van fi lm begint.

219

11

11

220

Draadloze verbindingen

(Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)

Verkrijg toegang tot draadloze netwerken en maak verbinding met computers, smartphones of tablets. Voor meer informatie bezoekt u:

http://fujifilm-dsc.com/wifi/

Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote

Maak verbinding met de camera via Bluetooth of draadloos

LAN.

N

Om draadloos verbinding te maken met de camera, dient u de nieuwste versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet te installeren.

FUJIFILM Camera Remote

Zodra een verbinding tot stand is gebracht, kunt u FUJIFILM Camera Remote gebruiken om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

De camerasluiter te ontspannen

Camerafi rmware bij te werken

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

Draadloze verbindingen

Smartphones en tablets: Bluetooth®-koppeling

Gebruik D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

KOPPELREGISTRATIE

om de camera aan smartphones of tablets te koppelen. Koppeling biedt een eenvoudige methode voor het downloaden van foto’s van de camera.

O •

Foto’s worden gedownload via een draadloze verbinding.

Zodra het koppelen is voltooid, kunt u de cameraklok en locatiegegevens synchroniseren met de smartphone of tablet ( P

185).

U kunt een verbinding kiezen voor maximaal 7 gekoppelde smartphones of tablets.

Smartphones en tablets: Draadloze LAN

Gebruik de

DRAADLS COMMUNICT

-opties in

A

OPNAME-INSTELLINGEN

of het afspeelmenu om verbinding te maken met een smartphone of tablet via draadloos LAN.

221

11

11

222

Draadloze verbindingen

Tether-opname: FUJIFILM X Acquire/FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in/FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO/

Hyper-Utility Software HS-V5

Selecteer voordat u verder gaat

DRAADLOZE TETHER-OPNAME

VASTGESTELD

voor D

VERBINDING

INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

VERBINDINGSINSTELLINGEN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

USB RAW CONV/B-UP HERS

in de cameramenu’s.

RESET DRAADLOZE INSTELLING

FUJIFILM X Acquire, de FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in, de FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO en Hyper-Utility Software HS-V5 kan worden gebruikt voor tether-opname.

N •

Bezoek voor meer informatie de volgende website:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/#tether

Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire, de FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in, de FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO en

Hyper-Utility Software HS-V5, zie “Software van Fujifi lm” ( P

234).

Aansluiten op computers via USB

Sluit de camera aan op de computer om foto’s te downloaden of op afstand foto’s te nemen.

N

Sluit eerst de camera op een computer aan en controleer of het normaal werkt alvorens u foto’s download of op afstand foto’s maakt.

1

Schakel de computer in.

2

Pas instellingen aan afhankelijk van de vraag of u de camera wilt gebruiken voor tether-opnamen ( P

226), voor het ko-

piëren van foto’s naar een computer (

P

227), opslaan van

RAW -foto’s in andere formaten (

P

228) of opslaan en laden

van camera -instellingen (

P

228).

3

Schakel de camera uit.

4

Sluit een USB-kabel aan.

USB-aansluiting (Type-C)

O

De USB-kabel mag niet langer dan 1,5 m zijn en moet geschikt zijn voor gegevensoverdracht.

11

223

11

224

5

Schakel de camera in.

6

Kopieer foto’s naar uw computer.

Tethered shooting

: Tijdens tethered shooting kunt u foto’s kopiëren met behulp van tethered shooting-software, zoals de

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO.

Beeldoverdracht

: Gebruik MyFinePix Studio of applicaties meegeleverd met uw besturingssysteem.

RAW-conversie

: Verwerk RAW-afbeeldingen met behulp van

FUJIFILM X RAW STUDIO. De stroom van de beeldverwerkingsmotor van de camera wordt gebruikt voor snelle verwerking.

Camera-instellingen opslaan en laden

: Gebruik FUJIFILM X Acquire om camera-instellingen op te slaan of te laden. Sla met één enkele handeling uw gewenste instellingen op en kopieer ze naar meerdere camera’s.

Aansluiten op computers via USB

O •

Schakel de camera uit voordat u de USB-kabel loskoppelt.

Let er bij het aansluiten van USB-kabels op dat u de stekkers volledig in de juiste richting steekt. Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; maak geen gebruik van een USB-hub of toetsenbord.

Spanningsverlies tijdens het kopiëren kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben. Plaats een nieuwe of volledig opgeladen batterij in de camera voordat u deze aansluit.

Als er een geheugenkaart wordt geplaatst waarop een groot aantal foto’s staat, kan het enkele momenten duren voordat de software start en bent u mogelijk niet in staat de foto’s te importeren of op te slaan.

Gebruik een geheugenkaartlezer om de foto’s te kopiëren.

Controleer of het indicatielampje uit is of groen brandt voordat u de camera uitschakelt.

Koppel de USB-kabel niet los terwijl de overdracht bezig is. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben.

Koppel de camera los voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.

Het kan in sommige gevallen gebeuren dat het niet mogelijk is om toegang te verkrijgen tot foto’s die opgeslagen zijn op een networkserver door de software op dezelfde manier te gebruiken als men doet bij een particuliere computer.

Verwijder de camera niet onmiddellijk van het systeem of koppel de

USB-kabel niet los zodra het bericht dat het kopiëren bezig is van de computerweergave verdwijnt. Als het aantal te kopiëren afbeeldingen erg groot is, kan de gegevensoverdracht verdergaan nadat het bericht niet meer wordt weergegeven.

Wanneer u gebruik maakt van diensten die een internetverbinding vereisen, draagt de gebruiker alle van toepassing zijnde kosten belast door de telefoonmaatschappij of internetprovider.

225

11

11

226

Tether-opname: FUJIFILM X Acquire/FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in/FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO/

Hyper-Utility Software HS-V5

Selecteer voordat u verder gaat

AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME

voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

in de came-

VERBINDINGSINSTELLINGEN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

USB RAW CONV/B-UP HERS

ramenu’s.

RESET DRAADLOZE INSTELLING

FUJIFILM X Acquire, de FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in, de FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO en Hyper-Utility Software HS-V5 kan worden gebruikt voor tether-opname.

N •

Kies

USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD

wanneer de camera uitsluitend voor tethered shooting wordt gebruikt. Merk op dat als de USB-kabel wordt losgekoppeld, de camera blijft werken in tethered modus en foto’s worden niet op de geheugenkaart van de camera opgeslagen.

Bezoek voor meer informatie de volgende website:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/#tether

Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire, de FUJIFILM Tether

Shooting Plug-in, de FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO en

Hyper-Utility Software HS-V5, zie “Software van Fujifi lm” ( P

234).

Aansluiten op computers via USB

Foto’s naar een computer kopiëren

Selecteer voordat u foto’s naar een computer kopieert

USB-KAARTLEZER

voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

.

De software die kan worden gebruikt om foto’s te kopiëren is afhankelijk van het besturingssysteem van uw computer.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

USB RAW CONV/B-UP HERS

RESET DRAADLOZE INSTELLING

Mac OS X/macOS

Foto’s kunnen worden gekopieerd naar uw computer met behulp van

Image Capture (meegeleverd met uw computer) of andere software.

Windows

MyFinePix Studio kan worden gebruikt om foto’s naar een computer te kopiëren, waar ze kunnen worden opgeslagen, bekeken, geordend en afgedrukt.

N

Voor meer informatie over MyFinePix Studio, zie “Software van Fujifi lm”

( P

234).

227

11

11

228

Aansluiten op computers via USB

RAW -beelden kopiëren in andere formaten:

FUJIFILM X RAW STUDIO

Selecteer voordat u verder gaat

USB RAW

CONV/B-UP HERS

voor D

VERBINDING

INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

in de cameramenu’s.

FUJIFILM X RAW STUDIO kan worden gebruikt om RAW -afbeeldingen op te slaan in andere formaten.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

ALGEMENE INSTELLINGN

RESET DRAADLOZE INSTELLING

N

Voor meer informatie over FUJIFILM X RAW STUDIO, zie “Software van

Fujifi lm” ( P

234).

Camera-instellingen opslaan en laden

(FUJIFILM X Acquire)

Selecteer voordat u verder gaat

USB RAW

CONV/B-UP HERS

voor D

VERBINDING

INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

in de cameramenu’s.

FUJIFILM X Acquire kan worden gebruikt om camera-instellingen op te slaan en te laden.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

USB RAW CONV/B-UP HERS

RESET DRAADLOZE INSTELLING

N

Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire, zie “Software van Fujifi lm”

( P

234).

instax SHARE printers

Druk foto’s af vanaf uw digitale camera naar instax SHARE printers.

Een verbinding tot stand brengen

Selecteer

D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERB.INST. instax

PRNTR

en voer de instax SHARE printernaam (SSID) en het wachtwoord in.

De printernaam (SSID) en het wachtwoord

De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.

229

11

11

230 instax SHARE printers

Foto’s afdrukken

1

Schakel de printer in.

2

Selecteer

C

MENU VOOR

HERBEKIJKEN

 >

AFDRUK. instax

PRINTER

. De camera zal verbinding maken met de printer.

AFDRUK.

PRINTER instax-12345678

VERBINDING MAKEN

FUJIFILM-CAMERA-1234

ANNULEREN

3

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de foto weer te geven die u wilt uitprinten en druk vervolgens op

MENU/OK

.

AFDRUK.

PRINTER

100-0020

OK instax-12345678

AFBREKEN

N •

Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.

Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.

De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.

4

De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.

Technische notities

231

Accessoires van Fujifi lm

De volgende optionele accessoires zijn verkrijgbaar bij

Fujifi lm. Informeer bij uw lokale Fujifi lm-vertegenwoordiger naar de meest recente informatie over accessoires die in uw regio leverbaar zijn of ga naar

http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html

.

NP-T125

: Extra NP-T125 oplaadbare batterijen met hoge capaciteit kunnen naar behoefte worden bijgekocht.

BC-T125

: Vervangende batterijladers kunnen naar behoefte worden bijgekocht.

AC-15V

: Gebruik deze 100–240 V, 50/60 Hz AC -adapter voor langere opnamen en weergave wanneer u foto’s naar een computer kopieert. U kunt deze functie ook gebruiken om de batterij op te laden zonder het uit de camera te verwijderen.

GF-serie lenzen

: Verwisselbare lenzen uitsluitend voor gebruik met het

FUJILFILM G-bevestigingspunt.

H MOUNT ADAPTER G

: Met deze vattingadapter kan de camera met SUPER EBC

FUJINON -accessoires voor de GX645AF worden gebruikt, waardoor u één extra teleconverter en negen verschillende objectieven kunt gebruiken.

MCEX-18G WR/MCEX-45G WR

: Bevestig deze adapter tussen het objectief en de camerabody voor macrofotografi e met grote reproductieverhoudingen.

VIEW CAMERA ADAPTER G

: Deze adapter gebruikt u met objectieven voor oudere

FUJINON-grootformaatcamera’s, inclusief objectieven in de CM FUJINON -serie.

12

232

Accessoires van Fujifi lm

EF-X500

: Deze klikbare fl itser heeft een richtgetal van 50 (ISO 100, m) en ondersteunt

FP (synchronisatie met hoge snelheid), waardoor deze gebruikt kan worden bij sluitertijden hoger dan de fl itssynchronisatiesnelheid.

Gevoed door vier AA-batterijen of een optionele EF-BP1 batterij, ondersteunt handmatige en TTL-fl itsbediening en automatische powerzoom binnen het bereik van 24–105 mm (gelijk aan 35 mm formaat), met

Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening waardoor deze fl itser kan worden gebruikt als een hoofd- of externe fl itser voor draadloze fl itsfotografi e op afstand.

De fl itserkop kan 90° naar boven, 10° naar beneden, 135° naar links of 180° naar rechts worden gedraaid voor indirect fl itslicht.

EF-42

: Deze klikbare fl itser (gevoed door vier AA-batterijen) beschikt over een richtgetal van 42 (ISO 100, m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itsbediening en automatische powerzoom binnen het bereik van 24–105 mm (gelijk aan 35 mm formaat). De fl itserkop kan 90° naar boven, 180° naar links of 120° naar rechts worden gedraaid voor indirect fl itslicht.

EF-X20

: Deze klikbare fl itser heeft een richtgetal van 20 (ISO 100, m).

Gevoed door twee

AAA-batterijen, lichte, compacte eenheid voorzien van een schijf voor het aanpassen van

TTL-fl itscompensatie of handmatige fl itsoutput.

EF-20

: Deze klikbare fl itser (gevoed door twee AA-batterijen) beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en ondersteunt TTL-fl itsbediening (handmatige fl itsbediening wordt niet ondersteund). De fl itserkop kan 90° naar boven worden gedraaid voor indirect fl itslicht.

RR-100

: Hiermee kunt u het schudden van de camera verminderen of de sluiter open houden tijdens langdurige belichting.

MIC-ST1

: Een externe microfoon voor fi lmopname.

BCP-002

: Dek de lensbevestiging van de camera af wanneer er geen lens is bevestigd.

SP-1/SP-2/SP-3

: Aan te sluiten via draadloos LAN om foto’s te kunnen afdrukken op instax fi lm.

233

12

Software van Fujifi lm

De camera kan gebruikt worden met de volgende

Fujifi lm-software.

FUJIFILM Camera Remote

Leg een draadloze verbinding vast tussen uw camera en een smartphone of tablet (

P

220).

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

MyFinePix Studio

Beheer, bekijk, print en bewerk de vele beelden gedownload van uw digitale camera (

P

227).

http://fujifilm-dsc.com/mfs/

Wanneer het downloaden is voltooid, dubbelklikt u op het gedownloade bestand (“MFPS_Setup.EXE”) en volgt u de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.

RAW FILE CONVERTER EX

Bekijk RAW-foto’s op uw computer en converteer ze naar andere indelingen.

http://fujifilm-dsc.com/rfc/

12

234

Software van Fujifi lm

FUJIFILM X RAW STUDIO

Wanneer de camera via USB met een computer is verbonden, kan FUJIFILM X RAW STUDIO het unieke verwerkingsmechanisme van de camera gebruiken om snel RAW-bestanden te converteren zodat hoogwaardige beelden in andere formaten worden gecreëerd.

http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-raw-studio-featuresusers-guide/

FUJIFILM X Acquire

Met deze toepassing voor Windows en macOS kunt u via USB of Wi-Fi verbinding met de camera maken en automatisch foto’s naar een opgegeven map downloaden terwijl ze worden gemaakt.

http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-acquire-features-users-guide/

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in voor Lightroom

Plug-ins voor Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC.

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-tether-plug-in-pro-features/

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/accessories/ others/#soft

Hyper-Utility Software HS-V5

Met deze computertoepassing kunt u via USB of Wi-Fi verbinding maken met de camera, de camera op afstand besturen en met de camera gemaakte foto’s rechtstreeks op de computer opslaan.

http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/accessories/ others/#soft

235

12

Voor uw veiligheid

Lees deze opmerkingen voordat u de camera gebruikt

Veiligheidsopmerkingen

Zorg ervoor dat u uw camera goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en uw

Gebruikershandleiding

zorgvuldig door.

Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.

Informatie over pictogrammen

De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.

De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.

Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).

Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).

Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).

De symbolen op dit product (inclusief de accessoires) geven het volgende weer:

AC

DC

Klasse II-apparatuur (De constructie van het product is dubbel geïsoleerd.)

12

Verwijder uit het stopcontact

los en haal deze uit het stopcontact.

Het blijven gebruiken van de camera als deze rook of een ongewone geur verspreidt of wanneer de camera een ander gebrek vertoont, kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.

Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera binnendringen.

Als water of andere vreemde voorwerpen in de camera terechtkomen, schakel de camera uit, verwijder de batterij, koppel de netstroomadapter los en trek deze uit het stopcontact. Het blijven gebruiken van de camera kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.

Niet in de badkamer of douche gebruiken

Gebruik de camera niet in de badkamer of douche.

Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.

Haal het apparaat niet uit elkaar

Probeer nooit de camera te demonteren of te modifi ceren (open nooit de behuizing).

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

Raak geen interne onderdelen aan

Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.

voorwerpen op worden geplaatst.

Deze handelingen zouden het snoer kunnen beschadigen en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer als het snoer beschadigd is.

236

Voor uw veiligheid

Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond.

Hierdoor kan de camera vallen of kantelen en letsel veroorzaken.

Probeer nooit foto's te maken als u in beweging bent.

Gebruik de camera niet tijdens het wandelen of als u in een auto rijdt. Dit kan leiden tot een val of een verkeersongeluk.

Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan.

Dit kan tot een elektrische schok leiden door de ladingsoverdracht van een blikseminslag.

Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is.

Plaats de batterij zoals aangeduid door de merktekens.

kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel.

andere spanning dan de vermelde voedingsspanning.

Het gebruik van andere spanningsbronnen kan tot brand leiden.

Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden.

De meegeleverde lader is uitsluitend voor gebruik met het type batterij dat met de camera wordt meegeleverd. Als u de lader gebruikt om gewone batterijen of andere types oplaadbare batterijen op te laden, dan kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie.

Het gebruik van een fl itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorzaken.

Let bijzonder goed op bij het fotograferen van baby's en kleine kinderen.

Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken.

Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name bij hoge omgevingstemperaturen of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.

periodes.

Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name tijdens langdurig gebruik, bij hoge omgevingstemperaturen, of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.

isolatietape.

Door contact met andere batterijen of metalen voorwerpen kan de batterij in brand vliegen of ontploff en.

Houd geheugenkaarten, fl itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kinderen.

Kinderen kunnen kleine onderdelen inslikken; buiten het bereik van kinderen bewaren. Mocht een kind een klein onderdeel inslikken, raadpleeg dan een arts of bel het alarmnummer.

Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen.

Onder de onderdelen die letsel kunnen veroorzaken zijn de draagriem, die verstrikt rond de nek van een kind kan raken, wat verstikking tot gevolg kan hebben, en de fl itser, die een visuele beperking kan veroorzaken.

Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op.

Dit product genereert radiofrequentie-emissies die kunnen interfereren met navigatie- of medische apparatuur.

237

12

12

238

Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof.

Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.

Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld.

Laat de camera niet achter in afgesloten ruimtes zoals in een afgesloten voertuig of in direct zonlicht. Dit kan brand veroorzaken.

Plaats geen zware voorwerpen op de camera.

Hierdoor kan het zware voorwerp vallen of kantelen en letsel veroorzaken.

Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is.

Trek niet aan het snoer om de netstroomadapter te verwijderen. Dit kan het netsnoer of de kabels beschadigen en brand of een elektrische schok veroorzaken.

Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken.

Hierdoor kan de temperatuur te hoog oplopen waardoor de behuizing vervormt of waardoor er brand ontstaat.

Gebruik de stekker niet als deze beschadigd is of niet goed in het stopcontact past.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

koppelt u de netstroomadapter los.

Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.

Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen.

Er kan brand ontstaan als u de lader in het stopcontact laat zitten.

houden en laat de kaart zachtjes los.

Bij het eruit schieten van de kaart kan letsel ontstaan.

Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken.

Een ophoping van stof in uw camera kan tot brand of een elektrische schok leiden. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer om de camera om de twee jaar van binnen te laten reinigen. Dit is echter niet gratis.

Voor uw veiligheid

De batterij en voedingsbron

Opmerking

:

Controleer welk type batterijen in uw camera wordt gebruikt en lees de relevante paragrafen aandachtig door.

Waarschuwing

: Batterijen mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht, vuur of dergelijke.

Dit gedeelte beschrijft hoe u de batterijen moet hanteren zodat ze zo lang mogelijk meegaan. Verkeerd gebruik kan de levensduur verkorten of lekkage, oververhitting en ontploffi ng van de batterij tot gevolg hebben.

Dit gedeelte is van toepassing als in uw camera een oplaadbare Li-ionbatterij wordt gebruikt.

De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgeladen. Laad de batterij vóór gebruik op. Laat de batterij in het compartiment zitten wanneer u de camera niet gebruikt.

Opmerkingen over de batterij

Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.

De levensduur van de batterij kan worden verlengd door de camera uit te schakelen wanneer hij niet wordt gebruikt.

De capaciteit van de batterij neemt bij lage temperaturen af; een lege batterij werkt vaak niet wanneer het koud is. Bewaar een volledig opgeladen reservebatterij op een warme plaats en verwissel de batterij wanneer dat nodig is; of bewaar de batterij in een van uw zakken en plaats de batterij pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera. Voorkom dat de batterij in direct contact komt met handenwarmers of andere verwarmingsapparaten.

Laad de batterij op met de meegeleverde batterijlader. De laadtijd neemt toe wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan +10 °C of hoger is dan +35 °C. Probeer de batterij nooit op te laden bij temperaturen boven +40 °C; opladen is niet mogelijk bij temperaturen onder +5 °C.

Probeer nooit een volledig opgeladen batterij op te laden. De batterij hoeft echter ook niet volledig ontladen te zijn om te worden opgeladen.

De batterij kan onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.

Bij normale temperaturen kan de batterij minimaal 300 keer worden opgeladen. Wanneer de batterij steeds minder lang haar lading kan vasthouden, is dat een indicatie dat het einde van de levensduur van de batterij is bereikt en dat de batterij moet worden vervangen.

De prestatie van de batterij kan verslechteren als de batterij gedurende langere perioden in volledig opgeladen toestand ongebruikt blijft. Ontlaad de batterij volledig voordat u deze opbergt.

Wanneer de camera gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, neem dan de batterij uit de camera en bewaar de batterij op een droge plaats met een omgevingstemperatuur van +15 °C tot +25 °C. Bewaar de batterij niet op plaatsen waar de batterij wordt blootgesteld aan extreme temperaturen.

Bewaar of vervoer de batterij niet samen met metalen voorwerpen zoals kettinkjes of haarspelden.

Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.

Probeer de batterij niet te demonteren of te modifi ceren.

Laad de batterij alleen op met de voorgeschreven batterijladers.

Verwijder een versleten batterij onmiddellijk.

Laat de batterij niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken.

Stel de batterij niet bloot aan water.

Houd de polen van de batterij altijd schoon.

De batterij en de camera kunnen onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.

Lever lege batterijen in volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval. Er moet gelet worden op milieu-aspecten bij het weggooien van batterijen. Gebruik het apparaat bij een gematigde temperatuur.

12

239

Gebruik uitsluitend Fujifi lm-netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedgekeurd zijn. Andere adapters kunnen de camera beschadigen.

Gebruik de netstroomadapter uitsluitend binnenshuis.

Zorg ervoor dat de DC-stekker goed op de camera wordt aangesloten.

Schakel de camera uit voordat u de netstroomadapter afkoppelt. Koppel de adapter af door aan de stekker te trekken i.p.v. aan het snoer.

Gebruik de netstroomadapter niet met andere apparaten.

Haal het apparaat niet uit elkaar.

Stel de adapter niet bloot aan hoge temperaturen en vocht.

Stel de adapter niet bloot aan sterke schokken.

Tijdens gebruik kan de netstroomadapter warm aanvoelen. Dit is normaal.

Wanneer de netstroomadapter de radio-ontvangst verstoort, moet de antenne opnieuw gericht of verplaatst worden.

De camera gebruiken

Richt de camera niet op extreem heldere lichtbronnen, zoals de zon bij een onbewolkte lucht. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de beeldsensor van de camera toebrengen.

Fel zonlicht gefocust door de zoeker kan het paneel van de elektronische zoeker (EVF) beschadigen. Richt de elektronische zoeker niet op de zon.

Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gebeurtenissen (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken en bekijken zodat u zeker weet dat de camera goed werkt. FUJIFILM Corporation aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of inkomstenderving voortkomend uit het niet goed functioneren van het product.

Opnamen gemaakt met uw digitale camerasysteem mogen zonder toestemming van de eigenaar niet worden gebruikt op een manier die de copyrightwetten overtreedt, tenzij deze uitsluitend voor privégebruik bedoeld zijn. Er zijn bepaalde beperkingen van toepassing bij het fotograferen van optredens op podia, evenementen en tentoonstellingen, zelfs wanneer de foto’s alleen voor privégebruik bestemd zijn. De gebruiker wordt er ook op gewezen dat het overdragen van een geheugenkaart die foto’s of gegevens bevat die onder de copyrightwetten vallen, uitsluitend toegestaan is binnen de beperkingen opgelegd door de regelgeving in het kader van deze auteursrechten.

Stel de camera tijdens het maken en opslaan van foto’s niet bloot aan schokken om correcte opnames te garanderen.

In geval van beschadiging van het scherm moet de uiterste zorg worden betracht en ieder contact met de vloeibare kristallen worden vermeden. Neem onmiddellijk maatregelen als een van de volgende situaties zich voordoet:

Als vloeibare kristallen met uw huid in aanraking komen

, moet de betreff ende plek onmiddellijk met een doek worden schoongemaakt en vervolgens met veel stromend water en zeep worden gewassen.

Als vloeibare kristallen in contact komen met de ogen

, moeten de ogen onmiddellijk gedurende minimaal 15 minuten met schoon stromend water worden uitgespoeld en moet medische hulp worden ingeroepen.

Als vloeibare kristallen worden ingeslikt

, moet de mond met veel schoon stromend water worden gespoeld.

Drink grote hoeveelheden water en probeer over te geven, raadpleeg daarna een arts.

Hoewel het LCD-scherm met geavanceerde precisietechnologie is gefabriceerd, kan het scherm pixels bevatten die altijd zijn verlicht of nooit zijn verlicht. Dit is geen defect. Beelden opgenomen met dit product worden niet beïnvloed.

12

240

Voor uw veiligheid

Digital Split Image is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van FUJIFULM Corporation. Digital Micro Prism is een handelsmerk of een geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation. xD-Picture Card en E zijn handelsmerken van FUJIFILM Corporation. De hierin gebruikte lettertypen zijn uitsluitend ontwikkeld door DynaComware Taiwan Inc. Mac,

OS X en macOS en zijn in de Verenigde Staten en andere landen gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. Windows is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Adobe, het Adobe-logo,

Photoshop en Lightroom zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de

Verenigde Staten en andere landen. Wi-Fi® en Wi-Fi Protected Setup® zijn geregistreerde handelsmerken van Wi-Fi Alliance.

Het Bluetooth®-woordmerk en de logo’s zijn geregistreerde handelsmerken in bezit van Bluetooth SIG, Inc., en elk gebruik van zulke merken door Fujifi lm is onder licentie. De SDHC- en SDXC-logo’s zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. Het HDMI-logo is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van HDMI Licensing LLC. Alle andere handelsnamen genoemd in deze handleiding zijn de handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.

Deze camera kan medische en luchtvaartapparatuur verstoren. Vraag in het ziekenhuis of bij de luchtvaartmaatschappij om toestemming voordat u uw camera in een ziekenhuis of vliegtuig gebruikt.

NTSC (National Television System Committee) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in de Verenigde Staten, Canada en

Japan wordt gebruikt. PAL (Phase Alternation by Line) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in Europa en China wordt gebruikt.

Exif Print is een recentelijk herzien bestandsformaat voor digitale camera’s waarin samen met de foto informatie wordt opgeslagen over de manier waarop tijdens het afdrukken de optimale kleurenreproductie kan worden bereikt.

BELANGRIJKE MEDEDELING: Lezen alvorens de software te gebruiken

Direct of indirect exporteren, in zijn geheel of gedeeltelijk, van software met een licentie zonder de toestemming van de van toepassing zijnde bestuursorganen is verboden.

241

12

OPMERKINGEN

Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht om gevaar voor brand en een schok te voorkomen.

Lees eerst de “Veiligheidsopmerkingen” en zorg dat u deze begrijpt voordat u de camera gebruikt.

CAN ICES-3 (B)/NMB-3(B)

ATTENTIE

: Dit Klasse B digitale apparaat voldoet aan de Canadese norm ICES-003.

Verklaring Industry Canada

: Dit apparaat voldoet aan de RSS-normen van Industry Canada voor vergunningsvrije apparaten.

De werking is onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) Dit apparaat moet elke interferentie accepteren, inclusief interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.

Dit apparaat en zijn antenne(s) mogen niet samen geplaatst worden of worden opgesteld in combinatie met een andere antenne of zender, behalve geteste ingebouwde radio’s.

De functie Landcodeselectie is uitgeschakeld voor producten die in de VS/Canada op de markt gebracht worden.

Verklaring over blootstelling aan straling

: De beschikbare wetenschappelijke gegevens tonen niet aan dat eventuele gezondheidsproblemen in verband worden gebracht met het gebruik van draadloze apparatuur met laag vermogen.

Het is echter niet bewezen dat deze draadloze apparatuur met laag vermogen absoluut veilig is.

Draadloze apparatuur met laag vermogen zenden lage niveaus van radiofrequentie-energie (RF) uit in het microgolfbereik tijdens gebruik.

Terwijl hoge niveaus van RF gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid (door verhitting van celweefsel), veroorzaakt blootstelling aan lage RF-niveaus die geen verhittingseff ecten produceren, geen bekende nadelige gevolgen voor de gezondheid.

Veel studies over blootstelling aan lage RF-niveaus hebben geen biologische eff ecten aangetoond.

Sommige studies suggereerden dat er bepaalde biologische eff ecten kunnen optreden, maar dergelijke bevindingen zijn niet bevestigd door aanvullend onderzoek.

GFX 50R is getest en voldoet aan de IC stralingsblootstellingslimieten voor een ongecontroleerde omgeving en aan RSS-102 van de regels voor blootstelling aan IC radiofrequentie (RF).

In de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

: Dit symbool op het product of in de handleiding en in de garantievoorwaarden en/of op de verpakking duidt aan dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. In plaats daarvan moet het apparaat bij een inzamelpunt voor recycling van elektrische en elektronische apparatuur worden ingeleverd.

Door dit product op de juiste wijze weg te gooien helpt u potentiële negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de mens voorkomen. Onjuiste verwerking van dit product kan het milieu schaden.

Dit symbool op de batterijen of accu’s duidt aan dat deze batterijen niet als huishoudelijk afval mogen worden behandeld.

Als uw apparaat eenvoudig verwijderbare batterijen of accu’s bevat, dient u deze overeenkomstig de lokale regels afzonderlijk in te leveren.

De recycling van materialen helpt bij het behoud van natuurlijke bronnen. Neem contact op met uw gemeente, uw inzamelpunt voor het inleveren van huishoudelijk afval of de winkel waar u het product hebt gekocht voor meer gedetailleerde informatie over recycling van dit product.

In landen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

: Neem contact op met uw gemeente en vraag naar de juiste wijze waarop u dit product inclusief batterijen of accu’s dient weg te gooien.

In Japan

: Dit symbool op de batterijen duidt aan dat ze afzonderlijk weggegooid moeten worden.

12

242

Voor uw veiligheid

Apparaten met draadloos netwerk en Bluetooth: waarschuwingen

Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:

RoHS-richtlijn 2011/65/EU

RE-richtlijn 2014/53/EU

Hierbij verklaar ik, FUJIFILM Corporation, dat het type radioapparatuur FF180004 conform is met Richtlijn 2014/53/EU.

De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:

http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/gfx/fujifilm_gfx_50r/pdf/index/fujifilm_gfx_50r_cod.pdf

Deze conformiteit wordt aangegeven door de volgende conformiteitsmarkering op het product:

Deze markering is geldig voor niet-Telecom-producten en EU-geharmoniseerde Telecom-producten (bijvoorbeeld

Bluetooth®).

BELANGRIJK

:

Lees eerst de volgende mededelingen alvorens de ingebouwde draadloze zender van de camera te gebruiken.

Q Dit product, dat een coderingsfunctie bevat die in de Verenigde Staten is ontwikkeld, wordt gecontroleerd door de

United States Export Administration Regulations en mag niet worden geëxporteerd of opnieuw worden geëxporteerd naar landen waarvoor in de Verenigde Staten een handelsembargo geldt.

Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth

Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van ongeoorloofd gebruik. Niet gebruiken in toepassingen die een hoge mate van betrouwbaarheid vereisen, bijvoorbeeld in medische apparatuur of andere systemen die direct of indirect invloed hebben op een mensenleven.

Wanneer u het apparaat in computer- en andere systemen gebruikt die een grotere mate van betrouwbaarheid eisen dan aangeboden door apparaten met een draadloos netwerk of Bluetooth, zorg er dan voor dat u alle benodigde

• voorzorgsmaatregelen neemt om te veiligheid te garanderen en storing te voorkomen.

Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft.

Dit apparaat conformeert met voorschriften van apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth in het land waarin het gekocht is. Neem alle lokale voorschriften in acht bij het gebruik van het apparaat. Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen die voortvloeien uit het gebruik in andere rechtsgebieden.

Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie.

Gebruik de zender niet in de nabijheid van magnetrons of op andere plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie, waardoor ontvangst van draadloze signalen mogelijk wordt voorkomen.

Wederzijdse interferentie kan zich voordoen als de zender in de nabijheid van andere draadloze apparaten in de 2,4 GHz band wordt gebruikt.

De draadloze zender werkt in de 2,4  GHz-band met DSSS-, OFDM- en GFSK-modulatie.

Veiligheid

: Apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth brengen gegevens over via de radio en hun gebruik heeft vervolgens meer aandacht nodig voor veiligheid dan geldt voor draadloze netwerken.

-

Maak geen verbinding met onbekende netwerken of netwerken waarvoor u geen toegangsrechten hebt, zelfs als ze worden weergegeven op uw apparaat, aangezien zulke toegang als ongeautoriseerd wordt gezien. Maak alleen verbinding met netwerken waarvoor u toegangsrechten hebt.

-

Let op dat draadloze transmissies kwetsbaar kunnen zijn voor onderschepping door derden.

Het volgende kan strafbaar zijn:

-

-

Demontage of modifi catie of dit apparaat

Verwijderen van apparaatcertifi catielabels

Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en draadloze zenders.

Het werkt tevens op dezelfde frequentie als zenders met een licentie en speciale laagspanningzenders zonder licentie die in

RFID-trackingsystemen voor lopende banden en in andere vergelijkbare toepassingen worden gebruikt.

Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.

Controleer of de RFID-zender niet in werking is, alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. Merkt u dat het apparaat interferentie veroorzaakt in zenders met een licentie die voor RFID-tracking worden gebruikt, stop dan onmiddellijk met gebruik van de betreff ende frequentie of verplaats het apparaat naar een andere locatie. Indien u merkt dat dit apparaat interferentie veroorzaakt in RFID-trackingsystemen met lage spanning, neem dan contact op met een Fujifi lm-vertegenwoordiger.

Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig.

Houd er rekening mee dat Bluetooth actief kan blijven zelfs terwijl de camera uit is. Bluetooth kan uitgeschakeld worden door

UIT

te selecteren voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

Bluetooth AAN/UIT

.

12

243

Voor uw veiligheid

Lees eerst deze opmerkingen voordat u de lens gebruikt

Veiligheidsopmerkingen

Zorg ervoor dat u de lens goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en de

Gebruikershandleiding

van de camera zorgvuldig door.

Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.

Informatie over pictogrammen

De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.

De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.

Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).

Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).

Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).

12

Niet onderdompelen

Niet onderdompelen in of blootstellen aan water.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

Haal het apparaat niet uit elkaar

Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open).

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand, een elektrische schok of letsel door een defect product tot gevolg hebben.

Raak geen interne onderdelen aan

Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.

Plaats niet op onstabiele oppervlakken.

Het product kan vallen, wat letsel tot gevolg kan hebben.

Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera.

Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan permanent oogletsel tot gevolg hebben.

Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of uitermate stoffi

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

voertuig op een zonnige dag.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand tot gevolg hebben.

Houd buiten het bereik van kleine kinderen.

In de handen van kinderen kan dit product letsel veroorzaken.

Hanteer niet met natte handen.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok tot gevolg hebben.

Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht.

Zonlicht dat wordt scherpgesteld in de camera wanneer de zon zich in het beeld of vlakbij het beeld bevindt, kan brand of brandwonden veroorzaken.

Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product niet in direct zonlicht.

Zonlicht dat wordt scherpgesteld door de lens kan brand of brandwonden tot gevolg hebben.

Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd.

Het product kan vallen of andere voorwerpen raken, wat letsel tot gevolg kan hebben.

244

Productverzorging

Om langdurig van uw camera te kunnen genieten, moeten onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.

Camerabehuizing

: Gebruik een zachte, droge doek om de camera te reinigen na elk gebruik.

Gebruik geen alcohol, verfverdunner of andere vluchtige chemicaliën. Deze kunnen vervormingen of verkleuringen van het leer van de camerabehuizing tot gevolg hebben.

Vloeistoff en op de camera moeten onmiddellijk worden verwijderd met een zachte, droge doek.

Gebruik een blaaskwast om stof van de monitor te verwijderen, waarbij u oplet dat u geen krassen maakt, en neem vervolgens met een zachte, droge doek af.

Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm-lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.

Plaats de behuizingsdop terug wanneer er geen lens is bevestigd om binnendringen van stof in de camera te voorkomen.

Beeldsensor

: Meerdere foto’s ontsierd door vlekken en plekken op identieke locaties kan duiden op de aanwezigheid van stof op de beeldsensor.

Reinig de sensor met behulp van

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

SENSORREINIGING

.

245

12

De beeldsensor reinigen

Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van

D

 

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

SENSORREINIGING

kan handmatig worden verwijderd, zoals hieronder wordt beschreven.

O

Let erop dat er kosten in rekening worden gebracht bij het repareren of vervangen van de beeldsensor als deze wordt beschadigd tijdens het reinigen.

1

Gebruik een blaaskwast (geen borstel) om stof van de sensor te verwijderen.

O

Gebruik geen borstel of blaasborstel.

Anders kan de sensor worden beschadigd.

2

Controleer of het stof succesvol is verwijderd. Herhaal stappen

1 en 2 indien nodig.

3

Vervang de behuizingsdop of lens.

12

246

Firmware-updates

Sommige functies van het product kunnen verschillen van de beschrijving meegeleverd in de handleiding vanwege de fi rmware-update. Voor uitgebreide informatie over ieder model, bezoekt u onze website:

http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software

De Firmwareversie controleren

O

De camera zal alleen de fi rmware-versie weergeven als er een geheugenkaart is geplaatst.

1

Schakel de camera uit en controleer of er een geheugenkaart is geplaatst.

2

Zet de camera aan terwijl u op de

DISP/BACK

-knop drukt. De versie van de huidige fi rmware zal worden weergegeven; controleer de fi rmwareversie.

3

Schakel de camera uit.

N

Om de fi rmware-versie te bekijken of fi rmware te updaten voor optionele accessoires zoals uitwisselbare lenzen, fl itsschoeneenheden en vattingadapter, bevestig de accessoires op de camera.

247

12

Probleemoplossing

Raadpleeg de onderstaande tabel indien u problemen ondervindt met uw camera. Als u hier geen oplossing vindt, neemt u contact op met uw lokale Fujifi lm-dealer.

Voeding en batterij

De camera kan niet worden ingeschakeld.

Het scherm gaat niet aan.

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

29).

De batterij is niet goed geplaatst

: Plaats de batterij nogmaals en in de juiste richting ( P

32).

De afdekkap van het batterijvak is niet vergrendeld

: Vergrendel de afdekkap van het batterijvak (

P

32).

Het scherm gaat mogelijk niet aan als de camera wordt uitgezet en zeer snel daarna weer wordt aangezet. Houd de sluiterknop halverwege ingedrukt totdat de monitor geactiveerd wordt.

De batterij is koud

: Warm de batterij op in een van uw zakken of op een andere warme plaats en stop de batterijen pas

De batterij raakt snel leeg.

De camera wordt plotseling uitgeschakeld.

vlak voordat u gaat fotograferen in de camera.

Er zit vuil op de polen van de batterij

: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek.

AAN is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN  >

PRE-AF

: Schakel

PRE-AF

uit ( P

103).

De batterij is heel vaak opgeladen

: Het einde van de levensduur van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij (

P

159).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

29).

12

248

Probleemoplossing

Het opladen start niet.

Plaats de batterij (

P

32).

Plaats de batterij nogmaals in de juiste richting ( P

32).

Controleer of de lader correct in het stopcontact is gestoken

(

P

29).

Zorg ervoor dat de stekkeradapter correct op de lader is aangesloten ( P

29).

Het opladen verloopt

Laad de batterij op bij kamertemperatuur.

traag.

De laadindicator knippert, maar de batterij laadt

Er zit vuil op de polen van de batterij

: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek (

P

32).

De batterij is heel vaak opgeladen

: Het einde van de levensduur van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij. Neem

niet op.

contact op met uw Fujifi lm-dealer als de batterij nog steeds niet kan worden opgeladen (

P

232).

Menu’s en schermen

Het scherm is niet in het

Nederlands.

Selecteer

NEDERLANDS

voor

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

Q a

(

P

41,

158).

249

12

Fotograferen

Er wordt geen foto gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

De geheugenkaart is vol

: Plaats een nieuwe geheugenkaart of wis foto’s ( P

34, 138).

De geheugenkaart is niet geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart in de camera (

P

156).

Er zit vuil op de contacten van de geheugenkaart

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek.

De geheugenkaart is beschadigd

: Plaats een nieuwe geheugenkaart ( P

34).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

29).

De camera werd automatisch uitgeschakeld

: Schakel de camera in ( P

37).

U gebruikt een bevestigingsadapter van derden

: Selecteer

AAN

voor

OPNAME ZONDER LENS

(

P

177).

Spikkels (“beeldruis”) verschijnen in het scherm

De camera stelt niet scherp.

De versterking wordt verhoogd om de compositie te ondersteunen als het onderwerp slecht is belicht en het diafragma

of in de zoeker wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

wordt verkleind, wat kan leiden tot opvallende spikkels bij het bekijken van de foto’s op het scherm. Foto’s die gemaakt worden met de camera blijven onaangetast.

Het onderwerp is niet geschikt voor automatische scherpstelling

:

Gebruik scherpstelvergrendeling of handmatige scherpstelling (

P

81).

12

250

Probleemoplossing

Er is geen gezicht gedetecteerd.

Er is een verkeerd onderwerp geselecteerd.

De fl itser fl itst niet.

Het gezicht van het onderwerp wordt verborgen door een zonnebril, een hoed, lang haar of andere voorwerpen

: Verwijder de obstakels ( P

104).

Het gezicht van het onderwerp beslaat slechts een klein deel van het beeld

: Wijzig de compositie zodat het gezicht van het onderwerp een groter deel van het beeld beslaat ( P

104).

Het gezicht van het onderwerp is weggedraaid van de camera

:

Vraag het onderwerp in de richting van de camera te kijken

(

P

104).

De camera wordt schuin gehouden

: Houd de camera recht.

Het gezicht van het onderwerp is onderbelicht

: Fotografeer bij helder licht.

Het geselecteerde onderwerp is dichter bij het midden van het beeld dan het hoofdonderwerp. Schakel gezichtsdetectie uit, selecteer enkelpunts AF en gebruik scherpstelgebiedselectie om het scherpstelveld over uw onderwerp te positioneren ( P

67, 69).

De fl itser is uitgeschakeld

: Pas de instellingen aan ( P

124).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

29).

De camera staat in stand bracketing of continu

: Selecteer de enkele-fotostand ( P

6).

251

12

Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de fl itser

: Plaats het onderwerp binnen het bereik van de fl itser.

Het onderwerp wordt niet volledig door de fl itser

Het venster van de fl itser wordt bedekt

: Houd de camera op de juiste wijze vast.

verlicht.

Foto’s zijn onscherp.

De sluitertijd is korter dan de sync snelheid

: Selecteer een langere sluitertijd ( P

58, 62, 262).

De lens is vuil

: Maak de lens schoon.

De lens wordt geblokkeerd

: Houd voorwerpen weg van de lens

(

P

45).

• s

wordt weergegeven tijdens het fotograferen en het scherpstelkader wordt rood weergegeven

: Controleer de scherpstel-

De foto’s zijn bespikkeld.

ling voordat u de opname maakt (

P

46).

De sluitertijd is lang en de omgevingstemperatuur is hoog

: Dit is normaal en duidt niet op een defect. Gebruik pixel mapping

( P

98).

De camera werd langdurig gebruikt bij hoge temperaturen

: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld (

P

37, 259).

Er wordt een temperatuurwaarschuwing weergegeven

: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld ( P

37, 259).

12

252

Probleemoplossing

Afspelen

De foto’s zijn korrelig.

Zoomweergave is niet beschikbaar.

Geen geluid bij het afspelen van fi lms.

De foto’s zijn met een camera van een ander merk of model gemaakt.

De foto’s zijn gemaakt met

NIEUW FORMAAT

of met een camera van een ander merk of model.

Het afspeelvolume is te laag

: Pas het afspeelvolume aan

(

P

161).

De microfoon was bedekt

: Houd de camera tijdens het opnemen op de juiste wijze vast.

De luidspreker wordt afgedekt

: Houd de camera tijdens het afspelen op de juiste wijze vast.

De geselecteerde foto’s zijn niet gewist.

Foto’s blijven behouden nadat WISSEN > ALLE

FOTO’S is geselecteerd.

De bestandsnummering wordt onverwacht teruggezet.

Sommige van de te wissen foto’s zijn beveiligd. Verwijder de beveiliging met het apparaat waarmee de beveiliging is aangebracht ( P

142).

De afdekkap van het batterijvak werd geopend terwijl de camera was ingeschakeld. Schakel de camera uit voordat u de afdekkap van het batterijvak opent ( P

182).

253

12

Aansluitingen

Het scherm geeft geen beeld.

Zowel de televisie- en de cameramonitor zijn leeg.

Geen beeld of geluid op de tv.

De computer herkent de camera niet.

Kan geen RAW- of

JPEG-bestanden naar computer overzetten.

De camera is aangesloten op een TV

: Foto’s worden weergegeven op de TV in plaats van op het scherm van de camera ( P

218).

De weergavemodus wordt geselecteerd met de VIEW MODE -knop

EVF ONLY +

E

: Plaats uw oog tegen de zoeker. Gebruik de

VIEW MODE

-knop om een andere weergavemodus te kiezen

( P

14).

De camera is niet goed aangesloten

: Sluit de camera op de juiste wijze aan ( P

218).

Het kanaal van het televisietoestel is ingesteld op “TV”

: Stel de ingang in op “HDMI” ( P

218).

Het volume van het televisietoestel is te laag

: Gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen (

P

218).

Controleer of de camera en computer juist zijn aangesloten

( P

223).

Gebruik MyFinePix Studio om foto’s over te zetten (alleen

Windows; P

223).

12

254

Probleemoplossing

Draadloze overdracht

Voor meer informatie over het oplossen van problemen voor draadloze verbindingen bezoekt u:

http://digital-cameras.support.fujifilm.com/app?pid=x

Kan geen verbinding maken met een smartphone.

De camera is te traag om verbinding te maken of om foto’s naar de smartphone te uploaden.

Uploaden mislukt of is onderbroken.

De smartphone is te ver weg

: Plaats de apparaten dichterbij

( P

220).

Naburige apparaten veroorzaken radio-interferentie

: Plaats de camera en smartphone uit de buurt van magnetrons of draadloze telefoons ( P

220).

Kan geen afbeeldingen uploaden.

De smartphone geeft geen foto’s weer.

De smartphone is met een ander apparaat verbonden

: De smartphone en camera kunnen slechts met één apparaat tegelijk worden verbonden. Verbreek de verbinding en probeer opnieuw (

P

220).

Er bevinden zich meerdere smartphones in de directe omgeving

:

Probeer opnieuw verbinding te maken. De aanwezigheid van meerdere smartphones kan de verbinding bemoeilijken

(

P

220).

Het beeld werd op een ander apparaat aangemaakt

: De camera is mogelijk niet in staat foto’s te uploaden die zijn aangemaakt met andere apparaten.

Het beeld is een fi lm

: Hoewel u fi lms voor uploaden kunt selecteren terwijl u de inhoud van het camerageheugen op uw smartphone bekijkt, zal het uploaden enige tijd duren.

Films die bedoeld zijn om op een smartphone of tablet weer te geven, moeten worden opgenomen bij een beeldformaat van 1280 × 720 (HD) of kleiner. Ga voor informatie over het bekijken van de foto’s op de camera naar:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

Selecteer

AAN

voor

ALGEMENE INSTELLINGN

 >

VERKLEIN(SP)

H . Het selecteren van

UIT

verhoogt uploadtijden voor grotere afbeeldingen; bovendien kunnen sommige telefoons geen afbeeldingen weergeven die groter zijn dan een bepaald formaat ( P

189).

255

12

Probleemoplossing

Diversen

De camera reageert niet.

De camera functioneert niet naar behoren.

Tijdelijke storing van de camera

: Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw ( P

32).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

29).

De camera is aangesloten op een draadloos LAN

: Beëindig de verbinding.

Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw (

P

32).

Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.

Geen geluid.

Pas het volume aan ( P

160).

Door op de Q -knop te drukken, geeft het scherm het snelmenu niet weer.

(

TTL-VERGRENDELING is actief

: Beëindig TTL-VERGRENDELING

P

125).

12

256

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

Op het scherm kunnen de volgende waarschuwingen worden weergegeven.

i j

(knippert rood) s

(rood)

(weergegeven in rood met rood scherpstelkader)

Het diafragma of de sluitertijd wordt rood weergegeven

SCHERPSTELFOUT

LENSAANSTURING DEFECT

SCHAKEL DE CAMERA UIT

EN SCHAKEL DIE WEER IN

Batterij bijna leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.

De batterij is leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.

De camera is niet in staat scherp te stellen. Gebruik scherpstelvergrendeling om eerst scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand bevindt en bepaal pas daarna de compositie van de foto.

Het onderwerp is te helder of te donker en de foto wordt over- of onderbelicht. Gebruik de fl itser voor extra belichting wanneer u foto’s neemt van slecht belichte onderwerpen.

Storing van de camera. Schakel de camera uit en weer in.

Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.

GEEN KAART

KAART NIET

GEFORMATTEERD!

LENSFOUT

De sluiter kan alleen worden ontspannen wanneer een geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.

De geheugenkaart is niet geformatteerd of de geheugenkaart werd in een computer of ander apparaat geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart met behulp van

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

FORMATTEREN

.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt

:

Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek.

Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Storing van de camera

: Neem contact op met een

Fujifi lm-dealer.

Schakel de camera uit, verwijder de lens, reinig de bevestigingsoppervlakken en plaats vervolgens de lens terug en schakel de camera in. Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.

257

12

KAARTFOUT

BEVEILIGDE KAART

BEZIG MET OPSLAAN

b

GEHEUGEN VOL

SCHRIJFFOUT NAAR

KAART

MAX. NUM. BEREIKT

Voor ingebruikname in de camera werd de geheugenkaart niet geformatteerd

: Formatteer de kaart.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt of de geheugenkaart is beschadigd

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Incompatibele geheugenkaart

: Gebruik een compatibele geheugenkaart.

Storing van de camera

: Neem contact op met een

Fujifi lm-dealer.

De geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel de kaart.

De geheugenkaart is onjuist geformatteerd. Gebruik de camera om de kaart te formatteren.

De geheugenkaart is vol en foto's kunnen niet worden vastgelegd. Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.

Geheugenkaartfout of verbindingsfout

: Plaats de geheugenkaart nog een keer of schakel de camera uit en weer in.

Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.

Onvoldoende geheugen om extra foto’s op te slaan

: Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.

De geheugenkaart is niet geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart.

De camera heeft de hoogste nummering (999-9999) bereikt.

Plaats een geformatteerde geheugenkaart en selecteer

RESET

voor D

OPSLAAN SET-UP

 >

NUMMERING

. Maak een foto om de nummering terug te zetten naar 100-0001, selecteer vervolgens

CONTINU

voor

NUMMERING

.

12

258

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

KAART LEESFOUT

DEZE FOTO IS BEVEILIGD

Het bestand is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt

:

Het bestand kan niet worden gelezen.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt

:

Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Storing van de camera

: Neem contact op met een Fujifi lm-dealer.

U heeft geprobeerd een beveiligde foto te wissen of te draaien. Verwijder de beveiliging en probeer het opnieuw.

UITSNEDE NIET MOGELIJK

De foto is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt.

Printopdrachten kunnen niet meer dan 999 foto’s bevatten.

DPOF LEESFOUT

Kopieer extra foto's die u wilt afdrukken naar een andere geheugenkaart en maak een tweede printopdracht aan.

INSTELLEN DPOF

De foto kan niet met DPOF worden afgedrukt.

F

GEEN

Films kunnen niet met DPOF worden afgedrukt.

DRAAIEN NIET MOGELIJK

De geselecteerde foto kan niet worden gedraaid.

F

DRAAIEN NIET

MOGELIJK

Films kunnen niet worden gedraaid.

F

NIET MOGELIJK

Verwijdering van rode ogen kan niet worden toegepast op fi lms.

m

NIET MOGELIJK

Op de foto’s die met andere camera's zijn gemaakt, kan geen rode-ogenverwijdering worden toegepast.

Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Het aantal p

(geel) p (rood) spikkels op foto’s kan toenemen als deze waarschuwing wordt weergegeven.

Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Wanneer deze waarschuwing wordt weergegeven, is het opnemen van fi lms mogelijk niet beschikbaar, kunnen er meer vlekken voorkomen, en kunnen prestaties, inclusief beeldsnelheid en weergavekwaliteit, afnemen.

259

12

Capaciteit geheugenkaart

De volgende tabel toont de opnametijd of het aantal foto’s beschikbaar met verschillende beeldformaten. Alle genoemde aantallen zijn bij benadering; de bestandsgroottes zijn afhankelijk van de opgenomen scène, waardoor er grote verschillen kunnen zijn in het aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Het kan ook voorkomen dat het resterende aantal opnamen en de resterende opnametijd niet gelijkmatig afnemen.

O

4

∶∶

33

i

1080/29.97P, 25P, 24P, 23.98P

h

720/29.97p, 25P, 24P, 23.98P

FINE FINE FINE FINE

254 381 607 524 785 1253

66

127

137

265

26 minuten 54 minuten

51 minuten 105 minuten

* Gebruik een UHS-snelheidsklasse 1 kaart of hoger. Afzonderlijke fi lms kunnen maximaal 30 minuten lang zijn.

O

Hoewel fi lmopname zonder onderbrekingen blijft doorgaan als de bestandsgrootte 4 GB bereikt, wordt daaropvolgend materiaal opgenomen in een afzonderlijk bestand dat afzonderlijk bekeken moet worden.

12

260

Technische gegevens

Systeem

Model

Productnummer

Eff ectieve pixels

Beeldsensor

Opslagmedia

Geheugenkaartsleuven

Bestandssysteem

FUJIFILM GFX 50R

FF180004

Ong. 51,4 miljoen

43,8 mm × 32,9 mm Bayer array met primaire kleurenfi lter

Door Fujifi lm aanbevolen SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten

Twee SD-geheugenkaartsleuven (UHS-II compatibel)

Bestandsindeling

Beeldformaat

Lensbevestiging

Gevoeligheid

Compatibel met Design Rule for Camera File System (DCF2.0),

Exif 2.3 en Digital Print Order Format (DPOF)

Foto’s

: Exif 2.3 JPEG (gecomprimeerd); RAW (originele RAF-indeling, gedecomprimeerd of gecomprimeerd met behulp van een verliesvrij algoritme; speciale software vereist); RAW+JPEG beschikbaar; TIFF (RGB)

Films

: MPEG-4 AVC/H.264-norm met stereogeluid (MOV)

Audio (spraakmemo’s)

: Stereogeluid (WAV)

O

4

O

3

3

(8256 × 6192)

2

(8256 × 5504)

O

16

9

(8256 × 4640)

O

1

1

(6192 × 6192)

O

65

24

(8256 × 3048)

O

5

4

(7744 × 6192)

O

7

6

(7232 × 6192)

Q

4

3

(4000 × 3000)

Q

3

2

(4000 × 2664)

Q

16

9

(4000 × 2248)

Q

1

1

(2992 × 2992)

Q

65

24

(4000 × 1480)

Q

5

4

(3744 × 3000)

Q

7

6

(3504 × 3000)

RAW

(8256 × 6192)

TIFF

(8256 × 6192)

FUJIFILM G-bevestiging

Stille foto’s

: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan

ISO 100 – 12800 in stappen van ⁄ EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 50, 25600 of 51200 of 102400

Films

: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 200 – 6400 in stappen van ⁄ EV; AUTO

Lichtmeting

256-segmenten door-de-lens (TTL) lichtmeting; MULTI, SPOT,

INTEGRAAL, CENTRUMGEORIËNTEERD

Belichtingsregeling

Geprogrammeerd AE (met programmaverschuiving), sluiterprioriteit

Belichtingscompensatie

AE, diafragmaprioriteit AE en handmatige belichting

Foto’s

: –5 EV – +5 EV in stappen van ⁄ EV

Films

: –2 EV – +2 EV in stappen van ⁄ EV

12

261

Systeem

Sluitertijd

Continu

Scherpstelling

Witbalans

Zelfontspanner

Flitsmodus

12

Flitsschoen

Sync-contact

Sync-terminal

262

MECHANISCHE SLUITER, E-FR. GORDIJNSLUITER

Modus P

: 4 s tot ¼  s

Andere modi

: 60 min. tot ¼  s

Tijd

: 60 min. tot ¼  s

Lamp

: Max. 60 min.

ELEKTRONISCHE SLUITER, MECHANISCH + ELEKTR.,

E-FRONT + ELEKTRONISCH

Modus P

: 4 s tot ⁄ s

Andere modi

: 60 min. tot ⁄ s

Tijd

: 60 min. tot ⁄ s

Lamp

: Max. 60 min.

Beschikbare framesnelheid (JPEG)

: 3,0 fps

Geschatte maximum aantal foto’s per serieopname

: 25

O

De framesnelheid is afhankelijk van de opnameomstandigheden en het aantal opgenomen beelden.

Daarnaast kunnen de framesnelheid en het aantal foto’s per serie variëren afhankelijk van het type geheugenkaart.

Modus

: Enkelvoudig of continue AF; handmatig scherpstellen met scherpstelring

Automatische scherpstellingssysteem

: TTL-contrastdetectie

Selectie scherpstelgebied

: ENKEL PUNT, ZONE, GROOTHOEK/

TRACKING

Automatisch, Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3, kleurtemperatuurselectie, direct zonlicht, schaduw, daglicht tl-verlichting, warmwit tl-verlichting, koelwit tl-verlichting, gloeilampverlichting en onder water

Uit, 2 sec., 10 sec.

MODUS

: TTL-MODUS (FLASH AUTO, STANDAARD, TRAGE SYNC.),

HANDMATIG, MULTI, OFF

SYNC-MODUS

: 1E GORDIJN, 2E GORDIJN, AUTO FP (hoge-snelheid synchronisatie)

VERWIJDER R. OGEN

: e FLASH+VERWIJDEREN, L FLASH, d VERWIJDEREN, UIT

Accessoireschoen met TTL-contacten; ondersteunt synchronisatiesnelheden tot ⁄ sec.

X-contact; ondersteunt snelle synchronisatiesnelheden tot ⁄ s

Meegeleverd

Technische gegevens

Systeem

Zoeker

LCD-scherm

Films

(met stereogeluid)

0,5-in., 3690k-stippen OLED-zoeker; zoom 0,77× met 50 mm lens

(gelijk aan 35 mm formaat) op oneindig en de dioptrie ingesteld op −1,0 m −1 ; diagonale beeldhoek van circa 38° (gemiddelde horizontale beeldhoek van circa 30°)

Dioptrie-instelling

: −4 tot +2 m

−1

Oogafstand

: Circa 23 mm

3,2-in/8,1 cm, 2360k-stippen kleuren LCD aanraakscherm met

2-weg kantelen i

1080/29.97P

i

1080/25P

i

1080/24P

i

1080/23.98P

h

720/29.97P

h

720/25P

h

720/24P

h

720/23.98P

In-/uitgangsaansluitingen

Digitale in-/uitgang

USB-aansluiting (Type-C) USB3.1Gen1

HDMI-uitgang

Microfoon/afstandsontspanner-aansluiting

DC IN

HDMI-micro-aansluiting (Type D)

2,5 mm 3-pool mini-aansluiting

Meegeleverd

263

12

Stroomvoeding/overige

Stroomvoeding

NP-T125 oplaadbare batterij (meegeleverd met de camera)

Levensduur van de batterij

AC-15V AC adapter (apart verkrijgbaar)

Batterijtype

: NP-T125

Lens

: GF63mmF2.8 R WR

Flitser

: Uitgeschakeld

Opnamemodus

: Modus

P

AAN

UIT

Circa 400

Circa 340

Circa. 400

Circa 340

Camera-afmetingen

(B × H × D)

Cameragewicht

Gebruiksgewicht

Gebruiksomstandigheden

i Circa 70 minuten Circa 145 minuten

CIPA-standaard. Gemeten met de bij de camera geleverde batterij en SD-geheugenkaart.

Opmerking

: De duurzaamheid van de batterij varieert afhankelijk van de laadtoestand van de accu en de hierboven aangegeven getallen zijn niet gegarandeerd. De duurzaamheid van de batterij neemt af bij lage temperaturen.

160,7 mm × 96,5 mm × 66,4 mm (46,0 mm zonder uitstekende delen, gemeten op het dunste gedeelte)

Circa 690 g, exclusief batterij, accessoires en geheugenkaart

Circa 775 g, inclusief batterij en geheugenkaart

Temperatuur

: −10 °C tot +40 °C (+5 °C tot +40 °C wanneer de accu wordt opgeladen)

Vochtigheid

: 10% tot 80% (geen condensvorming)

12

264

Technische gegevens

Draadloze zender

Draadloze LAN

Normen

Werkingsfrequentie

(middenfrequentie)

Maximaal radiofrequentievermogen (EIRP)

Toegangsprotocollen

Bluetooth®

Normen

Werkingsfrequentie

(middenfrequentie)

Maximaal radiofrequentievermogen (EIRP)

IEEE 802.11b/g/n (standaard draadloos protocol)

2412 MHz–2462 MHz (11 kanalen)

3.53 dBm

Infrastructuur

Bluetooth versie 4.0 (Bluetooth lage energie)

2402 MHz–2480 MHz

−3.75 dBm

NP-T125 oplaadbare batterij

Nominale spanning

Nominale capaciteit

Gebruikstemperatuur

Afmetingen

(B × H × D)

Gewicht

10,8 V

1250 mAh

−10 °C tot +40 °C

36,0 mm × 54,4 mm × 26,0 mm

Circa 81 g

BC-T125-batterijlader

Nominale invoer

Ingangscapaciteit

Nominale uitvoer

Ondersteunde batterijen

Laadtijd

Gebruikstemperatuur

Afmetingen

(B × H × D)

Gewicht

100 V – 240 V AC, 50/60 Hz

23 – 31 VA

12,6 V DC, 800 mA

NP-T125 oplaadbare batterijen

Circa 140 minuten (+25 °C)

+5 °C tot +40 °C

71,4 mm × 97,0 mm × 34,2 mm, exclusief uitstekende delen

Circa 120 g

N

Gewicht en afmetingen kunnen per land of regio variëren.

O

De specifi caties en prestaties zijn onderhevig aan verandering zonder kennisgeving. Fujifi lm is niet aansprakelijk voor fouten die deze gebruiksaanwijzing kunnen bevatten. Het uiterlijk van het product kan verschillen van de beschrijving in deze handleiding.

12

265

MEMO

266

MEMO

267

7-3, AKASAKA 9-CHOME, MINATO-KU, TOKYO 107-0052, JAPAN http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents