advertisement
GEBRUIKERSHANDLEIDING
PAPIERSPECIFICATIES
Papierinvoer Papierbakken:
• Standaard bovenste bak (Bak 1).
• Optionele tweede bak (Bak 2).
• Papierafmetingen:
BAK 1 : Letter, Legal en A4
BAK 2 : Letter, Legal en A4 (OPTIE).
• Max. hoogte van papier in de bak = 55 mm.
• Max. capaciteit van papierbak = ong. 500 vellen van 80 g/m 2 .
Met duplex-unit geplaatst = ong. 250 vellen van 80 g/m 2 A4/Letter (Bak 1).
Universele bak:
Capaciteit van universele bak = ong. 150 vellen van
80 g/m 2 .
Papieruitvoer Face-down papieruitvoer: ong. 500 vellen.
Face-up papieruitvoer
Standaard bovenste bak (Bak 1) :
• Normaal papier: Letter, Legal of A4
[60 tot 105 g/m 2 ].
Universele bak (MF bak):
• Normaal papier 95 x 148 mm tot 216 x 356 mm
[60 to 199 g/m 2 ].
• Transparanten (OHP-vellen).
• Gekleurd papier.
• Etiketten.
• Enveloppen: COM10, Monarch, C5, DL en ISO B5
Optionele tweede bak (Bak 2) :
Normaal papier: A4, Letter en Legal
[60 to 90 g/m 2 ]
Appendix–4
APPENDICES
Het is raadzaam om, zeker bij het afdrukken van enveloppen, eerst een proefafdruk te maken.
Gebruik de hieronder aangegeven enveloppen bij voorkeur niet:
• Enveloppen met dikke of scheve hoeken.
• Enveloppen die beschadigd, gekruld, of gekreukeld zijn.
• Enveloppen met een heel glad of glimmend oppervlak.
• Enveloppen met een klemsluiting.
• Dikke enveloppen.
• Enveloppen die niet scherp zijn gevouwen.
• Dubbele enveloppen.
• Met een laser voorgedrukte enveloppen.
• Enveloppen met een voorgedrukte binnenkant.
• Enveloppen die u niet goed kunt stapelen.
✒ Opmerkingen
Het gebied binnen 15 mm. vanaf de zij-, onder- en bovenkanten van de envelop kan niet worden bedrukt.
Voer etiketten zodanig in dat het papier waarop de etiketten zijn geplakt, naar onderen is gekeerd. Zo niet, dan kan de printer worden beschadigd.
Voor een optimale afdruk is het raadzaam om een goede kwaliteit transparanten te gebruiken. Raadpleeg uw dealer voor het juiste type transparanten, geschikt voor gebruik in een laser printer.
■ PAPIERSPECIFIKATIES
Deze printer is zodanig ontworpen dat hij met de meeste soorten xerografisch papier en normaal papier van goede kwaliteit kan werken.
Bij sommige papiersoorten kan de afdrukkwaliteit echter wat minder zijn, of kan de printer minder betrouwbaar werken. Om u te verzekeren van een optimale afdruk is het raadzaam om altijd eerst een testafdruk te maken op het papier dat u wilt gebruiken. Hieronder staan een aantal punten die u helpen de juiste papiersoort te kiezen:
1. Vertel uw leverancier dat het papier of de enveloppen in een laser printer gebruikt zullen worden.
2. De inkt op voorgedrukt papier moet bestendig zijn tegen de temperatuur van het fixeerproces in de printer (200° C).
3. Het gebruik van papier waarin katoen is verwerkt, papier met een ruw oppervlak zoals geribbeld of gevergeerd papier, of papier dat gerimpeld of verkreukt is, komt de werking van de printer niet ten goede, en de afdrukkwaliteit laat bij dergelijk papier te wensen over.
Appendix–5
GEBRUIKERSHANDLEIDING
✒ Opmerking
De fabrikant geeft geen aanbevelingen m.b.t. te gebruiken papiersoorten en waarborgt het gebruik van enig papier evenmin. De gebruiker van de printer is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het papier dat in de printer gebruikt wordt.
Papiersoorten die niet gebruikt moeten worden
Sommige soorten papier zijn minder geschikt voor deze printer, of kunnen de printer beschadigen.
Onderstaande papiersoorten moeten niet worden gebruikt:
1. Ruw of grof papier.
2. Glad of glanzend papier.
3. Gecoat papier of papier dat met chemicaliën is afgewerkt.
4. Beschadigd, gekreukt of voorgevouwen papier.
5. Papier dat zwaarder is dan het in de handleiding maximaal aanbevolen gewicht.
6. Papier met lipjes of nietjes.
7. Briefhoofden waar gebruik is gemaakt van lage-temperatuur verf of thermografie.
8. Meerdelig papier of papier zonder koolstof.
SCHADE OF ANDERE DEFEKTEN ALS GEVOLG VAN HET
GEBRUIK VAN BOVENSTAAND PAPIER WORDEN NIET DOOR
GARANTIE OF ONDERHOUDSOVEREENKOMSTEN GEDEKT.
■ SPECIFIKATIES VOOR ENVELOPPEN
Uw printer kan met de meeste enveloppen werken. De manier waarop sommige enveloppen zijn gevouwen kan bij de doorvoer of bij het afdrukken echter problemen opleveren. Geschikte enveloppen zijn recht en scherp gevouwen en hebben niet meer dan twee lagen papier. De enveloppe moet plat en vlak liggen, mag niet slordig zijn gevouwen en het papier moet van goede kwaliteit zijn. Het is raadzaam om alleen enveloppen van hoge kwaliteit te kopen; vertel uw leverancier dat de enveloppen in een laser printer gebruikt zullen worden. Om u te verzekeren van een acceptabele afdruk moet u eerst een testafdruk maken.
Onderstaande soorten enveloppen moeten niet worden gebruikt:
1. Enveloppen met papier dat zwaarder is dan het in de handleiding aangegeven gewicht.
2. Enveloppen van inferieure kwaliteit, met onregelmatige randen.
3. Enveloppen die slordig zijn gevouwen of met onscherpe vouwen.
4. Enveloppen met een doorzichtig venster, met gaten, uitsnijdingen of perforaties.
Appendix–6
APPENDICES
5. Enveloppen met klemsluiting, druksluiting of touwtjes.
6. Enveloppen van glad of glanzend papier.
7. Enveloppen met een ruw of grof oppervlak, of gegraufeerde enveloppen.
8. Enveloppen die niet plat en vlak liggen, enveloppen met omgekrulde hoeken, gekreukelde enveloppen, of onregelmatige enveloppen.
9. Enveloppen met een open flap met lijm erop.
HET GEBRUIK VAN BOVENSTAANDE ENVELOPPEN KAN UW
PRINTER BESCHADIGEN. DERGELIJKE SCHADE WORDT
NIET DOOR GARANTIE OF
ONDERHOUDSOVEREENKOMSTEN GEDEKT.
✒ Opmerking
De fabrikant geeft geen aanbevelingen m.b.t. te gebruiken enveloppen en waarborgt het gebruik van enige enveloppen evenmin aangezien de kwaliteit van enveloppen van merk tot merk verschilt. De gebruiker van de printer is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de enveloppen die in de printer gebruikt worden.
■ ETIKETTEN enTRANSPARPARANTEN
De printer kan afdrukken op etiketten en transparanten die zijn ontworpen voor gebruik in een laser printer. De lijm van etiketten moet gebaseerd zijn op acryl, daar dergelijke lijm bij de hoge temperaturen in de fixeerinrichting stabieler is. De lijm mag niet in aanraking komen met delen van de printer aangezien de etiketten anders aan de drum of de rollen blijven plakken, wat papierdoorvoerstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaakt. Er mag geen lijm zichtbaar zijn tussen de etiketten. Etiketten moeten zodanig worden geplaatst dat zij de gehele pagina beslaan en op het vel mogen alleen in de lengte open plaatsen zichtbaar zijn. Gebruikt u vellen met open plaatsen tussen de etiketten, dan kunnen deze losraken en ernstige doorvoerstoringen of printproblemen veroorzaken.
Alle etiketten en transparanten die in de printer gebruikt worden, moeten gedurende 0,1 seconde bestendig zijn tegen een temperatuur van 200 ° C.
Etiketten en transparanten mogen niet zwaarder zijn dan de in de gebruikershandleiding aangegeven gewichten. Zwaardere etiketten of transparanten worden mogelijk niet goed doorgevoerd of niet goed bedrukt en kunnen uw printer beschadigen.
De gebruiker van de printer is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de etiketten en transparanten die in de printer gebruikt worden.
SCHADE OF ANDERE DEFEKTEN ALS GEVOLG VAN HET
GEBRUIK VAN ONGESCHIKTE ETIKETTEN OF
TRANSPARANTEN WORDEN NIET DOOR GARANTIE OF
ONDERHOUDSOVEREENKOMSTEN GEDEKT.
Appendix–7
advertisement
Related manuals
advertisement
Table of contents
- 18 OVER DEZE HANDLEIDING
- 20 INSTALLATIE VANAF CD-ROM
- 21 De printer driver en TrueType-lettertypen installeren
- 21 Voor Windows 95/98/NT4.0
- 22 Voor Windows 3.1/3.11
- 23 Adobe Acrobat Reader installeren
- 24 De on-line handleidingen bekijken
- 25 Adobe Acrobat Reader gebruiken
- 26 INSTALLATIE VANAF DISKETTES
- 26 Voor Windows 95/98
- 26 Voor Windows 3.1
- 28 UW CONNECTING YOUR PRINTER MET DE USB-INTERFACE OP UW COMPUTER AANSLUITEN
- 28 De USB-driver op uw PC installeren
- 30 De printer driver op uw PC installeren
- 30 De printerpoort op USB instellen
- 31 Problemen oplossen
- 32 OVER DEZE PRINTER
- 32 Kenmerken
- 32 Snelle en stille laserprinter
- 32 Resolutie van 1200 dpi
- 32 High Resolution Control
- 32 Onderhoudsvrije tonercassette
- 32 Advanced Photoscale Technology
- 33 Handinvoer
- 33 Vier interfaces
- 33 Automatische interfaceselectie
- 33 Vijf emulaties
- 34 Automatische emulatieselectie
- 34 Gegevenscompressie
- 34 Geheugenuitbreiding
- 34 75 schaalbare en 12 bitmapped lettertypen
- 36 Snel afdrukken met Microsoft Windows
- 36 Barcodes afdrukken
- 36 CCITT G3/G4
- 36 Paneelslot
- 36 Stroomspaarstand
- 36 Tonerspaarstand
- 37 Functie voor opnieuw afdrukken
- 37 Fontkaart, Flash-geheugenkaart en HDD-kaart
- 37 Gebruikersinstellingen opslaan
- 38 Toebehoren
- 38 Tweede papierbak
- 38 Duplex-unit
- 38 MIO-kaart
- 38 Fontkaarten
- 38 Flash-geheugenkaart en HDD-kaarten
- 38 Extra RAM
- 39 VOORDAT U BEGINT
- 39 Onderdelen
- 39 Verpakking van de printer
- 40 Tonercassette
- 41 Algemeen overzicht
- 42 Juiste opstelling van de printer
- 42 Stroomvoorziening
- 42 Omgeving
- 43 DE PRINTER INSTALLEREN
- 43 De printer openen en sluiten
- 44 De transportbescherming verwijderen
- 45 De tonercassette installeren
- 49 Papier in de papierbak plaatsen
- 53 De printer op uw computer aansluiten
- 55 De printer aan- en uitzetten
- 55 Het netsnoer aansluiten
- 56 De stroomschakelaar
- 57 Testafdruk en afdruk van beschikbare lettertypen
- 60 Het testpatroon en de demonstratiepagina controleren
- 61 SOFTWARE-COMPATIBILITEIT
- 63 AUTOMATISCHE EMULATIESELECTIE
- 65 AUTOMATISCHE INTERFACESELECTIE
- 67 HET BEDIENINGSPANEEL
- 67 De taal op het LCD-scherm selecteren
- 67 De onderhoudsmelding uitschakelen
- 68 De toetsen op het bedieningspaneel
- 69 Printerinstellingen
- 69 Gebruikersinstellingen
- 69 Fabrieksinstellingen
- 70 OMGAAN MET PAPIER
- 70 Afdrukmedia
- 70 Papierafmetingen
- 72 Enveloppen gebruiken
- 74 Papierinvoer vanuit een van de bakken
- 75 Handinvoer
- 76 Face-down papieruitvoer
- 76 ÿþFace-up papieruitvoer
- 77 LCD-SCHERM EN LAMPJES
- 78 LCD-scherm
- 78 Printerstatusmeldingen
- 81 Lampjes
- 81 READY
- 81 DATA
- 81 ON LINE
- 81 ALARM
- 82 TOETSEN IN DE NORMALE STAND
- 83 SEL-toets
- 84 SET-toets
- 84 OP of NEER
- 85 MODE-toets
- 86 Instellingen van de MODE-toets in de stand voor HP, EPSON en IBM
- 89 Instellingen van MODE-toets in BR-Script 2-stand
- 91 Instellingen van MODE-toets in HP-GL-stand
- 93 Basishandelingen
- 94 Praktijkvoorbeeld: de parallelle interface selecteren
- 95 INTERFACE
- 98 LAYOUT
- 98 AFDRUKSTAND
- 100 AUTOMATISCH
- 101 PAGINALAYOUT
- 104 GRAFISCHE STAND
- 107 RESOLUTIE
- 112 PAG. BESCHERMING
- 113 GEHEUGENKAART
- 122 GEAVANCEERD
- 122 NETWERK
- 124 PRINT FOUTLIJST
- 125 HERVATTEN
- 125 SCHAALBAAR FONT
- 126 PRINTDICHTHEID
- 126 INPUT BUFFER
- 127 INSTELL. OPSLAAN
- 128 PAGINATELLER
- 128 EINDIGEN
- 129 FONT-toets
- 129 De font en symbolenset instellen in de HP LaserJet-stand
- 134 De font en tekenset instellen in de EPSON of de IBM-stand
- 139 Lijst van lettertypen
- 140 Lijst van symbolen/tekensets
- 141 FORM FEED-toets (toets voor opnieuw afdrukken)
- 141 Form Feed
- 141 Opnieuw afdrukken
- 143 CONTINUE-toets
- 144 TOETSEN IN DE SHIFT-STAND
- 144 SHIFT-toets
- 145 EMULATION-toets
- 147 Over de emulaties
- 149 ECONOMY-toets
- 149 TONERSPAARSTAND
- 149 STROOMSPAARSTAND
- 150 FEEDER-toets
- 150 INVOER
- 152 MF EERST
- 153 HANDINVOER
- 154 MF-INSTELLING
- 155 PAPIERSOORT
- 156 DUPLEX-STAND
- 157 COPY-toets
- 158 RESET-toets
- 160 Lijst van fabrieksinstellingen
- 165 TEST-toets
- 168 HEX DUMP STAND
- 170 DE TWEEDE PAPIERBAK (LT-2000)
- 170 Papier invoeren vanuit de tweede papierbak
- 172 FONTKAART, FLASH-GEHEUGENKAART/HDD-KAART
- 172 De fontkaart, Flash-geheugenkaart en HDD-kaart installeren
- 174 De optionele lettertypen selecteren
- 176 MIO-KAART
- 177 EXTRA RAM
- 182 DUPLEX-UNIT (DX-2000)
- 184 ONDERHOUD
- 184 Tonercassette
- 184 De melding "Toner op"
- 185 De tonercassette vervangen
- 188 Reinigen
- 188 De buitenkant van de printer reinigen
- 189 Het inwendige van de printer reinigen
- 191 ONDERHOUDSMELDINGEN
- 192 PROBLEMEN OPLOSSEN
- 192 Waarschuwingsmeldingen
- 194 Foutmeldingen
- 196 Servicemeldingen
- 197 Mogelijke problemen
- 197 Papierdoorvoerstoringen
- 203 Slechte afdrukkwaliteit
- 210 PRINTERSPECIFICATIES
- 210 Afdrukken
- 211 Functies
- 212 Elektrische en mechanische specificaties
- 213 PAPIERSPECIFICATIES
- 217 INTERFACE-SPECIFICATIES
- 217 Bi-directionele parallelle interface
- 217 Interface-aansluiting
- 217 Aansluitingen
- 218 Signaalbeschrijving
- 219 Parallel kabelaansluiting voor IBM-PC/AT of compatibele computers en IBM-PS/2 computers
- 220 RS-232C Seriële interface
- 220 Standaard specifikaties
- 220 Interface-aansluitingen
- 220 Aansluitingen
- 221 Signaalbeschrijving
- 222 Seriële kabelaansluitingen voor gebruik met IBM-PC/AT of compatibele computers en IBM-PS/2 computers
- 224 TEKENSETS
- 224 OCR tekensets
- 225 HP LaserJet mode
- 233 EPSON mode
- 236 IBM mode
- 238 HP-GL mode
- 243 Tekensets die worden ondersteund door de Intellifont compatibele fonts van de printer
- 245 Tekensets die worden ondersteund door de TrueType en Type 1 Fonts compatibele en Original lettersoorten
- 247 REFERENTIELIJST VOOR COMMANDO'S
- 247 HP LaserJet Mode
- 247 PCL Command Sets
- 260 CCITT G3/G4 and TIFF
- 263 De modus voor een horizontaal 1200 dpi beeldformaat
- 266 HP-GL/2 Command Sets
- 268 Printer Job Language Commands Syntax
- 269 EPSON FX-850 Mode
- 272 IBM Proprinter XL Mode
- 275 HP-GL Mode
- 277 Bar Code Control