advertisement
▼
Scroll to page 2
of 38
VOLVO C30 ELECTRIC Aanvulling instructieboekje Web Edition VOLVO C30 ELECTRIC Dit boekje is een aanvulling op het reguliere instructieboekje en behandelt de verschillen tussen de in het instructieboekje beschreven variant van de Volvo C30 en een C30 ELECTRIC met elektrisch aandrijfsysteem. • Lees deze aanvulling in combinatie met het instructieboekje. Bij bezoeken aan de werkplaats moet dit boekje op de passagiersstoel worden gelegd, zodat de monteur het kan gebruiken. • Controleer na een bezoek aan de werkplaats of dit boekje nog in de auto aanwezig is. Wijzigingen in het boekje De specificaties, constructiegegevens en afbeeldingen in deze aanvulling zijn niet bindend. Volvo Car Corporation AB behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving vooraf wijzigingen door te voeren. © Volvo Car Corporation AB Belangrijk om te weten............................................................................. 4 Telematic - informatie over het aandrijfsysteem....................................... 6 Combi-instrument..................................................................................... 8 Rijden met de auto.................................................................................. 10 Accu’s..................................................................................................... 16 Klimaat.................................................................................................... 20 Onderhoud en service............................................................................. 25 Displaymeldingen en menu’s.................................................................. 32 2 C30 ELECTRIC 01 C30 ELECTRIC Belangrijk om te weten Algemene informatie over de Volvo C30 ELECTRIC Een Volvo C30 ELECTRIC heeft een elektrisch aandrijfsysteem, maar het rijden met de auto en het gebruik ervan zijn ongeveer vergelijkbaar met een auto met een conventionele verbrandingsmotor en automatische versnellingsbak. Er zijn echter bepaalde verschillen die niet helemaal vanzelfsprekend zijn. Deze worden op de volgende pagina’s behandeld. Veiligheid met betrekking tot accu’s De brandstoftank in een conventionele auto is in dit voertuig vervangen door accu’s, die op verschillende plekken in de auto zitten. Bepaalde facetten van de accu’s zijn van belang met betrekking tot de persoonlijke veiligheid. Meer hierover leest u op pagina 16. Hoogspanning en elektrische gevaren Onder de motorkap en op andere plekken in de auto zitten componenten die werken met elektrische hoogspanning. Onachtzaamheid kan gevaar opleveren voor de persoonlijke veiligheid. Meer hierover leest u op de pagina’s 16 en 28. 4 WAARSCHUWING BELANGRIJK Vergeet niet dat meerdere 12 V-zekeringen en relais andere functies en waarden hebben dan hun tegenhangers in een conventionele C30 met brandstofaandrijving. • • Dit boekje N.B. Laat dit boekje altijd in de auto zitten. Anders ontbreekt bij eventuele problemen o.a. noodzakelijke informatie over hoe en waar u professionele hulp kunt krijgen. Zie hoofdstuk "Service en reparatie". Service en reparatie Bij technische vragen en/of als u hulp nodig hebt, neem dan contact op met de Volvo-dealer die de auto aan u heeft afgegeven/geleverd. Alleen werkplaatsen met de vereiste speciale apparatuur en speciaal opgeleid personeel mogen werken met een Volvo C30 ELECTRIC. Deze auto niet zélf repareren. Service, storingzoeken, aanpassingen en/of reparaties aan een Volvo C30 ELECTRIC mogen uitsluitend worden uitgevoerd door specifiek aangewezen Volvo-werkplaatsen. BELANGRIJK Deze Volvo C30 ELECTRIC mag alleen worden gecontroleerd en/of gerepareerd bij de Volvo-werkplaatsen die worden aangegeven bij het afhalen/afgeven van de auto. Bewaar deze contactnamen, adressen en telefoonnummers goed. Als u hulp of advies nodig hebt: • Bel het telefoonnummer dat u hebt gekregen bij het afhalen/afgeven van de auto. 01 C30 ELECTRIC Belangrijk om te weten Recycling Milieuzorg vormt een van de kernwaarden van Volvo Car Corporation en geeft richting aan al onze activiteiten. Wij zijn van mening dat ook onze klanten onze zorg voor het milieu delen. In het kader van de milieu-inspanningen van Volvo is het belangrijk dat de auto op een milieutechnisch verantwoorde manier wordt gerecycled. Dit geldt met name voor de accu’s. De laatste eigenaar van de auto wordt daarom verzocht om contact op te nemen met een Volvo-dealer voor een verwijzing naar een gecertificeerd/goedgekeurd recyclingstation. 5 01 C30 ELECTRIC Telematic - informatie over het aandrijfsysteem Informatie via internet/mobiele telefoon Parameters Een Volvo C30 ELECTRIC slaat informatie op over o.a. laadtijd, verbruik, belasting e.d. • • • • Alarmstatus. Vergrendelingsstatus. Temperatuur in interieur. Temperatuur buiten de auto. De getoonde waarden zijn altijd realtime3. Statistische gegevens N.B. De afbeelding is schematisch2. De volgende parameters zijn beschikbaar voor de gebruiker: Antenne voor Telematic. Telematic-informatie en bepaalde statistische gegevens over het rijden kunnen worden bestudeerd via internet of een mobiele telefoon1. • • • • • Gps-positie van de auto. Laadstatus van de accu’s in %. Huidige actieradius van de accu’s. Laadkabel aangesloten. Resterende tijd tot volledig opgeladen accu’s. N.B. De afbeelding is schematisch2. Ook bepaalde statistische ritgegevens worden opgehaald: • Geprogrammeerde laadstroom (6, 8, 10 of 16 A) - zie pagina 18. 1 2 3 6 Geldt voor bepaalde mobiele telefoons. Telematic werkt niet in combinatie met alle modellen. Een Volvo-dealer kan u informeren over de mobiele telefoons die gebruikt kunnen worden. Omdat technologie, functies en software steeds verder worden doorontwikkeld, kan het uiterlijk van deze website zonder kennisgeving vooraf worden gewijzigd. Voor realtime-weergave moet de mobiele telefoon zich in het dekkingsgebied van het mobiele telefoonnet bevinden. 01 C30 ELECTRIC Telematic - informatie over het aandrijfsysteem • Afstand in km voor iedere rit. • Energieverbruik in kWh/100 km voor iedere rit. • Gemiddeld energieverbruik in kWh/100 km voor iedere rit. • Accugebruik in % voor iedere rit. • Kaarttraject voor iedere rit met start- en eindpunt. • Totalen voor rijafstand en energieverbruik per week. • Gemiddelde rijafstand en energieverbruik per week. De aangegeven statistische gegevens zijn niet actueel, maar worden met enige vertraging aangegeven, zie ‘Beperkingen’. Een iPhone-app kan dezelfde informatie weergeven als op internet. Beperkingen Om energie te besparen zijn de regeleenheden van de auto niet permanent actief. Hierdoor worden de mogelijkheden om realtime-systeemgegevens te verzenden en te loggen beperkt. • Als de auto wordt gebruikt. • Als de accu’s worden opgeladen. Als de accu’s volledig zijn opgeladen, wordt de rechtstreekse verzending van systeemgegevens uitgeschakeld. Vervolgens verstuurt het Telematic-regelsysteem slechts om de 4 uur bijgewerkte gegevens. Access Internet/mobiele telefoon Internetadres, codes en gebruiksinstructies voor de internetverbinding van Telematic worden bij levering/afgifte van de auto aan de gebruiker verstrekt. Aangezien papieren instructies voor het gebruik van Telematic op internet al snel verouderd en achterhaald raken, zijn ze niet in dit boekje opgenomen. In plaats daarvan is er altijd een bijgewerkte en actuele versie van de gebruiksinstructies te vinden op de website van Telematic. Bestudeer deze zorgvuldig als u voor het eerst verbinding maakt met internet. De Telematic-informatie wordt in de volgende gevallen echter altijd realtime3 weergegeven: 3 Voor realtime-weergave moet de mobiele telefoon zich in het dekkingsgebied van het mobiele telefoonnet bevinden. 7 01 C30 ELECTRIC Combi-instrument De volgende instrumenten wijken af van die in een auto op brandstof: - Snelheidsmeter Geeft de snelheid van de auto aan. • De linkerschaal (0–30) geeft het terugladen WAARSCHUWING • De rechterschaal (0–40) geeft het vermo- De maximaal toegestane snelheid met deze auto bedraagt 130 km/u. Als deze snelheid wordt overschreden, bijvoorbeeld bij steil bergaf rijden, moet de bestuurder de snelheid met de voetrem verlagen. 8 - Vermogensmeter Toont het vermogen van de elektromotor of het terugladen naar de accu’s. naar de accu’s aan. gen van de elektromotor aan. - Energieverbruik Geeft aan hoeveel stroom van de accu’s wordt afgenomen voor andere verbruikers dan de aandrijfmotor. Hoe minder functies er worden gebruikt, hoe lager het verbruik en hoe efficiënter er met energie wordt omgegaan. Het is minder gunstig als de naald ver naar links staat, omdat de actieradius met de accu’s dan korter wordt. Grote stroomverbruikers in dit kader zijn bijvoorbeeld elektrisch verwarmde stoelen/buitenspiegels, elektrisch verwarmde achterruit en de klimaatregeling bij sterk koelen/verwarmen. 01 C30 ELECTRIC Combi-instrument READYHet -lampje gaat branden nadat de transpondersleutel helemaal rechtsom is gedraaid en is losgelaten (zoals bij een normale motorstart). Het lampje dooft als de auto gaat rijden. - Accucapaciteit Geeft de resterende hoeveelheid energie in de accu’s aan. Dit komt overeen met de ‘brandstofmeter’ in een conventionele auto. Symbolen De volgende symbolen wijken af van die in een auto op brandstof: - Laadkabel Geeft aan dat de laadkabel is aangesloten op de stroomaansluiting. Als de laadkabel is aangesloten, kan er niet met de auto worden gereden! - Rijklaar Wanneer het lampje READY groen oplicht betekent dit dat alle systemen gereed zijn. De auto is klaar voor gebruik. Behalve het brandende groene lampje geeft ook een geluidssignaal (belletje) aan dat de auto rijklaar is. N.B. N.B. Om ongewenste stops te voorkomen nadat dit symbool is gaan branden: • Sluit de auto zo snel mogelijk aan op een geaard stopcontact van 230 VAC om de accu's op te laden. - Beperkt motorvermogen Het READY-lampje gaat niet branden als de oplaadkabel op de auto is aangesloten. - Waarschuwing voor lage accucapaciteit Gaat branden als de accu’s nog voor ca. 10 km energie hebben. Vergeet niet dat bij kou, hoge buitentemperatuur, steile beklimmingen, zware belading, krachtig optrekken en krachtig afremmen de actieradius met de accu’s wordt beperkt. Gaat branden als de accu’s leeg beginnen te raken of als ze niet het door de motor gewenste vermogen kunnen leveren. Kan ook gaan branden op steile beklimmingen of bij zeer warm weer (meer dan 30 °C). De bestuurder hoeft dan niet op een bepaalde manier te handelen. De elektronica van de auto beschermt de motor door deze tijdelijk iets ‘zwakker’ te maken. WAARSCHUWING Rijd defensief als dit symbool brandt. Snelle acceleraties of inhaalmanoeuvres kunnen bijvoorbeeld mogelijk tijdelijk niet op een veilige manier worden uitgevoerd. 9 01 C30 ELECTRIC Rijden met de auto Algemene informatie over elektrisch rijden 1. Een auto met een elektrisch aandrijfsysteem wijkt op één essentieel punt af van een auto op brandstof: ook als de motor ‘loopt’, is hij helemaal stil. Verder is alles wel herkenbaar voor de bestuurder. 2. Het aandrijfsysteem wordt gecontroleerd en aangestuurd door een computer die de bestuurder vaak helpt via tekstmeldingen op het display van het instrumentenpaneel. Voorbeelden van dergelijke meldingen vindt u op pagina 32. Bedien het rempedaal. Zet de transpondersleutel in het contactslot, draai rechtsom naar sleutelstand III en laat los (net als normaal bij het starten van de motor). 1. Stop de auto met het rempedaal en haal hem uit de ‘versnelling’ door de keuzehendel licht naar voren te drukken. Het lampje voor de schakelstand gaat van DH naar N. 2. Trek licht aan de handremknop en draai de transpondersleutel helemaal linksom naar 0. De auto staat nu geparkeerd met de handrem aangehaald, de parkeervergrendeling geactiveerd en de ‘motor afgezet’. 3. Als het controlelampje READY groen brandt is de ‘motor gestart’, zie [4] op pagina 9. 4. Controleer of u voldoende accucapaciteit hebt voor de geplande rit, zie [6] op pagina 9. 5. Selecteer schakelstand DH of R. Cruisecontrol - remlichten ‘Motor starten’ en rijden 6. Los de handrem. • Doe de veiligheidsgordel om en controleer 7. Laat het rempedaal los en regel de snelheid met het ‘gaspedaal’. Wanneer de cruisecontrol de snelheid regelt via de ‘motorrem’, gaan de remlichten automatisch branden. WAARSCHUWING Vergeet niet dat een elektrische auto geen geluid maakt en daarom niet altijd wordt opgemerkt door kinderen, voetgangers, fietsers en dieren. of bestuurdersstoel, stuur en spiegels goed zijn ingesteld. 10 Stoppen en parkeren 01 C30 ELECTRIC Rijden met de auto Spaarstand Situatie Wekken Om accucapaciteit neemt het elektrische systeem de spaarstand in na ca. 10 minuten inactiviteit, bijvoorbeeld bij het opladen van de accu’s en na het vergrendelen van de auto. De auto is vergrendeld Ontgrendel de auto. De laadkabel is aangesloten op 230 VAC. Trek de laadkabel los uit de stroomaansluiting van de auto. De transpondersleutel zit in het contactslot. Draai de sleutel naar stand I of II. Ook met de transpondersleutel in stand 0 neemt het elektrische systeem na ca. 10 minuten inactiviteit de spaarstand in. N.B. Wanneer het elektrische systeem overschakelt op de spaarstand zijn bepaalde geluiden waarneembaar; dit zijn grote relaiscontacten die van stand veranderen en dit is volkomen normaal. De auto kan op de volgende manieren worden gewekt: Het duurt vervolgens ca. 7 seconden voordat de auto rijklaar is na ‘gewekt’ te zijn uit de spaarstand. Versnellingsbak De keuzehendel en de standen ervan. Naar een andere versnelling schakelen: • Druk de terugverende keuzehendel naar voren of naar achteren en laat hem vervolgens los. De keuzehendel heeft de volgende standen: • R: Achteruit. • N: Neutraal (vrijloop). • D/H: Vooruitrijden - Drive/Highway. Een brandend lampje bij de verschillende schakelstanden van het hendelpaneel geeft aan welke versnelling er actief is. 11 01 C30 ELECTRIC Rijden met de auto BELANGRIJK De auto moet bij schakelen van N naar R of van N naar D/H stilstaan met de voetrem ingetrapt. Schakelen D/H Als de hendel de eerste keer achteruit wordt getrokken, wordt vooruitrijden geactiveerd in stand D. Bij de tweede keer trekken wordt stand H geactiveerd, bij de derde keer trekken weer stand D, enz. • Parkeervergrendeling Aan: Draai de trans- Handrem pondersleutel naar stand I1 of 0. • Parkeervergrendeling Uit: Draai de transpondersleutel naar stand II1 en bedien het rempedaal. WAARSCHUWING Maak er een gewoonte van om bij het parkeren altijd de auto op de handrem te zetten. De automatische parkeerpal in de versnellingsbak is niet voldoende om de auto in alle situaties stil te houden. • D - Drive: Voor stadsritten. Bij ‘afremmen op de motor’ worden de accu’s opgeladen. • H - Highway: Voor snelwegritten. Beperkt laden bij ‘afremmen op de motor’. Bij schakelen tussen stand D en H wisselt de schakelstandindicatie op het instrumentenpaneel tussen D en H. Parkeervergrendeling lossen in geval van nood Bij stroomuitval kan de parkeervergrendeling van de versnellingsbak handmatig worden gelost - zie pagina 25. Parkeervergrendeling Om te voorkomen dat de auto per ongeluk wegrolt, is er een functie die vergelijkbaar is met stand P van de automatische versnellingsbak in een conventionele auto. De parkeervergrendeling wordt automatisch bediend met de transpondersleutel, en wel als volgt: 1 12 Sleutelstanden - zie regulier instructieboekje of de tabellen eerder in dit hoofdstuk. Bedieningsknop handrem. Werking De elektrische handrem werkt op de achterwielen. Als deze actief is, kan er een zacht geluid waarneembaar zijn. Het geluid treedt ook op bij automatische functiecontroles van de handrem. Noodrem In noodgevallen kan de handrem ook bij een rijdende auto worden ‘aangehaald’. Er wordt dan wel met beperkte kracht geremd tot de auto stilstaat. Pas daarna wordt de handrem maximaal geactiveerd. 01 C30 ELECTRIC Rijden met de auto Als de remknop wordt losgelaten, wordt de noodremprocedure afgebroken. Als de auto wordt geparkeerd op een aflopende helling: Handrem activeren • Draai de wielen naar de trottoirrand toe. Handrem lossen Lage accuspanning Als de accuspanning te laag is, kan de handrem niet worden gelost en niet worden geactiveerd. Om de handrem te kunnen bedienen moet een externe accu worden aangesloten. Zie hiervoor het reguliere instructieboekje, hoofdstuk ‘Starten en rijden > Starthulp > Starten met andere accu’. Rem lossen in geval van nood Als de handrem niet kan worden gelost (bijvoorbeeld als de auto geen stroom meer heeft en er geen externe accu beschikbaar is), kan deze handmatig/mechanisch worden gelost zie pagina 25. Elektrisch tanken Rijden in een auto met accuaandrijving vereist een andere manier van denken: Activeren: Trek aan de knop. 1. Trek de knop één keer licht omhoog en laat deze los. > De rem is actief als het symbool op het combi-instrument brandt. 2. Zorg ervoor dat de auto stilstaat. Parkeren op helling Als de auto wordt geparkeerd op een oplopende helling: • Draai de wielen van de trottoirrand af. Lossen: Druk op de knop. 1. Trap het rempedaal stevig in. 2. Druk de knop één keer licht omlaag en laat deze los. > Het symbool op het combiinstrument dooft. De handrem is gelost. N.B. De voetrem moet worden ingetrapt voordat de handrem eraf kan worden gehaald. • Weten waar de accu’s opgeladen kunnen worden, wordt een belangrijk onderdeel van het dagelijkse leven. • Zorg ervoor dat de accu’s volledig opgeladen zijn voordat u langere ritten maakt. • Kies bij voorkeur een parkeerplaats met een 230 VAC geaard stopcontact, zodat de auto steeds ‘volgetankt’ kan blijven. Rijtechniek Let op de volgende zaken: 13 01 C30 ELECTRIC Rijden met de auto • Rijd nooit door diep water. Het water mag niet hoger komen dan tot aan de onderrand van de velg. • ‘Remmen op de motor’ is in stand D duidelijker waarneembaar dan bij een conventionele auto. N.B. Maak er een gewoonte van om een rit altijd te beginnen met volledig opgeladen accu's. Rijtips Hier volgen enkele tips waarmee u het stroomverbruik kunt verlagen (en dus langere afstanden kunt afleggen) zonder dat dit voor u langere reistijden of minder rijplezier inhoudt. • Een skibox en lastdragers verhogen de luchtweerstand waardoor het stroomverbruik toeneemt – verwijder dergelijke uitrusting daarom altijd wanneer u die niet nodig hebt. • Als de airco uitgeschakeld is, levert dat een aantal extra kilometers rijafstand op. • Rijd met de aanbevolen bandenspanning. • Haal overbodige spullen uit de auto. Zware belading beperkt de afstand die gereden kan worden. • Rijd soepel en vermijd krachtig afremmen. 14 • Bij afremmen kunt u ‘afremmen op de motor’. De accu’s worden dan opgeladen en de actieradius neemt toe. • Bij een hoge snelheid stijgt het stroomverbruik aanzienlijk door de grotere luchtweerstand. Bij een verdubbeling van de snelheid neemt de luchtweerstand met een factor 4 toe. N.B. Om het stroomverbruik zoveel mogelijk te beperken, worden ook de achterlichten gedoofd als de verlichting automatisch overschakelt van dimlicht op DRL-licht. • • Voer regelmatig onderhoud aan de auto uit – houd daarvoor de intervallen aan die Volvo adviseert. Er staat nog meer belangrijke informatie over de DRL-lampen in het reguliere instructieboekje van de auto. Lees deze goed door! Slepen Dagrijverlichting - DRL Met de rijverlichtingsschakelaar in stand A (Automatic) worden de DRL-lampen (Day Running Light) in de spoiler overdag automatisch geactiveerd. Dit wordt geregeld door een lichtsensor die bij schemering of wanneer het daglicht te zwak wordt overschakelt van DRLdagrijverlichting naar dimlicht in de koplampen. DRL-lampen maken gebruik van energiebesparende led-techniek, waardoor de actieradius toeneemt. Let op het volgende als de auto handmatig moet worden verplaatst/verreden of moet worden gesleept: 1. De transpondersleutel moet in sleutelstand II staan. 2. Zet de keuzehendel in stand N. 3. Los de handrem. Raadpleeg ook de informatie over slepen in het reguliere instructieboekje. 01 C30 ELECTRIC Rijden met de auto WAARSCHUWING De rem- en stuurbekrachtiging werken niet als de auto stroomloos is. Er moet dan ca. 5 keer zo hard op het rempedaal worden getrapt en het sturen gaat aanzienlijk zwaarder dan normaal gesproken. BELANGRIJK Gebruik een Volvo C30 ELECTRIC niet voor het trekken/slepen van een ander voertuig. 15 01 C30 ELECTRIC Accu’s Veiligheid Accu’s opladen In extreme situaties bestaat de kans dat de accu’s oververhit raken. Als dat gebeurt, is er een waarschuwingssignaal waarneembaar en gaat er een rood waarschuwingssymbool branden op het instrumentenpaneel in combinatie met een verklarende displaytekst. Breng de auto dan zo spoedig mogelijk op een veilige plek tot stilstand en stap zo snel mogelijk uit. Neem vervolgens contact op met de verhuurder of een werkplaats 1. WAARSCHUWING Als er een alarmsignaal klinkt en een rood waarschuwingssymbool gaat branden in combinatie met de displaytekst VEILIG STOPPEN - AUTO VERLATEN., moet u onmiddellijk stoppen en de auto verlaten. BELANGRIJK Vergeet niet dat de auto ook in vergrendelde en geparkeerde toestand elektriciteit verbruikt. Het controlesysteem controleert bijvoorbeeld of de temperatuur van de accu's optimaal is en zal deze waar nodig opwarmen/afkoelen. Om ervoor te zorgen dat de auto altijd bedrijfsklaar is, mag deze uiterlijk 1 etmaal blijven staan zonder netspanning. • Maak er een gewoonte van om de auto bij het parkeren aan te sluiten op 230 VAC. Werkplaatspersoneel dient rekening te houden met de speciale accugegevens op pagina 30. 1 16 Laadkabel De auto is voorzien van oplaadbare accu’s van het lithium-ion-type (Lithium-ion). De accu’s zijn volledig onderhoudsvrij, maar moeten wel via een 230 VAC-stroomnet worden opgeladen met de bij de auto geleverde laadkabel. Let erop dat alleen specifieke Volvo-werkplaatsen ingrepen mogen uitvoeren aan deze auto, zie pagina 4. Laadkabel met regeleenheid. ON: De laadkabel wordt geactiveerd. Het controlelampje gaat branden om aan te geven dat de auto netspanning krijgt. TEST: De laadkabel wordt gedeactiveerd. Het controlelampje dooft als teken dat de auto geen netspanning meer krijgt. Met een druk op TEST simuleert u een aardlek. De ingebouwde aardlekschakelaar moet dan geactiveerd worden en daarmee voorkomen dat de auto netspanning krijgt via de laadkabel. Als dat eventueel niet gebeurt: Trek meteen de laadkabel uit het stopcontact en neem contact op 01 C30 ELECTRIC Accu’s met de specifiek aangegeven werkplaats voor de auto - zie pagina 4. Auto op het stroomnet aansluiten 4. Druk op de knop ON (1) op de ingebouwde regelkast van de laadkabel, waarvan vervolgens het controlelampje gaat branden om aan te geven dat er netspanning door de laadkabel gaat en dat de accu’s van de auto worden opgeladen. Tijdens het opladen van de accu’s wordt de laadstatus aangegeven via een blauw controlelampje bij de alarmdiode van de voorruit. • Brandt constant - de accu’s zijn opgeladen. • Knippert - de accu’s worden opgeladen. • Uit - de accu’s worden niet opgeladen. WAARSCHUWING Sluit het elektrisch systeem van de auto niet op hoogspanning aan met een andere stroomkabel dan de bij de auto geleverde oplaadkabel. Auto loskoppelen van stroomnet Zo koppelt u de auto los van het 230 VACstroomnet: 1. Druk op de knop TEST. Het lampje van de regeleenheid dooft, waarna de kabel stroomloos is. Controlelampje 2. Druk de vergrendelingsknop van de connector in en trek de connector recht uit de stroomaansluiting van de auto. Stroomaansluiting voor 230 VAC en 6/8/10/16 A. 3. Sluit met het binnenste dopje de aansluitpennen af. Sluit de auto met de laadkabel aan op het 230 VAC-stroomnet. Doe dit als volgt: 4. Sluit de buitenste klep. 5. Trek het contact van de laadkabel uit het 230 VAC-stopcontact. 2. Open de klep in de grille van de auto en druk vervolgens de knop aan de zijkant van de interne veiligheidsdop van de stroomaansluiting in, zodat deze omhoogklapt. 6. Bewaar de laadkabel op een geschikte plaats in de auto. 3. Sluit vervolgens de connector van de laadkabel aan op de stroomaansluiting van de auto. G020227 1. Sluit de wandaansluiting van de laadkabel aan op een geaard 230 VAC-stopcontact. Controlelampje voor laadstatus. 17 01 C30 ELECTRIC Accu’s Regeleenheid De regeleenheid van de laadkabel heeft een ingebouwde aardlekschakelaar. Bij de knop ON (1) van de eenheid zit een controlelampje. Dit kan het volgende aangeven: Lampje Uit Informatie Aan Er gaat stroom door de laadkabel en de accu’s van de auto worden opgeladen. Uit De aardlekschakelaar is geactiveerd. Mogelijk zit er een storing in de laadkabel of in het elektrische systeem van de auto. Uit Lampje De zekering van het 230 VACstroomnet kan doorgeslagen zijn. Controleer de netzekering. Uit Informatie De zekering van het 230 VACstroomnet kan doorgeslagen zijn. Controleer of de waarde van de netzekering in het elektrische systeem van de auto is geprogrammeerd (zie het volgende gedeelte ‘Laadstroom’). Het stopcontact is niet geaard. Sluit de laadkabel aan op een geaard stopcontact. WAARSCHUWING Neem bij storingen in functies of bij de geringste twijfel over een functie contact op met de Volvo-werkplaats die bij levering van de auto is aangegeven (zie pagina 4). • Ga nooit zelf storingzoeken of repareren. Laadstroom Voordat het elektrische systeem van de auto wordt aangesloten op een geaard 230 VACstroomnet, is het van belang dat de auto de juiste informatie krijgt over de stroomsterkte van het 230 VAC-systeem. Deze instelling verricht u met het duimwiel van de linker stuurhendel: 18 • Selecteer 6, 8, 10 of 16 A in het menu. (Voor meer informatie: zie pagina 32.) BELANGRIJK Geef zorgvuldig de juiste zekeringwaarde (6/8/10/16 A) aan voor het opladen van de accu’s in de auto. Tip Niet op alle stopcontacten van 230 V wordt de zekeringswaarde aangegeven. Als de capaciteit van het stopcontact onbekend is, selecteert u een van de lagere opties, 6 A of 8 A, om te voorkomen dat de netzekering na een tijdje doorslaat. De accu’s kunnen beter laag en langzaam worden opgeladen dan helemaal niet. De logica hierachter wordt verduidelijkt met de volgende voorbeelden: Voorbeeld 1 Als de auto wordt aangesloten op 230 V/10 A maar het stuurprogramma is ingesteld op 16 A, zal de auto proberen 16 A van het 230 Vstroomnet te betrekken. Na een tijdje zal de overbelaste zekering van 10 A doorslaan en wordt het opladen van de accu’s onderbroken. Voorbeeld 2 Als de auto wordt aangesloten op 230 V/10 A en het stuurprogramma is ingesteld op 10 A, zal de auto 10 A van het stroomnet trekken. Als 01 C30 ELECTRIC Accu’s er nog meer verbruikers op hetzelfde stopcontact worden aangesloten, bestaat het risico dat de zekering overbelast raakt en doorslaat, waardoor het opladen van de accu’s wordt onderbroken. N.B. Maak er een gewoonte van om de auto na iedere rit aan te sluiten op 230 VAC. Ook als de auto langere tijd stilstaat vindt dan onderhoudsladen van de accu's plaats. lucht uit de klimaatregeling, enz.) er zijn ingeschakeld, hoe korter de actieradius. Volledig opgeladen accu’s zijn goed voor ca. 24 kWh en kunnen de auto onder normale omstandigheden tot 150 km aandrijven. Voorbeeld 3 Als de auto wordt aangesloten op 230 V/10 A, maar het stuurprogramma is ingesteld op 6 A, zal de auto slechts 6 A van het 230 V-stroomnet betrekken. Het laden duurt dan wel langer, maar er kunnen wel meerdere verbruikers tegelijk op hetzelfde stopcontact worden aangesloten. Laadstroom (A)A Laadtijd (h)B 6 minimaal 19 8 15 10 11 16 7 N.B. Hoe hoger de stroomsterkte van de laadstroom, gecombineerd met dezelfde stroomsterkte in het besturingsprogramma, hoe sneller de accu's volledig worden opgeladen. Laadtijd De volgende tabel geeft aan hoelang het ongeveer duurt om lege accu’s op te laden met 230 VAC. A B N.B. Niet alleen bij tal van stroomverbruikers in het interieur maar ook bij krachtig optrekken en afremmen, hoge snelheden, een zware belading en steile hellingen beperken de mogelijke actieradius. Ampère uur N.B. De oplaadtijden in de tabel zijn bij benadering. Bij zeer koud of zeer warm weer wordt een deel van de laadstroom gebruikt voor het opwarmen/afkoelen van de accu's en het interieur. Accucapaciteit Wie in een elektrische auto rijdt, moet denken aan stroombesparing, net als thuis. Hoe meer verbruikers (stereo, elektrische verwarming in ruiten/spiegels/stoelen, zeer koude 19 01 C30 ELECTRIC Klimaat Algemene informatie over klimaatregeling De klimaatregeling gebruikt een verwarmingssysteem met vloeistof dat op stroom of brandstof loopt en te bedienen is via het bedieningspaneel voor de klimaatregeling. Koeling (airco) vindt plaats met een elektrische compressor. De systeemcomputer van de auto controleert de accutemperatuur en houdt deze binnen het gewenste interval. Gebruik Brandstof De verwarming verbruikt ca. 1 liter/uur. Auto met brandstofsysteem voor bio-ethanol E85. Auto met brandstofsysteem voor benzine (RON 95). N.B. De brandstoftank moet minimaal 1 liter brandstof bevatten om de verwarming te laten starten. Als het niveau te laag is, verschijnt er een tekst op het display. De verwarming zorgt voor condenswater dat onder de auto op de grond loopt. Brandstof bijvullen Het verwarmingssysteem op brandstof is verkrijgbaar in twee uitvoeringen. Het verschil zit hem in de wijze van aandrijving die als volgt staat aangegeven aan de binnenkant van de tankvulklep (zie onderstaande afbeeldingen): 20 BELANGRIJK De auto wordt geleverd met een verwarmingssysteem op een van de volgende brandstoffen: • • Bio-ethanol E85 Benzine (95 RON) U mag deze brandstoffen nooit door elkaar halen of met elkaar vermengen; controleer daarom of u de juiste brandstof in de tank giet. 01 C30 ELECTRIC Klimaat Accu of brandstof Tijdgestuurde verwarming/koeling De klimaatregeling wordt aangedreven door de accu’s of met brandstof. De bestuurder kan zelf kiezen wat de voorkeur heeft. Bij langere rijafstanden wordt geadviseerd om de interieurverwarming op brandstof te laten werken, omdat elektrisch opgewekte warmte de actieradius beperkt. De klimaatregeling kan worden voorgeprogrammeerd om het interieur op te warmen, binnen 24 uur, voordat er met de auto gereden wordt. met STANDVERW. TIMER 1 in een conventionele C30. Op pagina 32 van deze aanvulling staan voorbeelden van meer klimaatgerelateerde menu’s. Het geprogrammeerde tijdstip is het moment dat de auto wordt gebruikt. Doe het volgende: Tijdgestuurde verwarming/koeling bij een op het stroomnet aangesloten auto Doe het volgende: 1. Draai de transpondersleutel naar sleutelstand I. 1. Blader naar menuregel BRANDSTOFVERWARMING AUTO met het duimwiel van de linker stuurhendel. 2. Selecteer het menu PRECONDITION. TIMER 1 --:-- met het duimwiel van de linker stuurhendel. Wanneer de auto op het stroomnet is aangesloten, worden altijd de accu’s als energiebron gebruikt voor de verwarming. 2. Selecteer en activeer AAN of UIT door de knop RESET van de stuurhendel lang in te drukken. 3. Druk kort op RESET - de positie voor de uren gaat knipperen. • De optie BRANDSTOFVERWARMING AUTO AAN zorgt voor brandstof als warmtebron. • De optie BRANDSTOFVERWARMING AUTO UIT zorgt voor elektriciteit als warmtebron. WAARSCHUWING Bij gebruik op brandstof produceert de verwarming schadelijke gassen. Programmeer de timer voor gebruik op elektriciteit, wanneer de auto in een afgesloten ruimte zonder ventilatie wordt gebruikt of geparkeerd staat. 4. Selecteer het gewenste uur met het duimwiel en druk kort op RESET - de positie voor de minuten gaat knipperen. • Indien nodig wordt het interieur gekoeld met de airco. Tijdgestuurde verwarming zonder aansluiting op stroomnet Wanneer de auto niet op het stroomnet is aangesloten, draait de warmtebron op brandstof. Let dan op het volgende: 5. Selecteer de gewenste minuten en druk kort op RESET. 6. Sluit af door lang op RESET te drukken. Het programmeren is dan klaar en op het display staat TIMER ACTIEF VOOR PRECONDIT.. De klimaatregeling kiest vervolgens automatisch een geschikte starttijd. In het reguliere instructieboekje vindt u meer informatie over het programmeren van tijdstippen. Let er daarbij op dat PRECONDITION. TIMER 1 bij de C30 ELECTRIC overeenkomt N.B. • Als de auto niet op het net is aangesloten, kan ‘Tijdgestuurde verwarming’ alleen worden geactiveerd als de menuoptie BRANDSTOFVERWARMING AUTO - AAN geselecteerd is. • Als de auto niet op het net is aangesloten, is het koelen van het interieur via AC niet mogelijk. 21 01 C30 ELECTRIC Klimaat voor TIMER 1 of TIMER 2. De klimaatregeling houdt de auto vervolgens de hele tijd ‘startklaar’ met een verwarmd/gekoeld interieur en volledig opgeladen accu’s. Continue verwarming/koeling Als de bestuurder de auto van tevoren wil laten verwarmen of koelen, maar niet weet op welk tijdstip hij/zij de auto gebruikt, kan de klimaatregeling worden geprogrammeerd om continu te verwarmen/koelen. Doe hiervoor het volgende: De functie ‘Continue verwarming/koeling’ is actief, totdat het tijdstip 00:00 wordt vervangen door --:-- of een ander tijdstip. N.B. Doorlopende verwarming/koeling is alleen mogelijk, wanneer de auto op het net is aangesloten. Verwarming en/of koeling Uit de volgende tabellen blijkt in welke situaties er verwarming of koeling mogelijk is en welke instellingen dit mogelijk vereist. 1. Sluit de auto aan op 230 VAC-stroomnet. 2. Volg de bovenstaande instructie voor het programmeren en selecteer tijdstip 00:00 Bij een buitentemperatuur lager dan 3 °C Situatie Brandstofverwarming AutoA VerwarmingB KoelingB AAN Ⴋ – UIT Ⴋ – AAN Ⴋ – UIT Ⴋ – AAN Ⴋ – UIT – – Tijdens het rijden Aangesloten op 230 VAC Geparkeerd Niet aangesloten A B 22 Instelling op de boordcomputer, zie pagina 32. Ⴋ = Mogelijke functie. 01 C30 ELECTRIC Klimaat Bij een buitentemperatuur tussen 3 en 15 °C Situatie Brandstofverwarming AutoA VerwarmingB KoelingB AAN Ⴋ Ⴋ UIT Ⴋ Ⴋ AAN Ⴋ Ⴋ UIT Ⴋ Ⴋ AAN Ⴋ – UIT – – Brandstofverwarming AutoA VerwarmingB KoelingB AAN Ⴋ Ⴋ UIT Ⴋ Ⴋ Tijdens het rijden Aangesloten op 230 VAC Geparkeerd Niet aangesloten A B Instelling op de boordcomputer, zie pagina 32. Ⴋ = Mogelijke functie. Bij een buitentemperatuur hoger dan 15 °C Situatie Tijdens het rijden 23 01 C30 ELECTRIC Klimaat Situatie Brandstofverwarming AutoA VerwarmingB KoelingB AAN Ⴋ Ⴋ UIT Ⴋ Ⴋ AAN – – UIT – – Aangesloten op 230 VAC Geparkeerd Niet aangesloten A B 24 Instelling op de boordcomputer, zie pagina 32. Ⴋ = Mogelijke functie. 01 C30 ELECTRIC Onderhoud en service voelt. De handrem is er dan af en de auto kan rollen. Handrem - lossen in geval van nood Als de handrem niet kan worden gelost (bijvoorbeeld als de auto geen stroom meer heeft), kan deze handmatig/mechanisch worden gelost. Dit doet u als volgt: WAARSCHUWING Blokkeer voordat u de handrem eraf haalt handmatig de wielen, omdat de auto anders ongecontroleerd kan gaan rollen. • Gebruik blokken bij de achterwielen. Parkeervergrendeling - handmatig lossen 1. Zorg er eerst voor dat de achterwielen op een of andere manier geblokkeerd worden, bijvoorbeeld met een blok hout of iets dergelijks. 2. Klap de rugleuning van de linker achterbank omlaag. Bij stroomuitval met de keuzehendel in stand P kan de auto niet worden verplaatst. Als de auto in dat geval weg moet worden gerold of moet worden gesleept, kan de mechanische vergrendeling van de versnellingsbak handmatig worden gelost. Hiervoor hebt u een zogenaamde ‘Ontgrendelkabel’ nodig. Deze wordt bij de auto geleverd en bewaard in de bagageruimte. Eerst moet de dekplaat van de elektromotor worden verwijderd, en wel als volgt: Bevestigingspunten motordekplaat. 1. Pak de zijkant van de dekplaat vast bij (A) en (B) en trek deze enkele centimeters recht omhoog. De dekplaat komt los van de beide voorste paspennen. 2. Pak de zijkant van de dekplaat vast bij (C) en (D) en trek deze enkele centimeters recht omhoog. De dekplaat komt los van de beide achterste paspennen en is nu helemaal los. 3. Leg de dekplaat weg. 3. Kijk tussen de rugleuning en onder de vloer van de bagageruimte. U vindt daar een lijn met een handgreep. Haal die te voorschijn. 4. Pak de handgreep vast en trek deze voorzichtig omhoog. Trek totdat u een ‘klik’ 25 01 C30 ELECTRIC Onderhoud en service WAARSCHUWING Rond de afdekkap van de elektromotor is er weinig ruimte en er zijn scherpe randen. • Gebruik veiligheidshandschoenen. Vervolgens moet de Ontgrendelkabel worden aangesloten. Dit doet u als volgt: bijvoorbeeld met een blok hout of iets dergelijks. Laat dit doen door de Volvo-werkplaats waar de auto naartoe wordt gesleept. 2. Controleer vervolgens of de handrem is gelost. Zie aparte instructies in het hoofdstuk ‘Handrem - lossen in geval van nood’. 11. Haal de 4 rubberdopjes van de dekplaat over de paspennen en druk de plaat in positie. 3. Kijk waar het aansluitpunt (A) van de Ontgrendelkabel zit. 12. Leg de Ontgrendelkabel terug in de bagageruimte. 4. Druk de vergrendeling van de connector in en maak deze los. Trek de rechterhelft naar rechts toe los (gezien vanaf de bestuurdersplaats). Als deze procedure niet werkt, neem dan contact op met een werkplaats, zie pagina 4 voor informatie over een geschikte werkplaats. 5. Sluit de connector van de Ontgrendelkabel aan op de losgemaakte ‘rechter connectorhelft’. Druk de contacthelften tegen elkaar totdat ze aan elkaar ‘vastklikken’. 6. Sluit de zwarte klem van de Ontgrendelkabel aan op de minpool van een 12 VDC-accu. Aansluitpunt voor Ontgrendelkabel. BELANGRIJK Houd de connector vast bij het uit elkaar trekken. Niet aan de kabels trekken. 1. Zorg er eerst voor dat de achterwielen op een of andere manier geblokkeerd worden, 26 7. Houd vervolgens de rode klem van de Ontgrendelkabel enkele seconden tegen de pluspool van de 12 VDC-accu. Er moet dan een geluid waarneembaar zijn van de elektromotor die de vergrendeling opheft. 8. Controleer of de auto enkele decimeters vooruit/achteruit kan worden gerold om te controleren of de vergrendeling gelost is. 9. Maak de Ontgrendelkabel los van de accu. 10. N.B. Sluit de connector van de auto niet weer aan op de nu ‘lege’ contacthelft (A). WAARSCHUWING Blokkeer voordat u de parkeerpal losmaakt handmatig de wielen, omdat de auto anders ongecontroleerd kan gaan rollen. • Gebruik blokken bij de achterwielen. Auto wassen Aangezien de auto is voorzien van componenten die bedoeld zijn voor aansluiting op 230 VAC hoogspanning, is het van groot belang dat deze onderdelen niet worden blootgesteld aan vocht, vloeistoffen en/of agressieve chemicaliën en/of oplosmiddelen. BELANGRIJK Spoel de ruimte onder de motorkap niet met hoge druk. 01 C30 ELECTRIC Onderhoud en service Autowasstraat In een autowasstraat, waar de auto door het wassysteem wordt getrokken, moeten de wielen vrij kunnen rollen. Doe hiervoor het volgende: • 205/55R16 Bandenspanning Aanbevolen spanning in alle banden: • 250 kPa. • 1. Rijd de wasstraat in en houd de auto stil met het rempedaal. Laadvermogen 2. Met schakelstand D nog steeds geactiveerd: Draai de transpondersleutel naar sleutelstand 0 - zie pagina 11. Kijk voor informatie over toelaatbare maximumgewichten op de sticker op de rechter portierstijl en het kentekenbewijs. 3. Draai de transpondersleutel vervolgens terug naar stand II en haal uw voet van het rempedaal. De auto kan vervolgens vrij uitrollen. Na het wassen: 1. Bedien het rempedaal. 2. Activeer stand D met de keuzehendel en rijd de wasstraat uit. N.B. Bij twijfel over wat de bestuurder al dan niet zelf mag/kan uitvoeren: Neem voor advies contact op met de werkplaats die werd aangegeven bij het afhalen/afgeven van de auto - zie pagina 4. Lading op het dak Het wordt afgeraden om lastdragers op het dak te monteren. Door de grotere luchtweerstand wordt de actieradius drastisch ingekort. Aanhanger/caravan Het monteren van een trekhaak is niet mogelijk. Onder de motorkap Wielen en banden Maat Bij montage van nieuwe banden wordt geadviseerd hetzelfde type en merk te nemen als de originele banden die in de fabriek zijn gemonteerd. Raadpleeg bij twijfel de werkplaats die werd aangegeven bij levering/afgifte van de auto - zie pagina 4. Een van de accu’s van de auto en diverse componenten van het elektrische aandrijfsysteem van de auto zitten onder de kap. Wees voorzichtig in deze ruimte en raak alleen zaken aan die met normaal onderhoud te maken hebben. Normale controlepunten. Voor overige onderdelen is specialistische kennis vereist. Sproeiervloeistof controleren/bijvullen. Remvloeistof controleren/bijvullen. Zekeringen (zie pagina 28). Goedgekeurde maat: 27 01 C30 ELECTRIC Onderhoud en service • Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren/ bijvullen. • slijtdelen remsysteem vervangen (bijvoor- Water voor koelsysteem en klimaatregeling controleren/bijvullen. Niet morsen en zorgvuldig droogmaken als dat wel gebeurt. Raadpleeg voor meer informatie over deze punten het reguliere instructieboekje. WAARSCHUWING Een aantal onderdelen in de auto werkt met levensgevaarlijke hoogspanning. • • Raak niets onder de motorkap aan, tenzij dit duidelijk wordt beschreven in het instructieboekje of in deze aanvulling. Wees voorzichtig bij het controleren/bijvullen van vloeistoffen onder de motorkap. beeld schijven en blokken). Elektrische gevaren Realiseer u goed dat delen van het elektrische systeem van de auto werken met 400 VDC hoogspanning! Om die reden is het ten strengste verboden om bijvoorbeeld: • kasten/regeleenheden te openen • panelen onder de auto los te maken • het elektrische systeem van de auto te bewerken/wijzigen • te werken met oranje kabels (400 V-systeem) • remleidingen te vervangen die de ‘motorZelfservice Bepaalde reparatiewerkzaamheden aan de auto mag de eigenaar zelf uitvoeren, mits deze over de vereiste kennis beschikt. Voorbeelden: • • • • • 28 banden verwisselen lampen vervangen 12 VDC-accu vervangen ruitenwisserbladen vervangen 12 V-zekeringen in motorruimte en interieur vervangen ruimte’ ingaan. Deze en vergelijkbare werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door speciale werkplaatsen met speciaal opgeleid personeel - zie pagina 4. WAARSCHUWING Delen van de auto waar hoogspanning aanwezig is, worden met dit symbool aangegeven. Let op! Op oranjegekleurde leidingen staat een levensgevaarlijk hoge spanning. Zekeringen Veel van de in het reguliere instructieboekje beschreven zekeringen zitten niet in een Volvo C30 ELECTRIC of zekeren andere functies. 01 C30 ELECTRIC Onderhoud en service Nr . Onderdeel A Nr . Onderdeel A 5 PTC-element luchtvoorverwarming 80 19 – – 20 Claxon 15 6 Elektrische handrem 30 21 ABS-pomp 40 Hulp-/interieurverwarming op brandstof 20 7 8 ABS-kleppen 20 22 Softwareregeleenheid (CSM)A 7,5 9 Motorfuncties 30 23 5 10 Interieurventilator 40 Regeleenheid elektrische voertuigen R7+R11 11 Koplampsproeiers 20 24 Regeleenheid, accu’s 10 Zekering- en relaishouder onder de motorkap. Zekeringen met vetgedrukte nummers hebben een andere functie dan die in een auto op brandstof: 12 Elektrische achterruitverwarming 30 25 Waterpompen 20 26 Contactslot 15 13 Vacuümpomp, remmen 40 27 7,5 14 Klimaateenheid van de accu’s 40 Regeleenheid scherminformatie (AICM)C 15 Softwareregeleenheid (CSM)A met slave (SCSM)B 30 28 – Nr . Onderdeel A 1 Koelventilator 50 2 Stuurbekrachtiging 80 16 Infotainment 30 3 Voeding voor zekeringhouder in interieur 60 17 Ruitenwissers 30 4 Voeding voor zekeringhouder in interieur 60 18 Voeding voor zekeringhouder in interieur 40 – (DRL)D 29 Dagrijverlichting 15 30 Regeleenheid elektrisch voertuig (EVM)E en Motorregeleenheid (ECM)F 7,5 31 Nooduitschakeling accu’s 400 V 10 29 01 C30 ELECTRIC Onderhoud en service A B C D E F 30 Nr. Onderdeel Accugegevens voor werkplaatsen R5 Nooduitschakeling accu’s 400 V Moffeloven na spuiten R6 Accu’s 400 V R7 Softwareregeleenheid (CSM)A met slave (SCSM)B – R8 – 10 R9 Koplampsproeiers R10 Elektrische achterruitverwarming R11 Regeleenheid scherminformatie (AICM)C Nr . Onderdeel A 32 Motorregeleenheid (ECM)F 5 33 Keuzehendel 5 34 – – 35 – 36 Gaspedaalsensor CSM: Central Software Module SCSM: Slave to Central Software Module AICM: Advanced Information Control Module DRL: Daytime Running Light EVM: Electric Vehicle Module ECM: Engine Control Module R12 – Relais R13 Vacuümpomp, remmen Relais met vetgedrukte nummers hebben een andere functie dan die in een auto op brandstof: R14 Motorfuncties Nr. Onderdeel R1 – R2 Claxon R3 – R4 DRL-lampen A B C CSM: Central Software Module SCSM: Slave to Central Software Module AICM: Advanced Information Control Module Als de auto gespoten moet worden, mogen de accu’s niet worden blootgesteld aan temperaturen boven 80 °C. Bij gebruik van een moffeloven moet dan ook erg voorzichtig te werk worden gegaan. Vergeet daarbij ook niet dat de klimaatregeling bij een accutemperatuur van meer dan 45 °C zal proberen om de temperatuur omlaag te krijgen. Let daarom op het volgende: BELANGRIJK De auto moet, als deze in een drooginstallatie staat, voortdurend met een originele laadkabel zijn aangesloten op 230 VAC. Infraroodwarmte Een Volvo C30 ELECTRIC kan gedurende maximaal 2 uur in een drooginstallatie met infraroodwarmte worden geplaatst, mits de temperatuur niet hoger wordt dan 70 °C. ‘Warme ruimte’ Een Volvo C30 ELECTRIC mag niet in een drooginstallatie van het type ‘warme ruimte’ worden geplaatst, omdat hierbij autolakken gedurende langere tijd worden gedroogd. 01 C30 ELECTRIC Onderhoud en service Gewichten en specificaties Accu’s voor aandrijfmotor Interieurverwarming Brandstoftank (inhoud) ca. 14,5 liter Verbruik (per uur) ca. 1,0 liter Verbruik, stroom (per uur) ca. 5,0 kWh Elektrische aandrijfmotor Continu uitgangsvermogen 40 kW/54 pk Maximaal uitgangsvermogen 82 kW/110 pk Maximaal vermogen A Levensduur ca. 3000 cycli Laadtijd bij lege accu’s zie tabel op pagina 19 Lithium-ion N.B. Bij buitentemperaturen onder de -10 °C of boven de 30 °C kunnen de functies van de auto niet volledig worden gegarandeerd, omdat de capaciteit van de accu's buiten dit temperatuurinterval wordt beperkt. ca. 30 seconden Koppel 223 Nm Klimvermogen >20 % Accu’s voor aandrijfmotor Type Lithium-ionA Continue spanning 280–400 VDC Energiehoeveelheid ca. 24 kWh 31 01 C30 ELECTRIC Displaymeldingen en menu’s Informatietekst op het display Menu’s/instellingen Op het display van het combi-instrument kunnen diverse meldingen/inlichtingen worden weergegeven, soms in combinatie met een van of de symbolen op pagina 9 of met deze: . --.- LITER OVER - BRANDSTOFVERWARMING DIRECTE START BRANDSTOFVERW. AAN/UIT Boordcomputer BRANDSTOFVERW. AUTO - AAN/UIT Een van de volgende menu’s kan worden geselecteerd voor permanente weergave op de boordcomputer: PRECONDITION. TIMER 1 --:-- AAN/UITA LAADSTROOM 6A --.- KWH/100 KM - HUID. VERBRUIK LAADSTROOM 8A --.- KWH/100 KM - GEMIDD. VERBRUIK LAADSTROOM 10A --.- KILOMETER - BEREIK LAADSTROOM 16A A de linker stuurhendel. Instellingen De volgende aanpassingen/keuzes zijn mogelijk: Informatie op display AC-SERV. VEREIST BCUA SERV. VEREIST ACCUSTORING - BEP. WERKING PRECONDITION. TIMER 2 --:-- AAN/UITB Boordcomputer • Selecteer het menu met het duimwiel van dingen moet er contact worden opgenomen met een werkplaats. Zie pagina 4 voor informatie over een geschikte werkplaats. Voorbeelden van dergelijke meldingen zijn: B ACCUSTORING - SERV. VEREIST ACCUSTORING - Z.S.M. SERVICE AUTOSTORING - BEP. WERKING AUTOSTORING - SERV. VEREIST HOGE MOTORTEMP. - STOP Z.S.M. Preconditioning: Verwarming/afkoeling van interieur met timerinstelling. Alternatief tijdstip voor verwarming van interieur met timerinstelling. MOTOR - BEP. WERKING MOTORSTORING - SERV. VEREIST • Met het duimwiel van de linker stuurhendel kiest u het gewenste menu. Kort indrukken van de knop RESET levert de stand UIT op, lang indrukken de stand AAN. HANDREM - BEP. WERKING HANDREM - SERV. VEREIST HANDREMSTORING - Z.S.M. SERVICE Informatie plus actie Bepaalde meldingen verschijnen als er iets in de auto niet goed functioneert. Bij deze mel- STOP VEILIG - VERLAAT HET VOERTUIG A 32 BCU: Battery Climate Unit. 01 C30 ELECTRIC Displaymeldingen en menu’s • Een tekstmelding kan worden weggeklikt met een korte druk op de knop READ van de linker stuurhendel. Informatie op display VERLAAG SNELHEID VOOR SCHAKELEN Informatie zonder actie TANKDOP OPEN/LOS Veel meldingen zijn bedoeld om de bestuurder te helpen of om de status van een bepaalde functie aan te geven. Enkele voorbeelden: TIMER ACTIEF VOOR PRECONDIT. Informatie op display DRAAI SLEUTEL OM TE STARTEN VERW. UITGESCHAK. - LAAG BRANDSTOFNIVEAU REM VOOR UITSCHAKELEN HANDREM REM VOOR ANDERE VERSNELLING REMVACUÜM LAAG • Een tekstmelding kan worden weggeklikt met een korte druk op de knop READ van de linker stuurhendel. BRANDSTOFVERW. - LAAG NIVEAU BRANDSTOFVERW. - LEEG LAADKABEL AANGESLOTEN LAAG ACCUNIVEAU LAGE ACCUSPANNING HANDREM GEACTIVEERD HANDREM - VERKEERD GEBRUIK START OP VERLAAG SNELHEID 33 01 C30 ELECTRIC 34 Kdakd8Vg8dgedgVi^dc51 %VUDI "5 1SJOUFEJO4XFEFO (zUFCPSH $PQZSJHIU©7PMWP$BS$PSQPSBUJPO
advertisement
* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project
Related manuals
advertisement