advertisement
![Fujifilm X-T30 Camera Handleiding | Manualzz Fujifilm X-T30 Camera Handleiding | Manualzz](http://s3.manualzz.com/store/data/052713872_1-5f00e770f0cbac096c6b0cd37a478ec8-360x466.png)
Gebruiksaanwijzing
BL00005003-B02
NL
Inleiding
Dank u voor uw aankoop van dit product. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de camera in gebruik neemt. Bewaar de handleiding waar deze gelezen zal worden door iedereen die het product gebruikt.
Voor de meest recente informatie
De meest recente versies van de handleidingen zijn beschikbaar op:
http://fujifilm-dsc.com/en-int/manual/
De site is niet alleen toegankelijk vanaf uw computer, maar ook vanaf smartphones en tablets. Het bevat ook informatie over de softwarelicentie.
Voor informatie over fi rmware-updates, ga naar:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software/
ii
P
Hoofdstukinhoudsopgave
Menulijst
1
Voordat u begint
2
Eerste stappen
3
Basisfotografi e en afspelen
4
Films opnemen en afspelen
5
Foto’s maken
6
De opnamemenu’s
7
Afspelen en het afspeelmenu
8
De instellingenmenu’s
9
Sneltoetsen
10
Randapparatuur en optionele accessoires
11
Aansluitingen
12
Technische notities
iii
Menulijst
Cameramenu-opties worden hieronder opgesomd.
Opnamemenu’s
Pas de instellingen bij het nemen van foto’s of opnemen van fi lms aan.
N
Raadpleeg pagina 97 voor meer informatie.
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
a b
(Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
WITBALANS
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
KLEUR
SCHERPTE
RUISONDERDRUKKING
L BEL. RO
LENSMODLTIE OPTM.
KLEURR
PIXELMAPPING
KIES INST. OP MAAT
BEW/BEW INST. OP M
P
G
AF/MF INSTELLINGEN
SCHERPSTELGEBIED
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
AF-PUNTDISPLAY
yz
AANTAL FOCUSPUNTEN
PRE-AF
AF-HULPLICHT
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
AF+MF
HF ASSISTENTIE
SCHERPSTELLOEP
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD
DIRECT AF-INSTELLING
SCHERPTEDIEPTESCHAAL
ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT
P
iv
A
OPNAME-INSTELLINGEN
ONDERWERPPROGRAMMA
DRIVE-INSTELLING
SPORTZOEKERMODUS
PRE-OPNAME
s J
ZELFONTSPANNER
INTERVAL-TIMEROPNAME
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLIKKERVERMINDERING
IS MODE
ISO
ADAPT. INSTEL.
DRAADLS COMMUNICT
F
FLITSINSTELLINGEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
MODUS TTL VERGRENDELEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
Menulijst
P
P
B
FILMINSTELLINGEN
FILMMODUS
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
F
FILMSIMULATIE
P
F
Z&W AANP.
a b
(Warm/Koud)
F
WITBALANS
F
DYNAMISCH BEREIK
F
HIGHLIGHT TINT
F
SCHADUWTINT
F
KLEUR
F
SCHERPTE
F
RUISONDERDRUKKING
V
INTERFRAME NR
F-Log OPNAME
F
OMGV.LICHT CORR.
F
SCHERPSTELGEBIED
FILMSCHERPSTELLING
F
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
F
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
F
HF ASSISTENTIE
F
SCHERPSTELLOEP
HDMI-UITGANG INFODISPLAY
4K FILMUITGANG
FULL HD FILM-UITVOER
4K HDMI STANDBYKWALITEIT
HDMI REC-BEDIENING
ZEBRA-INSTELLING
ZEBRA-NIVEAU
INSTELLING GELUID
MIC/AFSTANDSBED.
INSTELLING TIJDCODE
CONTROLELAMPJE
STILLE BEDIENING FILM
v
Het afspeelmenu
Pas afspeelinstellingen aan.
N
Raadpleeg pagina 167 voor meer informatie.
C
MENU VOOR HERBEKIJKEN
RAW-CONVERSIE
WISSEN
BEELDUITSNEDE
NIEUW FORMAAT
BEVEILIGEN
FOTO DRAAIEN
VERWIJDER R. OGEN
SPRAAKMEMO INSTELLING
P
C
MENU VOOR HERBEKIJKEN
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
DRAADLS COMMUNICT
DIAVOORSTELLING
FOTOBOEK HULP
PC AUTO. OPSLAAN
OPDRACHT (DPOF)
AFDRUK. instax PRINTER
BEELDVERHOUDING
P
vi
Menulijst
Instellingenmenu’s
Pas de basisinstellingen van de camera aan.
N
Raadpleeg pagina 185 voor meer informatie.
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
FORMATTEREN
DATUM/TIJD
TIJDVERSCHIL
Q a
MIJN MENU-INSTELINGEN
SENSORREINIGING
GELUID & FLITS
RESET
D
GELUIDSINSTELLINGEN
AF PIEPVOLUME
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
BEDIENING VOL.
SLUITER VOLUME
SLUITER GELUID
AFSPEEL VOLUME
P
P
D
SCHERMINSTELLINGEN
EVF-HELDERHEID
EVF KLEUR
AANPASSING EVF KLEUR
LCD-HELDERHEID
LCD KLEUR
AANPASSING LCD KLEUR
WEERGAVE
AUTOROTATIE DISPLAYS
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.
MODUS
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
COMP.RICHTL.
AUTO ROT. WEERG.
EENHEDEN AF-SCHAAL
DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS
DISP. INST. OP MAAT
GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)
DISPL-INST. GROTE INDICAT.
INFORMATIE CONTRASTAANP.
P
vii
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
BEWERK/SLA OP SNELMENU
FUNCTIE-INS. (Fn)
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
SLUITER AF
SLUITER AE
OPNAME ZONDER LENS
NEEM OP ZONDER KAART
SCHERPSTELRING
BEDIENING FOCUSRING
MODUS AE/AF-VERG.
AWB-VERGRENDELMODUS
INST. DIAFRAGMARING (A)
DIAFRAGMA-INSTEL.
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
D
ENERGIEBEHEER
UITSCHAKELEN
PRESTATIE
P
P
D
INSTELLINGEN OPSLAAN
NUMMERING
ORIG. FOTO OPSLAAN
BEWERK BSTNDSNAAM
MAP SELECTEREN
COPYRIGHT INFO
D
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Bluetooth INSTELLINGEN
PC AUTO. OPSLAAN
VERB.INST. instax PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
ALGEMENE INSTELLINGN
INFORMATIE
RESET DRAADLOZE INSTELLING
Menulijst
P
P
viii
P
Inhoudsopgave
1
Voordat U Begint
De Scherpstellingstok (scherpstelhendel) .........................................................4
ix
x
2
Eerste stappen
De batterij en een geheugenkaart plaatsen ............................................29
3
Basisfotografi e en afspelen
4
Films opnemen en afspelen
5
Foto’s maken
Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus) ......................................67
Inhoudsopgave
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling ..............................................78
O
W
X
V
Y
Z
Doorlopend fotograferen (seriemodus) ....................................................83
6
De opnamemenu’s
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT ..................................................................98
Z&W AANP. a b
(Warm/Koud) .......................................................................... 101
1
xi
1
xii
AF-PUNTDISPLAY yz
.......................................................................................... 115
PRE-OPNAME s J
Inhoudsopgave
F
F Z&W AANP. a b
(Warm/Koud) ................................................................... 146
F
F
F
F
F
F
F
V
F
F
F
F
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. .................................................................... 152
F
F
1
xiii
1
7
Afspelen en het afspeelmenu
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT ....................................................................... 178
8
De instellingenmenu’s
GEBRUIKERSINSTELLINGEN ......................................................................... 186
Q a
xiv
Inhoudsopgave
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS ............................................ 195
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN..................................................................... 202
1
xv
1
VERBINDINGSINSTELLINGEN ...................................................................... 216
9
Sneltoetsen
xvi
Inhoudsopgave
Rollen toewijzen aan de functietoetsen ........................................................ 230
10
Randapparatuur en optionele accessoires
Lenzen met handmatige scherpstelling ....................................................... 248
11
Aansluitingen
Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi) .......... 252
Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote ............................. 252
Foto’s naar een computer kopiëren: PC AutoSave .................................. 254
Aansluiten op computers via USB............................................................. 255
JPEG-kopieën maken van RAW-beelden:
Camera-instellingen opslaan en laden (FUJIFILM X Acquire)........... 258
1
xvii
1
Inhoudsopgave
12
Technische notities
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen ....................................... 288
xviii
Meegeleverde accessoires
Het volgende wordt bij de camera meegeleverd:
•
NP-W126S oplaadbare batterij
•
AC-5VG Netstroomadapter
•
Stekkeradapter (Het model van de adapter varieert afhankelijk van de verkoopregio)
•
USB-kabel
•
Behuizingsdop
•
Metalen clipjes draagriem (× 2)
•
Bevestigingsgereedschap clipje
•
Beschermkappen (× 2)
•
Schouderriem
•
Gebruiksaanwijzing
(deze handleiding)
N
•
De meegeleverde stekkeradapter verschilt per land of regio.
•
Heeft u een lenzenpakket gekocht, controleer dan of de lens is meegeleverd.
•
Zie, voor informatie over compatibele computersoftware, “Software van
Fujifi lm” ( P
1
xix
1
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat instructies voor uw FUJIFILM X-T30 digitale camera. Zorg dat u de inhoud heeft gelezen en begrijpt voordat u verder gaat.
Symbolen en conventies
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:
O
Informatie die moet worden gelezen om schade aan het product te voorkomen.
N
Aanvullende informatie die tijdens het gebruik van het product van pas kan komen.
P
Pagina’s waarop verwante informatie kan worden gevonden.
Menu’s en andere teksten die op het scherm verschijnen worden
vetgedrukt
weergegeven. De afbeeldingen zijn alleen ter verduidelijking; tekeningen kunnen zijn vereenvoudigd, terwijl foto’s niet noodzakelijk zijn gemaakt met het model van de camera die in deze handleiding wordt beschreven.
Terminologie
Er wordt naar de optionele SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten die de camera gebruikt om foto’s op te slaan gerefereerd als “geheugenkaarten”. De elektronische zoeker kan worden aangeduid als de
“EVF” en het LCD-scherm als “LCD”.
xx
Voordat U Begint
1
1
Onderdelen van de camera
A
Belichtingscompensatieschijf .................5, 77
B
Ontspanknop ................................................... 44
C
Automatische standkeuzehendel .................6
D
Sluitertijdschijf ........................ 5, 54, 56, 59, 60
E
Flitsschoen ...............................................92, 237
F
Drive-schijf ...........................................................5
G N
(fl itser pop-up) hendel ............................. 92
H
Bevestigingsoog draagriem ........................ 26
I
Aansluitingendeksel
J
Keuzeknop scherpstelmodus ...................... 65
K
Signaalcontacten lens
L
Lensontgrendelingsknop .............................. 28
M
Microfoon ................................................49, 156
N
AF-hulplicht ...........................................116, 160
Zelfontspannerlamp ....................................131
O
Voorste commandoschijf ...................... 7, 207
P
ON/OFF
-schakelaar......................................... 36
Q
Fn1
-knop .........................................................228
R
Flitser .................................................................. 92
S
Behuizingsdop ................................................. 28
T
Microfoon/afstandsontspanner-aansluiting (
⌀
2,5 mm) ....................................... 49, 58
U
USB-aansluiting (Type-C) ...................35, 255
V
HDMI-micro-aansluiting (Type D) ..........250
2
Onderdelen van de camera
1
W b
(verwijderen)-knop ................................... 46
X a
(afspeel)-knop .......................................... 45
Y
Dioptrieregelaarsbediening............................9
Z
Elektronische zoeker (EVF)..................... 10, 14
a
VIEW MODE
-knop ............................................ 14
b
AE-L
(belichtingsvergrendeling)-knop
..................................................................79, 228
c
Achterste commandoschijf.......... 7, 165, 207
d
AF-L
(scherpstelvergrendeling)-knop
..................................................................79, 228
e
Indicatielampje ........................................ 8, 160
f
Q
-knop (snelmenu) ......................................225
g
Scherpstellingstok (scherpstelhendel)
..............................................................4, 69, 202
h
MENU/OK
-knop ................................................ 20
i
DISP
(display)/
BACK
-knop ...................16, 163
j
Afdekkapje kabelaansluiting voor
DC-koppelstuk .............................................262
k
Afdekkap voor het batterijvak ..................... 29
l
Vergrendeling van afdekkap voor het
batterijencompartiment ............................ 29
m
Serienummerplaat ............................................4
n
Statiefbevestiging
o
Luidspreker ...............................................51, 191
p
LCD-scherm .................................... 9, 12, 14, 15
Aanraakscherm .............................21, 123, 211
q
Oogsensor ......................................................... 14
r
Batterijvergrendeling ..................................... 31
s
Batterijvak ......................................................... 29
t
Geheugenkaartsleuf ...................................... 30
3
1
De serienummerplaat
Verwijder de serienummerplaat niet, deze geeft het FCC-ID, het
KC-kenmerk, het serienummer en andere belangrijke informatie weer.
De Scherpstellingstok (scherpstelhendel)
Kantel of druk op de scherpstellingstok om het scherpstelgebied te selecteren.
De scherpstellingstok kan ook worden gebruikt om de menu’s te navigeren.
4
De sluitertijdschijf
De sluitertijdschijf wordt gebruikt voor het kiezen van de sluitertijd.
Onderdelen van de camera
De drive-schijf
Draai aan de schijf om te kiezen uit de volgende drive-modi.
1
F
Film
Bracketing
CH
Serie met hoge snelheid
CL
Serie met lage snelheid
SS
Enkele foto
Geavanceerd fi lter j
Meervoudige belichtingen u Panorama
De belichtingscompensatieschijf
Draai aan de schijf om een hoeveelheid belichtingscompensatie te kiezen.
5
De automatische standkeuzehendel
Wissel tussen automatisch en handmatige standen.
1
Kies uit
P
(programma AE),
S
(sluiter-prioriteit AE),
A
(opening-prioriteit AE), en
M
(handmatig) standen ( P
sluitersnelheid en diafragma aan met behulp van programmaverschuiving (stand
P
) of stel sluitersnelheid en/of diafragma handmatig in (stand
S
,
A
en
M
).
Automatische modus. De camera past instellingen automatisch aan volgens de optie geselecteerd door het draaien aan de voorste commandoschijf. Kies uit modi geschikt voor specifi eke onderwerptypes (
P
S
GEAVANCRD SR AUTO
om de camera automatisch de modus aan het ondewerp te laten aanpassen (
61). Scèneselectie is niet beschikbaar in de dri-
ve-modus
Adv.1
,
Adv.2
, j
en u
.
N
Beperkingen kunnen van toepassing zijn op de camera-instellingen, afhankelijk van de stand en de opname-omstandigheden.
6
Onderdelen van de camera
De Commandoschijven
Draai aan of druk op de commandoschijven om:
Voorste commandoschijf Achterste commandoschijf
•
Selecteer menutabbladen of pagina’s door menu’s
•
Stel het diafragma bij 1, 2
•
Selecteer een scène (automodus)
•
Belichtingscorrectie aanpassen 4
•
Pas gevoeligheid aan 2
•
Bekijk andere foto's tijdens het afspelen
•
Markeer menu-items
•
Kies de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma (programmaverschuiving)
•
Kies een sluitertijd
2
•
Pas instellingen in het snelmenu aan
•
Kies de grootte van het scherpstelkader
•
Zoom in of uit in volledige schermweergave
•
Zoom in of uit in meervoudige schermweergave
•
Schakel heen en weer tussen diafragma en belichtingscorrectie 2, 5
•
Houd ingedrukt om de optie geselecteerd voor
D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN
>
COMMANDOSCHIJF
INSTELLING
in het
D (setup)-menu te kiezen
•
Voer de functie toegewezen aan de
SCHIJF
-functietoets uit
•
Zoom in op het actieve scherpstelpunt
3
•
Houd ingedrukt om de scherpstelweergave in handmatige scherpstelmodus te kiezen
3
•
Zoom tijdens weergave in op het actieve scherpstelpunt
1 Diafragma ingesteld op
A
(auto) en lens uitgerust met diafragmaring of
OPDRACHT
geselecteerd voor D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
INST. DIAFRAGMARING (A)
.
2 Kan worden gewijzigd met behulp van D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
.
3 Uitsluitend beschikbaar als
SCHERPSTELLOEP
is toegewezen aan een functietoets.
4 Instelschijf belichtingscorrectie naar
C
gedraaid.
5 Kan worden gebruikt om heen en weer te schakelen tussen diafragma, gevoeligheid en belichtingscorrectie wanneer de instelschijf van de belichtingscorrectie naar
C
is gedraaid.
7
1
Het Indicatielampje
Camerastatus wordt weergegeven door het indicatielampje.
1
Brandt groen
Knippert groen
Knippert groen en oranje
Brandt oranje
Scherpstelling vergrendeld.
Scherpstellings- of korte sluitertijdwaarschuwing. Er kunnen foto’s worden gemaakt.
•
Camera aan
: Foto’s nemen. Extra foto’s kunnen gemaakt worden.
•
Camera uit
: Foto’s naar een smartphone of tablet uploaden. *
Foto’s nemen. Er kunnen momenteel geen extra foto’s worden gemaakt.
Knippert oranje
Flitser laadt op; fl itser zal niet fl itsen als er een foto wordt gemaakt.
Knippert rood Lens- of geheugenfout.
* Wordt alleen weergegeven als foto’s zijn geselecteerd voor uploaden.
N •
Er kunnen ook waarschuwingen in het scherm verschijnen.
•
Het indicatielampje blijft uit terwijl u uw oog tegen de zoeker houdt.
•
De optie
B
FILMINSTELLINGEN
>
CONTROLELAMPJE
kan worden gebruikt om het lampje (indicator of AF-hulpverlichting) te kiezen dat brandt tijdens fi lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden.
8
De zoeker scherpstellen
De scherpstelling van de zoeker kan worden aangepast door aan de diopterstelring te draaien.
Onderdelen van de camera
Het LCD-scherm
Het LCD-scherm kan gekanteld worden voor beter zicht, maar wees voorzichtig om niet in aanraking te komen met de draden of om vingers of andere voorwerpen te beknellen achter het scherm.
Het aanraken van de draden kan defecten in de camera veroorzaken.
N
De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen dat gebruikt kan worden voor:
•
Touch-fotografi e ( P
•
Scherpstelveldkeuze (
P
•
Functieselectie (
P
•
Camerabedieningen dempen tijdens fi lmopnamen ( P
•
Full-frame-weergave (
P
1
9
1
Cameraschermen
Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het fotograferen.
O
Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.
De Elektronische Zoeker
A B C D E F G H I J K LM N v u t s r q p o
0 z y x w
01/01/2019 10:00 AM
O
P
Q
R
S
T
U
V
W n m l k j i h g f e d c b a Z Y X
10
Cameraschermen
A
Sportzoekermodus .......................................130
B
Scherpstelloep ........................................76, 120
C
Voorbeeld scherptediepte ..................... 59, 75
D
Downloadstatus locatiegegevens ...219, 252
E
Bluetooth AAN/UIT .......................................216
F
Beeldoverdrachtstatus .......................216, 252
G
Filmmodus ...............................................48, 144
H
Full HD hoge-snelheidsopname ..............145
I
Resterende tijd ................................................. 48
J
Datum en tijd ................................... 38, 40, 187
K
Aantal beschikbare beelden
1
L
Beeldgrootte ..................................................... 98
M
Beeldkwaliteit .................................................. 99
N
Temperatuurwaarschuwing .....................290
O
Touch screen modus .............................21, 123
P
Witbalans ........................................................102
Q
AWB-vergrendeling ......................................210
R
Filmsimulatie .................................................100
S
F-Log opname ...............................................149
T
Dynamisch bereik .........................................104
U
Prioriteit D-bereik ..........................................105
V
Indicator Geluid en fl its ...............................189
W
Virtuele horizon ............................................... 18
X
Boostmodus ...................................................212
Y
Histogram ......................................................... 19
Z
Afstandsindicator
2
......................................... 75
a
Externe voedingsbron in gebruik ............... 34
b
Batterijniveau .................................................. 37
c
Gevoeligheid ..................................................136
d
Belichtingscorrectie ........................................ 77
e
Diafragma ...........................................55, 59, 60
f
Sluitertijd ..............................................55, 56, 60
g
TTL-vergrendeling ...................... 142, 205, 231
h
AE-vergrendeling ...................................79, 209
i
Lichtmeting ....................................................133
j k l m
Opnamemodus ............................................... 54
Scherpstelmodus 2
.......................................... 65
Scherpstelindicator
2
...................................... 66
Handmatige scherpstelindicator
2
n
AF-vergrendeling ...................................79, 209
o
Tijdcode ...........................................................158
p
AF+MF-indicator 2
........................................119
q
Sluitertype .......................................................134
r
Doorlopende modus ..................................... 83
s
Opnameniveau 2
...........................................156
t
Scherpstelkader ........................................ 69, 78
u
Belichtingsindicator ................................ 60, 77
v
Zelfontspannerindicator.............................131
w
Microfoon .......................................................158
x
Afstandsontspanner ....................................158
y
Flitsmodus (TTL) ....................................94, 237
z
0
IS-modus 2
.......................................................135
Flitscompensatie ....................................94, 237
1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.
2 Niet weergegeven wanneer
AAN
is geselecteerd voor
D
SCHERM SET-UP
>
GROTE
INDICAT.-MODUS (EVF)
.
1
11
Het LCD-scherm
A BC D E F G H I J K L M N O
1
v u t s r q z y x w
01/01/2019 10:00 AM
l k p o n m j i h g f e d c b a Z
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
12
Cameraschermen
A
Sportzoekermodus .......................................130
B
Flitscompensatie ....................................94, 237
C
Scherpstelloep ........................................76, 120
D
Voorbeeld scherptediepte ..................... 59, 75
E
Downloadstatus locatiegegevens ...219, 252
F
Bluetooth AAN/UIT .......................................216
G
Beeldoverdrachtstatus .......................216, 252
H
Filmmodus ...............................................48, 144
I
Full HD hoge-snelheidsopname ..............145
J
Resterende tijd ................................................. 48
K
Aantal beschikbare beelden
1
L
Beeldgrootte ..................................................... 98
M
Beeldkwaliteit .................................................. 99
N
Datum en tijd ................................... 38, 40, 187
O
Touch screen modus 3
...........................21, 123
P
Witbalans ........................................................102
Q
AWB-vergrendeling ......................................210
R
Filmsimulatie .................................................100
S
F-Log opname ...............................................149
T
Dynamisch bereik .........................................104
U
Prioriteit D-bereik ..........................................105
V
Temperatuurwaarschuwing .....................290
W
Indicator Geluid en fl its ...............................189
X
Boostmodus ...................................................212
Y
Histogram ......................................................... 19
Z
Externe voedingsbron in gebruik ............... 34
a
Batterijniveau .................................................. 37
b
Afstandsindicator
2
......................................... 75
c
Gevoeligheid ..................................................136
d
Scherpstelkader ........................................ 69, 78
e
Belichtingscorrectie ........................................ 77
f
Diafragma ...........................................55, 59, 60
g
Tijdcode ...........................................................158
h
Sluitertijd ..............................................55, 56, 60
i
TTL-vergrendeling ...................... 142, 205, 231
j
AE-vergrendeling ...................................79, 209
k
Lichtmeting ....................................................133
l
Opnamemodus ............................................... 54
m
Scherpstelmodus 2
.......................................... 65
n
Scherpstelindicator
2
...................................... 66
o
Handmatige scherpstelindicator 2
p
AF-vergrendeling ...................................79, 209
2
........................................119
q
AF+MF-indicator
r
Sluitertype .......................................................134
s
Opnameniveau
2
...........................................156
t
Doorlopende modus ..................................... 83
u
Belichtingsindicator ................................ 60, 77
v
Zelfontspannerindicator.............................131
w
Microfoon .......................................................158
x
Afstandsontspanner ....................................158
y
Flitsmodus (TTL) ....................................94, 237
z
IS-modus
2
.......................................................135
1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.
2 Niet weergegeven wanneer
AAN
is geselecteerd voor D
SCHERM SET-UP
>
GROTE
INDICAT.-MODUS (LCD)
.
3 Camerafuncties zijn ook toegankelijk via aanraaktoetsen.
1
13
Een Weergavemodus Kiezen
Druk op de
VIEW MODE
-knop om door de volgende weergavemodi te bladeren.
1
E
OOGSENSR
EVF ONLY
LCD ONLY
EVF ONLY +
E
De zoeker schakelt in en het LCD-scherm schakelt uit als u uw oog naar de zoeker beweegt; als u uw oog weghaalt, schakelt de zoeker weer uit en het LCD-scherm weer in.
Zoeker aan, LCD-scherm uit.
LCD-scherm aan, zoeker uit.
Als u uw oog naar de zoeker brengt, schakelt de zoeker in; uw oog weghalen schakelt deze uit. Het LCD-scherm blijft uit.
E
OOGSENSOR +
LCD-BEELDWEERGAVE
Uw oog tegen de zoeker plaatsen tijdens het fotograferen schakelt de zoeker in, maar het LCD-scherm wordt gebruikt voor de weergave van beelden zodra u na het fotograferen uw oog van de zoeker verwijdert.
De Oogsensor
De oogsensor reageert mogelijk op andere objecten dan uw oog of op licht dat direct op de sensor schijnt.
Oogsensor
14
Cameraschermen
Schermhelderheid aanpassen
De helderheid en kleurtoon van de zoeker en het LCD-scherm kunnen worden aangepast met behulp van de items in het
D
SCHERM SET-UP
-menu. Kies
EVF-HELDERHEID
of
EVF-KLEUR
om de helderheid of kleurtoon van de zoeker aan te passen,
LCD-HELDERHEID
of
LCD KLEUR
om hetzelfde te doen voor het
LCD-scherm.
Schermrotatie
Als
AAN
is geselecteerd voor D
SCHERM SET-UP
>
AUTOROTATIE
DISPLAYS
, draaien de indicatoren in de zoeker en het LCD-scherm automatisch om zich aan de richting van de camera aan te passen.
1
15
1
De DISP/BACK-knop
De
DISP/BACK
-knop regelt het weergeven van de indicatoren in de zoeker en op het LCD-scherm.
N
Indicatoren voor de EVF en LCD moeten apart worden geselecteerd. Om de EVF-weergave te kiezen, plaats u uw oog op de zoeker terwijl u de
DISP/BACK
-knop gebruikt.
Zoeker
Standaard Informatie uit
LCD-scherm
Standaard Informatie uit
16
Infoscherm
Cameraschermen
De standaardweergave aanpassen
Om de items getoond in de standaardindicatorweergave te kiezen:
1 Geef standaardindicatoren weer.
Gebruik de
DISP/BACK
-knop om standaardindicators weer te geven.
2 Selecteer DISP. INST. OP MAAT .
Selecteer D
SCHERM SET-UP
>
DISP. INST. OP MAAT
in het instellingenmenu.
3
Kies items.
Markeer items en druk op
MENU/OK
om te selecteren of te deselecteren.
•
COMP.RICHTL.
•
ELEKTR. WATERPAS
•
FOCUSFRAME
•
AF-AFSTANDSINDICATOR
•
MF-AFSTANDSINDICATOR
•
HISTOGRAM
•
LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM
•
OPNAMEMODUS
•
DIAFR/S-SNELHEID/ISO
•
INFORMATIE-ACHTERGROND
•
Belichtingscomp. (Getal)
•
Belichtingscomp. (Schaal)
•
FOCUSMODUS
•
LICHTMEETSYSTEEM
•
SLUITERTYPE
•
FLITSLICHT
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
DOORLOPENDE MODUS
DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.
TOUCH SCREEN MODUS
WITBALANS
FILMSIMULATIE
DYNAMISCH BEREIK
BOOST-MODUS
REST. BEELDJES
BEELDFORM/-KWALITEIT
FILMMODUS & OPNAMETIJD
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
MICROFOONGELUID
BEGELEIDINGSBERICHT
ACCUNIVEAU
FRAMINGKADER
4 Sla wijzigingen op.
Druk op
DISP/BACK
om de wijzigingen op te slaan.
5 Sluit de menu’s af.
Druk op
DISP/BACK
zoals nodig om terug te keren naar de opnameweergave.
1
17
1
Virtuele Horizon
Als u
ELEKTR. WATERPAS
selecteert, wordt de virtuele horizon weergegeven. De camera is waterpas als de twee lijnen over elkaar liggen.
Houd er rekening mee dat de virtuele horizon mogelijk niet wordt weergegeven als de cameralens naar boven of naar beneden wordt gericht.
Voor een 3D-weergave (aangeduid), drukt u op de functieknop waaraan
ELEKTR. WATERPAS
is toegewezen ( P
Pitchinstelling Rollen
Framingkader
Schakel
FRAMINGKADER
in om de randen van het beeld makkelijker zichtbaar te maken tegen donkere achtergronden.
Begeleidingsbericht
Schakel
BEGELEIDINGSBERICHT
in om, in aanvulling op foutberichten, statusupdates (bijvoorbeeld wanneer instellingen zijn aangepast) en dergelijke weer te geven.
18
Cameraschermen
Histogrammen
Histogrammen geven de verdeling van de tinten in de foto weer. De horizontale as geeft de helderheid weer, de verticale as het aantal pixels.
Aantal pixels
Schaduwen Hoge lichten
Helderheid pixels
•
Optimale belichting
: Pixels zijn als een gelijkmatige kromme verdeeld over alle tinten.
•
Overbelicht
: Pixels bevinden zich in groepjes aan de rechterzijde van de grafi ek.
•
Onderbelicht
: Pixels bevinden zich in groepjes aan de linkerkant van de grafi ek.
Voor het bekijken van afzonderlijke RGB-histogrammen en een scherm met delen van het beeld die bij de huidige instellingen overbelicht worden, geschoven over het beeld dat door het objectief te zien is, drukt u op de functietoets waaraan
HISTOGRAM
is toegewezen ( P
A
Overbelichte gebieden knipperen
B
RGB-Histogrammen
A B
N
In fi lmmodus knipperen mogelijke overbelichte velden (hoge lichten) niet aan en uit, maar worden ze in plaats daarvan aangeduid door zebrastrepen (
P
1
19
De Menu’s Gebruiken
Druk op
MENU/OK
om de menu’s weer te geven.
1
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
(Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
WITBALANS
VERLATEN
Om in de menu's te navigeren:
MENU VOOR HERBEKIJKEN
RAW-CONVERSIE
WISSEN
BEELDUITSNEDE
NIEUW FORMAAT
BEVEILIGEN
FOTO DRAAIEN
VERWIJDER R. OGEN
SPRAAKMEMO INSTELLING
VERLATEN
1
Druk op
MENU/OK
om de menu’s weer te geven.
2
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links om het tabblad voor het huidige menu te markeren.
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
(Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
WITBALANS
VERLATEN
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
(Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
WITBALANS
VERLATEN
Tabblad
3
Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om het tabblad (
H
,
G
,
A
,
F
,
B
,
E
,
C
of
D
) met het gewenste item te markeren.
4
Duw de scherpstellingstok naar rechts om de cursor in het menu te plaatsen.
N
Gebruik de voorste instelschijf om menutabbladen te selecteren of door menu’s te bladeren en de achterste instelschijf om menu-items te markeren.
20
Touch screen modus
De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen.
Opname-aanraaktoetsen
Selecteer, om aanraakbedieningen in te schakelen,
AAN
voor
D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN
>
TOUCH
SCREEN INSTELLINGEN
> x
INSTELL.
AANRAAKSCHERM
.
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
INSTELL. AANRAAKSCHERM
INSTELLING DUBBELTIKKEN
AAN
UIT
EVF TOUCHSCREENGEBD INST.
EVF
De LCD-monitor kan worden gebruikt om het scherpstelveld te selecteren terwijl foto’s worden gekadreerd in de elektronische zoeker (EVF). Gebruik D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
>
EVF TOUCHSCREENGEBD
INST.
om het gebied van de monitor te kiezen dat voor aanraakbedieningen wordt aangewend.
1
N
Als n
GEZICHTSSELECTIE
op
is ingeschakeld wanneer
GEZICHTSHERKENNING AAN
wordt geselecteerd voor G
AF/MF
INSTELLINGEN
>
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
, kan het gezicht dat wordt gebruikt voor de scherpstelling worden geselecteerd met behulp van de aanraakbediening.
21
1
LCD-scherm
Touchscreen knoppen kunnen gebruikt worden voor dergelijke operaties als het kiezen van het scherpstelgebied en het ma ken van foto’s. De uitgevoerde bewerking kan worden geselecteerd door op de touchscreenmodus indicator op het scherm te tikken en door vervolgens door de volgende opties te bladeren.
AF
AF OFF
Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen. In de salvomodus worden foto’s genomen terwijl u uw vinger op het scherm houdt.
•
In scherpstelmodus
S
(AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram
AF OFF
tikt.
•
In scherpstelmodus
C
(AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram
AF OFF
tikt.
•
In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.
Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren. Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.
Aanraakscherpstelling en opname uitgeschakeld.
O
Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom ( P
N •
Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbregen, selecteert u
UIT
voor D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
> x
INSTELL. AANRAAKSCHERM
.
•
De aanraaktoetsinstellingen kunnen worden aangepast met behulp van
G
AF/MF INSTELLINGEN
>
TOUCH SCREEN MODUS
. Voor informatie over aanraakbedieningen die beschikbaar zijn tijdens fi lmopnamen, zie
”Filmopname (
TOUCH SCREEN MODUS
;
P
22
Touch screen modus
Filmbedieningen dempen
Filminstellingen kunnen worden aangepast met behulp van touchscreenbedieningen, zodat geluiden gemaakt door de camerabedieningen niet worden opgenomen tijdens het maken van een fi lm. Wanneer
AAN
is geselecteerd voor
B
FILMINSTELLINGEN
>
STILLE BEDIENING FILM
in het opnameme-
F
SET
-pictogram
nu, wordt een F
SET
-pictogram weergegeven in de LCD-monitor; tik op het pictogram voor toegang tot de volgende bedieningen:
•
SLUITERTIJD
*
•
DIAFRAGMA *
•
COMPENSATIE BELICHTING
•
ISO
•
AANP. INTERN MIC.-NIVEAU/
AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU
•
•
•
•
WINDFILTER
VOLUME HOOFDTELEFOON
F
F
FILMSIMULATIE
WITBALANS
* Het selecteren van
AAN
voor B
FILMINSTELLINGEN
>
STILLE BEDIENING
FILM
schakelt schijfbedieningen uit.
Aanraakfunctie
Functies kunnen aan de volgende veegbewegingen worden toegewezen op eenzelfde manier als de functieknoppen (
P
•
Veeg omhoog:
T-Fn1
•
Veeg naar links:
T-Fn2
•
Veeg naar rechts:
T-Fn3
•
Veeg omlaag:
T-Fn4
N •
In sommige gevallen geven aanraakveegbewegingen een menu weer; tik om de gewenste optie te selecteren.
•
Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard uitgeschakeld. Om aanraakfunctiebewegingen in te schakelen, selecteer
AAN
voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
> c
AANRAAKFUNCTIE
.
AANP. INTERN MIC.-NIVEAU
25.5
OK ANNULEREN
23
1
1
Touch screen modus
Touchscreen knoppen terugkijken
Als
AAN
is geselecteerd voor D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
> a
INSTELL. AANRAAKSCHERM
, kunnen aanraaktoetsen worden gebruikt voor de volgende afspeelbewerkingen:
•
Veeg
: Veeg uw vinger langs het scherm om andere foto’s te bekijken.
•
Zoom
: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze uit elkaar om in te zoomen.
•
Knijp
: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze naar elkaar toe om uit te zoomen.
N
Foto’s kunnen uitgezoomd worden tot de gehele afbeelding zichtbaar is, maar niet verder dan dat.
•
Dubbele klik
: Tik twee keer op de weergave om op het scherpstelpunt in te zoomen.
•
Blader
: Bekijk andere delen van de foto tijdens terugspeelzoom.
24
Eerste stappen
25
2
De draagriem bevestigen
Maak de draagriemclipjes aan de camera vast en daarna aan de draagriem.
1 Bevestig een beschermkapje.
Plaats het beschermkapje over het oogje, zoals weergegeven. De zwarte kant moet richting de camera wijzen.
2 Open een draagriemclipje.
Gebruik het draagriemgereedschap
(A) om het draagriemclipje (B) te openen.
Beschermkapje
(A)
(B)
3 Schuif de klem op de tool.
Schuif de klem op de tool zodat deze over de projectie haakt.
26
4 Plaats het draagriemclipje op een oogje.
Haak het bevestigingsoogje vast in de opening van het clipje. Verwijder het gereedschap en houd het clipje met de andere hand op zijn plek.
N
Bewaar het gereedschap op een veilige plaats, omdat u dit nodig heeft om de draagriemclipjes te openen bij het verwijderen van de draagriem.
De draagriem bevestigen
2
5 Haal het clipje door het oogje.
Draai het clipje totdat het volledig door het oogje is en dichtklikt.
6
Maak de draagriem vast.
Steek de draagriem door een beschermkap en draagriemclipje en zet de gesp vast zoals aangegeven.
O
Zorg ervoor dat de draagriem goed vastzit om te voorkomen dat de camera valt.
Draagriemclip
Herhaal de stappen hierboven voor het tweede oogje.
Gesp
27
2
Een lens bevestigen
De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het
FUJIFILM X-bevestigingspunt.
Verwijder de behuizingsdop van de camera en de achterste dop van de lens. Plaats de lens op het bevestigingspunt, houd de markering op de lens en de camera op één lijn (
A
) en draai vervolgens aan de lens totdat deze op zijn plaats klikt (
B
).
O
•
Zorg dat stof of andere vreemde materialen niet in de camera komt bij het bevestigen van lenzen.
•
Let op dat u de interne delen van de camera niet aanraakt.
•
Draai aan de lens tot deze goed vastklikt.
•
Druk niet op de ontspanknop van de lens tijdens het bevestigen van de lens.
Lenzen verwijderen
Schakel, om de lens te verwijderen, de camera uit en druk vervolgens op de ontgrendelingsknop (
A
) van de lens en draai aan de lens zoals aangeduid (
B
).
O
Om te voorkomen dat stof zich ophoopt op de lens of in de camera, plaatst u de lenskappen en de behuizingsdop van de camera terug wanneer de lens niet is bevestigd.
Lenzen en andere optionele accessoires
De camera kan gebruikt worden met lenzen en accessoires voor het FUJIFILM
X-bevestigingspunt.
O
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het bevestigen of verwijderen (verwisselen) van lenzen.
•
Controleer of er geen stof of andere vreemde materialen op de lenzen aanwezig is.
•
Verwissel lenzen niet in direct zonlicht of onder een heldere lichtbron.
Licht dat rechtstreeks in de binnenkant van de camera is gericht, kan storingen veroorzaken.
•
Bevestig de lensdoppen voordat lenzen worden verwisseld.
28
De batterij en een geheugenkaart plaatsen
Plaats de batterij en de geheugenkaart zoals hieronder beschreven.
1 Open de kap van het batterijvak.
Verschuif de vergrendeling van het batterijvak zoals aangeduid en open de kap van het batterijvak.
O
•
Verwijder de batterij
niet als de camera is ingeschakeld. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan fotobestanden of geheugenkaarten beschadigen.
•
Gebruik niet te veel kracht wanneer u de kap van het batterijvak opent of sluit.
2
2 Plaats de batterij.
Plaats de batterij zoals afgebeeld.
O •
Plaats de batterij in de aangegeven richting.
Oefen geen kracht uit of probeer niet de batterij achterstevoren of ondersteboven te plaatsen.
In de juiste stand is de batterij gemakkelijk in te schuiven.
•
Controleer of de batterij stevig vastzit.
29
2
3 Plaats de geheugenkaart.
Houd de kaart in de getoonde richting en schuif deze in het apparaat totdat deze aan de achterkant van de sleuf vastklikt.
O
Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst; steek de kaart er niet onder een hoek in en oefen geen kracht uit.
4 Sluit de kap van het batterijvak.
Sluit en vergrendel de kap.
O
Als de kap niet dicht kan, controleert u of de batterij in de juiste richting is geplaatst. Probeer de kap niet dicht te forceren.
5 Formatteer de geheugenkaart (
P
O
Nieuwe geheugenkaarten moeten vóór het eerste gebruik worden geformatteerd en alle geheugenkaarten die in een computer of ander apparaat zijn gebruikt, moeten ook weer worden geformatteerd.
O
Open de kap van de geheugenkaartsleuf niet wanneer de camera is ingeschakeld. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van fotobestanden of geheugenkaarten tot gevolg hebben.
30
De batterij en een geheugenkaart plaatsen
De batterij en de geheugenkaart verwijderen
Voordat u de batterij of de geheugenkaart verwijdert,
moet de camera worden uitgeschakeld
, waarna het afdekkapje van het batterijencompartiment kan worden geopend.
Druk de batterijvergrendeling opzij om de batterij vrij te geven en laat de batterij uit de camera glijden.
O
De batterij kan warm worden bij gebruik in omgevingen met hoge temperaturen. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterij.
De geheugenkaart kan worden verwijderd door de kaart omlaag te drukken en langzaam omhoog te laten komen. De geheugenkaart kan nu met de hand worden verwijderd.
2
O •
Druk op het midden van de kaart wanneer u het uitwerpt.
•
Bij het verwijderen van een geheugenkaart kan de kaart te snel worden uitgeworpen. Gebruik uw vinger om deze tegen te houden en laat de kaart zachtjes los.
31
2
De batterij en een geheugenkaart plaatsen
Compatibele geheugenkaarten
•
De camera kan worden gebruikt met SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten.
•
De camera ondersteunt UHS-I geheugenkaarten.
•
Gebruik om fi lms op te nemen kaarten met een UHS-snelheidsklasse van 3 of hoger of een videosnelheidsklasse van
V30 of hoger.
•
Een lijst met ondersteunde geheugenkaarten is beschikbaar op de Fujifi lm-website. Bezoek voor meer informatie:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/compatibility/
.
O •
Voorkom dat de camera wordt uitgeschakeld of dat de geheugenkaart wordt verwijderd terwijl de camera bezig is met het formatteren van de geheugenkaart of met het wegschrijven of wissen van gegevens.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.
•
Geheugenkaarten kunnen worden vergrendeld, zodat de kaart niet geformatteerd kan worden en er geen foto’s opgeslagen of gewist kunnen worden. Schakel de schrijfbeveiligingsschakelaar naar de ontgrendelde stand voordat u de geheugenkaart in de camera plaatst.
•
Geheugenkaarten zijn klein en kunnen ingeslikt worden; houd ze buiten het bereik van kinderen. Als een kind een geheugenkaart inslikt, moet u onmiddellijk medische hulp inroepen.
• miniSD- of microSD-adapters die groter of kleiner zijn dan geheugenkaarten, worden mogelijk niet normaal uitgeworpen. Breng de camera naar een erkend service center als dit gebeurt. Probeer de kaart niet met geweld uit de camera te halen.
•
Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op geheugenkaarten.
Etiketten die losraken kunnen cameradefecten veroorzaken.
•
Bij sommige soorten geheugenkaarten kunnen fi lmopnamen onderbrekingen vertonen.
•
Door het formatteren van een geheugenkaart in de camera wordt een map aangemaakt waarin de foto’s worden opgeslagen. U mag deze map niet verwijderen of een andere naam geven. Ook mag u de fotobestanden in deze map niet bewerken, wissen of herbenoemen met behulp van een computer of ander apparaat. Gebruik altijd de camera om foto’s te verwijderen; kopieer bestanden naar een computer alvorens de bestanden te bewerken of hernoemen en bewerk of hernoem de kopieën, niet de originele bestanden. Het hernoemen van bestanden op de camera kan problemen veroorzaken tijdens het afspelen.
32
De batterij opladen
Bij levering is de batterij niet opgeladen. Schakel de camera uit en laad de batterij voor gebruik op. De camera laadt de interne batterij op.
O
•
Een NP-W126S oplaadbare batterij wordt meegeleverd met de camera.
•
Het opladen duurt ongeveer 180 minuten.
1 Sluit de plugadapter aan op de netspanningsadapter.
Sluit de plugadapter aan zoals aangegeven, en zorg ervoor dat die volledig op zijn plaats is ingestoken en klikt op de contactklemmen van de netspanningsadapter.
O •
De meegeleverde stekkeradapter is uitsluitend bedoeld voor gebruik met de AC-5VGnetstroomadapater. Gebruik de stekkeradapter niet met andere apparaten.
•
De vorm van de stekkeradapter verschilt afhankelijk van het land van verkoop.
2 Laad de batterij op.
Gebruik de bijgeleverde USB-kabel om de camera aan te sluiten op de bijgeleverde netspanningadapter. Steek de netstroomadapter vervolgens in een stopcontact.
2
O •
Sluit de kabel aan op de USB-aansluiting van de camera (Type-C).
•
Let op dat u de stekkers volledig in de aansluitingen steekt.
33
Oplaadstatus
Het indicatorlampje toont als volgt de laadstatus van de batterij:
2
Aan
Uit
Knippert
Batterij wordt opgeladen
Opladen voltooid
Batterij defect
O •
Als de camera wordt ingeschakeld terwijl de accu aan het opladen is, wordt het pictogram
K
weergegeven. Het opladen van de batterij stopt en het batterijniveau begint geleidelijk af te nemen.
•
De meegeleverde netstroomadapter is compatibel met stroomvoorzieningen van 100 tot 240 V (voor overzees gebruik is een stekkeradapter vereist).
•
Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op de batterij. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan het verwijderen van de batterij uit de camera onmogelijk maken.
•
Voorkom dat de batterijpolen worden kortgesloten. Anders kan de batterij oververhit raken.
•
Lees de voorzorgsmaatregeln in “De batterij en stroomvoeding”.
•
Gebruik uitsluitend echte Fujifi lm oplaadbare batterijen die voor gebruik in deze camera goedgekeurd zijn. Anders kan de batterij en/of de batterijlader defect raken.
•
Probeer niet de labels van de batterij te halen of de behuizing te openen.
•
Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.
•
Als de batterij niet kan opladen, heeft deze het einde van haar levensduur bereikt en moet deze worden vervangen.
•
Trek de stekker van de adapter uit het stopcontact wanneer de adapter niet in gebruik is.
•
Verwijder vuil van de batterijpolen met een schone, droge doek. Neemt u deze voorzorgsmaatregel niet in acht, dan kan de batterij mogelijk niet worden opgeladen.
•
Merk op dat de oplaadtijden toenemen bij lage temperaturen.
34
De batterij opladen
Opladen via de computer
De batterij laadt ook op als de camera is aangesloten op een computer. Schakel de camera uit, plaats de batterij en sluit een USB-kabel aan.
USB-aansluiting (Type-C)
•
Batterijstatus wordt weergegeven door het indicatielampje.
Aan
Uit
Batterij wordt opgeladen
Opladen voltooid
Knippert Batterij defect
•
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; gebruik geen USB-hub of toetsenbord.
•
Het laden stopt zodra de computer naar de slaapstand gaat. Activeer, om het opladen te hervatten, de computer en koppel de USB-kabel los en weer aan.
•
Het opladen kan mogelijk niet worden ondersteund, afhankelijk van het computermodel, computerinstellingen en de huidige toestand van de computer.
2
35
De camera in- en uitschakelen
Gebruik de
ON/OFF
-schakelaar om de camera in en uit te schakelen.
Draai de schakelaar naar
ON
om de camera in te schakelen, of naar
OFF
om de camera uit te schakelen.
2
O
Vingervlekken en vuil op de lens of de zoeker zijn van invloed op de kwaliteit van de foto’s of het zicht door de zoeker. Zorg dat de lens en de zoeker schoon blijven.
N •
Door op de a -knop te drukken tijdens het fotograferen, begint het afspelen.
•
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamemodus.
•
De camera wordt automatisch uitgeschakeld als er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende de geselecteerde tijdsduur voor
D
STROOMBEHEER
>
UITSCHAKELEN
. Druk de ontspanknop half in of draai de
ON/OFF
-schakelaar naar
OFF
en vervolgens weer naar
ON
om de camera opnieuw aan te zetten nadat deze automatisch werd uitgeschakeld.
36
Het batterijniveau controleren
Controleer het batterijniveau in het scherm na het inschakelen van de camera.
Het batterijniveau wordt als volgt weergegeven: e f g h i i
(rood) j
(knippert rood)
Batterij is gedeeltelijk ontladen.
Batterij ongeveer 80% vol.
Batterij ongeveer 60% vol.
Batterij ongeveer 40% vol.
Batterij ongeveer 20% vol.
Batterij bijna leeg. Zo snel mogelijk opladen.
De batterij is leeg. Schakel de camera uit en laad de batterij op.
2
37
2
Basisinstellingen
Wanneer u de camera de eerste keer aanzet, kunt u een taal kiezen en de cameraklok instellen. Met standaardinstellingen kunt u ook de camera koppelen meteen smartphone of tablet zodat u later de klokken kunt synchroniseren of foto’s kunt downloaden. Volg de stappen hieronder wanneer u de camera de eerste keer aanzet.
N
Als u de camera aan een smartphone of tablet wilt koppelen, installeer en start de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op het apparaat alvorens u doorgaat. Voor meer informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
1 Schakel de camera in.
Een taalkeuzedialoogvenster zal worden weergegeven.
2 Kies een taal.
Markeer een taal en druk op
MENU/OK
.
3 Koppel de camera aan de smartphone of tablet.
Druk op
MENU/OK
op de camera en tik
KOPPELREGISTRATIE
op
KOPPELREGISTRATIE
in FUJIFILM
KOPPELEN MET SMARTPHONE?
Camera Remote.
N
Om het koppelen over te slaan, druk op
DISP/BACK
.
OVERDRACHT VAN BEELDEN OP
SMARTPHONE GEMAKKELIJK
DOOR KOPPELEN
SCAN QR OF ZK NR "FUJIFILM
Camera Remote" APP OP NET
INSTELLEN OVERSLAAN HELP
38
Basisinstellingen
4 Controleer de tijd.
Wanneer de koppeling compleet is, wordt u aangespoord om de cameraklok in te stellen op de tijd die is gemeld door de smartphone of tablet.
Controleer of de tijd klopt.
KOPPELREGISTRATIE
KOPPLEN VOLTOOID
1/ 1/2019 12:00 PM
DATUM/TIJD VAN SMARTPHONE INSTELLEN?
OK ANNULEREN
N
Om de klok handmatig in te stellen, druk op
DISP/BACK
( P
5 Synchroniseer de camera-instellingen met de instellingen die op uw smartphone of tablet geconfi gureerd zijn.
INSTELLNG SYNCHRONISEREN SMARTPHONE
UIT
LOCATIE&TIJD
LOCATIE
TIJD
2
INSTELLEN
N
De geselecteerde optie kan op elk gewenst moment worden gewijzigd met behulp van D
VERBINDING INSTELLING
>
Bluetooth
INSTELLINGEN
.
6 Stel de klok in.
Druk op
MENU/OK
om de cameraklok in te stellen op de tijd die gemeld is door de smartphone of tablet en verlaat de opnamemodus.
N
Als er gedurende langere tijd geen batterij in de camera zit, wordt de cameraklok teruggezet en wordt het taalkeuzevenster weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld.
De huidige stap overslaan
Als u een stap overslaat, wordt een bevestigingsvenster weergegeven; selecteer
NEE
om te voorkomen dat u stappen herhaalt die u oversloeg de volgende keer dat u de camera aanzet.
39
2
Basisinstellingen
Een andere taal kiezen
Om de taal te wijzigen:
1 Geef taalopties weer.
Selecteer D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
> Q a
.
2 Kies een taal.
Markeer de gewenste optie en druk op
MENU/OK
.
De tijd en datum veranderen
Om de cameraklok in te stellen:
1 Geef DATUM/TIJD -opties weer.
Selecteer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
DATUM/TIJD
.
2
Stel de klok in.
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Druk op
MENU/OK
om de klok in te stellen.
40
Basisfotografi e en afspelen
41
3
Fotograferen (modus P)
Deze sectie beschrijft hoe u foto’s kunt maken met programma
AE (modus
P
). Raadpleeg pagina 54–60 voor meer informatie
over
S
-,
A
- en
M
-modi.
1
Pas de instellingen aan voor programma AE.
A
Keuzehendel automatische modus
z
B
Sluitertijd A
(auto)
C
Drive-modus
D
Scherpstelmodus
E
Diafragma
S
(enkel beeld)
S
(enkelvoudige AF)
A
(auto)
2 Controleer de opnamemodus.
Bevestig dat
P
verschijnt in het scherm.
42
3 Maak de camera gereed.
•
Houd met beide handen de camera stevig vast en laat uw ellebogen rusten tegen uw zij. Trillende of onvaste handen kunnen uw foto’s wazig maken.
•
Houd uw vingers en andere voorwerpen uit de buurt van de lens en
AF-hulpverlichting om onscherpe of te donkere (onderbelichte) foto’s te voorkomen.
4 Zet de foto in een kader.
Lenzen met zoomringen
Gebruik de zoomring om de foto in het scherm te kaderen. Draai de ring naar links om uit te zoomen, naar rechts om in te zoomen.
Fotograferen (modus P)
3
43
5 Stel scherp.
Houd de ontspanknop half ingedrukt om scherp te stellen.
Fotograferen (modus P)
3
Scherpstelindicator
Scherpstelkader
•
Als de camera kan scherpstellen
, klinkt er tweemaal een pieptoon en lichten scherpstelkader en scherpstelindicator groen op.
•
Als de camera niet in staat is om scherp te stellen
, wordt het scherpstelkader rood, wordt s weergegeven en zal de scherpstelindicator wit knipperen.
N •
Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-hulpverlichting mogelijk branden om te assisteren bij de scherpstelbewerking.
•
Scherpstelling en belichting vergrendelen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zolang u de knop in deze positie blijft (AF/
AE-vergrendeling).
•
De camera stelt scherp op onderwerpen op elke afstand in het macro- en standaardscherpstelbereik voor het objectief.
6 Neem een foto.
Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de foto te maken.
44
a
Foto’s bekijken
U kunt foto’s in de zoeker of op het LCD-scherm bekijken.
Druk op a
om de foto’s schermvullend te bekijken.
100-0001
Extra foto’s kunnen bekeken worden door de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) naar links of rechts te duwen of de voorste commandoschijf te draaien. Duw de scherpstellingstok of draai de schijf naar rechts om de foto’s te zien in de volgorde waarin ze zijn opgenomen en naar links om de foto’s in omgekeerde volgorde te zien. Houd de scherpstellingstok ingedrukt om snel naar het gewenste frame te scrollen.
N
Foto’s gemaakt met andere camera’s worden gemarkeerd met een m (“geschenkbeeld”)-pictogram om aan te duiden dat deze misschien niet correct worden weergegeven en dat mogelijk de zoomweergave niet beschikbaar is.
3
45
3
b
Foto’s
Gebruik de b
-knop om foto’s te wissen.
O
Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.
1
Druk, als een afbeelding in volledig scherm wordt weergegeven, op de b
-knop en selecteer
ENKELE FOTO
.
WISSEN
ENKELE FOTO
GEKOZEN VELDEN
ALLE FOTO'S
2
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door de foto’s te scrollen en druk op
MENU/OK
om te verwijderen (een bevestigingsdialoog wordt niet weergegeven). Herhaal dit om extra foto’s te wissen.
N •
Beveiligde foto’s kunnen niet worden gewist. Verwijder de beveiliging van foto's die u wilt wissen ( P
•
Foto’s kunnen ook via de menu’s worden gewist met behulp van de optie C
MENU VOOR HERBEKIJKEN
>
WISSEN
( P
46
Films opnemen en afspelen
47
F
Films opnemen
Deze sectie beschrijft hoe fi lms op te nemen in de automatische modus.
1
Draai de drive-schijf naar
F
.
4
2
Draai de keuzehendel van de automatische modus naar
AUTO
om fi lms op te nemen in de
S
GEAVANCRD SR
AUTO
-modus. De camera optimaliseert automatisch de instellingen om zich aan te passen aan het onderwerp.
3
Druk op de ontspanknop om de opname te starten. Een opname-indicator (
V
) en de resterende tijd worden weergegeven terwijl de opname bezig is.
4
Druk nogmaals op de knop om de opname te beëindigen. De opname eindigt automatisch wanneer de maximale lengte is bereikt of de geheugenkaart vol is.
48
Films opnemen
Een Externe Microfoon Gebruiken
Er kan geluid worden opgenomen met externe microfoons met een aansluiting van 2,5 mm in doorsnede; microfoons die netstroom nodig hebben kunnen niet worden gebruikt. Raadpleeg de microfoonhandleiding voor meer informatie.
O •
Geluid wordt opgenomen via de ingebouwde microfoon of een optionele externe microfoon. Bedek de microfoon niet tijdens de opname.
•
Houd er rekening mee dat de microfoon mogelijk ook geluiden van de lens of andere camerageluiden oppikt tijdens het opnemen.
•
In fi lms met zeer heldere onderwerpen kunnen verticale of horizontale strepen verschijnen. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
4
49
4
Films opnemen
Filminstellingen aanpassen
Filminstellingen kunnen worden aangepast met behulp van de optie
B
FILMINSTELLINGEN
in het opnamemenu ( P
FILMINSTELLINGEN
FILMMODUS
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
WITBALANS
(Warm/Koud)
DYNAMISCH BEREIK
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
VERLATEN
Scherptediepte
Kies lage f-waarden om achtergronddetails zachter te maken.
N
•
Het indicatorlampje brandt terwijl de opname wordt uitgevoerd (de optie
B
FILMINSTELLINGEN
>
CONTROLELAMPJE
kan worden gebruikt om het lampje—indicator of AF-hulpverlichting—te kiezen dat brandt tijdens fi lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden). Tijdens het opnemen kunt u de belichtingscompensatie veranderen met maximaal ±2 EV en de zoom aanpassen met behulp van de zoomring op de lens (indien beschikbaar).
•
Als de lens met een modusschakelaar voor het diafragma is uitgerust, selecteer dan de diafragmafunctie voordat u begint met de opname. Als er een andere optie dan
A
is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het diafragma worden aangepast terwijl de opname bezig is.
•
Terwijl de opname bezig is, kunt u het volgende doen:
-
-
Pas gevoeligheid aan
Gebruik de -knop en de oogsensor om tussen de EFV- en
LCD-monitorschermen te schakelen
-
Stel opnieuw scherp met behulp van één van de volgende methoden:
•
Houd de ontspanknop half ingedrukt
•
Druk op een functieknop waaraan
AF-AAN
is toegewezen
•
Gebruik touchschreen-bedieningen
-
Toon een histogram of kunstmatige horizon door op de knop te drukken waaraan
HISTOGRAM
o
ELEKTR. WATERPAS
is toegewezen
•
Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl in andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn tijdens de opname.
•
Selecteer, om het scherpstelveld te kiezen voor fi lmopnamen,
B
FILMINSTELLINGEN
> F
SCHERPSTELGEBIED
en gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf (
P
50
a
Films bekijken
Bekijk fi lms op de camera.
Tijdens het afspelen in volledig scherm worden fi lms aangeduid door een
W
-pictogram. Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om het afspelen van de fi lm te starten.
Tijdens het afspelen van een fi lm zijn de volgende handelingen mogelijk:
01/01/2019 10:00 AM
+1.0
12800
Omhoog
Omlaag
Links/rechts
—
Afspelen starten
Bekijk andere foto’s
((
x
))
Afspelen pauzeren
Snelheid aanpassen
((
y
))
Afspelen stoppen
Afspelen starten/ hervatten
Enkel beeld terugspoelen/ vooruitspoelen
De voortgang wordt tijdens het afspelen op het scherm weergegeven.
O
Dek de luidspreker niet af tijdens het afspelen.
29m59s
STOP PAUZE
N
Druk op om het afspelen te pauzeren en een volumeregelaar weer te geven. Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het volume aan te passen; druk opnieuw op
MENU/OK
om door te gaan met afspelen. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van
D
GELUID SET-UP
>
AFSPEEL VOLUME
.
51
4
4
Afspeelsnelheid
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om de afspeelsnelheid aan te passen tijdens afspelen. De snelheid wordt aangeduid door het aantal pijltjes (
M
of
N
).
Pijltjes
Films bekijken
29m59s
52
Foto’s maken
53
5
Een opnamemodus kiezen
Voor de bediening van de sluitertijd en het diafragma
(modi
P
,
S
,
A
en
M
) draait u de keuzehendel van de automatische modus naar z
. Draai de hendel naar
AUTO
om te kiezen uit modi geschikt voor specifi eke onderwerptypes of selecteer
S
GEAVANCRD SR AUTO
om de camera de modus automatisch aan het onderwerp aan te passen.
Modus P: Programma AE
Laat de camera de sluitertijd en het diafragma kiezen voor optimale belichting. Andere waarden die dezelfde belichting produceren kunnen worden geselecteerd met programmaverschuiving.
A
Keuzehendel automatische modus
B
Sluitertijd
C
Diafragma
z
A
(automatisch)
A
(automatisch)
Bevestig dat
P
verschijnt in het scherm.
O
Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven als “– – –”.
54
Programmaverschuiving
Indien u dit wenst, kunt u aan de achterste commandoschijf draaien om andere sluitertijd- en diafragmacombinaties te selecteren, zonder de belichting te wijzigen (programmaverschuiving).
Een opnamemodus kiezen
Diafragma
Sluitertijd
O
Programmaverschuiving is niet beschikbaar in één van de volgende omstandigheden:
•
Met fl itsers die TTL auto ondersteunen
•
Wanneer een automatische optie is geselecteerd voor
H
INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT
>
DYNAMISCH BEREIK
•
In fi lmmodus
N
Om programmaverschuiving te annuleren, schakelt u de camera uit.
5
55
Modus S: Sluiterprioriteit AE
Kies een sluitertijd en laat de camera het diafragma aanpassen voor optimale belichting.
5
A
Keuzehendel automatische modus
z
B
Sluitertijd
C
Diafragma
Door gebruiker geselecteerd
A
(automatisch)
Bevestig dat
S
verschijnt in het scherm.
O •
Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij de geselecteerde sluitertijd, wordt het diafragma in het rood weergegeven.
•
Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt het diafragma weergegeven als “– – –”.
N •
Bij instellingen anders dan
180X
kan de sluitertijd ook worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.
•
De sluitertijd kan zelfs worden aangepast terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
56
Een opnamemodus kiezen
Tijd (T)
Draai de sluitertijdschijf naar
T
(tijd) om lange sluitertijden voor langdurige belichtingen te kiezen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.
1
Draai de sluitertijdschijf naar
T
.
2
Draai aan de achterste commandoschijf om een sluitertijd te kiezen.
3
Druk de ontspanknop volledig in om een foto te maken met de geselecteerde sluitertijd. Bij snelheden van 1 s of langzamer wordt een afteltimer weergegeven terwijl de belichting in uitvoering is.
N
Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u
AAN
voor
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
>
L BEL. RO
. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.
5
57
Lamp (B)
Selecteer een sluitertijd van
B
(lamp) voor langdurige belichtingen waarin u de sluiter handmatig opent en sluit. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.
1
Draai de sluitertijdschijf naar
B
.
5
2
Druk de ontspanknop volledig in. De sluiter kan tot 60 minuten lang openblijven zolang de ontspanknop wordt ingedrukt; het scherm toont de tijd die verstreken is sinds de belichting begon.
N •
Door een diafragma van
A
te selecteren, wordt de sluitertijd ingesteld op 30 sec.
•
Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u
AAN
voor
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
>
L BEL. RO
. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.
Een afstandsontspanner gebruiken
Een afstandsontspanner kan gebruikt worden voor langdurige belichting. Gebruikt u een optionele RR-100 afstandsontspanner of een elektronische ontspanner van een ander merk, sluit deze dan op de aansluiting van de afstandsontspanner aan.
N
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven wanneer een ontspanner op afstand wordt aangesloten; druk op
MENU/OK
en selecteer n
AFST.B
voor
MIC/AFSTANDSBED.
.
CONTROLEER MIC/AFSTAND-
SLUITER INSTELLING
SET OVERSLAAN
58
Een opnamemodus kiezen
Modus A: Diafragmaprioriteit AE
Kies een diafragma en laat de camera de sluitertijd aanpassen voor optimale belichting.
A
Keuzehendel automatische modus
B
Sluitertijd
C
Diafragma
z
A
(automatisch)
Z
(door gebruiker geselecteerd)
Bevestig dat
A
verschijnt in het scherm.
O •
Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij het geselecteerde diafragma, wordt de sluitertijd in het rood weergegeven.
•
Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt de sluitertijd weergegeven als “– – –”.
N •
Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.
•
Het diafragma kan zelfs worden aangepast wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Voorbeeld scherptediepte bekijken
Als
VOORB DIEPTESCH
is toegewezen aan een functietoets, wordt een L -pictogram weergegeven door op de knop te drukken en wordt de diafragma gestopt tot de geselecteerde instelling waardoor de scherptediepte kan worden bekeken op het scherm.
5
59
Modus M: Handmatige belichting
In handmatige modus regelt de gebruiker zowel sluitertijd als diafragma. Opnamen kunnen opzettelijk worden overbelicht
(helderder) of onderbelicht (donkerder) en biedt daardoor een verscheidenheid aan individuele creatieve uitingen. De hoeveelheid waarmee de foto onder- of overbelicht zou zijn bij de huidige instellingen wordt getoond door de belichtingsindicator; stel de sluitertijd en het diafragma bij totdat de gewenste belichting wordt bereikt.
5
A
Keuzehendel automatische modus
B
Sluitertijd
C
Diafragma
z
Door gebruiker geselecteerd
Z
(door gebruiker geselecteerd)
5.6
Bevestig dat
M
verschijnt in het scherm.
N •
Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.
•
Bij instellingen anders dan
180X
kan de sluitertijd ook worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.
60
Een opnamemodus kiezen
Belichtingsvoorbeeld
Om de belichting als voorbeeld op het LCD-scherm te bekijken, selecteert u een optie anders dan
UIT
voor
D
SCHERM SET-UP
>
PRVW BELICH/
WITBALANS HANDM. MODUS
.
N
Selecteer
UIT
bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.
Auto-modus
De automatische modus biedt opties geschikt voor bepaalde onderwerptypes.
5
A
Keuzehendel automatische modus
B
Drive-schijf
AUTO
S
(enkel beeld)
De huidig geselecteerde scène verschijnt op het scherm.
N •
U kunt ook een scène kiezen met behulp van het
A
OPNAME-INSTELLINGEN
>
ONDERWERPPROGRAMMA
item in het opnamemenu.
•
Selectie van scherpstelveld is niet beschikbaar wanneer een scène wordt geselecteerd.
61
Kies uit de volgende opties:
5
S h
Z
M
GEAVANCRD SR
PORTRET
GEZICHT
LANDSCHAP
De camera optimaliseert automatisch de instellingen om zich aan te passen aan het onderwerp.
Kies deze scène voor portretten.
Verwerkt portretten om het onderwerp een vloeiende, natuurlijke teint te geven.
Kies deze scène voor daglichtfoto’s of gebouwen en landschappen.
N
SPORT
O
NACHT
H
NACHT(STAT.)
Kies deze stand voor slecht schemerlicht of nachtscènes.
Kies deze stand voor lange sluitertijden bij nachtopnames.
p
VUURWERK
Q
ZONSOPKOMST
Kies deze stand om de levendige kleuren in zonsopkomsten en zonsondergangen vast te leggen.
R
SNEEUW
Lange sluitertijden worden gebruikt om de lichteff ecten van vuurwerk vast te leggen.
Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van scènes vastleggen welke door glimmende witte sneeuw worden gedomineerd.
s
STRAND
Kies deze scène bij het fotograferen van bewegende onderwerpen.
f
ONDER WATER
Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van zonovergoten standen vastleggen.
Vermindert de blauwe gloed die doorgaans geassocieerd wordt met onderwaterverlichting.
U
FEESTEN
V
W
BLOEMEN
DOCUMENTEN
Leg achtergrondverlichting binnenshuis onder omstandigheden met weinig licht vast.
Auto scherpstelling voor close-up foto’s en krachtige kleuren.
Maak duidelijke foto’s van gedrukte tekst of tekeningen.
62
Een opnamemodus kiezen
S
GEAVANCRD SR AUTO
De scène die geselecteerd is door de camera in
S
GEAVANCRD SR AUTO
stand wordt getoond met een pictogram op het scherm.
• a
AUTO
• c
LANDSCHAP
• d NACHT
• h
NACHT(STAT.)
• e
MACRO
• u STRAND
• v ZONSOPKOMST
• w
SNEEUW
• x
HEMEL
• y
GEBLADERTE
• z HEMEL & GEBLADERTE
• d
PORTRET
• g
TEGENLICHTPORTRET
• c BEWEGEND VOORWERP
• a PORTRET&BEWEGING
• b
TEGENLICHTPORTRET&BEWEGING
O
De geselecteerde stand kan verschillen afhankelijk van de opnameomstandigheden. Als de stand en het onderwerp niet overeenkomen, selecteer handmatig een scène.
5
63
Automatische scherpstelling
Maak foto’s met behulp van automatisch scherpstellen.
1
Draai de automodusselectiehendel naar z
(
P
2
Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar
S
of
C
(
P
5
3
Gebruik G
AF/MF INSTELLINGEN
>
SCHERPSTELLING
om een scherpstelling te kiezen (
P
4
Kies de positie en grootte van het scherpstelkader (
P
5
Maak foto’s.
N
Voor informatie over het automatische scherpstellingssysteem bezoekt u:
http://fujifilm-x.com/af/en/index.html
64
Scherpstelmodus
Gebruik de scherpstelmoduskeuzeknop om te kiezen hoe de camera scherpstelt.
Automatische scherpstelling
Kies uit de volgende opties:
S
(AF-S)
C
(AF-C)
M
(handmatig)
Enkelvoudige AF
: De scherpstelling blijft vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Kies dit voor stilstaande onderwerpen.
Continue AF
: Scherpstelling wordt continu aangepast volgens de veranderingen in de afstand tot het onderwerp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Gebruik dit voor bewegende onderwerpen.
Handmatig
: Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens.
Kies voor handmatige bediening van de scherpstelling of in situaties waarbij de camera niet kan scherpstellen met automatische scherpstelling (
P
N
•
Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.
•
Als
AAN
is geselecteerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN
>
PRE-AF
, zal de scherpstelling continu worden aangepast in modi
S
en
C
, zelfs als de ontspanknop niet wordt ingedrukt.
5
65
5
De scherpstelindicator
De scherpstelstatus wordt weergegeven door de scherpstelindicator.
( ) z (licht groen op)
Camera stelt scherp.
Onderwerp scherp in beeld; scherpstelling vergrendeld (scherpstelmodus
S
).
( z
) (licht groen op)
Onderwerp scherp in beeld
(scherpstelmodus
C
). De scherpstelling wordt automatisch aangepast voor wijzigingen in de afstand tot het onderwerp.
A
(knippert wit) Camera kan niet scherpstellen.
j
Handmatige scherpstelling
(scherpstelmodus
M
).
Scherpstelindicator
66
Automatische scherpstelling
Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)
Kies hoe de camera scherpstelt in modi
S
en
C
.
1
Druk op
MENU/OK
en ga naar het opnamemenu.
2
Selecteer G
AF/MF INSTELLINGEN
>
SCHERPSTELLING
.
3
Kies een scherpstelling.
N
Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (
Hoe de camera scherpstelt is afhankelijk van de scherpstelmodus.
r
ENKEL PUNT
Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik deze optie om scherp te stellen op geselecteerd onderwerp.
y
ZONE
j
ALLE
Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelzone.
Scherpstelzones bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.
z
GROOTHOEK
Camera stelt automatisch scherp op onderwerpen met hoog contrast; weergave toont gebieden die zijn scherpgesteld.
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (
P
door de AF-modi te roteren: r
ENKEL PUNT
, y
ZONE
, en z
GROOTHOEK
.
5
67
r
ENKEL PUNT
Scherpstelling volgt onderwerp bij geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik dit voor onderwerpen die zich naar de camera toe of van de camera weg bewegen.
y
ZONE
Scherpstelling volgt onderwerp in geselecteerde scherpstelgebied.
Gebruik dit voor onderwerpen die vrij voorspelbaar bewegen.
5
z
TRACKING
Scherpstelling volgt onderwerpen die door een breed gebied van het kader bewegen.
j
ALLE
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (
P
door de AF-modi te roteren: r
ENKEL PUNT
, y
ZONE
, en z
TRACKING
.
68
Automatische scherpstelling
Scherpstelpuntselectie
Kies een scherpstelpunt voor automatisch scherpstellen.
De scherpstelpuntweergave bekijken
1
Druk op
MENU/OK
en ga naar het opnamemenu.
2
Selecteer G
AF/MF INSTELLINGEN
>
SCHERPSTELGEBIED
om de scherpstelpuntweergave te bekijken.
3
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf om een scherpstelgebied te kiezen.
N
Het scherpstelpunt kan ook geselecteerd worden met touch controls
(
P
Een scherpstelpunt selecteren
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het scherpstelpunt te kiezen en de achterste commandoschijf om de grootte van het scherpstelkader te kiezen. De procedure varieert afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor Scherpstelling.
5
Selecteer scherpstelpunt
Selecteer middelste scherpstelpunt
Kies uit 6 kadergroottes
Kies uit 3 kadergroottes
Herstel oorspronkelijke grootte
—
69
5
N •
Handmatige scherpstelpuntselectie is niet beschikbaar als z
GROOTHOEK/TRACKING
is geselecteerd in scherpstelmodus
S
.
•
Als j
ALLE
is geselecteerd voor AF-modus, kunt u de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt roteren om in deze volgorde door de AF-modi te roteren: r
ENKEL PUNT
(6 kadergroottes), y
ZONE
(3 kadergroottes), en z
GROOTHOEK
(scherpstelstand
S
) of z
TRACKING
(scherpstelstand
C
).
De scherpstelpuntweergave
De scherpstelpuntweergave verschilt volgens de optie geselecteerd voor Scherpstelling.
N
Scherpstelkaders worden getoond door kleine vierkantjes (
), scherpstelgebieden door grote vierkanten.
r
ENKEL PUNT
y
ZONE
z
GROOTHOEK/TRACKING
Het aantal beschikbare punten kan worden geselecteerd met behulp van
G
AF/MF
INSTELLINGEN
>
AANTAL
FOCUSPUNTEN
.
Kies uit zones met 7 × 7,
5 × 5 of 3 × 3 scherpstelpunten.
Plaats het scherpstelkader over het onderwerp dat u wilt volgen.
70
Automatische scherpstelling
Automatische scherpstelling
Hoewel de camera is uitgerust met een uiterst nauwkeurig automatisch scherpstellingssysteem, is het mogelijk dat er niet kan worden scherpgesteld op onderstaande onderwerpen.
•
Zeer glimmende onderwerpen, zoals spiegels of auto’s.
•
Onderwerpen die zich achter een raam of andere refl ecterende voorwerpen bevinden.
•
Donkere onderwerpen en onderwerpen die licht absorberen in plaats van refl ecteren, zoals haar of vacht.
•
Niet tastbare onderwerpen, zoals rook of vuur.
•
Onderwerpen die vrijwel niet contrasteren met de achtergrond.
•
Onderwerpen die zich voor of achter een contrastrijk voorwerp bevinden dat eveneens in het scherpstelkader valt (bijvoorbeeld een onderwerp tegen een achtergrond met zeer contrasterende elementen).
5
71
Scherpstelling controleren
Om in te zoomen op het huidige scherpstelgebied voor nauwkeurige scherpstelling, drukt u op het midden van de achterste commandoschijf.
Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om inzoomen te annuleren.
Automatische scherpstelling
5
㹋
Normale weergave Scherpstelzoom
N •
In scherpstelmodus
S
kan zoom worden aangepast door aan de achterste instelschijf te draaien.
•
De scherpstelstick kan worden gebruikt om het scherpstelgebied te selecteren terwijl zoom in werking is.
•
Selecteer in scherpstelmodus
S
en dan r
ENKEL PUNT
voor
SCHERPSTELLING
.
•
Scherpstelzoom is niet beschikbaar in de scherpstelmodus
C
of wanneer
G
AF/MF INSTELLINGEN
>
PRE-AF
is ingeschakeld.
•
Gebruik D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
FUNCTIE-INS. (Fn)
om de functie te veranderen die door het midden van de achterste instelschijf wordt uitgevoerd. U kunt ook de standaardfunctie aan andere regelaars toevoegen (
P
72
Handmatige scherpstelling
Pas de scherpstelling handmatig aan.
1
Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar
M
.
j
verschijnt in het scherm.
5.6
2
Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens. Draai de ring naar links om de scherpstelafstand te verkleinen, naar rechts om deze te vergroten.
A
3
Maak foto’s.
N
•
Gebruik D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
SCHERPSTELRING
om de draairichting van de scherpstelring om te draaien.
•
Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.
5
73
5
Snelle scherpstelling
•
Om automatische scherpstelling te gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied, drukt u op de knop waaraan scherpstelvergrendeling of
AF-AAN
is toegewezen (de grootte van het scherpstelgebied kan worden gekozen met de achterste commandoschijf ).
•
In handmatige scherpstelmodus kunt u met deze functie snel scherpstellen op een gekozen onderwerp met behulp van enkelvoudige of doorlopende
AF volgens de optie die is gekozen voor G
AF/MF INSTELLINGEN
>
DIRECT
AF-INSTELLING
.
74
Handmatige scherpstelling
Scherpstelling controleren
Verscheidene opties zijn beschikbaar voor het controleren van scherpstelling in de handmatige scherpstelmodus.
De handmatige scherpstelindicator
De handmatige scherpstelindicator geeft aan hoe dicht de scherpstelafstand bij de afstand tot het onderwerp in de scherpstelhaakjes ligt. De witte lijn duidt de afstand tot het onderwerp in het scherpstelgebied aan (in meters of feet overeenkomstig de optie geselecteerd voor D
SCHERM
SET-UP
>
EENHEDEN AF-SCHAAL
in het instellingenmenu), de blauwe balk de scherptediepte, of met andere woorden de afstand voor of achter het onderwerp dat scherp in beeld lijkt te zijn.
5.6
Scherpstelafstand
(witte lijn)
Scherptediepte
N •
Als zowel
AF-AFSTANDSINDICATOR
als
MF-AFSTANDSINDICATOR
is geselecteerd in het
D
SCHERM SET-UP
>
DISP. INST. OP MAAT
-lijst, dan kan de handmatige scherpstelindicator ook worden bekeken met behulp van de scherptediepte-indicator in het standaardscherm. Gebruik de
DISP/BACK
-knop om standaardindicators weer te geven.
•
Gebruik de G
AF/MF INSTELLINGEN
>
SCHERPTEDIEPTESCHAAL
optie om te kiezen hoe diepte van het veld wordt weergegeven. Kies
BASIS FILMFORMAAT
om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies
PIXELBASIS
om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.
5
75
5
Handmatige scherpstelling
Scherpstelzoom
Als
AAN
is geselecteerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN
>
SCHERPSTELLOEP
, zal de camera automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied als aan de scherpstelring wordt gedraaid. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om zoom te verlaten.
N •
Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen.
•
Als
STANDAARD
of
FOCUS PIEK HIGHLIGHT
is geselecteerd voor
G
AF/MF
INSTELLINGEN
>
HF ASSISTENTIE
, kan zoom worden aangepast door aan de achterste instelschijf te draaien. Zoom kan niet worden aangepast wanneer
DIGITAAL SPLITSEN BEELD
of
DIGITALE MICROPRISMA
is geselecteerd.
HF-assistentie
Gebruik
G
AF/MF INSTELLINGEN
>
HF ASSISTENTIE
om een scherpstelcontrole-optie te kiezen.
N
Het
HF ASSISTENTIE
-menu kan worden weergegeven door het midden van de achterste commandoschijf ingedrukt te houden.
De volgende opties zijn beschikbaar:
•
FOCUS PIEK HIGHLIGHT
: Markeert contrastrijke contouren. Draai aan de scherpstelring totdat het onderwerp is gemarkeerd.
•
DIGITAAL SPLITSEN BEELD
: Geeft een gesplitste afbeelding in het midden van het beeld weer. Kader het onderwerp in het gesplitste beeldveld in en draai aan de scherpstelring totdat de vier delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.
•
DIGITALE MICROPRISMA
: Een raster met de nadruk op onscherpte wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet scherp in beeld is en verdwijnt om te worden vervangen door een scherp beeld wanneer het onderwerp scherp in beeld is.
76
d
Belichtingscorrectie
Pas de belichting aan.
Draai aan de belichtingscompensatieschijf.
N •
De hoeveelheid beschikbare compensatie varieert met de opnamemodus.
•
Belichtingscompensatie kan vooraf in het opnamescherm worden bekeken, hoewel de kans bestaat dat het eff ect niet zichtbaar is in het scherm als:
-
de hoeveelheid belichtingscorrectie bedraagt meer dan ± 3 EV,
-
W
200%
of
X
400%
is geselecteerd voor
DYNAMISCH BEREIK
of
-
STERK
of
ZWAK
is geselecteerd voor
PRIORITEIT D-BEREIK
.
De belichtingscorrectie nog steeds vooraf kan worden bekeken in de zoeker of LCD-monitor door de ontspanknop half in te drukken. In fi lmmodus bestaat de kans dat het scherm de eff ecten van belichtingscorrectie die nauwkeurig weergeeft wanneer W
200%
of X
400%
is geselecteerd voor
F
DYNAMISCH BEREIK
of
AAN
is geselecteerd voor
F-Log OPNAME
. Een nauwkeurig voorbeeld kan worden verkregen door de
M
-modus en de belichting direct aan te passen.
C (Aangepast)
Wanneer de belichtingscompensatieschijf gedraaid wordt naar
C
, kan belichtingscompensatie worden aangepast door het draaien aan de voorste commandoschijf.
N •
De voorste commandoschijf kan worden gebruikt om de belichtingscompensatie op waarden tussen −5 en +5 EV in te stellen.
•
De voorste commandoschijf kan worden gebruikt om het diafragma of de belichtingscompensatie in te stellen. Druk op de schijf om te schakelen tussen de twee.
5
77
5
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling
Stel foto’s samen met onderwerpen die zich niet in het midden bevinden.
1
Positioneer het onderwerp in het midden van het scherpstelkader en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting te vergrendelen.
De scherpstelling en de belichting blijven vergrendeld zolang de ontspanknop half ingedrukt blijft
(AF/AE-vergrendeling).
2
Druk de knop volledig in.
N
Scherpstelvergrendeling met behulp van de ontspanknop is alleen beschikbaar als
ON
is geselecteerd voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
SLUITER AF
,
SLUITER AE
.
78
Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling
De AF-L- en AE-L-knoppen
Scherpstelling en belichting kunnen ook worden vergrendeld met de
AF-L
- en
AE-L
-knoppen. Bij de standaardinstellingen vergrendelt de
AF-L
-knop de scherpstelling en de
AE-L
-knop de belichting.
AE-L AF-L
•
Terwijl de toegewezen bedieningsknop wordt ingedrukt, zal door het half indrukken van de ontspanknop de vergrendeling niet worden beëindigd.
•
Als
AE/AF-VERG AAN/UIT
is geselecteerd voor
D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN
>
MODUS AE/AF-VERG.
, kan de vergrendeling alleen worden beëindigd door de bediening nogmaals in te drukken.
•
De bedieningen gebruikt voor
ALLEEN AE-VERGRENDELING
,
ALLEEN AF-VERGRENDELING
en
AE/AF-VERGRENDELING
kan worden gekozen met behulp van
D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN
>
FUNCTIE- INS. (Fn)
(
P
5
79
BKT
Afbakening
Varieer instellingen automatisch voor een serie foto’s.
1
Draai de drive-schijf naar
BKT1
of
BKT2
.
5
2
Navigeer naar
DRIVE-INSTELLING
in het
A
OPNAME-INSTELLINGEN
menu en selecteer de gewenste bracketing optie (
P
O
AE BKT
W
ISO BKT
X
FILMSIMULATIE BKT
V
WITBALANS BKT
Y
DYNAMISCH BEREIK BKT
Z
FOCUS BKT
N
Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen ( P
3
Maak foto’s.
80
Afbakening
O
AE BKT
Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks en de volgorde waarin de opnamen worden gemaakt. U kunt ook kiezen met welke hoeveelheid de belichting voor elke opname wordt gevarieerd en of de opnamen één voor één of in een enkele serie-opname worden gemaakt.
N
Ongeacht de afbakeningshoeveelheid, zal de belichting niet hoger zijn dan de grenzen van het meetsysteem voor belichting.
W
ISO BKT
Selecteer een afbakeningshoeveelheid (±1⁄3, ±2⁄3 of ±1). Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt de camera een foto met de huidige gevoeligheid en verwerkt de camera ze tot twee extra kopieën, een met een verhoogde gevoeligheid en de andere met een gevoeligheid verlaagd met de geselecteerde hoeveelheid.
X
FILMSIMULATIE BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt de camera één opname en verwerkt deze om kopieën te creëren met verschillende fi lmsimulatie-instellingen.
V
WITBALANS BKT
Selecteer een afbakeningshoeveelheid (±1, ±2 of ±3). Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera één opname en verwerkt deze dan om drie kopieën te maken: één met de huidige witbalans, één met fi jnafstelling verhoogd met de geselecteerde hoeveelheid, en een andere met fi jnafstelling verminderd met de geselecteerde hoeveelheid.
5
81
5
Afbakening
Y
DYNAMISCH BEREIK BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera drie foto’s met verschillende dynamische bereiken: 100% voor de eerste, 200% voor de tweede en 400% voor de derde.
N
Hoewel de afbakening van het dynamisch bereik geactiveerd is, zal de gevoeligheid beperkt zijn tot minimaal ISO 640; de gevoeligheid die voorheen van kracht was wordt hersteld zodra de afbakening eindigt.
Z
FOCUS BKT
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera een reeks foto’s waarbij de scherpstelling wordt afgewisseld bij elke opname. U kunt het aantal opnamen, de mate van scherpstelverandering voor elke opname en het interval tussen opnamen kiezen.
BKT-instelling
Instellingen voor belichting, gevoeligheid, fi lmsimulatie, witbalansbracketing en scherpstelbracketing kunnen worden aangepast met behulp van
A
OPNAME-INSTELLINGEN
>
DRIVE-INSTELLING
>
BKT1 INSTELLING
of
BKT2 INSTELLING
.
82
I
Doorlopend fotograferen (seriemodus)
Leg beweging vast in een serie foto’s.
1
Draai aan de drive-schijf om
CH
(serie met hoge snelheid) of
CL
(serie met lage snelheid) te selecteren.
2
Navigeer naar
DRIVE-INSTELLING
in het
A
OPNAME-INSTELLINGEN
-menu en kies een beeldsnelheid
(
P
N
Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
3
Houd de ontspanknop ingedrukt om foto’s te maken bij de snelheid geselecteerd in Stap 2.
N
Het fotograferen eindigt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten of de geheugenkaart vol is.
O •
Als de bestandsnummering 999 bereikt voordat het fotograferen is voltooid, worden de resterende foto’s opgeslagen in een nieuwe map.
•
De opname eindigt wanneer de geheugenkaart vol is; de camera legt alle foto’s vast tot op dat punt. Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de beschikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende is.
•
Beeldsnelheden kunnen traag zijn als er meer foto’s worden gemaakt.
•
Beeldsnelheid varieert afhankelijk de scène, sluitertijd, gevoeligheid en scherpstelmodus.
•
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen beeldsnelheden traag zijn of fl itst de fl itser niet.
•
Opnametijden kunnen toenemen tijdens serieopnamen.
5
83
5
Doorlopend fotograferen (seriemodus)
Scherpstelling en belichting
•
Selecteer scherpstelmodus
C
om scherpstelling per foto te variëren.
•
Selecteer, om de belichting per foto te selecteren
OFF
voor D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN
>
SLUITER AE
.
•
Selecteer, om zowel scherpstelling en belichting per opname te variëren, scherpstelmodus
C
en kies
OFF
voor D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
SLUITER AE
.
N
Trackingprestaties voor belichting en scherpstelling kunnen variëren volgens factoren zoals diafragma, gevoeligheid en belichtingscompensatie.
84
j
Meervoudige belichtingen
Maak een foto die twee belichtingen combineert.
1
Draai de drive-schijf naar j
.
2
Maak de eerste foto.
3
Druk op
MENU/OK
. De eerste foto wordt bovenaan in het beeld weergegeven door de lens en u wordt gevraagd om de tweede foto te maken.
N •
Om terug te keren naar Stap 2 en de eerste foto opnieuw te nemen, duwt u de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links.
•
Druk op
DISP/BACK
om de eerste foto op te slaan zonder een meervoudige belichting te maken.
VOLGENDE
OPNIEUW PROBEREN VERLATEN
5
85
5
4
Maak de tweede foto met behulp van het eerste beeld als leidraad.
Meervoudige belichtingen
VERLATEN
5
Druk op
MENU/OK
om meervoudige belichting te creëren, of duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links om terug te keren naar Stap 4 en de tweede foto opnieuw te nemen.
OPNIEUW PROBEREN VERLATEN
86
ADV.
Geavanceerde fi lters
Maak foto’s met fi ltereff ecten.
1
Draai de drive-schijf naar
Adv.1
of
Adv.2
.
2
Navigeer naar
DRIVE-INSTELLING
>
Adv. FILTER 1
SELECTEREN
of
Adv. FILTER 2 SELECTEREN
in het
A
OPNAME-INSTELLINGEN
menu en kies het gewenste fi ltereff ect (
P
N
Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
3
Maak foto’s.
5
87
Geavanceerde fi lters
Geavanceerde fi lteropties
Kies uit de volgende fi lters:
5
G
SPEELGOEDCAMERA
H
MINIATUUR
I
POP-KLEUR
J
HIGH-KEY
Z
LAAG-TOON
K
DYNAMISCHE KLEURTOON
X
ZACHTE FOCUS
Kies voor een retro speelgoedcamera-eff ect.
De boven- en onderzijden van foto’s worden onscherp gemaakt voor een diorama-eff ect.
Maak beelden met hoog contrast met verzadigde kleuren.
Creëer heldere beelden met een laag contrast.
Creëer uniforme donkere tonen met enkele gebieden die over opgelichte vlakken beschikken.
Dynamische kleurtoonexpressie wordt gebruikt voor een fantasie-eff ect.
Creëer een look die gelijkmatig zacht is over het hele beeld.
u
GEDEELTE KLEUR (ROOD)
v
GEDEELTE KLEUR (ORANJE)
w
GEDEELTE KLEUR (GEEL)
x
GEDEELTE KLEUR (GROEN)
y
GEDEELTE KLEUR (BLAUW)
z
GEDEELTE KLEUR (PAARS)
Delen van het beeld die de geselecteerde kleur hebben, worden opgenomen in die kleur. Alle andere delen van het beeld worden in zwart-wit vastgelegd.
N
Afhankelijk van het onderwerp en de camera-instellingen kunnen beelden in sommige gevallen korrelig zijn of variëren in helderheid of kleurtoon.
88
u
Panorama’s
Volg de aanwijzingen op het scherm om een panoramafoto te maken.
1
Draai de drive-schijf naar u
.
2
Om de grootte van de hoek te selecteren waarmee u de camera zult draaien tijdens het opnemen, duw de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) naar links. Markeer een grootte en druk op
MENU/OK
.
3
Duw de scherpstellingstok naar rechts om een keuze aan draairichtingen te zien. Markeer een panrichting en druk op
MENU/OK
.
4
Druk de ontspanknop volledig in om de opname te starten. U hoeft de ontspanknop tijdens het fotograferen niet ingedrukt te houden.
5
Pan de camera in de met de pijl aangegeven richting. De opname wordt automatisch beëindigd wanneer de camera volledig tot aan het aangegeven einde is gepand en het panoramabeeld is voltooid.
Veeg camera lang gele lijn in richting van y
HOEK RICHTING
5
89
5
Voor de beste resultaten
Gebruik voor de beste resultaten een lens met een brandpuntafstand van
35 mm of minder (50 mm of minder in 35 mm formaat). Houd uw ellebogen tegen uw zij en beweeg de camera in een kleine cirkel met een constante lage snelheid, waarbij de camera horizontaal of onder een rechte hoek wordt gehouden. Let op dat u alleen in de richting pant die wordt aangegeven door de hulplijnen. Gebruik een statief voor de beste resultaten. Als het resultaat niet naar wens is, probeer dan te pannen met een andere snelheid.
O •
Als de ontspanknop in zijn geheel wordt ingedrukt voordat het panorama is voltooid, wordt de opname beëindigd en wordt mogelijk geen panorama vastgelegd.
•
Het laatste deel van het panorama wordt mogelijk niet vastgelegd als het opnemen wordt gestopt voordat het panorama compleet is.
•
Panorama’s worden van meerdere foto's gemaakt en de camera is in sommige gevallen niet in staat de beelden perfect met elkaar te verbinden.
•
Panorama’s kunnen onscherp worden als het onderwerp slecht belicht wordt.
•
De opname kan worden onderbroken als de camera te snel of te langzaam wordt bewogen. De opname wordt geannuleerd wanneer de camera wordt bewogen in een andere richting dan wordt aangegeven.
•
In sommige gevallen neemt de camera een grotere of kleinere hoek op dan geselecteerd.
•
De gewenste resultaten worden mogelijk niet verkregen met:
-
Bewegende onderwerpen
-
Onderwerpen dicht bij de camera
-
Onveranderlijke onderwerpen zoals de lucht of een grasveld
-
Onderwerpen die constant bewegen zoals golven en watervallen
-
Onderwerpen die duidelijk van helderheid veranderen
•
Als
ON
is geselecteerd voor D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
SLUITER AE
, wordt de belichting voor het gehele panorama bepaald door het eerste beeld.
90
Panorama’s
Panorama's bekijken
Druk, met het panorama weergegeven in volledig scherm, de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om weergave van het panorama te starten.
Verticale panorama’s scrollen verticaal, horizontale panorama’s horizontaal.
AFSPELEN
STOP PAUZE
•
In schermvullende weergave kunt u de achterste instelschijf gebruiken om de panorama’s in of uit te zoomen.
•
Panoramaweergave wordt bestuurd met de scherpstellingstok.
Omhoog
Omlaag
Links/rechts
— Afspelen stoppen
Afspelen starten Afspelen pauzeren Weergave hervatten
Bekijk andere foto’s Panrichting kiezen
Handmatig panorama scrollen
5
91
Fotograferen met fl itser
Gebruik de ingebouwde fl itser voor extra verlichting wanneer u ‘s nachts of binnenshuis bij weinig licht fotografeert.
1
Schuif de
N
hendel zoals weergeven om de fl itser omhoog te zetten.
5
2
Selecteer
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
in het F
FLITSINSTELLINGEN
-menu.
De camera toont opties voor de ingebouwde fl itser.
FLITSINSTELLINGEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
VERLATEN
O
Sync terminal opties worden weergegeven als de ingebouwde fl itser is ingeklapt en er geen fl itser, of een niet-compatibele fl itser, is gemonteerd op de fl itsschoen ( P
236). Klap de fl itser uit voordat u
de instellingen aanpast.
N
Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
MODUS 3
Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en draai de achterste commandoschijf om de gemarkeerde instelling te veranderen
( P
Ingebouwde Flits
AANPASSEN EINDE
92
Fotograferen met fl itser
4
Druk op
DISP/BACK
om de veranderingen in werking te stellen.
O •
Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp kunnen sommige lenzen schaduwen werpen wanneer er met de fl itser foto’s worden gemaakt.
•
Wees voorzichtig dat u zich niet verwondt aan de randen van de verhoogde fl itser.
•
De fl itser zal niet afgaan bij een aantal instellingen, bijvoorbeeld in panoramamodus of wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt.
•
Kies een sluitertijd langer dan
180X
bij gebruik van de fl itser in belichtingsmodus
S
(sluitertijdprioriteit AE) of handmatig (
M
).
N •
In de TTL-modus kan de fl itser meerdere keren afgaan bij iedere opname. Houd de camera stil totdat de opname volledig klaar is.
•
De fl itser zal niet fl itsen als
UIT
is geselecteerd voor
GELUID & FLITS
in het
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
-menu.
5
93
Flitsinstellingen
De volgende instellingen zijn beschikbaar voor de ingebouwde fl itser.
MODUS
Ingebouwde Flits
AANPASSEN EINDE
5
A
Flitsbedieningsmodus
B
Flitscompensatie/output
Kies uit de volgende opties:
•
TTL
: TTL-modus. Pas de fl itscompensatie aan (
B
) en kies een fl itsmodus (
C
).
•
M
: De fl itser fl itst bij de geselecteerde output (
B
), ongeacht de helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen.
Uitvoer wordt uitgedrukt in fracties van volledige sterkte, van
⁄ tot ⁄. De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen; maak een testopname en controleer de resultaten.
•
C
(COMMANDER)
: Kies of de fl itser wordt gebruikt om de op afstand gesynchroniseerde fl itsers te bedienen, bijvoorbeeld als deel van een studiofl itssysteem.
•
D
(UIT)
: De fl itser fl itst niet.
Pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties verschillen per geselecteerde fl itsbedieningsmodus (
A
).
94
Fotograferen met fl itser
C
Flitsmodus (TTL)
D
Synchroniseren
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (
P
,
S
,
A
of
M
) is geselecteerd.
•
E
(FLASH AUTO)
: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. Er wordt een p
-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.
•
F
(STANDAARD)
: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
•
G
(TRAGE SYNC.)
: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter opent te fl itsen (
H
/
1E GORDIJN
) of direct voordat deze sluit
( I /
2E GORDIJN
).
1E GORDIJN
wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.
5
95
5
Fotograferen met fl itser
Rode-ogenverwijdering
Rode ogen verwijderen is beschikbaar als een andere optie dan
UIT
is geselecteerd voor
F
FLITSINSTELLINGEN
>
VERWIJDER R. OGEN
en
G
AF/MF
INSTELLINGEN
>
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
op
GEZICHTSHERKENNING
AAN
staat. Het verwijderen van rode ogen reduceert “rode ogen” veroorzaakt wanneer licht van de fl itser wordt weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.
Flitssynchronisatiesnelheid
De fl itser synchroniseert met de sluiter bij sluitertijden van 1⁄180 s of langer.
Optionele fl itsers van Fujifi lm
De camera kan ook worden gebruikt met optionele Fujifi lm-fl itsers met schoenbevestiging.
Flitsers van derden
Gebruik geen fl itsers van derden die meer dan 300 V toepassen op de fl itsschoen van de camera.
96
De opnamemenu’s
97
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Pas de instellingen voor de beeldkwaliteit aan.
Druk op
MENU/OK
in de opnameweergave en selecteer het tabblad
H
(
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
) om de instellingen voor beeldkwaliteit weer te geven.
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
(Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
WITBALANS
VERLATEN
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.
BEELDGROOTTE
Selecteer het formaat en de beeldverhouding van de te maken foto’s.
6
6240 × 4160
4416 × 2944
3120 × 2080
O
6240 × 3512
P
4416 × 2488
Q 3120 × 1760
4160 × 4160
2944 × 2944
2080 × 2080
De volgende opties zijn beschikbaar in
SPORTZOEKERMODUS
en wanneer
1.25X BSN.
is geselecteerd in de modus
CH BURST
HOGE SNELHEID
:
4992 × 3328 P 4992 × 2808 3328 × 3328
N
BEELDGROOTTE
wordt niet teruggesteld als de camera wordt uitgeschakeld of als er een andere opnamemodus wordt geselecteerd.
98
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEELDKWALITEIT
Selecteer een bestandsformaat en een compressieverhouding.
FINE
NORMAL
FINE+RAW
NORMAL+RAW
Lagere compressieverhoudingen worden gebruikt voor afbeeldingen van hogere kwaliteit.
Hogere compressieverhoudingen worden gebruikt om het aantal afbeeldingen dat kan worden opgeslagen te verhogen.
Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met fi jne kwaliteit vast.
Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met normale kwaliteit vast.
Alleen RAW-afbeeldingen vastleggen.
RAW
De functieknoppen
Om RAW-beeldkwaliteit aan of uit te zetten voor een enkele foto, wijst u
RAW
toe aan een functieknop ( P
230). Druk eenmaal op de knop om de optie in
de rechterkolom te selecteren, nogmaals om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren (linkerkolom).
FINE
NORMAL
FINE+RAW
NORMAL+RAW
RAW functieknop waaraan RAW is toegewezen
FINE+RAW
NORMAL+RAW
FINE
NORMAL
FINE
RAW OPNAME
Kies of u RAW-beelden wenst te comprimeren.
6
GEDECOMPRIMEERD
RAW-beelden worden niet gecomprimeerd.
VERLIESVRIJ
GECOMPRIM.
RAW-beelden worden gecomprimeerd met een omkeerbaar algoritme dat de bestandsgrootte vermindert zonder verlies van beeldgegevens. De beelden kunnen worden bekeken in
RAW FILE CONVERTER EX (
(
266) of met andere software die “lossless” RAW-compressie
ondersteunt.
99
FILMSIMULATIE
Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na, waaronder zwart-wit (met of zonder kleurfi lters). Kies een palet op basis van uw onderwerp en creatieve bedoelingen.
6
c d e i g h
X
PROVIA/STANDAARD
Velvia/LEVENDIG
ASTIA/LAAG
CLASSIC CHROME
PRO Neg.Hi
PRO Neg. Std
ETERNA/CINEMA
Standaard kleurreproductie. Geschikt voor een breed scala aan onderwerpen, van portretten tot landschappen.
Een contrastrijk palet van verzadigde kleuren, geschikt voor natuurfotografi e.
Versterkt het bereik van beschikbare kleuren voor huidtinten in portretten terwijl de helderblauwe kleuren van de luchten bij daglicht behouden blijven. Aanbevolen voor portretfotografi e buitenshuis.
Zachte kleur en verbeterd schaduwcontrast voor een rustige uitstraling.
Biedt iets meer contrast dan h
PRO Neg. Std
. Aanbevolen voor portretfotografi e buitenshuis.
Een palet van zachte tinten. De reeks beschikbare kleuren voor huidtinten is vergroot, waardoor er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor portretfotografi e in de studio.
Films met een palet dat bestaat uit zachte kleuren en diepe schaduwen.
a
ACROS *
Neem zwart-witfoto's met een rijke gradatie en een uitstekende scherpte.
b
MONOCHROOM
*
f
SEPIA
Neem foto’s in de standaard zwart-wit.
Maak foto’s in sepia.
* Verkrijgbaar met gele (
Ye
), rode (
R
) en groene (
G
) fi lters die grijstinten verdiepen die overeenkomen met tinten complementair aan de geselecteerde kleur. De gele (
Ye
) fi lter verdiept paars en blauw en de rode (
R
) fi lter blauw en groen. De groene (
G
) fi lter verdiept rood en bruin, huidtinten inbegrepen, waardoor het een goede keuze voor portretten is.
N
•
Opties voor fi lmsimulatie kunnen worden gecombineerd met de instellingen voor tinten en scherpte.
•
Instellingen voor fi lmsimulatie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
•
Voor meer informatie bezoekt u:
http://fujifilm-x.com/en/x-stories/the-world-of-film-simulation-episode-1/
100
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Z&W AANP.
a b
(Warm/Koud)
Voeg een roodachtige of blauwachtige tint (warme of koele kleurzweem) toe aan monochrome foto’s gemaakt met de fi lmsimulatie a
ACROS
of b
MONOCHROOM
.
+9 — +1
0
-1 — -9
Hogere positieve waarden komen overeen met een rodere kleurzweem.
Normaal monochroom (grijswaarden).
Lagere negatieve waarden komen overeen met een blauwere kleurzweem.
KORRELEFFECT
Voeg een fi lmkorreleff ect toe. Selecteer een hoeveelheid (
STERK
of
ZWAK
) of kies
UIT
om fi lmkorrels uit te schakelen.
STERK ZWAK UIT
CHROOM KLEUREFFECT
Verdiep de kleuren in kleurschaduwen. Selecteer een hoeveelheid (
STERK
of
ZWAK
) of kies
UIT
om het eff ect uit te schakelen.
6
STERK ZWAK UIT
101
WITBALANS
Kies een witbalansoptie die overeenkomt met de lichtbron voor natuurlijke kleuren.
6
AUTO
Witbalans wordt automatisch aangepast.
k
/ l
/ m
Meet een waarde voor witbalans.
k i
Kies een kleurtemperatuur.
Voor onderwerpen in direct zonlicht.
Voor onderwerpen in de schaduw.
j k l m n
Gebruik dit onder “daglicht”-tl-buizen.
Gebruik dit onder “warm-witte” tl-buizen.
Gebruik dit onder “koelwitte” tl-buizen.
g
Gebruik dit onder gloeilampverlichting.
Vermindert de blauwe tint die bij onderwaterverlichting vaak te zien is.
N •
In situaties waarin
AUTO
niet de gewenste resultaten levert—bijvoorbeeld onder bepaalde soorten licht of in close-ups of portretonderwerpen—gebruik een aangepaste witbalans of kies een witbalansoptie die past bij de lichtbron.
•
De witbalans wordt alleen aangepast voor de fl itser in de modi
AUTO
en g
. Schakel de fl itser uit als u foto’s met andere witbalansopties wilt maken.
•
Witbalansopties zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (
P
102
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
Witbalans verfi jnen
Drukken op
MENU/OK
na het selecteren van een witbalansoptie geeft een venster voor fi jnafstelling weer; gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de witbalans te verfi jnen.
WB VERSCHUIVING
INSTELLEN
N •
Druk, om af te sluiten zonder fi jnafstelling voor witbalans, op
DISP/BACK
nadat een witbalansoptie is geselecteerd.
•
De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kantelt niet diagonaal.
Aangepaste witbalans
Kies k
, l
of m
om de witbalans aan te passen aan ongebruikelijke lichtomstandigheden. De opties voor witbalansmeting worden weergegeven; kader
AANGEPAST 1
een wit object in zodat het scherm wordt gevuld en druk de ontspanknop
ONTSPANNER : NIEUWE WB
VERSCHUIVING NIET WIJZIGEN
helemaal in om de witbalans te meten (om de meest recente aangepaste waarde te selecteren en af te sluiten zonder de witbalans te meten, drukt u op
DISP/BACK
of druk op
MENU/OK
om de meest recente waarde te selecteren en het dialoogvenster voor het verfi jnen weer te geven).
•
Als “VOLTOOID!” wordt weergegeven
, druk dan op
MENU/OK
om de witbalans in te stellen op de gemeten waarde.
•
Wanneer “ONDER” wordt weergegeven
, verhoog dan de belichtingscompensatie
VOLTOOID!
en probeer het opnieuw.
•
Wanneer “OVER” wordt weergegeven
, ver-
OK ANNULEREN
laagt u de belichtingscompensatie en probeert u het opnieuw.
6
103
k
: Kleurtemperatuur
Door het selecteren van k
in het witbalansmenu wordt een lijst van kleurtemperaturen weergegeven; markeer een kleurtemperatuur en druk op
MENU/OK
om de gemarkeerde optie te selecteren en een dialoogvenster voor verfi jnen weer te geven, markeer vervolgens de gewenste waarde en druk weer op
MENU/OK
. De geselecteerde kleurtemperatuur wordt op het scherm weergegeven.
WITBALANS
KLEURTEMPERATUUR
R:0 B:0
INSTELLEN VERSCHUIVING
10000
K
9100
K
8300
K
7700
K
7100
K
6
Kleurtemperatuur
De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, gemeten in Kelvin (K). Lichtbronnen met een kleurtemperatuur die lijkt op die van direct zonlicht worden wit getoond; lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur krijgen een gele of rode gloed en lichtbronnen met een hogere lichttemperatuur worden blauw getint. U kunt een kleurtemperatuur kiezen die overeenkomt met de lichtbron of opties kiezen die sterk afwijken van de kleur van de lichtbron om foto’s ‘warmer’ of ‘ouder’ te maken.
DYNAMISCH BEREIK
Regel het contrast. Kies lagere waarden om het contrast te verhogen als u binnenshuis of onder een bewolkte hemel fotografeert, hogere waarden vermindert het verlies aan detail in hoge lichten als u contrastrijke onderwerpen fotografeert. Hogere waarden zijn aanbevolen voor onderwerpen waarin zowel zonlicht als diepe schaduwen voorkomen, voor onderwerpen met hoge contrasten zoals op water refl ecterend zonlicht, helder verlichte herfstbladeren, portretfoto’s met een blauwe lucht als achtergrond en witte voorwerpen of mensen in witte kleren.
V
100%
W
200%
X
400%
104
AUTO
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
O
Spikkels kunnen verschijnen op foto’s die met hogere waarden zijn gemaakt. Kies een waarde overeenkomstig de scène.
N •
Als
AUTO
is geselecteerd, kiest de camera automatisch
V
100%
of
W
200%
, afhankelijk van het beeld en de opnameomstandigheden.
De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
•
W
200%
is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,
X
400%
bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.
PRIORITEIT D-BEREIK
Verminder verlies van details in hoge lichten en schaduwen voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen van onderwerpen met veel contrast.
AUTO
STERK
ZWAK
Het contrast wordt automatisch aangepast in reactie op de lichtomstandigheden.
Pas het dynamisch bereik aan met een grote hoeveelheid voor onderwerpen met zeer veel contrast.
Pas het dynamisch bereik aan met een kleinere hoeveelheid voor onderwerpen met gemiddeld contrast.
Contrastvermindering uit.
UIT
N •
ZWAK
is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,
STERK
bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.
•
Wanneer een andere optie dan
UIT
is geselecteerd, worden
HIGHLIGHT
TINT
,
SCHADUWTINT
en
DYNAMISCH BEREIK
automatisch aangepast; als u deze instellingen handmatig wilt aanpassen, kies
UIT
.
6
105
HIGHLIGHT TINT
Pas het uiterlijk van de hoge lichten aan.
+4 +3 +2 +1
SCHADUWTINT
Pas het uiterlijk van schaduwen aan.
0
0 +4 +3 +2
KLEUR
Pas de kleurdichtheid aan.
+1
−1
−1
−2
−2
6
+4 +3 +2 +1 0
SCHERPTE
Verscherp of verzacht de contouren.
−1
+4 +3 +2 +1 0 −1
−2 −3 −4
−2 −3 −4
106
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
RUISONDERDRUKKING
Verminder ruis in foto’s gemaakt bij hoge gevoeligheden.
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4
L BEL. RO
Selecteer
AAN
om spikkels in langdurige belichtingen te verminderen.
AAN UIT
LENSMODLTIE OPTM.
Selecteer
AAN
om de defi nitie te verbeteren door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.
AAN UIT
KLEURR
Kies het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleurreproductie.
6 sRGB
Aanbevolen voor de meeste situaties.
Adobe RGB
Voor commercieel drukwerk.
107
6
PIXELMAPPING
Gebruik deze optie als u lichtpuntjes in uw foto’s opmerkt.
1
Druk op
MENU/OK
in de opnameweergave en selecteer het tabblad H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
.
2
Markeer
PIXELMAPPING
en druk op
MENU/OK
om pixelmapping uit te voeren.
O •
Resultaten worden niet gegarandeerd.
•
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u met pixelmapping begint.
•
Pixelmapping is niet beschikbaar wanneer de temperatuur van de camera verhoogd is.
•
Verwerking kan enkele seconden duren.
KIES INST. OP MAAT
Instellingen kunnen worden herroepen vanuit alle zeven banken met aangepaste instellingen.
AANGEPAST 1 AANGEPAST 2
AANGEPAST 5
AANGEPAST 3
AANGEPAST 6
AANGEPAST 4
AANGEPAST 7
108
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
BEW/BEW INST. OP M
U kunt 7 sets met aangepaste camera-instellingen opslaan voor veelvoorkomende situaties. Opgeslagen instellingen kunnen worden teruggehaald met H
INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT
>
KIES INST. OP MAAT
.
1
Druk op
MENU/OK
in de opnamemodus om het opnamemenu weer te geven. Selecteer het tabblad H
INSTELLINGEN
BEELDKWALITEIT
, markeer dan
BEW/BEW INST. OP M
en druk op
MENU/OK
.
2
Markeer een aangepaste instellingenbank en druk op
MENU/OK
om te selecteren.
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
KLEURR
AANGEPAST 2
PIXELMAPPING
AANGEPAST 3
KIES INST. OP MAAT
AANGEPAST 4
BEW/BEW INST. OP M
AANGEPAST 6
AANGEPAST 7
3
Pas het volgende naar wens aan:
•
ISO
•
DYNAMISCH BEREIK
•
PRIORITEIT D-BEREIK
•
FILMSIMULATIE
•
Z&W AANP.
a b
(Warm/Koud)
•
KORRELEFFECT
•
CHROOM KLEUREFFECT
•
WITBALANS
•
HIGHLIGHT TINT
•
SCHADUWTINT
•
KLEUR
•
SCHERPTE
•
RUISONDERDRUKKING
4
Druk op
DISP/BACK
. Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer
OK
en druk op
MENU/OK
.
AANGEPAST 1
ACT. INST. OPSL
ISO
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
FILMSIMULATIE
Z&W AANP. (Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
INST. OP MAAT OPSLAAN
OP MAAT 1 GOED INGESTELD?
OK
ANNULEREN
N •
Markeer, om huidige camera-instellingen op te slaan in de geselecteerde bank,
ACT. INST. OPSL
in Stap 3 en druk op
MENU/OK
.
•
Om de standaardinstellingen terug te zetten voor de huidige bank, selecteert u
RESET
.
•
Namen van banken kunnen worden aangepast met behulp van
AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN
.
109
6
6
G
AF/MF INSTELLINGEN
Pas de scherpstelinstellingen aan.
Om de scherpstelinstellingen aan te passen, drukt u op
MENU/OK
in de opnameweergave en selecteert u het tabblad
G
(
AF/MF INSTELLINGEN
).
AF/MF INSTELLINGEN
SCHERPSTELGEBIED
SCHERPSTELLING
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
AF-PUNTDISPLAY
AANTAL FOCUSPUNTEN
PRE-AF
AF-HULPLICHT
VERLATEN
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.
SCHERPSTELGEBIED
Kies het scherpstelgebied voor de automatische scherpstelling, handmatige scherpstelling en scherpstelzoom.
110
AF/MF INSTELLINGEN
SCHERPSTELLING
Kies de AF modus voor de scherpstelmodi
S
en
C
.
r
ENKEL PUNT
y
ZONE
z
GROOTHOEK/
TRACKING
j
ALLE
De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt. Het aantal beschikbare scherpstelpunten kan worden geselecteerd met behulp van
G
AF/MF INSTELLINGEN
>
AANTAL FOCUSPUNTEN
. Gebruik deze optie om scherp te stellen op een geselecteerd onderwerp.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied. Scherpstelgebieden bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.
•
In scherpstelmodus
S
stelt de camera automatisch scherp op contrastrijke onderwerpen; de gebieden waarop wordt scherpgesteld worden in het scherm weergegeven.
•
In scherpstelmodus
C
traceert de camera scherpstelling op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt terwijl de sluiterknop half wordt ingedrukt.
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op kleine voorwerpen of snel bewegende onderwerpen.
Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (
P
door de AF-modi te roteren: r
ENKEL PUNT
, y
ZONE
, en z
GROOTHOEK/TRACKING
.
6
111
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
Selecteer scherpstelvolgopties voor scherpstelmodus
C
. Kies uit Instellingen 1–5 op basis van uw onderwerp of selecteer Instelling 6 voor aangepaste scherpstelvolgopties.
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INSTELLING 1
MULTIFUNCTIONEEL
TRACKINGGEVOELIGHEID
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
ZONEGEBIED SCHAKELEN AUTO
OK
6
INSTELLING 1
MULTIFUNCTIONEEL
INSTELLING 2 OBSTAKELS
NEGEREN & ONDERWERP
BLIJVEN VOLGEN
Een standaard volgoptie die goed werkt bij typische bewegende onderwerpen.
Het scherpstelsysteem probeert het gekozen onderwerp te volgen. Kies dit bij onderwerpen die moeilijk in het scherpstelgebied te houden zijn of als andere objecten mogelijk in het scherpstelgebied met het onderwerp kunnen komen.
INSTELLING 3 VOOR
VERSNELLEN / VERTRAGEN
VAN ONDERWERP
Het scherpstelsysteem probeert te compenseren voor versnelling of vertraging van het onderwerp. Kies dit voor onderwerpen gevoelig voor snelle veranderingen in snelheid.
INSTELLING 4 VOOR PLOTS
VERSCHIJNEND ONDERWERP
Het scherpstelsysteem probeert snel scherp te stellen op onderwerpen die in het scherpstelgebied komen. Kies dit voor onderwerpen die plotseling verschijnen of wanneer onderwerpen snel wisselen.
INSTELLING 5 VOOR
ONVOORSPELBAAR
BEWEGEND & VERSN. /
VERTR. ONDERW.
INSTELLING 6 AANGEPAST
Kies dit voor moeilijk te volgen onderwerpen die niet alleen geneigd zijn plotseling te veranderen van snelheid maar ook grote bewegingen van voor naar achter en links naar rechts te maken.
Pas
TRACKINGGEVOELIGHEID
,
SNELHEID
TRACKINGGEVOEL.
en
ZONEGEBIED SCHAKELEN
aan naar uw voorkeuren gebaseerd op de waarden voor
Sets 1–5 (
P
112
AF/MF INSTELLINGEN
Scherpstelvolgopties
De afzonderlijke parameters die deel uitmaken van een scherpstelvolginstelling worden hieronder beschreven.
Deze parameter bepaalt hoe lang de camera wacht met overschakelen van de scherpstelling wanneer een object in het scherpstelgebied komt achter of voor het huidige onderwerp. Hoe hoger de waarde, hoe langer de camera zal wachten.
TRACKINGGEVOELIGHEID
SNEL VERGR. OP
STELT DE TRACKING
GEVOELIGHEID OP HET ONDERWERP IN
AANPASSEN
SCHAKELEN
0 1 2 3 4
O •
Hoe hoger de waarde, hoe langer het duurt voordat de camera opnieuw scherpstelt wanneer u probeert tussen onderwerpen te wisselen.
•
Hoe lager de waarde, hoe waarschijnlijker het is dat de camera de scherpstelling omschakelt van uw onderwerp naar andere objecten in het scherpstelgebied.
6
Deze parameter bepaalt hoe gevoelig het volgsysteem is voor veranderingen in de snelheid van het onderwerp.
Hoe hoger de waarde, hoe groter de nauwkeurigheid waarmee het systeem probeert te reageren op plotselinge bewegingen.
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
VAST VRS./VRT.
STELT DE SNELHEID VAN DE TRACKING
GEVOEL. VOOR EEN BEWEG. ONDERW. IN
AANPASSEN SCHAKELEN
0 1 2
O
Hoe hoger de waarde, hoe meer moeite de camera moet doen om scherp te stellen in situaties waarin de automatische scherpstelling niet goed presteert, zoals wanneer het onderwerp sterk refl ecterend is of een laag contrast heeft.
113
Deze parameter bepaalt het scherpstelgebied waaraan prioriteit gegeven wordt in zone AF.
ZONEGEBIED SCHAKELEN
MIDDEN AUTO VOOR
STELT DE SCHAKELGEVOELIGHID
V/H SCHERPSTELFR. IN ZONEGEBIED IN
AANPASSEN SCHAKELEN
6
VOOR
AUTO
MIDDEN
Zone AF wijst prioriteit toe aan de onderwerpen die het dichtst bij de camera zijn.
De camera vergrendelt scherpstelling op het onderwerp in het midden van de zone en wisselt de scherpstelgebieden dan zoals nodig om dit te volgen.
Zone AF wijst prioriteit toe aan onderwerpen in het midden van de zone.
O
Deze optie heeft alleen eff ect als y
ZONE
is geselecteerd voor scherpstelling.
Waarden instellen
Parameterwaarden voor de verschillende instellingen worden hieronder opgesomd.
2
0
2
3
3
TRACKINGGEVOEL.
ZONEGEBIED SCHAKELEN
0
0
AUTO
MIDDEN
2
1
2
AUTO
VOOR
AUTO
114
AF/MF INSTELLINGEN
Aangepaste scherpstelvolgopties
Volg de onderstaande stappen om de instellingen aan te passen voor Instelling 6.
1
Selecteer
AF-C AANGEPASTE
INSTELL.
>
INSTELLING 6 AANGEPAST
.
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
INSTELLING 6
AANGEPAST
TRACKINGGEVOELIGHEID
SNELHEID TRACKINGGEVOEL.
ZONEGEBIED SCHAKELEN
AANPASSEN
AUTO
INSTELLING DETAIL RESET
2
Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en draai aan de voorste commandoschijf voor wijzigingen. Druk op b om instellingen terug te zetten naar hun oorspronkelijke waarden.
3
Druk op
DISP/BACK
wanneer de instellingen zijn voltooid.
AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.
Kies of de scherpstelmodus en het scherpstelgebied die gebruikt worden als de camera in de portretstand staat afzonderlijk worden opgeslagen van dat wat gebruikt wordt als de camera in de landschapstand staat.
6
UIT
FOCUSGEBIED
ONLY
AAN
Dezelfde instellingen worden gebruikt bij beide standen.
Het scherpstelgebied voor elke stand kan afzonderlijk worden geselecteerd.
De scherpstelmodus en het scherpstelgebied kunnen afzonderlijk van elkaar worden geselecteerd.
AF-PUNTDISPLAY
yz
Kies of afzonderlijke scherpstelpunten worden afgebeeld wanneer
ZONE
of
GROOTHOEK/TRACKING
is geselecteerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN
>
SCHERPSTELLING
.
ON OFF
115
AANTAL FOCUSPUNTEN
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is voor de selectie van het scherpstelpunt in de handmatige scherpstelmodus of wanneer
ENKEL PUNT
is geselecteerd voor
SCHERPSTELLING
.
6
117 PUNTEN(9×13)
Kies uit 117 scherpstelpunten opgesteld in een 9- bij 13-punts raster.
425 PUNTEN(17×25)
Kies uit 425 scherpstelpunten opgesteld in een 17- bij 25-punts raster.
PRE-AF
Als
AAN
is geselecteerd, zal de camera de scherpstelling blijven aanpassen, zelfs wanneer de sluiterknop niet half wordt ingedrukt. De camera stelt continu scherp zodat sneller wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Door deze optie te kiezen, wordt voorkomen dat u een opname mist.
AAN
O
Door
AAN
te kiezen, zal de batterij sneller leeg zijn.
UIT
AF-HULPLICHT
Als deze instelling op
AAN
wordt gezet, gaat de AF-hulpverlichting branden om het automatisch scherpstellen te assisteren.
AAN UIT
O •
De camera kan mogelijk niet scherpstellen met behulp van de AF-hulpverlichting in sommige gevallen.
•
Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, kunt u proberen de afstand tot het onderwerp te vergroten.
•
Schijn met de AF-hulpverlichting niet recht in de ogen van het onderwerp.
116
AF/MF INSTELLINGEN
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
Intelligente gezichtsherkenning stelt de scherpstelling en belichting in voor gezichten van mensen willekeurig waar op de foto, waarbij wordt voorkomen dat de camera de achtergrond scherpstelt in groepsportretten. Kies voor foto’s die portretonderwerpen benadrukken. U kunt ook kiezen of de camera hetzij het linker- hetzij het rechteroog detecteert en erop scherpstelt wanneer de Intelligente Gezichtsherkenning aan staat.
GEZICHTSHERKENNING
AAN
Pas instellingen voor Intelligente Gezichtsherkenning aan. U kunt ook instellingen voor oogdetectie aanpassen.
• g
OOG UIT
: Uitsluitend Intelligente gezichtsdetectie.
• u
OOG AUTOMATISCH
: De camera kiest automatisch op welke oog deze zich richt wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.
• w
PRIORIT. RECHTEROOG
: De camera richt zich op het rechteroog van personen gedetecteerd met behulp van
Intelligente gezichtsdetectie.
• v
PRIORIT. LINKEROOG
: De camera richt zich op het linkeroog van personen gedetecteerd met behulp van
Intelligente gezichtsdetectie.
UIT
Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.
O •
Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, bevindt het gezicht zich mogelijk niet in het gebied met de groene rand bij het maken van de foto.
•
In sommige modi is het mogelijk dat de camera de belichting voor de gehele foto in plaats van voor het portretonderwerp instelt.
•
GEZICHTSHERKENNING AAN
wordt automatisch geselecteerd in de
S
GEAVANCRD SR AUTO
modus.
6
117
6
N •
Het gezicht dat is geselecteerd door de camera wordt weergegeven door een groene rand. Andere gezichten die door de camera worden gedetecteerd, worden aangeduid door grijze randen. Om de camera op een ander onderwerp scherp te stellen, tikt u binnen het grijze kader.
Het icoon g
verandert van wit naar groen.
•
U kunt ook tussen onderwerpen heen en weer schakelen door te drukken op de functietoets waaraan n
GEZICHTSSELECTIE
op is toegewezen en vervolgens met gebruik van de scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (in zoekerfotografi e) de aanraakbediening ( P
•
Als het geselecteerde onderwerp buiten het kader raakt, zal de camera gedurende een ingestelde tijd wachten tot het terugkeert en daardoor kan het groene kader soms verschijnen op plaatsen waar er geen gezicht te zien is.
•
Tijdens een serieopname kunt u niet van onderwerp veranderen.
•
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan gezichtsselectie worden uitgesteld bij het afsluiten van de functie serie-opnamen.
•
Gezichten kunnen met de camera in verticale of horizontale richting worden gedetecteerd.
•
Als de camera niet in staat is om de ogen van het onderwerp te detecteren doordat deze verborgen zijn door haar, een bril of andere objecten, zal de camera scherpstellen op de gezichten.
•
Opties voor gezichts-/oogdetectie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen
( P
Gebruiken van aanraakbediening voor Intelligente Gezichtsherkenning
De aanraakbediening die kan worden gebruikt bij het kadreren van foto’s op de monitor varieert afhankelijk van de touch screen modus ( P
Tik een gezicht aan op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen.
Tik een gezicht aan op het scherm om de scherpstelling te vergrendelen.
•
Tik gezichten aan om van onderwerp te veranderen.
•
Tik willekeurig een andere plaats aan om gezichtsdetectie tijdelijk stop te zetten en het scherpstelveld te selecteren.
118
AF/MF INSTELLINGEN
AF+MF
Als
AAN
is geselecteerd in scherpstelmodus
S
en de scherpstelling is vergrendeld (of door het half indrukken van de sluiterknop of op een andere manier), kan de scherpstelvergrendeling handmatig worden aangepast door aan de scherpstelring te draaien.
AAN UIT
O
•
Lenzen met een indicator voor scherpstelafstand moeten worden ingesteld op de handmatige scherpstelmodus (HF) voordat deze optie kan worden gebruikt. Het selecteren van HF schakelt de indicator van de scherpstelafstand uit.
•
Zet, als het objectief is uitgerust met een indicator voor de scherpstelafstand, de scherpstelring naar het midden omdat de camera mogelijk niet kan scherpstellen als de ring is ingesteld op oneindig of de minimale scherpstelafstand.
N
Standaardopties en opties voor MF-assistentie bij scherpstelpieken worden ondersteund.
AF + MF scherpstelzoom
Wanneer
AAN
is geselecteerd voor G
AF/MF INSTELLINGEN
>
SCHERPSTELLOEP
en
ENKEL PUNT
geselecteerd is voor
SCHERPSTELLING
, kan zoom worden gebruikt om in te zoomen op het geselecteerde scherpstelgebied. De zoomfactor kan worden geselecteerd met de achterste commandoschijf.
6
119
HF ASSISTENTIE
Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige scherpstelmodus.
6
STANDAARD
DIGITAAL
SPLITSEN BEELD
Scherpstelling wordt op normale wijze weergegeven (scherpstelpieken en digitaal gesplitst beeld en digitale microprisma zijn niet beschikbaar).
Geeft een zwart-witbeeld (
MONOCHROOM
) of gesplitst beeld in kleur (
KLEUR
) in het midden van het beeld weer. Kader het onderwerp in het gesplitste beeldveld in en draai aan de scherpstelring totdat de drie delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.
DIGITALE
MICROPRISMA
FOCUS PIEK
HIGHLIGHT
Een raster met de nadruk op onscherpte wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet scherp in beeld is en verdwijnt om te worden vervangen door een scherp beeld wanneer het onderwerp scherp in beeld is.
De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een piekniveau.
N
U kunt ook MF-assisteeropties kiezen door het midden van de achterste commandoschijf in te houden.
SCHERPSTELLOEP
Als
AAN
is geselecteerd, zal de weergave automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is gedraaid.
AAN UIT
N •
Het drukken op het midden van de achterste commandoschijf annuleert scherpstelzoom.
•
De zoomstand is op het huidige scherpstelveld gecentreerd en verandert wanneer het scherpstelgebied wordt gewijzigd.
120
AF/MF INSTELLINGEN
INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD
Selecteer
AAN
om het huidige scherpstelkader te meten wanneer
ENKEL PUNT
is geselecteerd voor
SCHERPSTELLING
en
SPOT
is geselecteerd voor
LICHTMEETSYSTEEM
.
AAN UIT
DIRECT AF-INSTELLING
Kies of de camera scherpstelt met behulp van enkelvoudige
AF (
AF-S
) of continue AF (
AF-C
) als een knop waaraan scherpstelvergrendeling of
AF-AAN
is toegewezen, wordt ingedrukt om scherp te stellen in de handmatige scherpstelmodus.
AF-S AF-C
6
121
SCHERPTEDIEPTESCHAAL
Kies
BASIS FILMFORMAAT
om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies
PIXELBASIS
om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.
6
PIXELBASIS BASIS FILMFORMAAT
ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT
Kies hoe de camera scherpstelt in scherpstelmodus
AF-S
of
AF-C
.
ONTGRENDELEN
FOCUS
Sluitertijd krijgt voorrang op de scherpstelling. U kunt foto’s nemen wanneer de camera niet is scherpgesteld.
Scherpstelling krijgt voorrang op de sluitertijd. U kunt alleen foto’s nemen als de camera is scherpgesteld.
122
AF/MF INSTELLINGEN
TOUCH SCREEN MODUS
Kies de opnamebewerkingen die worden uitgevoerd met de aanraaktoetsen.
Stilstaande Fotografi e
AF
AF OFF
Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen. In de salvomodus worden foto’s genomen terwijl u uw vinger op het scherm houdt.
•
In scherpstelmodus
S
(AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram
AF OFF
tikt.
•
In scherpstelmodus
C
(AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram
AF OFF
tikt.
•
In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.
Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren.
Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.
Aanraakscherpstelling en opname uitgeschakeld.
6
123
Filmopname
6
In plaats van op de ontspanknop drukken, kunt u op uw onderwerp in de weergave tikken om scherp te stellen en de opname te starten. Tijdens het vastleggen kunt u op de weergave tikken om zoals hieronder beschreven scherp te stellen.
Druk op de ontspanknop om het opnemen te beëindigen.
Door op de weergave te tikken, stelt de camera scherp op het geselecteerde punt.
Gebruik de ontspanknop om de opname te starten en te stoppen.
•
In scherpstelmodus
S
(AF-S) kunt u op elk gewenst moment opnieuw scherpstellen door op uw onderwerp in de weergave te tikken.
•
In scherpstelmodus
C
(AF-C) zal de camera doorlopend de scherpstelling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de weergave.
•
In handmatige scherpstelmodus (MF) stelt de camera scherp met behulp van autofocus wanneer u op de weergave tikt; tijdens het vastleggen kunt u opnieuw op de weergave tikken om het scherpstelgebied naar een nieuwe locatie te verplaatsen.
Tik om het scherpstelgebied te positioneren.
Gebruik de ontspanknop om de opname te starten en te stoppen.
•
In scherpstelmodus
S
(AF-S) kunt u op elk gewenst moment het scherpstelgebied opnieuw positioneren door op uw onderwerp in de weergave te tikken. Gebruik om scherp te stellen de knop waaraan
AF-AAN
is toegewezen.
•
In scherpstelmodus
C
(AF-C) zal de camera doorlopend de scherpstelling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de weergave.
•
In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om het scherpstelgebied over uw onderwerp te positioneren.
Aanraakscherpstelling en opname uitgeschakeld.
N
Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbergen, selecteert u
UIT
voor
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
TOUCH
SCREEN INSTELLINGEN
> x
INSTELL. AANRAAKSCHERM
. Bij het kiezen van
AAN
wordt B
FILMINSTELLINGEN
>
FILMSCHERPSTELLING
automatisch ingesteld op
AF-VELD KEUZE
, ook al is
AF(MULTI)
momenteel geselecteerd.
124
AF/MF INSTELLINGEN
Aanraakbediening voor scherpstelzoom
Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom
(scherpstelcontrole ingeschakeld).
Als u het midden van het scherm aanraakt, worden de onderstaande bewerkingen uitgevoerd.
AF-S/MF
: Maak een foto
AF-S
: AF
MF
: Direct auto.focus
AF-S
: AF
MF
: Direct auto.focus
AF-S/MF
: UIT
Als u op andere gebieden tikt, scrolt u eenvoudig over het scherm of u nu foto’s maakt of fi lms opneemt en ongeacht de geselecteerde optie voor de touchscreenmodus.
AF-S
: AF
MF
: Direct auto.focus
AF-S
: AF
MF
: Direct auto.focus
AF-S
: AF
MF
: Direct auto.focus
AF-S/MF
: UIT
6
125
A
OPNAME-INSTELLINGEN
Pas opname-opties aan.
Om opname-opties weer te geven, drukt u op
MENU/OK
in de opnameweergave en selecteert u het tabblad
A
(
OPNAME-INSTELLINGEN
).
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.
OPNAME-INSTELLINGEN
ONDERWERPPROGRAMMA
DRIVE-INSTELLING
SPORTZOEKERMODUS
PRE-OPNAME
ZELFONTSPANNER
INTERVAL-TIMEROPNAME
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
VERLATEN
ONDERWERPPROGRAMMA
Scèneselectie is beschikbaar wanneer de automodusselectiehendel naar
AUTO
wordt gedraaid.
6
S
GEAVANCRD SR
De camera optimaliseert automatisch de instellingen om zich aan te passen aan het onderwerp.
Kies deze scène voor portretten.
h
PORTRET
Z
GEZICHT
Verwerkt portretten om het onderwerp een vloeiende, natuurlijke teint te geven.
M
LANDSCHAP
N
SPORT
O
NACHT
H p
NACHT(STAT.)
VUURWERK
Kies deze scène voor daglichtfoto’s of gebouwen en landschappen.
Kies deze scène bij het fotograferen van bewegende onderwerpen.
Kies deze stand voor slecht schemerlicht of nachtscènes.
Kies deze stand voor lange sluitertijden bij nachtopnames.
Lange sluitertijden worden gebruikt om de lichteff ecten van vuurwerk vast te leggen.
Q
ZONSOPKOMST
Kies deze stand om de levendige kleuren in zonsopkomsten en zonsondergangen vast te leggen.
R
SNEEUW
Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van scènes vastleggen welke door glimmende witte sneeuw worden gedomineerd.
s
STRAND
Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van zonovergoten standen vastleggen.
f
ONDER WATER
Vermindert de blauwe gloed die doorgaans geassocieerd wordt met onderwaterverlichting.
126
OPNAME-INSTELLINGEN
U
FEESTEN
V
BLOEMEN
W
DOCUMENTEN
Leg achtergrondverlichting binnenshuis onder omstandigheden met weinig licht vast.
Auto scherpstelling voor close-up foto’s en krachtige kleuren.
Maak duidelijke foto’s van gedrukte tekst of tekeningen.
N •
Scèneselectie is alleen beschikbaar wanneer de drive-schijf is ingesteld is op
S
,
CH
(serieopname met hoge snelheid) of
CL
(serieopname met lage snelheid).
•
Scèneselectie is niet beschikbaar wanneer V wordt geselecteerd voor fi lmmodus.
DRIVE-INSTELLING
Pas de instellingen voor de verschillende drive-modi aan.
BKT1 INSTELLING
Kies de instellingen die worden gebruikt wanneer de dri-
BKT2 INSTELLING
ve-schijf naar
BKT1
of
BKT2
is gedraaid ( P
Selecteer de beeldsnelheid die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar
CH
(serie met hoge snelheid) is gedraaid. De beeldsnelheid van de weergave wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt is 40 bps of 60 bps in 1,25× uitsnedemodus.
CH BURST HOGE
SNELHEID
30fps(1.25X BSN.)
R *
10fps(1.25X BSN.)
R *
10fps
R *
20fps(1.25X BSN.)
R *
20fps
R *
8.0fps
* Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.
Selecteer de beeldsnelheid die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar
CL
(serie met lage snelheid) is gedraaid.
CL BURST LAGE
SNELHEID
5.0fps
4.0fps
3.0fps
Adv. FILTER 1 SELECTEREN
Kies de fi lter die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar
Adv. FILTER 2 SELECTEREN
Adv. 1
of
Adv. 2
is gedraaid ( P
6
127
BKT1 INSTELLING/BKT2 INSTELLING
Kies de afbakeningsinstellingen voor de posities
BKT1
en
BKT2
op de drive-schijf.
6
128
De volgende opties zijn beschikbaar wanneer de drive-schijf naar
BKT1
of
BKT2
wordt gedraaid.
BKT SELECTEREN
O
AE BKT
W
ISO BKT
X
FILMSIMULATIE BKT
V
WITBALANS BKT
Y
DYNAMISCH BEREIK BKT
Z
FOCUS BKT
De volgende opties zijn beschikbaar wanneer O
AE BKT
is geselecteerd voor
BKT SELECTEREN
.
AE BKT
ISO BKT
FRAMES/
STAP
INSTELLING
Kies het aantal opnames in de bracketingreeks en de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.
•
FOTO’S
: Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks.
•
STAP
: Kies de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.
1 FRAME/
DOORLOPEND
•
1 FRAME
: De opnamen in de bracketingreeks worden één voor één opgenomen.
•
DOORLOPEND
: De opnamen in de bracketingreeks worden in één serieopname opgenomen.
SEQUENTIE
INSTELLING
Kies de volgorde waarin foto’s worden gemaakt.
De volgende opties zijn beschikbaar wanneer W
ISO BKT
is geselecteerd voor
BKT SELECTEREN
.
±1⁄3 ±2⁄3 ±1
OPNAME-INSTELLINGEN
FILMSIMULATIE BKT
Kies de drie fi lmsimulatietypes gebruikt voor fi lmsimulatiebracketing (
P
De volgende opties zijn beschikbaar wanneer
V
WITBALANS
BKT
is geselecteerd voor
BKT SELECTEREN
.
WITBALANS BKT
±1 ±2 ±3
De volgende opties zijn beschikbaar wanneer
Z
FOCUS
BKT
is geselecteerd voor
BKT SELECTEREN
.
FOCUS BKT
FOTO’S
Kies het aantal opnamen.
STAP
Kies de mate van scherpstelverandering voor elke opname.
INTERVAL
Kies het interval tussen opnamen.
N
•
Pas zoom niet aan tijdens het fotograferen.
•
De ingebouwde fl itser fl itst niet.
Scherpstelling en FOTO’S/STAP
De relatie tussen scherpstelling en de opties gekozen voor
FOTO’S
en
STAP
wordt weergegeven in de afbeelding.
6
:
Stap
Foto’s
1 2 3 4 5
Startscherpstelpositie
•
De scherpstelling gaat van de startpositie naar oneindig.
•
Kleine
STAP
-waarden vertalen zich in kleine wijzigingen in de scherpstelling, grotere waarden in grotere wijzigingen.
•
Ongeacht de optie gekozen voor
FOTO’S
eindigt het opnemen wanneer de scherpstelling oneindig bereikt.
129
SPORTZOEKERMODUS
Maak foto’s met behulp van de uitsnede in het midden van de weergave. Kies deze optie voor foto's van atleten, vogels en andere bewegende onderwerpen.
6
AAN
Foto’s worden met een uitsnede van 1,25× gemaakt zodat de beeldhoek met een waarde die gelijk is aan de brandpuntsafstand van de lens met
1,25× wordt verkleind; de uitsnede wordt weergegeven door een kader in de weergave.
De 1,25× uitsnede wordt uitgeschakeld.
UIT
N
•
Het H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
>
BEELDGROOTTE
-item in het opnamemenu is vast ingesteld op
P
.
•
De sportzoeker is niet beschikbaar in modi met een elektronische sluiter.
PRE-OPNAME
s J
Om de vertraging tussen het volledig indrukken van de ontspanknop en de uiteindelijke foto die op de geheugenkaart wordt opgeslagen, start de camera het vastleggen met de elektronische sluiter wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt en bewaart een serie opnamen die begint net voordat de ontspanknop verder volledig wordt ingedrukt.
AAN UIT
N
Pre-Opname-fotografi e is alleen beschikbaar wanneer s
ELEKTRONISCHE
SLUITER
is geselecteerd in
CH
(serie met hoge snelheid) drive-modus.
130
OPNAME-INSTELLINGEN
ZELFONTSPANNER
Kies een vertraging voor het loslaten van de ontspanknop.
R
2 SEC
De ontspanknop wordt twee seconden na het indrukken van de ontspanknop losgelaten. Gebruik dit om onscherpte veroorzaakt door camerabeweging te verminderen als de ontspanknop wordt ingedrukt. Het zelfontspannerlampje knippert terwijl de timer aftelt.
S
10 SEC
De ontspanknop wordt tien seconden na het indrukken van de ontspanknop losgelaten. Dit kunt u gebruiken voor foto’s waarin u zelf wilt voorkomen. Het zelfontspannerlampje knippert direct voordat de foto wordt gemaakt.
UIT
Zelfontspanner uitgeschakeld.
Als er een andere optie dan
UIT
is geselecteerd, begint de timer wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.
Het scherm toont het aantal resterende seconden tot de ontspanknop wordt losgelaten. Druk op
DISP/BACK
om de timer te stoppen voor de foto wordt genomen.
9
O •
Sta achter de camera wanneer u de ontspanknop indrukt. Als u voor de lens staat, kan dit invloed hebben op de scherpstelling en belichting.
•
De zelfontspanner wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
6
131
INTERVAL-TIMEROPNAME
Confi gureer de camera zodat deze automatisch foto’s maakt bij een vooringesteld interval.
1
Markeer
INTERVAL-TIMEROPNAME
in het tabblad A (
OPNAME-INSTELLINGEN
) en druk op
MENU/OK
.
INTERVAL/AANTAL KEER
INTERVAL AANTAL KEER
6
ANNULEREN
START WACHTTIJD
EIND
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de interval en het aantal foto’s te kiezen. Druk op
MENU/OK
om door te gaan.
LATER
VERWACHTE STARTTIJD 11 : 00 PM
START ANNULEREN
3
Gebruik de scherpstellingstok om de starttijd te kiezen en druk vervolgens op
MENU/OK
. Het fotograferen start automatisch.
ANNULEREN
O
Intervalfotografi e kan niet worden gebruikt bij een sluitertijd van
B
(lamp) of tijdens meervoudige belichtingsfotografi e. In seriemodus kan er slechts
één foto worden gemaakt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten.
N •
Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
•
We raden het gebruik van een AC-5VG netadapter aan.
•
De weergave wordt uitgeschakeld tussen opnamen en licht op enkele seconden voordat de volgende foto wordt gemaakt.
•
De weergave kan op elk moment worden geactiveerd door op de ontspanknop te drukken.
•
Om door te gaan met opnamen maken tot de geheugenkaart vol is, stelt u het aantal opnamen in op ∞.
132
OPNAME-INSTELLINGEN
LICHTMEETSYSTEEM
Kies hoe de camera de belichting meet.
O
De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G
AF/MF
INSTELLINGEN
>
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
op
UIT
staat.
o
(meervoudig) p
(middenmeting) v
(spot) w
(gemiddeld)
De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse van de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.
De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht toe aan het gebied in het midden.
De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het beeld, in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal.
Aangeraden bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en in andere gevallen waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is dan het belangrijkste onderwerp.
De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere foto’s met hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van landschappen en het maken van portretten van onderwerpen met witte of zwarte kleding.
6
133
SLUITERTYPE
Kies het sluitertype. Kies de elektronische sluiter om het sluitergeluid te dempen.
6
t
MECHANISCHE SLUITER
Maak foto’s met de mechanische sluiter.
s
ELEKTRONISCHE SLUITER
Maak foto’s met de elektronische sluiter.
u
MECHANISCH + ELEKTR.
De camera kiest de mechanische of elektronische sluiter afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Als s
ELEKTRONISCHE SLUITER
of u
MECHANISCH + ELEKTR.
is zen door de sluitertijdschijf naar
4000
te draaien en vervolgens aan de achterste commandoschijf te draaien.
O
Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische sluiter:
•
Vertekening is mogelijk zichtbaar in opnamen van bewegende onderwerpen.
•
Vertekening is mogelijk zichtbaar in uit-de-hand-gemaakte opnamen bij hogere sluitertijden; gebruik van een statief wordt aanbevolen.
•
Streepvorming en waas kunnen optreden in opnamen gemaakt onder tl-verlichting of andere fl ikkerende of onregelmatige verlichting.
•
Respecteer, bij het maken van foto’s met gedempte sluiter ( P
beeldrechten van uw onderwerp en recht op privacy.
N
De volgende beperkingen zijn van toepassing wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt:
•
Gevoeligheid wordt beperkt tot waarden van ISO 12800–160
•
Ruisonderdrukking voor lange tijdopnamen heeft geen eff ect
•
De fl itser kan niet worden gebruikt
134
OPNAME-INSTELLINGEN
FLIKKERVERMINDERING
Selecteer
AAN
om fl ikkering in foto’s en op het scherm te verminderen bij het fotograferen onder tl-verlichting en andere soortgelijke lichtbronnen.
AAN UIT
O •
Bij het inschakelen van fl ikkerreductie wordt de elektronische sluiter uitgeschakeld en neemt de tijd toe die nodig is om foto’s te maken.
•
Flikkerreductie is niet beschikbaar tijdens fi lmopnamen.
IS MODE
Kies uit de volgende beeldstablisatie-opties:
L l
M
CONTINU
+BEWEGING
CONTINU
OPNEMEN
+BEWEGING
m
ALLEEN OPNAME
UIT
Beeldstabilisatie aan. Als
+BEWEGING
is geselecteerd, dan past de camera de sluitertijd aan om onscherpte te verminderen wanneer er bewegende voorwerpen zijn gedetecteerd.
Zoals hierboven, behalve dat beeldstabilisatie alleen wordt uitgevoerd wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt
(alleen scherpstellingsmodus
C
) of de sluiter wordt ontspannen. Als
+BEWEGING
is geselecteerd, dan past de camera de sluitertijd aan om onscherpte te verminderen wanneer er bewegende voorwerpen zijn gedetecteerd.
Beeldstabilisatie uit. Kies deze optie bij het gebruik van een statief.
N •
+BEWEGING
heeft geen eff ect wanneer gevoeligheid op een vaste waarde is ingesteld en kan ook niet beschikbaar zijn bij een aantal andere gecombineerde instellingen. Het eff ect kan variëren afhankelijk van de lichtomstandigheden en de snelheid waarbij het onderwerp beweegt.
•
Deze optie is enkel beschikbaar met lenzen die beeldstabilisatie ondersteunen.
6
135
ISO
Pas de gevoeligheid van de camera voor licht aan.
6
AUTO1
AUTO2
AUTO3
De gevoeligheid wordt automatisch aangepast als reactie op de opname-omstandigheden.
12800
–
160
Pas gevoeligheid handmatig aan. Geselecteerde waarde wordt in het scherm weergegeven.
H (51200)
H (25600)
L (125)
L (100)
L (80)
Kies voor bijzondere situaties. Merk op dat vlekken kunnen verschijnen in foto's genomen bij
H
, terwijl
L
het dynamisch bereik vermindert.
N
De gevoeligheid wordt niet gereset wanneer de camera wordt uitgezet.
Gevoeligheid aanpassen
Hoge waarden kunnen worden gebruikt om beelden minder wazig te maken als er weinig verlichting is, terwijl lagere waarden zorgen voor langere sluitertijden of een wijdere opening van het diafragma bij fel licht. Let erop dat spikkels kunnen verschijnen in foto’s met een hoge gevoeligheid.
136
OPNAME-INSTELLINGEN
AUTO
Kies de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale sluitertijd voor
AUTO1
,
AUTO2
en
AUTO3
. De standaardwaarden worden hieronder getoond.
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID
MAX. GEVOELIGHEID
MIN. SLUITERSNELH
800
160
1600
AUTO
3200
De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselecteerd voor
MIN. SLUITERSNELH
.
N •
Als de waarde geselecteerd voor
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID
hoger is dan de waarde geselecteerd voor
MAX. GEVOELIGHEID
, wordt
BASISINSTEL. GEVOELIGHEID
ingesteld op de waarde geselecteerd voor
MAX. GEVOELIGHEID
.
•
De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan
MIN.
SLUITERSNELH
als foto’s nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de waarde geselecteerd voor
MAX. GEVOELIGHEID
.
•
Als
AUTO
is geselecteerd voor
MIN. SLUITERSNELH
, de camera kiest automatisch een minimale sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de inversie van de lensbrandpuntafstand in seconden (bijvoorbeeld, als de lens een brandpuntafstand van 50 mm heeft, kiest de camera een minimale sluitertijd in de buurt van 1⁄50 s). De minimale sluitertijd wordt niet beïnvloed door de optie geselecteerd voor beeldstabilisatie.
6
137
6
ADAPT. INSTEL.
Pas instellingen aan voor lenzen met M-bevestiging aangesloten met een optionele FUJIFILM M MOUNT ADAPTER.
Brandpuntsafstand kiezen
Kies een lensnummer uit
LENS 1
tot en met
LENS 6
en voer de werkelijke brandpuntsafstand van de lens in.
LENS 5
VOER BRANDPUNTSAFSTAND IN
OK ANNULEREN
Vervormingscorrectie
Kies uit de opties
STERK
,
MEDIUM
of
ZWAK
om de vervorming
TONVORMING
of
KUSSENVORMING
te corrigeren.
LENS5 VERVORMING CORR.
TONVORMING STERK
TONVORMING MEDIUM
TONVORMING ZWAK
UIT
KUSSENVORMING ZWAK
KUSSENVORMING MEDIUM
KUSSENVORMING STERK
138
OPNAME-INSTELLINGEN
Kleurschaduwcorrectie
Variaties in kleur (schakering) tussen het midden en de randen van het beeld kunnen voor elke hoek afzonderlijk worden ingesteld.
Om kleurschaduwcorrectie te gebruiken, volgt u de stappen hieronder.
VOLGENDE
OK
1
Draai aan de achterste commandoschijf om een hoek te kiezen.
De geselecteerde hoek wordt aangegeven met een driehoek.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de schaduw aan te passen totdat er geen zichtbaar verschil in kleur is tussen de geselecteerde hoek en het midden van het beeld.
•
Duw de scherpstellingstok naar links of rechts om kleuren aan te passen op de cyaan-roodas.
•
Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om kleuren aan te passen op de blauw-geelas.
N
Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de kleurschaduwcorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.
Randbelichtingscorrectie
Kies uit waarden tussen –5 en +5. Het kiezen van positieve waarden verhoogt de randbelichting, terwijl negatieve waarden de randbelichting verlagen.
Positieve waarden worden aanbevolen voor ouderwetse lenzen, negatieve
OK
ANNULEREN
waarden worden gebruikt om het eff ect te geven van afbeeldingen gemaakt met een antieke lens of een gaatjescamera.
N
Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de randbelichtingscorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.
6
139
6
OPNAME-INSTELLINGEN
DRAADLS COMMUNICT
Verbind met smartphones die de meest recente versie van de
FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:
•
De camera te bedienen en op afstand foto’s maken
•
Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera
•
Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden
•
Locatiegegevens naar de camera uploaden
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
140
F
FLITSINSTELLINGEN
Pas fl itsergerelateerde instellingen aan.
Om fl itsergerelateerde instellingen aan te passen, drukt u op
MENU/OK
in de opnameweergave en selecteert u het tabblad
F
(
FLITSINSTELLINGEN
).
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.
FLITSINSTELLINGEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
VERLATEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
Kies een fl itsbedieningsmodus, fl itsmodus of sync-modus of pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties variëren per fl itser.
N
Raadpleeg voor meer informatie over de fl itserinstellingen “Externe fl itsers (
P
“Randapparatuur en optionele accessoires”.
MODUS
Ingebouwde Flits
AANPASSEN EINDE
VERWIJDER R. OGEN
Verwijder rode-ogen-eff ecten veroorzaakt door de fl itser.
6
FLASH+VERWIJDEREN
FLASH
VERWIJDEREN
UIT
Een voorfl its die rode ogen vermindert wordt gecombineerd met digitale verwijdering van rode ogen.
Alleen rode ogen verminderen door middel van fl its.
Alleen digitaal rode ogen verwijderen.
Rode ogen verminderen door middel van fl its en digitaal rode ogen verwijderen uitgeschakeld.
N •
Flitser voor rode-ogenreductie kan worden gebruikt in de TTL-fl itserregelingstanden.
•
Digitale rode-ogen-verwijdering wordt alleen uitgevoerd wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.
•
Digitale rode-ogen-verwijdering is niet beschikbaar voor RAW-afbeeldingen.
141
MODUS TTL VERGRENDELEN
In plaats van het aanpassen van het fl itsniveau per foto kan
TTL-fl itsbediening worden vergrendeld voor consistente resultaten binnen een reeks foto’s.
6
VERGR. MET L. FLASH
VERGR. MET MEETFLASH
De fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde voor de meest recente foto te bekijken.
De camera geeft een reeks voorfl itsen en de fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde.
N •
Om gebruik te maken van TTL-vergrendeling, wijst u
TTL-VERGRENDELING
toe aan een cameraknop en gebruikt u vervolgens deze knop om TTL-vergrendeling in of uit te schakelen ( P
•
Flitscompensatie kan worden aangepast terwijl TTL-vergrendeling is ingeschakeld.
•
Bij het selecteren van
VERGR. MET L. FLASH
wordt een foutbericht weergegeven als er geen eerder gemeten waarde bestaat.
LED-LICHTINSTELLING
Kies of u het LED-videolicht van de fl itser (indien beschikbaar) wenst te gebruiken als een catchlight of AF-hulplicht bij het nemen van foto’s.
CATCHLIGHT
Catchlight
AF ASSIST
AF-hulpverlichting
AF ASSIST+CATCHLIGHT
AF-hulplichtverlichting en catchlight
UIT
Geen
N
In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
-menu.
142
FLITSINSTELLINGEN
MASTER-INSTELLING
Kies een fl itsgroep (A, B of C) voor de fl itser bevestigd aan de camerafl itsschoen wanneer deze functioneert als een hoofdfl itser die fl itseenheden op afstand bediend via Fujifi lm draadloze optische fl itsbediening of kies
OFF
om de hoofdfl itseruitvoer te beperken tot een niveau dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed.
Gr A Gr B Gr C
N
In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
-menu.
OFF
CH-INSTELLING
Kies het kanaal dat wordt gebruikt voor de communicatie tussen de hoofdfl itser en fl itseenheden op afstand bij het gebruik van Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.
CH1 CH2 CH3 CH4
6
143
B
FILMINSTELLINGEN
Pas fi lmopname-opties aan.
Om fi lmopname-opties weer te geven, drukt u op
MENU/OK
in de opnameweergave en selecteert u het tabblad
B
(
FILMINSTELLINGEN
).
N
De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.
FILMMODUS
Kies voorafgaand aan het opnemen van fi lms de beeldsnelheid, bitsnelheid en het beeldformaat en de beeldverhouding.
FILMMODUS
16:9
FILMINSTELLINGEN
FILMMODUS
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
WITBALANS
(Warm/Koud)
DYNAMISCH BEREIK
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
VERLATEN
6
1
Selecteer in het opnamemenu B
FILMINSTELLINGEN
, markeer vervolgens
FILMMODUS
en druk op
MENU/OK
.
2
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het gewenste beeldformaat en de beeldverhouding
(
A
) te markeren en druk op de stok rechts.
•
Kies
V
16 : 9
of d
17 : 9
voor 4K-fi lms met beeldverhoudingen van 16 of 17 tot 9.
•
Kies
W
16 : 9
of
W
17 : 9
voor Full HD-fi lms met beeldverhoudingen van 16 of 17 tot 9.
144
FILMINSTELLINGEN
3
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een beeldsnelheid (
B
) te markeren en druk op de stok rechts.
59.94P
50P 29.97P
25P 24P 23.98P
4
Druk de scherpstellingstok omhoog of omlaag om een bitsnelheid (
C
) te markeren en druk op
MENU/OK
.
200Mbps 100Mbps 50Mbps
N
De keuze van de beeld- en bitsnelheden varieert afhankelijk van de fi lmmodus.
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
Neem Full HD-fi lms met hoge beeldsnelheid op. Films met hoge beeldsnelheid kunnen in slowmotion worden afgespeeld, waardoor u tijd krijgt om snel bewegende onderwerpen of details te zien die voor het blote oog te vluchtig zijn.
6
2x
a
59.94P
F
120P
2x
a
50P
F
100P
4x
a
29.97P
F
120P
4x
a
25P
F
100P
5x
a
24P
F
120P
5x
a
23.98P
F
120P
UIT
Maak Full HD-fi lmopnamen bij beeldsnelheden van 120 of
100 bps. De fi lms worden afgespeeld bij een snelheid van ½ ,
¼ of ⁄. De maximale opnameduur is 6 minuten. De fi lmopnamen die zijn opgeslagen op de geheugenkaart worden gecomprimeerd met als doel de hoeveelheid opgenomen gegevens op 200 Mb per seconde te houden.
Hoge-snelheidsopname uit.
N
Hoge-snelheidsfi lms worden zonder geluid opgenomen.
145
F
FILMSIMULATIE
Kies een fi lmsimulatie-eff ect voor fi lmopnamen.
6
c
PROVIA/STANDAARD
d
Velvia/LEVENDIG
e
ASTIA/LAAG
i
CLASSIC CHROME
g
PRO Neg. Hi
h
PRO Neg. Std
X
ETERNA/CINEMA
a
ACROS
b
MONOCHROOM
f
SEPIA
Zie “FILMSIMULATIE” ( P
F
Z&W AANP.
a b
(Warm/Koud)
Voeg een roodachtige of blauwachtige tint (warme of koele kleurzweem) toe aan monochrome foto’s gemaakt met de fi lmsimulatie a
ACROS
of b
MONOCHROOM
.
+9 — +1
0
-1 — -9
Hogere positieve waarden komen overeen met een rodere kleurzweem.
Normaal monochroom (grijswaarden).
Lagere negatieve waarden komen overeen met een blauwere kleurzweem.
146
FILMINSTELLINGEN
F
WITBALANS
Pas witbalans aan voor het opnemen van fi lms.
AUTO
k / l / m k i j k l m n g
Zie “WITBALANS” (
P
F
DYNAMISCH BEREIK
Kies een dynamisch bereik voor fi lmopnamen.
V
100%
W
200%
X
400%
Zie “DYNAMISCH BEREIK” ( P
N •
Automatische aanpassing van het dynamisch bereik (
AUTO
) wordt niet ondersteund.
•
W
200%
is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,
X
400%
bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.
•
De optie
B
FILMINSTELLINGEN
>
F
DYNAMISCH BEREIK
is beschikbaar wanneer
UIT
is geselecteerd voor B
FILMINSTELLINGEN
>
F-Log
OPNAME
.
6
147
6
F
HIGHLIGHT TINT
Kies hoe de camera hoge lichten vastlegt bij het opnemen van fi lms.
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2
F
SCHADUWTINT
Kies hoe de camera schaduwen vastlegt bij het opnemen van fi lms.
+4 +3 +2 +1 0
F
KLEUR
Pas de kleurdichtheid aan voor fi lmopnamen.
−1
+4 +3 +2 +1 0
−2
−1 −2 −3 −4
148
FILMINSTELLINGEN
F
SCHERPTE
Maak contouren in fi lms scherper of zachter.
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4
F
RUISONDERDRUKKING
Verminder de ruis in fi lms die zijn opgenomen bij hoge gevoeligheden.
+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4
V
INTERFRAME NR
Selecteer
AAN
om interframe-ruisonderdrukking in te schakelen.
AAN UIT
N •
Interframe-ruisonderdrukking is alleen beschikbaar wanneer framesnelheden van
29.97P
of langzamer worden geselecteerd bij een framegrootte van V of d .
•
“ Beeldschaduwen” kunnen optreden bij bewegende onderwerpen of als de camera wordt bewogen tijdens het vastleggen.
F-Log OPNAME
Selecteer
AAN
om fi lms op te nemen met behulp van een zachte gammacurve met een spectrum dat geschikt is voor verdere verwerking na productie. Gevoeligheid is beperkt tot waarden tussen ISO 640 en 12800.
6
AAN UIT
149
F
OMGV.LICHT CORR.
Selecteer
AAN
om correctie van het omgevingslicht tijdens fi lmopnamen in te schakelen.
6
AAN UIT
N •
Als
AAN
is geselecteerd wanneer een lens, die geen gegevens verzendt, op de camera is bevestigd met behulp van een FUJIFILM
M BEVESTIGINGSADAPTER (apart verkrijgbaar), dan wordt het omgevingslicht aangepast volgens de optie geselecteerd voor
A
OPNAME-INSTELLINGEN
>
ADAPT.INSTEL.
>
OMGV.LICHT CORR.
in het opnamemenu ( P
•
Selecteer
UIT
als u streepvorming waarneemt in fi lms die zijn opgenomen met behulp van deze optie.
F
SCHERPSTELGEBIED
Kies het scherpstelgebied voor fi lms die zijn opgenomen met behulp van autofocus. U kunt er ook voor kiezen het scherpstelveld (en dus ook de scherpstelzoompositie) voor fi lms vast te leggen met behulp van handmatige scherpstelling.
FILMSCHERPSTELLING
Kies hoe de camera het scherpstelpunt voor fi lmopname selecteert.
AF(MULTI)
Automatische selectie van scherpstelpunten.
AF-VELD KEUZE
De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied.
150
FILMINSTELLINGEN
F
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
Selecteer scherpstelvolgopties bij het opnemen van fi lms in scherpstelmodus
C
.
TRACKINGGEVOELIGHEID
Kies hoe lang de camera wacht met overschakelen van de scherpstelling wanneer een object in het scherpstelgebied komt achter of voor het huidige onderwerp. Zie “TRACKINGGEVOELIGHEID”
(
P
0 1 2
AF-SNELHEID
Pas de reactiesnelheid van autofocus aan.
3 4
−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5
6
151
6
F
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
Schakel Intelligente gezichtsdetectie in of uit bij het opnemen van fi lms.
GEZICHTSHERKENNING AAN
Zie “INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.” ( P
UIT
Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.
O
Wanneer Intelligente Gezichtsherkenning wordt ingeschakeld, zal de camera scherpstellen met behulp van continue AF, ook al is enkelvoudige AF (
S
) gekozen met de scherpstelmodusselectieknop. Intelligente gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de handmatige scherpstelstand.
F
HF ASSISTENTIE
Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige scherpstelmodus.
STANDAARD
FOCUS PIEK HIGHLIGHT
De scherpstelling wordt op de normale manier weergegeven (scherpstelpieken is niet beschikbaar).
De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een piekniveau.
152
FILMINSTELLINGEN
F
SCHERPSTELLOEP
Als
AAN
is geselecteerd, zal de weergave automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is gedraaid.
AAN UIT
HDMI-UITGANG INFODISPLAY
Als
ON
is geselecteerd, zullen HDMI-apparaten waarop de camera is aangesloten de informatie in het camerascherm ook weergeven.
ON OFF
6
153
4K FILMUITGANG
Kies de bestemming voor 4K-fi lms opgenomen terwijl de camera is aangesloten op een HDMI-recorder of ander apparaat dat
4K ondersteunt.
6
b
4K
Y
4K
b
4K
Y
FHD
b
FHD
Y
4K
b
−
Y
4K
4K-fi lms worden opgenomen op de camerageheugenkaart en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in 4K.
4K-fi lms worden opgenomen op een camerageheugenkaart in 4K en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in Full HD.
4K-fi lms worden in 4K uitgevoerd naar het HDMI-apparaat en in
Full HD opgenomen op de geheugenkaart van de camera.
4K-fi lms worden in 4K uitgevoerd naar het HDMI-apparaat. De camera slaat geen 4K-fi lms op een geheugenkaart op.
N
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer
V
16 : 9
of d
17 : 9
is geselecteerd voor B
FILMINSTELLINGEN
>
FILMMODUS
in het opnamemenu.
FULL HD FILM-UITVOER
Kies de bestemming voor Full HD-fi lms die zijn opgenomen terwijl de camera op een HDMI-apparaat is aangesloten.
b
FHD
Y
FHD
b
−
Y
FHD
Full HD-fi lms worden naar het HDMI-apparaat uitgevoerd en op de geheugenkaart van de camera opgeslagen.
Full HD-fi lms worden niet op de geheugenkaart van de camera opgenomen maar worden naar het HDMI-apparaat uitgevoerd.
N •
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer
W
16 : 9
of
W
17 : 9
is geselecteerd voor B
FILMINSTELLINGEN
>
FILMMODUS
in het opnamemenu.
•
Films worden opgenomen op de geheugenkaart in 4:2:0 8-bits-formaat.
•
Wanneer
OFF
is geselecteerd voor
HDMI-UITGANG INFODISPLAY
worden fi lms naar het HDMI-apparaat uitgevoerd in 4:2:2 10-bits formaat.
154
FILMINSTELLINGEN
4K HDMI STANDBYKWALITEIT
Kies of de uitvoer naar aangesloten HDMI-apparaten overschakelt van 4K naar Full HD tijdens stand-by.
V
W
Uitvoer naar HDMI-apparaten wordt voortgezet bij 4K tijdens standby.
Uitvoer naar HDMI-apparaten schakelt over naar Full HD tijdens stand-by, waardoor de batterij minder snel leegraakt.
HDMI REC-BEDIENING
Kies of de camera signalen naar het HDMI-apparaat moet sturen om een fi lm te starten en/of te stoppen, wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt om de fi lmopname te starten en te stoppen.
ON OFF
ZEBRA-INSTELLING
Hoge lichten die mogelijk zijn overbelicht worden aangeduid door zebrastrepen in de fi lmmodusweergave.
6
ZEBRA R
ZEBRA L
UIT
Naar rechts schuin afl opende strepen.
Naar links schuin afl opende strepen.
Strepen uit.
ZEBRA-NIVEAU
Kies de helderheidsdrempel voor de zebrastrepenweergave.
100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50
155
INSTELLING GELUID
Pas audio-gerelateerde instellingen aan voor fi lmopnamen.
AANP. INTERN MIC.-NIVEAU
Pas het opnameniveau aan voor de ingebouwde microfoon.
AUTO
HANDMATIG
UIT
De camera past het opnameniveau automatisch aan.
Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de scherpstellingstok (scherpstelhendel) rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.
Schakel de ingebouwde microfoon uit.
AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU
Pas het opnameniveau aan voor externe microfoons.
6
AUTO
HANDMATIG
UIT
De camera past het opnameniveau automatisch aan.
Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de scherpstellingstok (scherpstelhendel) rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.
Schakel het opnemen uit met behulp van externe microfoons.
BEGRENZER MIC.-NIVEAU
Vermindert vervorming die wordt veroorzaakt door invoer die de grenzen van de audiocircuits van de microfoon overschrijdt.
AAN UIT
156
FILMINSTELLINGEN
WINDFILTER
Kies of windruisreductie tijdens fi lmopnamen wordt ingeschakeld.
AAN UIT
FILTER ONDERGRENS
Kies of het laagafvalfi lter wordt ingeschakeld, waardoor laagfrequente ruis tijdens fi lmopnamen wordt verminderd.
UIT AAN
VOLUME HOOFDTELEFOON
Stel het hoofdtelefoonvolume af.
10—1
0
Kies een volume uit 1 tot 10.
Demp uitvoer naar de koptelefoon.
6
157
MIC/AFSTANDSBED.
Geef aan of het apparaat dat is aangesloten op de microfoon/afstandsontspanner-aansluiting een microfoon is of een afstandsontspanner.
m
MIC
n
AFST.B
INSTELLING TIJDCODE
Stel scherminstellingen voor de tijdcode in (uren, minuten, seconden en beeldnummer) in voor fi lmopnamen.
WEERGAVE TIJDCODE
Selecteer
AAN
om tijdcodes tijdens fi lmopnamen en afspelen van fi lms weer te geven.
UIT
6
AAN
INSTELLING STARTTIJD
Kies de starttijd van de tijdcode.
HANDMATIGE INVOER
HUIDIGE TIJD
RESETTEN
Markeer deze optie en druk op de scherpstellingstok (scherpstelhendel) rechts om handmatig een starttijd te kiezen.
Stel de starttijd op de huidige tijd in.
Stel de starttijd in op 00:00:00.
158
FILMINSTELLINGEN
INSTELLING OPTELLEN
Kies of de tijd continu wordt geklokt of alleen tijdens fi lmopnamen.
REC UITVOEREN
Tijd wordt alleen geklokt tijdens fi lmopnamen.
VRIJ UITVOEREN
De tijd wordt continu geklokt.
FRAME VERWIJDEREN
Bij beeldsnelheden van
59.94P
en
29.97P
ontstaat geleidelijk een afwijking tussen de tijdcode (gemeten in seconden) en de werkelijke opnametijd (gemeten in fracties van seconden). Kies of de camera daar waar nodig beelden weglaat om de opnametijd overeen te laten komen met de tijdcode.
AAN
De camera laat waar nodig beelden weg om de tijdcode en werkelijke opnametijd precies gelijk te laten open.
Beelden worden niet weggelaten.
UIT
N •
De tijdcodeweergave varieert afhankelijk van de geselecteerde optie.
6
AAN
UIT
•
Selecteren van een beeldsnelheid van
23.98P
schakelt weglaten van het beeld uit.
UITVOER HDMI-TIJDCODE
Kies of tijdcodes naar HDMI-apparaten worden uitgevoerd.
AAN UIT
159
FILMINSTELLINGEN
CONTROLELAMPJE
Kies de lamp (indicator of AF-hulpverlichting) die brandt tijdens fi lmopnamen en of de lamp knippert of blijft branden.
Indicatielampje AF-hulplicht
6
VOOR UIT
ACHTER
z
VOOR UIT
ACHTER
y
VOOR
z
ACHTER
z
VOOR
z
ACHTER UIT
VOOR
y
ACHTER
y
VOOR
y
ACHTER UIT
VOOR UIT
ACHTER UIT
Het indicatorlampje brandt tijdens het opnemen van een fi lms.
Het indicatorlampje knippert tijdens het opnemen van een fi lms.
De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes branden tijdens het opnemen van fi lms.
Het AF-hulpverlichtinglampje brandt tijdens het opnemen van fi lms.
De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes knipperen tijdens het opnemen van fi lms.
Het AF-hulpverlichtinglampje knippert tijdens het opnemen van fi lms.
De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes blijven uit tijdens het opnemen van fi lms.
STILLE BEDIENING FILM
Selecteer
AAN
om cameraschijven uit te schakelen en pas fi lminstellingen aan met behulp van touchscreen-bedieningen, zodat wordt voorkomen dat geluiden gemaakt door camerabedieningen worden opgenomen tijdens het fi lmen (
P
AAN UIT
160
Afspelen en het afspeelmenu
161
7
De afspeelweergave
Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het afspelen.
O
Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.
A BC D EF G H
01/01/2019 10:00 AM c b a
Z
Y
X
W
I
J
V
U
T S
A
Datum en tijd ................................... 38, 40, 187
B
Gezichtsdetectie-indicator .........................117
C
Bluetooth AAN/UIT .......................................216
D
Opdracht beeldoverdracht ........................178
E
Beeldoverdrachtstatus .......................216, 252
F
Aantal frames geselecteerd
voor upload ..................................................178
G
Indicator geluid en fl its................................189
H
Beeldnummer ................................................213
I
Beschermde afbeelding ..............................174
J
Locatiegegevens ..................................219, 253
K
Batterijniveau .................................................. 37
L
Beeldkwaliteit .................................................. 99
M
Beeldgrootte ..................................................... 98
N
Filmsimulatie .................................................100
O
Dynamisch bereik .........................................104
R Q P O N M L K
P
Witbalans ........................................................102
Q
Gevoeligheid ..................................................136
R
Belichtingscompensatie ............................... 77
S
Diafragma ...........................................55, 59, 60
T
Sluitertijd ..............................................55, 56, 60
U
Indicator afspeelmodus ................................ 45
V
Filmpictogram ................................................. 51
W
Tijdcode ...........................................................158
X
Indicator voor
rode-ogenverwijdering ....................141, 176
Y
Geavanceerd fi lter .......................................... 87
Z
Geschenkbeeld ................................................ 45
a
Indicator fotoboekhulp ...............................180
b
DPOF-printindicator ....................................182
c
Foto’s waarderen ...........................................163
162
De DISP/BACK-knop
De
DISP/BACK
-knop regelt de weergave van de indicatoren tijdens het afspelen.
De afspeelweergave
Standaard Informatie uit
01/01/2019 10:00 AM
FAVORIETEN
Favorieten Infoscherm
Favorieten: Foto’s waarderen
Om de huidige foto te waarderen, druk op
DISP/BACK
en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog en omlaag om nul tot vijf sterren te selecteren.
7
163
Foto-informatie bekijken
De fotoinformatieweergave verandert elke keer de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog geduwd wordt.
De afspeelweergave
Basisgegevens
LENS
FOCAL LENGTH
COLOR SPACE
LENS MODULATION OPT.
23.0mm
F5.6
23.0mm
sRGB
ON
01/01/2019 10:00 AM
7
S.S
F ISO
Infoscherm 2
AFBREKEN
Infoscherm 1
VOLGENDE
Inzoomen op het scherpstelpunt
Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het scherpstelpunt. Druk nogmaals om terug te keren naar schermvullend afspelen.
164
Foto’s bekijken
Lees deze sectie voor informatie over terugspeelzoom en afspelen met meervoudig beeld.
Gebruik de achterste commandoschijf om van afspelen in volledig scherm naar zoomweergave of miniatuurweergave te gaan.
Afspelen in volledig scherm
100-0001
Miniatuurweergave
Weergave van negen miniaturen
DISP/BACK
MENU/OK
Zoomweergave
Gemiddelde zoom
7
Weergave van honderd miniaturen Maximale zoom
165
Foto’s bekijken
Zoomweergave
Draai de achter commandoschijf naar rechts om in te zoomen op de huidige foto, links om uit te zoomen. Druk op
DISP/BACK
,
MENU/OK
of het midden van de achterste commandoschijf om het zoomen af te sluiten.
N •
De maximale zoomfactor is afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
>
BEELDGROOTTE
.
•
Zoomweergave is niet beschikbaar voor kopieën met een nieuw formaat of kopieën die zijn uitgesneden en opgeslagen in a -grootte.
Bladeren
Wanneer de foto ingezoomd is, kan de scherpstellingstok (scherpstelhendel) gebruikt worden om delen van het beeld te bekijken die op het moment niet zichtbaar zijn op de weergave.
7
Navigatievenste
Miniatuurweergave
Om het aantal weergegeven afbeeldingen te veranderen, draait u de achterste commandoschijf naar links wanneer een foto schermvullend wordt weergegeven.
N •
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om beelden te markeren en druk op
MENU/OK
om het gemarkeerde beeld in full frame te zien.
•
In de negen- en honderd-frameweergaven duwt u de scherpstellingstok omhoog of omlaag om meer foto’s te bekijken.
166
C
Het afspeelmenu
Pas afspeelinstellingen aan.
Het afspeelmenu wordt weergegeven wanneer u op
MENU/OK
in de afspeelmodus drukt.
MENU VOOR HERBEKIJKEN
RAW-CONVERSIE
WISSEN
BEELDUITSNEDE
NIEUW FORMAAT
BEVEILIGEN
FOTO DRAAIEN
VERWIJDER R. OGEN
SPRAAKMEMO INSTELLING
VERLATEN
RAW-CONVERSIE
Zelfs als u geen computer heeft, kunt u de camera gebruiken om RAW-foto’s aan te passen en op te slaan in JPEG-formaat.
RAW-foto’s opslaan in JPEG-formaat
1
Geef een RAW-foto weer.
2
Markeer
RAW-CONVERSIE
in het weergavemenu.
3
Druk op
MENU/OK
.
Een lijst met instellingen wordt weergegeven.
RAW-CONVERSIE
REFLECT OPN. COND.
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
PUSH/PULL-VERWERKING
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
CREEREN ANNULEREN
4
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een instelling te markeren.
5
Druk de scherpstellingstok naar rechts om opties weer te geven.
RAW-CONVERSIE
撮影時条件を反映
ダイナミックレンジ
フィルムシミュレーション
ホワイトバランス
WB
シフト
7
167
7
6
Druk de scherpstellingstok omhoog of omlaag om de gewenste optie markeren.
7
Druk op
MENU/OK
om de gemarkeerde optie te selecteren. De lijst met instellingen getoond in Stap 3 wordt weergegeven.
Herhaal Stap 4 tot 7 om andere instellingen aan te passen.
8
Druk op de
Q
-knop.
Een voorbeeld van de JPEG-kopie wordt weergegeven.
9
Druk op
MENU/OK
.
De JPEG-kopie wordt opgeslagen.
N
RAW-conversie-opties kunnen tevens worden weergegeven door op de
Q
-knop te drukken wanneer een RAW-foto wordt weergegeven.
168
Het afspeelmenu
De instellingen die kunnen worden aangepast bij het omzetten van RAW-afbeeldingen naar JPEG zijn:
Maak een JPEG-kopie met de instellingen die op het moment van fotograferen van kracht waren.
Kies een beeldgrootte.
Stel de beeldkwaliteit bij.
PUSH/PULL-VERWERKING
Pas belichting aan.
Verbeter details in hoge lichten voor natuurlijk contrast.
Verminder verlies van details in hoge lichten en schaduwen voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen van onderwerpen met veel contrast.
Z&W AANP.
a b
(Warm/Koud)
Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na.
Voeg een warme of koele zweem toe aan monochrome foto’s.
Voeg een fi lmkorreleff ect toe.
Verdiep de kleuren in kleurschaduwen.
Pas witbalans aan.
Verfi jn witbalans.
Pas hoge lichten aan.
Pas schaduwen aan.
Pas de kleurdichtheid aan.
Verscherp of verzacht de contouren.
Bewerk de kopie om spikkels te verminderen.
Verbeter de defi nitie door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.
Kies de kleurruimte gebruikt voor kleurreproductie.
7
169
WISSEN
Wis afzonderlijke foto’s, meerdere geselecteerde foto’s of alle foto’s.
O
Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.
7
ENKELE FOTO
GEKOZEN VELDEN
ALLE FOTO'S
Wis foto’s één voor één.
Verwijder meerdere geselecteerde foto's.
Wis alle onbeveiligde foto's.
ENKELE FOTO
1
Selecteer
ENKELE FOTO
voor
WISSEN
in het afspeelmenu.
2
Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door foto’s te scrollen en druk op
MENU/OK
om te verwijderen.
N •
Er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven voordat foto’s worden verwijderd; zorg ervoor dat de juiste foto is geselecteerd voordat u op
MENU/OK
drukt.
•
Meer foto’s kunnen worden verwijderd door op
MENU/OK
te drukken.
Druk de scherpstellingstok naar links of rechts om door de foto’s te scrollen en druk op
MENU/OK
om te verwijderen.
170
Het afspeelmenu
GEKOZEN VELDEN
1
Selecteer
GEKOZEN VELDEN
voor
WISSEN
in het afspeelmenu.
2
Markeer foto’s en druk op
MENU/OK
om te selecteren.
•
Geselecteerde foto’s worden aangeduid met vinkjes ( R ).
•
Druk opnieuw op
MENU/OK
om een gemarkeerde foto te deselecteren.
3
Wanneer de bewerking is voltooid, drukt u op
DISP/BACK
om een bevestigingsscherm weer te geven.
4
Markeer
OK
en druk op
MENU/OK
om de geselecteerde foto’s te wissen.
N
Foto’s in fotoboeken of printeropdrachten worden aangeduid door
S
.
ALLE FOTO’S
1
Selecteer
ALLE FOTO’S
voor
WISSEN
in het afspeelmenu.
2
Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer
OK
en druk op
MENU/OK
om alle onbeveiligde foto’s te wissen.
N •
Het indrukken van
DISP/BACK
annuleert het wissen; merk op dat alle foto’s verwijderd voordat de knop werd ingedrukt niet kunnen worden teruggehaald.
•
Als er een waarschuwing verschijnt die vermeldt dat de geselecteerde foto’s deel uitmaken van een DPOF-printopdracht, druk dan op
MENU/OK
om de foto’s te verwijderen.
7
171
7
BEELDUITSNEDE
Maak een beelduitsnede van de huidige foto.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer
BEELDUITSNEDE
in het afspeelmenu.
3
Gebruik de achterste commandoschijf om in en uit te zoomen en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om de foto te scrollen totdat het gewenste deel wordt weergegeven.
4
Druk op
MENU/OK
om een bevestigingsvenster weer te geven.
5
Druk opnieuw op
MENU/OK
om de bijgesneden kopie in een afzonderlijk bestand op te slaan.
N •
Hoe hoger de zoomfactor, hoe lager het aantal pixels in de uitgesneden kopie.
•
Als het formaat van de uiteindelijke kopie a
zal zijn, wordt
OK
in geel weergegeven.
•
Alle kopieën hebben een beeldverhouding van 3
:
2.
172
Het afspeelmenu
NIEUW FORMAAT
Maak een kleine kopie van de huidige foto.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer
NIEUW FORMAAT
in het afspeelmenu.
3
Markeer een formaat en druk op
MENU/OK
om een bevestigingsvenster weer te geven.
4
Druk opnieuw op
MENU/OK
om de kopie met nieuw formaat naar een afzonderlijk bestand te kopiëren.
N
De beschikbare formaten zijn afhankelijk van het formaat van het origineel.
7
173
7
BEVEILIGEN
Beveilig foto’s tegen per ongeluk wissen. Markeer een van de volgende opties en druk op
MENU/OK
.
FOTO
Beveilig geselecteerde foto’s. Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om foto’s te bekijken en druk op
MENU/OK
om te selecteren of deselecteren. Druk op
DISP/BACK
wanneer de bewerking is voltooid.
BEVEILIG ALLES
Beveilig alle foto’s.
ALLES RESETTEN
Verwijder beveiliging van alle foto’s.
O
Beveiligde foto’s zullen worden gewist zodra de geheugenkaart wordt geformatteerd.
N
Beelden beschermen die momenteel geselecteerd zijn voor upload naar smartphones of tablets verwijdert de uploadmarkering.
174
Het afspeelmenu
FOTO DRAAIEN
Draai foto’s.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer
FOTO DRAAIEN
in het afspeelmenu.
3
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om de foto 90° met de klok mee te draaien, of omhoog om 90° tegen de klok in te draaien.
4
Druk op
MENU/OK
. De foto zal voortaan automatisch worden weergeven in de geselecteerde stand als deze wordt bekeken op de camera.
N •
Beveiligde foto’s kunnen niet worden gedraaid. Verwijder de beveiliging voordat u foto’s draait.
•
De camera is mogelijk niet in staat om foto’s te draaien die met andere camera’s zijn gemaakt. Foto’s die zijn gedraaid op de camera zullen niet worden gedraaid als ze bekeken worden op een computer of op andere camera’s.
•
Foto’s gemaakt met
D
SCHERM SET-UP
>
AUTO ROT. WEERG.
worden tijdens het afspelen automatisch in de juiste richting weergegeven.
7
175
7
VERWIJDER R. OGEN
Verwijder rode ogen uit portretten. De foto wordt door de camera geanalyseerd; als er rode ogen worden waargenomen, ondergaat de foto een speciaal proces en wordt er een kopie aangemaakt waarop rode-ogenverwijdering is toegepast.
1
Geef de gewenste foto weer.
2
Selecteer
VERWIJDER R. OGEN
in het afspeelmenu.
3
Druk op
MENU/OK
.
N •
De resultaten variëren afhankelijk van de scène en de mate waarin de camera succesvol gezichten detecteert.
•
De tijd die nodig is om een foto te verwerken, hangt af van het aantal gedetecteerde gezichten.
•
Rode ogen kunnen niet worden verwijderd van een foto waarop het verwijderen van rode ogen al eens is uitgevoerd; die foto’s worden aangeduid door een e -pictogram tijdens het afspelen.
•
Rode-ogenverwijdering kan niet worden uitgevoerd op RAW-afbeeldingen.
176
Het afspeelmenu
SPRAAKMEMO INSTELLING
Voeg een spraakmemo toe aan de huidige foto.
1
Selecteer
AAN
voor
SPRAAKMEMO INSTELLING
in het afspeelmenu.
2
Geef een foto weer waaraan u een spraakmemo wilt toevoegen.
3
Houd het midden van de voorste commandoschijf ingedrukt om de memo op te nemen. De opname eindigt na 30 sec. of wanneer de schijf wordt los gelaten.
N •
De nieuwe memo wordt opgenomen over bestaande memo's heen.
•
Spraakmemo’s kunnen niet worden toegevoegd aan beveiligde foto’s.
•
Het verwijderen van de foto verwijdert ook de memo.
Spraakmemo’s Afspelen
Foto’s met spraakmemo’s worden aangegeven door q
-pictogrammen tijdens het afspelen.
•
Om een memo af te spelen, selecteert u de foto en drukt u op het midden van de voorste instelschijf.
•
Er wordt een voortgangsbalk weergegeven terwijl de memo afspeelt.
•
Volume kan worden aangepast door op
MENU/OK
te drukken om afspelen te pauzeren en vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag te duwen om het volume aan te passen. Druk op
MENU/OK
om het afspelen te hervatten. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van
D
GELUID SET-UP
>
AFSPEEL VOLUME
.
7
177
7
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
Selecteer foto’s voor uploaden naar een gekoppelde smartphone of tablet.
1
Selecteer
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
>
FRAMES SELECTEREN
in het afspeelmenu.
2
Markeer foto’s en druk op
MENU/OK
om te selecteren of deselecteren. Herhaal totdat alle gewenste foto’s geselecteerd zijn.
3
Druk op
DISP/BACK
om afspelen te verlaten.
N
Als
AAN
is geselecteerd voor zowel
D
VERBINDING INSTELLING
>
Bluetooth INSTELLINGEN
>
Bluetooth AAN/UIT
als
AUTO
OVERDRACHT BEELDEN
, dan begint het uploaden kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.
N •
Beeldoverdrachtopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten.
•
Het volgende kan niet worden geselecteerd voor uploaden:
-
Beschermde foto’s
-
Films
-
RAW-beelden
-
“Gift”-foto’s (foto’s gemaakt met andere camera’s)
•
Als
PAIRING/OVERDR.OPD.
is geselecteerd voor
D
VERBINDING
INSTELLING
>
ALGEMENE INSTELLINGN
> r , kunnen foto’s ook worden gemarkeerd voor uploaden met behulp van de
Fn1
-knop.
•
Selecteer, om uploadmarkeringen van alle foto’s in de huidige opdracht te verwijderen,
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
>
OPDRACHT
RESETTEN
.
•
Als
AAN
is geselecteerd voor
D
VERBINDING INSTELLING
>
Bluetooth
INSTELLINGEN
>
AUTO OVERDRACHT BEELDEN
, worden foto’s automatisch gemarkeerd voor uploaden terwijl ze worden gemaakt.
178
Het afspeelmenu
DRAADLS COMMUNICT
Verbind met smartphones die de meest recente versie van de
FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:
•
De camera te bedienen en op afstand foto’s maken
•
Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera
•
Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden
•
Locatiegegevens naar de camera uploaden
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
DIAVOORSTELLING
Bekijk foto’s in een automatische diavoorstelling. Druk op
MENU/OK
om te starten en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar rechts of links om vooruit of achteruit te gaan. U kunt op ieder moment tijdens de voorstelling op
DISP/BACK
drukken om een helpscherm weer te geven. De diavoorstelling kan op elk gewenst moment worden beëindigd door op
MENU/OK
te drukken.
N
De camera wordt niet automatisch uitgeschakeld wanneer een diavoorstelling aan het afspelen is.
7
179
7
FOTOBOEK HULP
Maak boeken van uw favoriete foto’s.
Een fotoboek maken
1
Selecteer
NIEUW BOEK
voor
C
MENU VOOR HERBEKIJKEN
>
FOTOBOEK HULP
.
2
Scroll door de beelden en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog om te selecteren of deselecteren. Druk op
MENU/OK
om af te sluiten wanneer het boek is voltooid.
N •
Foto’s die kleiner zijn dan a
en fi lms kunnen niet voor fotoboeken worden geselecteerd.
•
De als eerste geselecteerde foto wordt automatisch de omslagfoto.
Duw de scherpstellingstok omlaag om het huidige beeld voor de cover te selecteren.
3
Markeer
FOTOBOEK VOLTOOIEN
en druk op
MENU/OK
(om alle foto’s voor het boek te selecteren, kiest u
ALLES SELECTEREN
).
Het nieuwe boek wordt aan de lijst in het fotoboekhulpmenu toegevoegd.
N •
Boeken kunnen tot 300 foto’s bevatten.
•
Boeken die geen foto’s bevatten, worden automatisch verwijderd.
Fotoboeken
Fotoboeken kunnen worden gekopieerd naar een computer met behulp van
MyFinePix Studio-software.
180
Het afspeelmenu
Fotoboeken bekijken
Markeer een album in het fotoalbumassisteermenu en druk op
MENU/OK
om het album weer te geven en duw vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door de foto’s te scrollen.
Fotoboeken bewerken of verwijderen
Geef het fotoboek weer en druk op
MENU/OK
. De volgende opties worden weergegeven; selecteer de gewenste optie en volg de aanwijzingen op het scherm.
•
BEWERKEN
: Bewerk het boek zoals beschreven in “Een fotoboek maken”.
•
WISSEN
: Wis het fotoboek.
PC AUTO. OPSLAAN
Upload foto’s van de camera naar een computer met de meest recente versie van FUJIFILM PC AutoSave (let op dat u eerst de software moet installeren en de computer moet confi gureren als een bestemming voor beelden die van de camera gekopieerd zijn).
N
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/
7
181
7
OPDRACHT (DPOF)
Maak een digitale “printopdracht” voor DPOF-compatibele printers.
1
Selecteer
C
MENU VOOR HERBEKIJKEN
>
OPDRACHT (DPOF)
.
2
Selecteer
MET DATUM
s om de datum van opname af te drukken op de foto, selecteer
ZONDER DATUM
om foto’s af te drukken zonder datum of
ALLES RESETTEN
om alle foto’s uit de printopdracht te verwijderen alvorens verder te gaan.
3
Geef een foto weer die u wilt toevoegen aan of verwijderen uit de printopdracht.
4
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het aantal kopieën te kiezen (tot 99).
OPDRACHT (DPOF)
DPOF: 00001
N
Om een foto uit de opdracht te verwijderen, duwt u de scherpstellingstok omlaag totdat het aantal kopieën 0 is.
01 PRINTS
KIES FOTO GEREED
Totaal aantal afdrukken
Aantal kopieën
N
Herhaal stap 3–4 om de printopdracht te voltooien.
5
Het totale aantal afdrukken wordt in de monitor weergegeven.
Druk op
MENU/OK
om af te sluiten.
N •
De foto’s in de huidige printopdracht worden tijdens het afspelen aangeduid met een u
-pictogram.
•
Printopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten van één geheugenkaart.
•
Als een geheugenkaart is geplaatst met een printopdracht die door een andere camera is gecreëerd, dient u de opdracht moeten verwijderen alvorens te creëren zoals hierboven beschreven.
182
Het afspeelmenu
AFDRUK. instax PRINTER
Om foto’s af te drukken naar optionele Fujifi lm instax SHARE printers, selecteert u eerst D
VERBINDING INSTELLING
>
VERB.INST. instax PRNTR
; voer de naam en het wachtwoord van de instax
SHARE printer (SSID) in en volg dan de onderstaande stappen.
1
Schakel de printer in.
2
Selecteer
C
MENU VOOR
HERBEKIJKEN
>
AFDRUK. instax
PRINTER
. De camera zal verbinding maken met de printer.
AFDRUK.
PRINTER instax-12345678
VERBINDING MAKEN
FUJIFILM-CAMERA-1234
ANNULEREN
3
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de foto weer te geven die u wilt uitprinten en druk vervolgens op
MENU/OK
. De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.
AFDRUK.
PRINTER
100-0020
OK instax-12345678
AFBREKEN
N
•
Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.
•
Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.
•
De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.
7
183
Het afspeelmenu
BEELDVERHOUDING
Kies hoe High Defi nition (HD)-apparaten foto’s weergeven met een beeldverhouding van 3
∶
2 (deze optie is alleen beschikbaar wanneer een HDMI-kabel is aangesloten).
16:9
3:2
∶∶
99 33
∶∶
22
Weergave
7
N
Selecteer
∶
9 om het beeld weer te geven zodat dit het scherm vult met een uitgesneden boven- en onderkant, 3
∶
2 om het gehele beeld weer te geven met een zwarte band aan elke zijde.
184
De instellingenmenu’s
185
8
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
Pas de basisinstellingen van de camera aan.
Voor toegang tot de basisinstellingen van de camera drukt u op
MENU/OK
, selecteert u het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en kiest u
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
.
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
FORMATTEREN
DATUM/TIJD
TIJDVERSCHIL
MIJN MENU-INSTELINGEN
SENSORREINIGING
GELUID & FLITS
RESET
VERLATEN
FORMATTEREN
Om een geheugenkaart te formatteren:
1
Selecteer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
FORMATTEREN
in het tabblad
D
(
INSTALLATIE
).
2
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Om de geheugenkaart te formatteren, markeert u
OK
en drukt u op
MENU/OK
.
N
Om af te sluiten zonder de geheugenkaart te formatteren, selecteert u
ANNULEREN
of drukt u op
DISP/BACK
.
FORMATTEREN
FORMATTEREN OK?
ALLE DATA WORDT GEWIST!
OK
ANNULEREN
O •
Alle gegevens —inclusief beveiligde foto’s— worden van de geheugenkaart gewist. Vergeet niet belangrijke foto’s eerst naar een computer of ander opslagapparaat te kopiëren.
•
Open het batterijvak niet tijdens het formatteren.
N
Het formatteermenu kan worden weergegeven door op het midden van de achterste commandoschijf te drukken terwijl u de b -knop ingedrukt houdt.
186
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
DATUM/TIJD
Om de cameraklok in te stellen:
1
Selecteer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
DATUM/TIJD
in het tabblad D (
INSTALLATIE
).
2
Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Om de opdracht te veranderen waarin het jaar, de maand en dag zijn weergegeven, markeer de datumweergave en duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag.
3
Druk op
MENU/OK
om de klok in te stellen.
TIJDVERSCHIL
Schakel de cameraklok direct om van de tijdzone van uw woonplaats naar de lokale tijd op uw bestemming tijdens het reizen.
Om het verschil tussen uw lokale tijdzone en tijdzone thuis te specifi ceren:
1
Markeer g
LOKAAL
en druk op
MENU/OK
.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het tijdsverschil tussen de lokale tijd en uw eigen tijdzone te kiezen.
Druk op
MENU/OK
wanneer de instellingen zijn voltooid.
Om de klok van de camera op lokale tijd in te stellen, markeert u g
LOKAAL
en drukt u op
MENU/OK
. Om de klok op de tijdzone van uw woonplaats in te stellen, selecteert u h
THUIS
.
8
g
LOKAAL
N
Als g
LOKAAL
is geselecteerd, wordt g
drie seconden in het geel weergegeven zodra de camera wordt ingeschakeld.
187
Q a
Kies een taal.
MIJN MENU-INSTELINGEN
Bewerk de items opgesomd in het tabblad
E
(
MIJN MENU
), een gepersonaliseerd aangepast menu met veelgebruikte opties.
1
Markeer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
MIJN MENU-INSTELINGEN
in het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en druk op
MENU/OK
.
MIJN MENU-INSTELINGEN
ITEMS TOEVOEGEN
ITEMS RANGSCHIKKEN
ITEMS VERWIJDEREN
8
N
Selecteer
ITEMS RANGSCHIKKEN
om items opnieuw te ordenen.
Selecteer
ITEMS VERWIJDEREN
om items te verwijderen.
2
Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om
ITEMS TOEVOEGEN
te markeren en druk op
MENU/OK
. Opties die kunnen worden toegevoegd aan “mijn menu” zijn gemarkeerd in blauw.
MIJN MENU-INSTELINGEN
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
(Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
WITBALANS
SELECTEREN ANNULEREN
N
Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met vinkjes.
3
Kies een positie voor het item en druk op de
MENU/OK
. Het item wordt toegevoegd aan “mijn menu”.
LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN
1
BEELDGROOTTE
2
BEELDKWALITEIT
VERPLAATSEN OPSLAAN
4
Druk op
MENU/OK
om terug te keren naar het bewerkscherm.
5
Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toegevoegd.
N
“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.
188
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
SENSORREINIGING
Verwijder stof van de beeldsensor van de camera.
OK
WANNEER INGESCHAKELD
WANNEER UITGESCHAKELD
Reinig de sensor onmiddellijk.
Het reinigen van de sensor wordt uitgevoerd als de camera ingeschakeld wordt.
Het reinigen van de sensor zal worden uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld (sensorreiniging wordt echter niet uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld in de afspeelmodus).
N
Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van sensorreiniging, kan met behulp van een blazer worden verwijderd ( P
GELUID & FLITS
Selecteer
UIT
om de speaker, fl itser, verlichter en zelfontspannerlamp uit te schakelen in situaties waarin u liever geen camerageluiden of lichten heeft.
AAN UIT
RESET
Zet de opname-opties of de opties van het instellingenmenu terug naar de standaardwaarden.
1
Markeer de gewenste optie en druk op
MENU/OK
.
OPNAMEMENU RESET
SET-UP RESET
Zet alle opnamemenu-instellingen, behalve de aangepaste witbalans en aangepaste instellingen gecreëerd met gebruik van
BEW/BEW INST. OP M
, terug naar de standaardwaarden.
Zet alle instellingen in het instellingenmenu, behalve
DATUM/TIJD
,
TIJDVERSCHIL
en
VERBINDING
INSTELLING
, terug naar de standaardwaarden.
2
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer
OK
en druk op
MENU/OK
.
189
8
D
GELUIDSINSTELLINGEN
Maak wijzigingen in de camerageluiden.
Om toegang te krijgen tot geluidsinstellingen, drukt u op
MENU/OK
, selecteert u het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en kiest u
GELUID SET-UP
.
GELUIDSINSTELLINGEN
AF PIEPVOLUME
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
BEDIENING VOL.
SLUITER VOLUME
SLUITER GELUID
AFSPEEL VOLUME
VERLATEN
AF PIEPVOLUME
Kies het volume van de pieptoon die klinkt wanneer de camera scherpstelt. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e
UIT
te selecteren.
b
(hoog) c
(gemiddeld) d
(laag) e
UIT
(dempen)
ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
Kies het volume van de pieptoon die klinkt terwijl de zelfontspanner is ingeschakeld. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e
UIT
te selecteren.
8
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e
UIT
(dempen)
BEDIENING VOL.
Pas het volume aan van de geluiden die worden gemaakt tijdens de bediening van de camera. Kies e
UIT
om de bedieningsgeluiden uit te schakelen.
b
(hoog) c
(gemiddeld) d
(laag) e
UIT
(dempen)
190
GELUIDSINSTELLINGEN
SLUITER VOLUME
Pas het volume van de geluiden gemaakt door de elektronische sluiter aan. Kies e
UIT
om het sluitergeluid uit te schakelen.
b (hoog) c (gemiddeld) d (laag)
SLUITER GELUID
Kies het geluid dat de elektronische sluiter maakt.
e
UIT
(dempen) i
GELUID 1
j
GELUID 2
k
GELUID 3
AFSPEEL VOLUME
Pas het volume voor het afspelen van een fi lm aan.
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
8
191
D
SCHERMINSTELLINGEN
Breng wijzigingen aan in de weergave-instellingen.
Om toegang te krijgen tot weergave-instellingen, drukt u op
MENU/OK
, selecteert u het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en kiest u
SCHERM SET-UP
.
SCHERMINSTELLINGEN
EVF-HELDERHEID
EVF KLEUR
AANPASSING EVF KLEUR
LCD-HELDERHEID
LCD KLEUR
AANPASSING LCD KLEUR
WEERGAVE
AUTOROTATIE DISPLAYS
VERLATEN
EVF-HELDERHEID
Pas de helderheid van het scherm aan in de elektronische zoeker.
AUTO
Automatische helderheidsaanpassing.
HANDMATIG
Pas de helderheid handmatig aan; kies uit opties tussen +5 en −7.
EVF KLEUR
Pas de kleurtoon van het scherm aan in de elektronische zoeker.
8
+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4
AANPASSING EVF KLEUR
Pas de kleur van het scherm aan in de elektronische zoeker.
−5
1
Pas kleuren aan met behulp van de scherpstellingstok (scherpstelhendel).
AANPASSING EVF KLEUR
OK ANNULEREN
2
Druk op
MENU/OK
.
192
SCHERMINSTELLINGEN
LCD-HELDERHEID
Pas de monitorhelderheid aan.
+5 +4 +3 +2
LCD KLEUR
Pas de monitorkleur aan.
+1 0 −1 −2 −3 −4 −5
+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4 −5
AANPASSING LCD KLEUR
Pas de kleur van de weergave in de LCD-monitor aan.
1
Pas kleuren aan met behulp van de scherpstellingstok (scherpstelhendel).
2
Druk op
MENU/OK
.
8
193
8
WEERGAVE
Kies hoe lang foto’s worden weergegeven nadat ze zijn gemaakt.
CONTINU
1.5 SEC
0.5 SEC
UIT
Foto’s worden getoond totdat de
MENU/OK
-knop wordt ingedrukt of de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het actieve scherpstelpunt; druk opnieuw om het zoomen te annuleren.
Foto’s worden gedurende de geselecteerde tijd weergegeven of tot de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt.
Foto's worden na het fotograferen niet weergegeven.
N •
Kleuren kunnen enigszins afwijken van de uiteindelijke foto.
•
”Ruis” in de vorm van spikkels kan zichtbaar zijn bij hoge gevoeligheden.
AUTOROTATIE DISPLAYS
Kies of de indicaties in de zoeker en de LCD-monitor draaien overeenkomstig de camerastand.
AAN UIT
194
SCHERMINSTELLINGEN
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS
Kies of belichting- en/of witbalansvoorbeeld wordt ingeschakeld in handmatige belichtingsstand.
PRVW
BELICHTING/WB
Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld in.
PRVW WB
UIT
Alleen witbalans als voorbeeld bekijken. Kies deze optie in situaties waarin belichting en witbalans naar alle waarschijnlijkheid zal veranderen tijdens het vastleggen, wat het geval kan zijn wanneer u een fl itser gebruikt met een gloeicontrolelampje.
Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld uit. Kies deze optie bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
Kies of de eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen zichtbaar zijn in de monitor.
AAN
UIT
De eff ecten van camera-instellingen zijn niet zichtbaar in de monitor, maar schaduwen in laag contrast, scènes met tegenlicht en andere moeilijk zichtbare onderwerpen zichtbaarder te maken.
Kleuren en tinten kunnen afwijken van die in de uiteindelijke foto. De weergave wordt echter aangepast om de eff ecten van geavanceerde fi lters en monochroom- en sepia-instellingen te tonen.
De eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen kunnen vooraf in de monitor worden bekeken.
8
195
COMP.RICHTL.
Kies een kaderraster voor opnamemodus.
F
RAST 9
G
RASTER 24
H
HD-KADEREN
8
Voor compositie met de
“derdenregel”.
Een raster van zes bij vier.
Kader HD-foto’s in de beelduitsnede aangegeven aan de boven- en onderkant van het scherm.
N
Inkaderingsbegeleiders worden niet getoond bij standaardinstellingen maar kunnen worden weergegeven met behulp van D
SCHERM
SET-UP
>
DISP. INST. OP MAAT
(
P
AUTO ROT. WEERG.
Selecteer
AAN
om “staande” (portret) foto’s tijdens het afspelen automatisch te draaien.
AAN UIT
196
SCHERMINSTELLINGEN
EENHEDEN AF-SCHAAL
Kies de eenheden gebruikt voor de indicator van de scherpstelafstand.
METERS FEET
DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS
Kies of de camera diafragma als een T-nummer (gebruikt voor fi lmcameralenzen) of een f/-nummer (gebruikt voor fotocameralenzen) weergeeft wanneer een optionele FUJINON MKX-serie lens is bevestigd. Raadpleeg, voor informatie over fi lmcameralenzen, de documentatie die is meegeleverd met de lens.
AANTAL T
AANTAL F
De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door fi lmmakers. Om de belichting beter te berekenen is er rekening gehouden met de doorlaatbaarheid van de lens.
De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door fotografen. Doorlaatbaarheid van de lens wordt geacht 100% te zijn, wat betekent dat hetzelfde diafragma verschillende belichtingen kan produceren, afhankelijk van de lens.
8
197
8
DISP. INST. OP MAAT
Kies de items die worden getoond in de standaardindicatieweergave.
1
Gebruik in de opnamemodus de
DISP/BACK
-knop om standaardindicators weer te geven.
2
Druk op
MENU/OK
en selecteer D
SCHERM SET-UP
>
DISP. INST.
OP MAAT
in het tabblad D (
INSTALLATIE
).
3
Markeer items en druk op
MENU/OK
om te selecteren of te deselecteren.
COMP.RICHTL.
ELEKTR. WATERPAS
FOCUSFRAME
AF-AFSTANDSINDICATOR
MF-AFSTANDSINDICATOR
HISTOGRAM
LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM
OPNAMEMODUS
DIAFR/S-SNELHEID/ISO
INFORMATIE-ACHTERGROND
Belichtingscomp. (Getal)
Belichtingscomp. (Schaal)
FOCUSMODUS
LICHTMEETSYSTEEM
SLUITERTYPE
FLITSLICHT
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
DOORLOPENDE MODUS
DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.
TOUCH SCREEN MODUS
WITBALANS
FILMSIMULATIE
DYNAMISCH BEREIK
BOOST-MODUS
REST. BEELDJES
BEELDFORM/-KWALITEIT
FILMMODUS & OPNAMETIJD
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
MICROFOONGELUID
BEGELEIDINGSBERICHT
ACCUNIVEAU
FRAMINGKADER
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
R
4
Druk op
DISP/BACK
om de wijzigingen op te slaan.
5
Druk op
DISP/BACK
zoals nodig om terug te keren naar de opnameweergave.
198
SCHERMINSTELLINGEN
GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)
Selecteer
AAN
om grote indicators in de elektronische zoeker weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van D
SCHERMINSTELLINGEN >
DISPL-INST. GROTE INDICAT. INDICAT.
.
UIT AAN
O
Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer
AAN
is geselecteerd voor
GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)
( P
N
Als
GROTE INDICAT.-MODUS
aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen
GROTE INDICAT.-MODUS
aan
(
AAN
) en uit (
UIT
) (
P
8
199
8
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)
Selecteer
AAN
om grote indicators in de LCD-monitor weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van D
SCHERMINSTELLINGEN > DISPL-INST.
GROTE INDICAT. INDICAT.
.
UIT AAN
O
Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer
AAN
is geselecteerd voor
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)
(
P
N
Als
GROTE INDICAT.-MODUS
aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen
GROTE INDICAT.-MODUS
aan
(
AAN
) en uit (
UIT
) (
P
200
DISPL-INST. GROTE INDICAT.
Kies de indicators die worden weergegeven wanneer
AAN
is geselecteerd voor D
SCHERMINSTELLINGEN >
GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)
of
GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)
.
SCHERMINSTELLINGEN
DISPLAY-INSTEL. GROTE INDICATOREN
BELDISPL
Schl
A
BELDISPL
B d
Schl
C
L1, L2, L3, L4
D
R1, R2, R3, R4
Kies de items die onderaan de weergave staan. Geselecteerde items worden aangeduid met vinkjes (
R
); om te deselecteren, markeer de vinkjes en druk op
MENU/OK
.
Selecteer
AAN
om de belichtingsaanduiding weer te geven.
Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de linkerkant van het scherm.
Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de rechterkant van het scherm.
INFORMATIE CONTRASTAANP.
Stel contrast van de weergave af.
HOOG CONTRAST
STANDAARD
Hoog contrast.
Normaal contrast.
LAAG CONTRAST
Laag contrast.
DONKER OMGEVINGSLICHT
Contrast aangepast voor gedimd omgevingslicht.
8
201
8
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
Ga naar opties voor camerabediening.
Om toegang te krijgen tot bedieningsopties, drukt u op
MENU/OK
, selecteert u het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en kiest u
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
.
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
BEWERK/SLA OP SNELMENU
FUNCTIE-INS. (Fn)
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
SLUITER AF
SLUITER AE
OPNAME ZONDER LENS
NEEM OP ZONDER KAART
VERLATEN
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
Kies de functies uitgevoerd door de scherpstellingstok (scherpstelhendel).
VERGRENDELING (UIT)
AAN
De scherpstellingstok kan niet worden gebruikt tijdens het fotograferen.
DRUK
n
OM TE ONTGR.
Druk op de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en kantel de stok om een scherpstelpunt te selecteren.
Kantel de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en selecteer een scherpstelpunt.
202
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
BEWERK/SLA OP SNELMENU
Kies de items weergegeven in het snelmenu.
1
Selecteer
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
BEWERK/SLA OP
SNELMENU
in het tabblad D (
INSTALLATIE
).
2
Het huidige snelmenu wordt weergegeven; gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het item te markeren dat u wilt veranderen en druk op
MENU/OK
.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op
MENU/OK
om deze toe te wijzen aan de geselecteerde positie.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
WITBALANS
KLEUR *
SCHERPTE
*
* a
KORRELEFFECT
SCHADUWTINT
*
HIGHLIGHT TINT
* b
*
*
(Warm/Koud)
CHROOM KLEUREFFECT
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
*
*
RUISONDERDRUKKING
*
*
*
•
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
•
HF ASSISTENTIE
•
TOUCH SCREEN MODUS
•
ZELFONTSPANNER
•
LICHTMEETSYSTEEM
•
SLUITERTYPE
•
FLIKKERVERMINDERING
•
ISO *
•
KIES INST. OP MAAT *
•
SCHERPSTELLING
(FILMSCHERPSTELLING)
•
AF-C AANGEPASTE INSTELL
* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.
•
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
•
FLITSCOMPENSATIE
•
FILMMODUS
•
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
•
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
•
GELUID & FLITS
•
EVF/LCD-HELDERHD
•
EVF/LCD KLEUR
•
GEEN
N •
Selecteer
GEEN
om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.
•
Wanneer
KIES INST. OP MAAT
is geselecteerd, worden de huidige instellingen getoond in het snelmenu met het label
BASE
.
N
Er is ook toegang tot het snelmenu in de opnamemodus door de
Q
-knop ingedrukt te houden.
8
203
8
FUNCTIE-INS. (Fn)
Kies de functies die worden vervuld door de functietoetsen.
1
Selecteer
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
FUNCTIE-INS. (Fn)
in het tabblad D (
INSTALLATIE
).
2
Markeer de gewenste toets en druk op
MENU/OK
.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op
MENU/OK
om deze toe te wijzen aan de geselecteerde toets.
•
BEELDGROOTTE
•
BEELDKWALITEIT
•
RAW
•
FILMSIMULATIE
•
KORRELEFFECT
•
CHROOM KLEUREFFECT
•
DYNAMISCH BEREIK
•
PRIORITEIT D-BEREIK
•
WITBALANS
•
KIES INST. OP MAAT
•
SCHERPSTELGEBIED
•
SCHERPSTELLOEP
•
SCHERPSTELLING
•
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
•
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
•
TTL-VERGRENDELING
•
MODELING FLASH
•
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
•
ZEBRA-INSTELLING
•
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
•
STILLE BEDIENING FILM
•
VOORB DIEPTESCH
•
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.
MODUS
• n
GEZICHTSSELECTIE op
•
GEZICHTSHERKENNING AAN/UIT
•
DRIVE-INSTELLING
•
SPORTZOEKERMODUS
•
PRE-OPNAME s J
•
ZELFONTSPANNER
•
LICHTMEETSYSTEEM
•
SLUITERTYPE
•
FLIKKERVERMINDERING
•
ISO
•
IS MODE
•
DRAADLS COMMUNICT
•
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
•
HISTOGRAM
•
ELEKTR. WATERPAS
•
GROTE INDICAT.-MODUS
•
ALLEEN AE-VERGRENDELING
•
ALLEEN AF-VERGRENDELING
•
AE/AF-VERGRENDELING
•
AF-AAN
•
ALLEENAWB-VERGRENDELING
•
DIAFRAGMA-INSTEL.
•
PRESTATIE
•
AUTO BEELDOVERDRACHT
•
KOPPELINGSBEST. SELECTEREN
•
Bluetooth AAN/UIT
•
PLAYBACK
•
GEEN (bediening uitgeschakeld)
204
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
N •
ALLEEN AE-VERGRENDELING
,
ALLEEN AF-VERGRENDELING
,
AE/AF-VERGRENDELING
,
AF-AAN
en
ALLEENAWB-VERGRENDELING
kunnen niet aan de aanraakfunctieknoppen worden toegewezen (
T-Fn1
via
T-Fn4
).
•
Toegang tot opties voor het toewijzen van functieknoppen kan ook worden verkregen door het ingedrukt houden van de
DISP/BACK
-knop.
AF-AAN
Als
AF-AAN
is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.
MODELING FLASH
Als
MODELING FLASH
is geselecteerd als een compatibele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken om de fl itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelijke (modeling fl ash).
TTL-VERGRENDELING
Als
TTL-VERGRENDELING
is geselecteerd, kunt u op de toets voor het vergrendelen van fl itsoutput volgens de optie geselecteerd voor
F
FLITSINSTELLINGEN
>
MODUS TTL
VERGRENDELEN
drukken (
P
8
205
8
n
GEZICHTSSELECTIE
op n
GEZICHTSSELECTIE
op
kan worden in- of uitgeschakeld door het indrukken van de knop waaraan n
GEZICHTSSELECTIE
op
is toegewezen. Door het inschakelen van n
GEZICHTSSELECTIE
op
kan de te gebruiken scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (tijdens zoekerfotografi e) de aanraakbediening (
P
selecteren dat wordt gebruikt voor de scherpstelling.
GEZICHTSSELECTIE AAN
De volgende functies zijn toegankelijk met behulp van de scherpstellingstok of tijdens zoekerfotografi e wanneer n
GEZICHTSSELECTIE
op
is ingeschakeld:
•
Het gezicht dat wordt gebruikt voor het instellen van de scherpstelling kan worden geselecteerd met behulp van de scherpstellingstok. Druk op het midden van de stok om de selectie van het scherpstelveld tijdelijk in te schakelen (
P
•
Het aanraakscherm (monitor) kan worden gebruikt voor het selecteren van het gezicht dat wordt gebruikt om scherp te stellen tijdens zoekerfotografi e.
N n
GEZICHTSSELECTIE
op
wordt automatisch ingeschakeld als
AAN
is geselecteerd voor
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
(
S
GEAVANCRD SR AUTO
.
206
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
Kies de functies die worden vervuld door de commandoschijven.
COMMANDOSCHIJF 1
VOOR
COMMANDOSCHIJF 2
VOOR
COMMANDOSCHIJF 3
VOOR
COMMANDOSCHIJF
ACHTER
Wijs sluitertijd (
S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)
) of diafragma
(
DIAFRAGMA
) 1 toe aan
COMMANDOSCHIJF 1 VOOR
.
Wijs sluitertijd (
S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)
), diafragma (
DIAFRAGMA
) 1 , belichtingscompensatie
(
BELICHTINGSCOMPENSATIE
)
2
, gevoeligheid (
ISO
) of geen functie (
GEEN
) toe
COMMANDOSCHIJF 2 VOOR
of
COMMANDOSCHIJF 3 VOOR
.
Wijs sluitertijd (
S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)
), diafragma (
DIAFRAGMA
) 1 , belichtingscompensatie
(
BELICHTINGSCOMPENSATIE
) 2 , gevoeligheid (
ISO
) of geen functie (
GEEN
) toe aan de achterste instelschijf.
1 Diafragma ingesteld op
A
(auto) en lens uitgerust met diafragmaring of
OPDRACHT
geselecteerd voor D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
INST. DIAFRAGMARING (A)
.
2 Instelschijf belichtingscorrectie naar
C
gedraaid.
N •
COMMANDOSCHIJF INSTELLING
is ook toegankelijk door het midden van de voorste commandoschijf ingedrukt te houden.
•
U kunt ook op het midden van de voorste commandoschijf drukken om als volgt door de instellingen te bladeren
COMMANDOSCHIJF 1 VOOR
,
COMMANDOSCHIJF 2 VOOR
en
COMMANDOSCHIJF 3 VOOR
.
8
207
SLUITER AF
Kies of de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
AF-S
AF-C
•
ON
: De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half is ingedrukt.
•
OFF
: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
•
ON
: De camera stelt scherp zolang de ontspanknop half is ingedrukt.
•
OFF
: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
SLUITER AE
Belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop halverwege is ingedrukt als
ON
is geselecteerd.
8
AF-S/MF
AF-C
•
ON
: De belichting wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
•
OFF
: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
•
ON
: De belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
•
OFF
: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
N
Selecteer
OFF
zodat de camera de blootstelling voor elke opname in de seriemodus kan aanpassen.
OPNAME ZONDER LENS
Kies
AAN
om de sluiterontgrendeling in te schakelen wanneer er geen lens is bevestigd.
AAN UIT
208
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
NEEM OP ZONDER KAART
Kies of de sluiter kan worden ontspannen als er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst.
ON
OFF
Als er geen geheugenkaart is geplaatst, kan de sluiter worden ontspannen om de camerafunctie te testen en de opname- en setupmenu’s kunnen worden weergegeven.
De sluiter wordt uitgeschakeld als er geen geheugenkaart is geplaatst, zodat per ongeluk verlies van foto’s gemaakt zonder geheugenkaart wordt voorkomen.
CHERPSTELRING
Kies de richting waarin de scherpstelring moet worden gedraaid om de scherpstelafstand te vergroten.
X
NAAR RECHTS
(met de klok mee)
Y
NAAR LINKS
(tegen de klok in)
BEDIENING FOCUSRING
Kies hoe de camera de scherpstelling aanpast in reactie op bewegingen van de scherpstelring.
NIET-LINEAIR
Scherpstelling wordt in dezelfde mate aangepast als waarin de ring wordt gedraaid.
LINEAIR
Scherpstelling wordt lineair aangepast overeenkomstig de mate waarin de ring wordt gedraaid, maar de scherpstelsnelheid blijft onaangetast door de snelheid waarmee de ring wordt gedraaid.
MODUS AE/AF-VERG.
Deze optie bepaalt het gedrag van de knop waaraan belichtings- en/of scherpstelvergrendeling is toegewezen.
8
AE/AF-VERG B
Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl op de knop wordt
INDR
gedrukt.
AE/AF-VERG
AAN/UIT
Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl de knop wordt ingedrukt en zal deze vergrendeld blijven tot er opnieuw wordt gedrukt.
209
AWB-VERGRENDELMODUS
Kies het gedrag van functieknoppen die zijn toegewezen aan automatische witbalans (AWB)-vergrendeling. Automatische witbalansvergrendeling wordt gebruikt om witbalans te vergrendelen bij de waarde die is gemeten door de camera wanneer
AUTO
is geselecteerd oor witbalans.
AWB AAN BIJ DRUKKEN
Automatische witbalans vergrendelt terwijl de knop wordt ingedrukt.
AWB AAN/
UIT-SCHAKELAAR
Druk de knop eenmaal in om automatische witbalans te vergrendelen en nogmaals om de vergrendeling op te heff en.
INST. DIAFRAGMARING (A)
Kies of de voorste commandoschijf kan worden gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer diafragma is ingesteld op
A
(auto).
8
AUTO
COMMANDO
De camera past het diafragma automatisch aan.
Het diafragma kan worden aangepast met behulp van de commandoschijf.
DIAFRAGMA-INSTEL.
Kies de methode die wordt gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer u lenzen zonder diafragmaringen gebruikt.
AUTO +
o
HANDM.
AUTO
HANDMATIG
Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te kiezen. Draai voorbij het kleinste diafragma om
A
(auto) te kiezen.
Diafragma wordt automatisch geselecteerd; camerafuncties in belichtingsmodus
P
(programma AE) of
S
(sluiterprioriteit AE).
Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te kiezen; camerafuncties in belichtingsmodus
A
(diafragmaprioriteit AE) of
M
(handmatig).
210
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
Schakel de touchscreenbediening in of uit.
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN x
INSTELL.
AANRAAKSCHERM
x
INSTELLING
DUBBELTIKKEN
•
AAN
: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm tijdens het fotograferen.
•
UIT
: Aanraakbediening uitgeschakeld.
•
AAN
: Tik twee keer op het LCD-scherm om in te zoomen op uw onderwerp tijdens het fotograferen.
•
UIT
: Aanraakzoom uitgeschakeld.
c
AANRAAKFUNCTIE
Schakel aanraakfunctiebewegingen in of uit.
a
INSTELL.
•
AAN
: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm tijdens het afspelen.
AANRAAKSCHERM
•
UIT
: Aanraakbediening uitgeschakeld.
Selecteer het gebied van de LCD-monitor dat wordt gebruikt
EVF TOUCHSCREENGEBD
INST.
voor aanraakbedieningen terwijl de zoeker actief is.
•
Het gebied dat wordt gebruikt voor de aanraakbedieningen kan worden geselecteerd uit:
⁃
⁃
6
(alle)
0
⁃
2 (kwart rechtsboven)
⁃
4 (kwart rechtsonder)
⁃
1
(linkerhelft)
⁃
3
(kwart linksboven)
⁃
5 (kwart linksonder)
•
Kies
UIT
om aanraakbedieningen uit te schakelen terwijl de zoeker actief is.
8
211
D
ENERGIEBEHEER
Pas de instellingen voor energiebeheer aan.
Voor toegang tot energiebeheerinstellingen drukt u op
MENU/OK
, selecteert u het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en kiest u
STROOMBEHEER
.
ENERGIEBEHEER
UITSCHAKELEN
PRESTATIE
VERLATEN
UITSCHAKELEN
Hiermee selecteert u hoe lang het duurt totdat de camera automatisch wordt uitgeschakeld wanneer de camera niet wordt bediend. Kortere tijden verhogen de levensduur van de batterij; als
UIT
is geselecteerd, moet de camera handmatig uitgezet worden.
5 MIN 2 MIN 1 MIN 30 SEC 15 SEC UIT
PRESTATIE
Selecteer
BOOST
om scherpstelling en de prestatie van de zoekerweergave te verbeteren.
8
BOOST
NORMAAL
Snel
Normaal
Snel
Normaal
Laag
Normaal
N
Wanneer
NORMAAL
is geselecteerd, zal de beeldsnelheid dalen wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. Het bedienen van camerabesturing herstelt de beeldsnelheid naar normaal.
212
D
INSTELLINGEN OPSLAAN
Breng wijzigingen aan in de bestandsbeheerinstellingen.
Voor toegang tot bestandsbeheerinstellingen drukt u op
MENU/OK
, selecteert u het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en kiest u
OPSLAAN SET-UP
.
INSTELLINGEN OPSLAAN
NUMMERING
ORIG. FOTO OPSLAAN
BEWERK BSTNDSNAAM
MAP SELECTEREN
COPYRIGHT INFO
VERLATEN
NUMMERING
Nieuwe foto’s worden opgeslagen in beeldbestanden waarvan de bestandsnamen begin-
Beeldnummer
nen met een viercijferig bestandsnummer dat wordt toegewezen door telkens een nummer
Mapnummer
Bestandsnummer
aan het laatst gebruikte bestandsnummer toe te voegen. Tijdens het afspelen wordt het bestandsnummer weergegeven zoals getoond.
NUMMERING
regelt of de bestandsnummering wordt teruggezet op 0001 wanneer een nieuwe geheugenkaart wordt geplaatst of de huidige geheugenkaart is geformatteerd.
CONTINU
RESET
De nummering gaat verder vanaf het laatst gebruikte bestandsnummer of het eerst beschikbare bestandsnummer, afhankelijk van welk nummer het hoogst is. Kies deze optie om het aantal foto’s met dubbele bestandsnamen te verminderen.
Na het formatteren of bij het plaatsen van een nieuwe geheugenkaart wordt de nummering teruggezet op 0001.
N
•
Wanneer het beeldnummer de waarde 999-9999 bereikt, wordt de ontspanknop uitgeschakeld. Formatteer de geheugenkaart na het overdragen van foto’s die u wenst te bewaren naar een computer.
•
Het selecteren van D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
RESET
stelt
NUMMERING
in op
CONTINU
zonder de bestandsnummering te resetten.
•
Beeldnummers van foto’s kunnen verschillen wanneer deze met andere camera’s zijn gemaakt.
8
213
ORIG. FOTO OPSLAAN
Kies
AAN
om onverwerkte kopieën van foto’s gemaakt met behulp van
VERWIJDER R. OGEN
op te slaan.
8
AAN UIT
BEWERK BSTNDSNAAM
Wijzig het prefi x van bestandsnamen. sRGB-beelden gebruiken een vierletter-prefi x (standaard “DSCF”), Adobe RGB-beelden een drieletter-prefi x (“DSF”) voorafgegaan door een underscore.
sRGB
AdobeRGB
DSCF
_DSF
ABCD0001
_ABC0001
MAP SELECTEREN
Maak mappen en kies de map waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen.
MAP SELECTEREN
MAP AANMAKEN
Om de map te kiezen waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen, druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een bestaande map te markeren en druk op
MENU/OK
.
Voer een mapnaam van vijf tekens in om een nieuwe map aan te maken waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen. De nieuwe map wordt aangemaakt met de volgende foto die u maakt en daaropvolgende foto’s worden in deze map opgeslagen.
214
INSTELLINGEN OPSLAAN
COPYRIGHT INFO
Er kan copyrightinformatie, in de vorm van Exif-tags, worden toegevoegd aan nieuwe afbeeldingen zodra ze worden gemaakt. Wijzigingen van de copyrightinformatie worden alleen teruggezien in de gemaakte foto’s nadat de wijzigingen zijn gemaakt.
COPYRIGHT INFO WEERG
COPYRIGHT INFO VERWIJDEREN
Geef de huidige copyrightinformatie weer.
AUTEURSINFO INVOEREN
Voer de naam van de maker in.
COPYRIGHT INFO INVOEREN
Voer de naam van de copyrighthouder in.
Verwijder de huidige copyrightinformatie. Deze wijziging geldt alleen voor afbeeldingen die zijn gemaakt nadat deze optie is gekozen; copyrightinformatie opgenomen met bestaande afbeeldingen wordt niet beïnvloed.
8
215
D
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Pas instellingen aan voor verbinding met andere apparaten.
Om toegang te krijgen tot verbindingsinstellingen, drukt u op
MENU/OK
, selecteert u het tabblad
D
(
INSTALLATIE
) en kiest u
VERBINDING INSTELLING
.
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Bluetooth INSTELLINGEN
PC AUTO. OPSLAAN
VERB.INST.
PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
ALGEMENE INSTELLINGN
INFORMATIE
RESET DRAADLOZE INSTELLING
VERLATEN
N
Voor meer informatie over draadloze verbindingen bezoekt u:
http://fujifilm-dsc.com/wifi/
Bluetooth INSTELLINGEN
Pas Bluetooth instellingen aan.
8
KOPPELREGISTRATIE
KOPPELINGSBEST.
SELECTEREN
KOPPELREG;
VERWIJDEREN
Bluetooth AAN/UIT
AUTO OVERDRACHT
BEELDEN
INSTELLNG
SYNCHRONISEREN
SMARTPHONE
216
Om de camera aan een smartphone of tablet te koppelen, selecteer deze optie en start vervolgens FUJIFILM Camera Remote op het apparaat en tik op
KOPPELREGISTRATIE
.
Kies met behulp van
KOPPELREGISTRATIE
een verbinding uit de lijst met apparaten waarmee de camera gekoppeld is geweest. Selecteer
GEEN VERBINDING
om af te sluiten zonder verbinding te maken.
Verwijder koppelingsinformatie voor geselecteerde apparaten.
Kies het apparaat in de lijst met apparaten. Het geselecteerde apparaat wordt ook uit de apparaten verwijderd die staan vermeld in
KOPPELINGSBEST. SELECTEREN
.
•
AAN
: De camera stelt automatisch een Bluetooth-verbinden vast met gekoppelde apparaten wanneer deze ingeschakeld is.
•
UIT
: De camera verbindt niet via Bluetooth.
•
AAN
: Markeer foto’s voor upload zoals ze zijn genomen.
Markeer JPEG-foto’s voor uploaden zoals ze zijn genomen.
•
UIT
: Foto’s worden niet gemarkeerd voor uploaden zoals ze zijn genomen.
Kies of u de camera wilt synchroniseren met de tijd en/of locatie die wordt geleverd door een gekoppelde smartphone.
•
LOCATIE&TIJD
: Synchroniseer de tijd en locatie.
•
LOCATIE
: Synchroniseer de locatie.
•
TIJD
: Synchroniseer de tijd.
•
UIT
: Synchronisatie uit
VERBINDINGSINSTELLINGEN
N •
Installeer de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet alvorens het apparaat aan uw camera te koppelen of beelden te uploaden.
•
Wanneer
AAN
is geselecteerd voor zowel
Bluetooth AAN/UIT
als
AUTO
OVERDRACHT BEELDEN
of beelden zijn momenteel geselecteerd voor uploaden met behulp van de optie
OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
in het C -(weergave) menu, dan begint het uploaden naar gekoppelde apparaten kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.
OPDRACHT
BEELDOVERDRACHT
kan ook worden gebruikt om foto’s voor uploaden te selecteren wanneer
AUTO OVERDRACHT BEELDEN
uit is.
PC AUTO. OPSLAAN
Pas instellingen aan voor verbinding met computers via draadloze LAN.
PC AUTO. OPSLAAN
Kies de methode die wordt gebruikt voor verbinding met een computer via draadloze LAN.
•
EENVOUDIGE SETUP
: Verbinding maken met behulp van WPS.
•
HANDMATIGE SETUP
: Kies het netwerk uit een lijst (
KIES
UIT LIJST
) of voer de naam handmatig in (
VOER SSID IN
).
WISSEN REG.BEST.PC
Verwijder geselecteerde bestemmingen.
DET. VORIGE VERB.
Bekijk computers waarmee de camera recent verbonden is geweest.
8
217
VERB.INST. instax PRNTR
Pas de instellingen aan voor aansluiting op optionele Fujifi lm instax SHARE printers.
De printernaam (SSID) en het wachtwoord
De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.
PC-VERBINDINGSMODUS
Pas instellingen aan voor verbinding met een computer.
8
USB-KAARTLEZER
USB RAW CONV/
B-UP HERS
De camera automatisch verbinden met een computer via USB schakelt de gegevensoverdrachtmodus in, wat de mogelijkheid biedt om gegevens naar de computer te kopiëren. De camera functioneert normaal wanneer deze niet verbonden is.
Het aansluiten van de camera op een computer via USB activeert automatisch de USB RAW-conversie/backup-herstelmodus. De camera functioneert niet normaal wanneer niet verbonden.
•
USB RAW CONV (vereist FUJIFILM X RAW STUDIO)
: Gebruik de beeldverwerkende motor van de camera om RAW-bestanden snel te converteren naar JPEG-beelden van hoge kwaliteit.
•
BACKUP HERSTELLEN (FUJIFILM X Acquire vereist)
: Camera-instelling opslaan en laden. Confi gureer de camera opnieuw in een ogenblik of deel instellingen met andere camera’s van hetzelfde type.
O
Instellingen D
STROOMBEHEER
>
UITSCHAKELEN
zijn ook van toepassing tijdens tether-opname. Selecteer
UIT
om te voorkomen dat de camera automatisch uitschakelt.
218
VERBINDINGSINSTELLINGEN
ALGEMENE INSTELLINGN
Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.
NAAM
VERKLEIN(SP)
H
GEOTAGGING
LOCATIE-INFO
r
TOETS-/
SCHIJFINSTELLING
Kies een naam (
NAAM
) om de camera te identifi ceren op een draadloos netwerk (de camera heeft standaard een unieke naam toegewezen gekregen).
Kies of het formaat van afbeeldingen wordt aangepast voor uploaden naar smartphones. Een nieuw formaat geven is alleen van toepassing op de kopie geüpload naar de smartphone; het origineel wordt niet beïnvloed.
•
AAN
: Het formaat van grotere afbeeldingen wordt aangepast naar
H
voor uploaden. Deze instelling wordt aanbevolen.
•
UIT
: Afbeeldingen worden op origineel formaat geüpload.
Kies of locatiegegevens gedownload via een smartphone worden ingesloten in de foto’s als ze worden gemaakt.
Geeft de laatst gedownloade locatiegegevens van een smartphone weer.
Kies de functie die wordt vervuld door de functieknoppen die zijn toegewezen aan de
DRAADLOZE COMMUNICT
-functie.
• s
PAIRING/OVERDR.OPD.
: De knoppen kunnen worden gebruikt voor koppelen en selecteren van beelden voor overdracht.
• r
DRAADLOZE COMMUNICT
: De knoppen kunnen worden gebruikt voor draadloze verbindingen.
INFORMATIE
Bekijk de MAC- en Bluetoothadressen van de camera.
RESET DRAADLOZE INSTELLING
Herstel draadloze instellingen naar hun standaard waarden.
8
219
MEMO
220
Sneltoetsen
221
9
222
Sneltoetsopties
Pas camerabesturing aan volgens uw stijl of situatie.
Veelgebruikte opties kunnen worden toegevoegd aan het
Q
-menu of aan een aangepast “mijn” menu of toegewezen worden aan een
Fn
-knop (functie) voor rechtstreekse toegang:
“Mijn menu”
Het Q-menu
De functieknoppen
Voeg veelgebruikte opties toe aan dit aangepaste menu, dat kan worden bekeken door te drukken op
MENU/OK
en het tabblad
E
(“MIJN MENU”) te selecteren.
Het
Q
-menu wordt weergegeven door op de
Q
-knop te drukken. Gebruik het
Q
-menu om de geselecteerde opties te bekijken of te wijzigen voor veelgebruikte menu-items.
Gebruik de functieknoppen voor directe toegang tot geselecteerde functies.
E
MIJN MENU
Verkrijg toegang tot een persoonlijk menu van veelgebruikte opties.
Om “mijn menu” weer te geven, drukt u op
MENU/OK
in de opnameweergave en selecteert u het tabblad
E
(
MIJN
MENU
).
MIJN MENU
ZELFONTSPANNER
INTERVAL-TIMEROPNAME
FILMSIMULATIE
KORRELEFFECT
SLUITERTYPE
IS MODE
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
ISO
VERLATEN
N
Het tabblad is alleen beschikbaar als opties zijn toegewezen aan
MIJN
MENU
.
MIJN MENU-INSTELINGEN
Om de items opgesomd op het tabblad E (
MIJN MENU
) te kiezen:
1
Markeer
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
MIJN MENU-INSTELINGEN
in het tabblad
D (
INSTALLATIE
) en druk op
MENU/OK
.
N
Selecteer
ITEMS RANGSCHIKKEN
om items opnieuw te ordenen. Selecteer
ITEMS VERWIJDEREN
om items te verwijderen.
MIJN MENU-INSTELINGEN
ITEMS TOEVOEGEN
ITEMS RANGSCHIKKEN
ITEMS VERWIJDEREN
2
Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om
ITEMS TOEVOEGEN
te markeren en druk op
MENU/OK
. Opties die kunnen worden toegevoegd aan “mijn menu” zijn gemarkeerd in blauw.
MIJN MENU-INSTELINGEN
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
RAW OPNAME
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
(Warm/Koud)
KORRELEFFECT
CHROOM KLEUREFFECT
WITBALANS
SELECTEREN ANNULEREN
N
Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met vinkjes.
9
223
9
224
3
Kies een positie voor het item en druk op de
MENU/OK
. Het item wordt toegevoegd aan “mijn menu”.
MIJN MENU
LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN
1
BEELDGROOTTE
2
BEELDKWALITEIT
VERPLAATSEN OPSLAAN
4
Druk op
MENU/OK
om terug te keren naar het bewerkscherm.
5
Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toegevoegd.
N
“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.
De Q-knop (Snelmenu)
Druk op
Q
voor een snelle toegang tot geselecteerde opties.
De snelmenuweergave
Bij de standaardinstellingen bevat het snelmenu de volgende items:
KIES INST. OP MAAT
BASE
400
INSTELLEN EIND
A
KIES INST. OP MAAT
B
ISO
C
DYNAMISCH BEREIK
D
WITBALANS
E
RUISONDERDRUKKING
F
BEELDGROOTTE
G
BEELDKWALITEIT
H
FILMSIMULATIE
I
HIGHLIGHT TINT
J
SCHADUWTINT
K
KLEUR
L
SCHERPTE
M
ZELFONTSPANNER
N
SCHERPSTELLING
O
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
P
EVF/LCD-HELDERHD
Het snelmenu toont de opties die momenteel zijn geselecteerd voor items
B
—
P
, die kunnen worden veranderd zoals be-
KIES INST. OP MAAT
Het item H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
>
KIES INST. OP MAAT
(item
A
) toont de huidige aangepaste instellingenbank:
• q : Geen aangepaste instellingenbank geselecteerd.
• t – u : Selecteer een bank om de instellingen opgeslagen met de optie
H
INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
>
BEW/BEW INST. OP M
te bekijken.
• r
– s
: De huidige aangepaste instellingenbank.
225
9
Instellingen bekijken en wijzigen
1
Druk op
Q
om het snelmenu weer te geven tijdens het fotograferen.
2
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om items te markeren en draai de achterste commandoschijf om te veranderen.
•
Wijzigingen worden niet opgeslagen op de huidige instellingenbank.
•
Instellingen die verschillen van die in de huidige instellingenbank ( t – u ) worden getoond in het rood.
KIES INST. OP MAAT
BASE
400
INSTELLEN EIND
9
3
Druk op
Q
om af te sluiten wanneer de instellingen zijn voltooid.
N
Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van de aanraakknoppen.
226
De Q-knop (Snelmenu)
Het snelmenu bewerken
Om de items weergegeven in het snelmenu te kiezen:
1
Houd de
Q
-knop ingedrukt tijdens het fotograferen.
2
Het huidige snelmenu wordt weergegeven; gebruik de scherpstellingstok
(scherpstelhendel) om het item te markeren dat u wilt veranderen en druk op
MENU/OK
.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op
MENU/OK
om deze toe te wijzen aan de geselecteerde positie.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
WITBALANS
KLEUR *
SCHERPTE
*
* a
KORRELEFFECT
SCHADUWTINT
*
HIGHLIGHT TINT
* b
*
*
(Warm/Koud)
CHROOM KLEUREFFECT
DYNAMISCH BEREIK
PRIORITEIT D-BEREIK
*
*
RUISONDERDRUKKING
*
*
*
•
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
•
HF ASSISTENTIE
•
TOUCH SCREEN MODUS
•
ZELFONTSPANNER
•
LICHTMEETSYSTEEM
•
SLUITERTYPE
•
FLIKKERVERMINDERING
•
ISO *
•
KIES INST. OP MAAT *
•
SCHERPSTELLING
(FILMSCHERPSTELLING)
•
AF-C AANGEPASTE INSTELL
* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.
•
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
•
FLITSCOMPENSATIE
•
FILMMODUS
•
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
•
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
•
GELUID & FLITS
•
EVF/LCD-HELDERHD
•
EVF/LCD KLEUR
•
GEEN
N •
Selecteer
GEEN
om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.
•
Wanneer
KIES INST. OP MAAT
is geselecteerd, worden de huidige instellingen getoond in het snelmenu met het label
BASE
.
N
Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van
D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN
>
BEWERK/SLA OP SNELMENU
.
227
9
De Fn-knopppen (Functie)
Wijs een functie toe aan de functieknoppen voor snelle toegang tot de geselecteerde functie.
N
•
De functies toegewezen aan
T-Fn1
tot
T-Fn4
kunnen worden bereikt door over de monitor te vegen.
•
Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard uitgeschakeld. Om aanraakfunctiebewegingen in te schakelen, selecteer
AAN
voor D
TOETS-/
SCHIJFINSTELLINGEN
>
TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
> c
AANRAAKFUNCTIE
.
De standaardtoewijzingen zijn:
Prestatie Alleen AE-vergrendeling
9
Alleen AF-vergrendeling Scherpstelloep
228
Drive-instelling
Witbalans
De Fn-knopppen (Functie)
Filmsimulatie
Scherpstelling
229
9
9
Rollen toewijzen aan de functietoetsen
Om rollen toe te wijzen aan de knoppen:
1
Houd de
DISP/BACK
-knop ingedrukt totdat een bedieningselectiemenu wordt weergegeven.
2
Markeer een bediening en druk op
MENU/OK
.
3
Markeer de gewenste functie en druk op
MENU/OK
om het aan de geselecteerde bediening toe te wijzen. Kies uit:
•
BEELDGROOTTE
•
BEELDKWALITEIT
•
RAW
•
FILMSIMULATIE
•
KORRELEFFECT
•
CHROOM KLEUREFFECT
•
DYNAMISCH BEREIK
•
PRIORITEIT D-BEREIK
•
WITBALANS
•
KIES INST. OP MAAT
•
SCHERPSTELGEBIED
•
SCHERPSTELLOEP
•
SCHERPSTELLING
•
AF-C AANGEPASTE INSTELL.
•
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
•
TTL-VERGRENDELING
•
MODELING FLASH
•
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
•
ZEBRA-INSTELLING
•
AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU
•
STILLE BEDIENING FILM
•
VOORB DIEPTESCH
•
PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.
MODUS
• n
GEZICHTSSELECTIE op
•
GEZICHTSHERKENNING AAN/UIT
•
DRIVE-INSTELLING
•
SPORTZOEKERMODUS
•
PRE-OPNAME s J
•
ZELFONTSPANNER
•
LICHTMEETSYSTEEM
•
SLUITERTYPE
•
FLIKKERVERMINDERING
•
ISO
•
IS MODE
•
DRAADLS COMMUNICT
•
NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
•
HISTOGRAM
•
ELEKTR. WATERPAS
•
GROTE INDICAT.-MODUS
•
ALLEEN AE-VERGRENDELING
•
ALLEEN AF-VERGRENDELING
•
AE/AF-VERGRENDELING
•
AF-AAN
•
ALLEENAWB-VERGRENDELING
•
DIAFRAGMA-INSTEL.
•
PRESTATIE
•
AUTO BEELDOVERDRACHT
•
KOPPELINGSBEST. SELECTEREN
•
Bluetooth AAN/UIT
•
PLAYBACK
•
GEEN (bediening uitgeschakeld)
230
De Fn-knopppen (Functie)
N •
ALLEEN AE-VERGRENDELING
,
ALLEEN AF-VERGRENDELING
,
AE/AF-VERGRENDELING
,
AF-AAN
en
ALLEENAWB-VERGRENDELING
kunnen niet aan de aanraakfunctieknoppen worden toegewezen (
T-Fn1
via
T-Fn4
).
•
Knoptoewijzingen kunnen ook worden geselecteerd met behulp van
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
FUNCTIE-INS. (Fn)
.
AF-AAN
Als
AF-AAN
is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.
MODELING FLASH
Als
MODELING FLASH
is geselecteerd als een compatibele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken om de fl itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelijke (modeling fl ash).
TTL-VERGRENDELING
Als
TTL-VERGRENDELING
is geselecteerd, kunt u op de toets voor het vergrendelen van fl itsoutput volgens de optie geselecteerd voor
F
FLITSINSTELLINGEN
>
MODUS TTL
VERGRENDELEN
drukken (
P
9
231
9
De Fn-knopppen (Functie) n
GEZICHTSSELECTIE
op n
GEZICHTSSELECTIE
op
kan worden in- of uitgeschakeld door het indrukken van de knop waaraan n
GEZICHTSSELECTIE
op
is toegewezen. Door het inschakelen van n
GEZICHTSSELECTIE
op
kan de te gebruiken scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (tijdens zoekerfotografi e) de aanraakbediening (
P
selecteren dat wordt gebruikt voor de scherpstelling.
GEZICHTSSELECTIE AAN
De volgende functies zijn toegankelijk met behulp van de scherpstellingstok of tijdens zoekerfotografi e wanneer n
GEZICHTSSELECTIE
op
is ingeschakeld:
•
Het gezicht dat wordt gebruikt voor het instellen van de scherpstelling kan worden geselecteerd met behulp van de scherpstellingstok. Druk op het midden van de stok om de selectie van het scherpstelveld tijdelijk in te schakelen (
P
•
Het aanraakscherm (monitor) kan worden gebruikt voor het selecteren van het gezicht dat wordt gebruikt om scherp te stellen tijdens zoekerfotografi e.
N n
GEZICHTSSELECTIE
op
wordt automatisch ingeschakeld als
AAN
is geselecteerd voor
INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
(
P
S
GEAVANCRD SR AUTO
.
232
Randapparatuur en optionele accessoires
233
10
234
Externe fl itsers
De camera kan worden gebruikt met externe fl itsers, die krachtiger zijn dan hun ingebouwde tegenhangers. Sommige ondersteunen hoge-snelheid sync (FP) en kunnen worden gebruikt bij sluitertijden sneller dan de sync-snelheid, terwijl andere kunnen functioneren als hoofdfl itsers die de fl itsers op afstand via optische draadloze fl itsbediening bedienen.
O
U bent mogelijk niet in staat de fl itser te testen in sommige gevallen, bijvoorbeeld als een instellingenmenu wordt weergegeven op de camera.
Rode-ogenverwijdering
Rode-ogencorrectie is beschikbaar wanneer een optie anders dan
UIT
is geselecteerd voor
F
FLITSINSTELLINGEN
>
VERWIJDER R. OGEN
en een
GEZICHTSHERKENNING AAN
-optie geselecteerd is voor G
AF/MF
INSTELLINGEN
>
INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.
. Het verwijderen van rode ogen reduceert “rode ogen” veroorzaakt wanneer licht van de fl itser wordt weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.
Externe fl itsers
Een externe fl itser gebruiken
1
Sluit de eenheid aan op de camera.
2
Selecteer
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
in de opnamemodus in het menutabblad
F
(
FLITSINSTELLINGEN
). De beschikbare opties variëren per fl itser.
FLITSINSTELLINGEN
FLASHFUNCTIE-INSTELLING
VERWIJDER R. OGEN
MODUS TTL VERGRENDELEN
LED-LICHTINSTELLING
MASTER-INSTELLING
CH-INSTELLING
VERLATEN
Ingebouwde Flits
SYNC-TERMINAL
EXTERNE FLASH
MASTER(OPTISCH)
Wordt weergegeven als de ingebouwde fl itser wordt verhoogd.
Sync terminal opties worden weergegeven als de ingebouwde fl itser wordt ingeklapt en er geen fl itser, of een niet-compatibele fl itser, is gemonteerd op de fl itsschoen.
Wordt weergegeven wanneer een optionele fl itser is gemonteerd op de fl itsschoen en is ingeschakeld.
Weergegeven als een optionele fl itser die functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand is verbonden en ingeschakeld.
MODUS 3
Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en draai de achterste commandoschijf om de gemarkeerde instelling te veranderen.
Ingebouwde Flits
AANPASSEN EINDE
4
Druk op
DISP/BACK
om de veranderingen in werking te stellen.
10
235
10
SYNC-TERMINAL
SYNC-TERMINAL
wordt weergegeven als de ingebouwde fl itser wordt verlaagd en er geen fl itser of als er een niet-compatibele fl itser is gemonteerd op de fl itsschoen.
MODUS
SYNC-TERMINAL
AANPASSEN EINDE
A
Flitsbedieningsmodus
B
Synchroniseren
Kies uit de volgende opties:
•
M
: Een triggersignaal wordt overgebracht via de fl itsschoen
X contacten wanneer een foto genomen wordt. Kies een sluitertijd langzamer dan de sync-snelheid; zelfs langzamere snelheden kunnen nodig zijn als de eenheid lange fl itsen gebruikt of een langzame reactietijd heeft.
•
D
(UIT)
: Het triggersignaal wordt uitgeschakeld.
Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter opent te fl itsen (
H
/
1E GORDIJN
) of direct voordat deze sluit
( I /
2E GORDIJN
).
1E GORDIJN
wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.
236
Externe fl itsers
EXTERNE FLASH
De volgende opties zijn beschikbaar als een optionele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd en is ingeschakeld.
MODUS
EXTERNE FLASH
AANPASSEN EINDE
A
Flitsbedieningsmodus
De fl itsbedieningsmodus geselecteerd met de fl itser. Dit kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera: de beschikbare opties variëren per fl itser.
•
TTL
: TTL-modus. Pas fl itscompensatie (
B
) aan.
•
M
: De fl itser fl itst bij de geselecteerde uitvoer, ongeacht de helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen. De output kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera (
B
).
•
MULTI
: Flits herhalen. Compatibele fl itsers met schoenbevestiging zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.
•
D
(UIT)
: De fl itser fl itst niet. Sommige fl itsers kunnen uitgeschakeld worden vanaf de camera.
10
237
10
B
Flitscompensatie/-uitvoer
C
Flitsmodus (TTL)
D
Sync
De beschikbare opties verschillen volgens de fl itsbedieningsmodus.
•
TTL
: Pas fl itscompensatie aan (de volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden). In het geval van EF-X500, EF-X20, EF-20 en EF-42 wordt de geselecteerde waarde toegevoegd aan de waarde geselecteerd met de fl itser.
•
M/MULTI
: Pas fl itsuitvoer aan (alleen compatibele eenheden). Kies uit waarden uitgedrukt als fracties van volledig vermogen, van ⁄
(modus
M
) of ¼ (
MULTI
) tot ⁄ in stappen gelijk aan ⁄ EV. De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen; maak een testopname en controleer de resultaten.
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (
P
,
S
,
A
of
M
) is geselecteerd.
•
E
(FLASH AUTO)
: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.
Er wordt een p
-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.
•
F
(STANDAARD)
: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.
De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
•
G
(TRAGE SYNC.)
: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor.
De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
Regel fl itstiming.
•
H
(1E GORDIJN)
: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent
(normaliter de beste keuze).
•
I
(2E GORDIJN)
: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.
•
R
(AUTO FP(HSS))
: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.
Gelijk aan
1E GORDIJN
wanneer
MULTI
is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.
238
Externe fl itsers
E
Zoom
F
Verlichting
De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als
AUTO
is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.
Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:
•
J
(FLASH VOEDINGSPRIOR.)
: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.
•
K
(STANDAARD)
: Stel dekking af op beeldhoek.
•
L
(PRIOR. GELIJK BEREIK)
: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.
G
LED-verlichting
Kies hoe het ingebouwde LED-licht functioneert tijdens stille fotografi e (alleen compatibele eenheden): als een catchlight
( M /
CATCHLIGHT
), als AF-hulpverlichting ( N /
AF ASSIST
) of als zowel een catchlight als AF-hulpverlichting
(
O
/
AF ASSIST+CATCHLIGHT
). Kies
OFF
om de LED uit te schakelen tijdens het fotograferen.
G
Aantal fl itsen *
Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in
MULTI
-modus.
H
Frequentie
*
Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in
MULTI
-modus.
* Volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.
239
10
MASTER(OPTISCH)
De opties worden weergegeven als de eenheid momenteel functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand.
MODUS
MASTER(OPTISCH)
10
AANPASSEN
De hoofdeenheden en eenheden op afstand kunnen worden geplaatst in maximaal drie groepen (A, B en C) en fl itsmodus en fl itsniveau kunnen voor elke groep afzonderlijk worden aangepast. Er zijn vier kanalen beschikbaar voor communicatie tussen de eenheden; afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.
EINDE
A
C
BB
240
Externe fl itsers
A
Flitsbedieningsmodus
(groep A)
B
Flitsbedieningsmodus
(groep B)
C
Flitsbedieningsmodus
(groep C)
Kies fl itsbedieningsmodi voor groepen A, B en C.
TTL%
is alleen beschikbaar voor groepen A en B.
•
TTL
: De eenheden in de groep fl itsen in TTL-modus.
Flitscompensatie kan afzonderlijk worden aangepast voor elke groep.
•
TTL%
: Als
TTL%
is geselecteerd voor groep A of B, kunt u de output van de geselecteerde groep als een percentage van de andere specifi ceren en de algemene fl itscompensatie voor beide groepen aanpassen.
•
M
: In modus
M
fl itsen de eenheden in de groep bij de geselecteerde output (uitgedrukt als een fractie van volledig vermogen) ongeacht de helderheid van het onderwerp of camera-instellingen.
•
MULTI
: Het kiezen van
MULTI
voor een groep stelt alle eenheden in alle groepen in op herhalende fl itsmodus. Alle eenheden zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.
•
D
(UIT)
: Als
OFF
geselecteerd is, zullen de eenheden in de groep niet fl itsen.
D
Flitscompensatie/-output
(groep A)
E
Flitscompensatie/-output
(groep B)
F
Flitscompensatie/-output
(groep C)
Pas fl itsniveau voor de geselecteerde groep aan volgens de optie geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus. Merk op dat de volledige waarde mogelijk niet wordt toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.
•
TTL
: Pas fl itscompensatie aan.
•
M/MULTI
: Pas fl itsoutput aan.
•
TTL%
: Kies het evenwicht tussen groepen A en B en pas de algemene fl itscompensatie aan.
10
241
G
Flitsmodus (TTL)
H
Sync
10
I
Zoom
Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening: De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (
P
,
S
,
A
of
M
) is geselecteerd.
•
E
(FLASH AUTO)
: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.
Er wordt een p
-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.
•
F
(STANDAARD)
: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.
De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
•
G
(TRAGE SYNC.)
: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor.
De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.
Regel fl itstiming.
•
H
(1E GORDIJN)
: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent (normaliter de beste keuze).
•
I
(2E GORDIJN)
: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.
•
R
(AUTO FP(HSS))
: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.
Gelijk aan
1E GORDIJN
wanneer
MULTI
is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.
De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als
AUTO
is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.
242
J
Verlichting
K
Master
K
Aantal fl itsen
L
Kanaal
L
Frequentie
Externe fl itsers
Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:
•
J
(FLASH VOEDINGSPRIOR.)
: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.
•
K
(STANDAARD)
: Stel dekking af op beeldhoek.
•
L
(PRIOR. GELIJK BEREIK)
: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.
Wijs de hoofdfl itser toe aan groep A (
Gr A
), B (
Gr B
) of C (
Gr C
).
Als
OFF
is geselecteerd, wordt de uitvoer van de hoofdfl itser op een niveau gehouden dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed. Alleen beschikbaar als de eenheid op de fl itsschoen van de camera is bevestigd als een hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand in de modus
TTL
,
TTL%
of
M
.
Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in
MULTI
-modus.
Kies het kanaal dat wordt gebruikt door de hoofdfl itser voor communicatie met de fl itsers op afstand. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.
Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in
MULTI
-modus.
243
10
Lenzen
De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het
FUJIFILM X-bevestigingspunt.
Lensonderdelen
10
A
Zonnekap
B
Bevestigingsmarkeringen
C
Scherpstelring
D
Zoomring
E
Diafragmaring
F
O.I.S.-schakelaar
G
Diafragmamodusschakelaar
H
Signaalcontacten lens
I
Voorste lensdop
J
Achterste lensdop
244
Lensdoppen verwijderen
Verwijder lensdoppen zoals afgebeeld.
N
Lensdoppen kunnen verschillen van de afgebeelde doppen.
Lenzen
Zonnekappen bevestigen
Wanneer bevestigd, verminderen zonnekappen schittering en beschermen ze het voorste lenselement.
245
10
10
Automatische zoom
De scherpstelring kan worden gebruikt om de zoom aan te passen wanneer autofocus is ingeschakeld.
Lenzen met diafragmaringen
Bij andere instellingen dan
A
kunt u diafragma aanpassen door aan de diafragmaring van de lens te draaien
(belichtingsmodi
A
en
M
).
A 16 11 8 5.6 4 2.8
A 16 11 8 5.6 4
N
Wanneer de diafragmaring op
A
is ingesteld, draai dan aan de instelschijven om diafragma aan te passen (
P
Diafragmaring
De diafragmamodusschakelaar
Als de lens over een diafragmamodusschakelaar beschikt, kan het diafragma handmatig worden aangepast door de schakelaar naar Z te schuiven en aan de diafragmaring te draaien.
Diafragmaring
Diafragmamodusschakelaar
246
Lenzen
Lenzen zonder diafragmaringen
De methode die wordt gebruikt voor het aanpassen van het diafragma kan worden geselecteerd met behulp van
D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
DIAFRAGMA-INSTEL.
. Wanneer er een andere optie dan
AUTO
is geselecteerd, kan het diafragma worden aangepast met behulp van de voorste commandoschijf.
N
Diafragmaregeling staat standaard op de voorste commandoschijf, maar kan opnieuw worden toegewezen aan de achterste commandoschijf met behulp van D
TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
>
COMMANDOSCHIJF
INSTELLING
.
Lenzen met O.I.S. Schakelaars
Als de lens optische beeldstabilisatie
(O.I.S.) ondersteunt, kan de beeldstabilisatiemodus worden gekozen in de cameramenu’s. Om beeldstabilisatie te activeren, schuift u de O.I.S.-schakelaar naar
ON
.
O.I.S.-schakelaar
10
247
Lenzen
Lenzen met handmatige scherpstelling
Schuif de scherpstelring naar voren voor automatische scherpstelling.
Schuif voor handmatige scherpstelling de scherpstelring naar achteren en draai eraan terwijl u de resultaten in het camerascherm controleert. De scherpstelafstand- en scherptediepte-indicatoren kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van het handmatig scherpstellen.
O
Let erop dat handmatige scherpstelling mogelijk niet beschikbaar is in alle opnamemodi.
De scherptediepte-indicator
De scherptediepte-indicator toont de geschatte scherptediepte (de afstand voor en achter het scherpstelpunt waarop is scherpgesteld). De indicator wordt weergegeven in fi lmformaat.
10
Lensverzorging
•
Gebruik een blaaskwast om stof te verwijderen en neem vervolgens met een zachte, droge doek af. Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.
•
Plaats de voorste en achterste doppen terug op de camera wanneer de lens niet in gebruik is.
248
Aansluitingen
249
HDMI-uitgang
Foto’s nemen en afspelen is mogelijk via HDMI-apparaten.
Aansluiten op HDMI-apparaten
Sluit de camera aan op TV’s of andere HDMI-apparaten met behulp van een HDMI-kabel van derden.
1
Schakel de camera uit.
2
Sluit de kabel volgens onderstaande aanduiding aan.
Plaats in
HDMI-connector
Plaats in
HDMI-micro-aansluiting
(Type D)
11
3
Confi gureer het apparaat voor HDMI-ingang zoals beschreven in de documentatie meegeleverd met het apparaat.
4
Schakel de camera in. De inhoud van het camerascherm wordt weergegeven op het HDMI-apparaat. De cameraweergave schakelt uit in afspeelmodus (
O •
Controleer of de stekkers volledig in de aansluitingen zijn gestoken.
•
De USB-kabel kan niet worden gebruikt terwijl er een HDMI-kabel is aangesloten.
•
Gebruik een HDMI-kabel die niet langer is dan 1,5 m.
250
HDMI-uitgang
Fotograferen
Neem foto’s en neem fi lms op terwijl u de scène door de cameralens op het HDMI-apparaat bekijkt of beeldmateriaal opslaat op het HDMI-apparaat.
N
Deze functie kan worden gebruikt om 4K- en Full HD-fi lms op te slaan op een HDMI-recorder.
Afspelen
Om het afspelen te starten, drukt u op de a -knop van de camera. Het scherm van de camera wordt uitgeschakeld en foto’s en fi lms worden naar het HDMI-apparaat gezonden. Let erop dat de volume-instelling van de camera geen invloed heeft op het geluid dat door het televisietoestel wordt afgespeeld; gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen.
N •
Sommige televisies geven kort een zwart scherm weer wanneer het afspelen van fi lm begint.
•
Een adapterkabel (los verkrijgbaar; P
295) is vereist bij gebruik van een
hoofdtelefoon.
251
11
11
252
Draadloze verbindingen
(Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)
Verkrijg toegang tot draadloze netwerken en maak verbinding met computers, smartphones of tablets. Voor meer informatie bezoekt u:
http://fujifilm-dsc.com/wifi/
Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote
Maak verbinding met de camera via Bluetooth of draadloos
LAN.
N
Om draadloos verbinding te maken met de camera, dient u de nieuwste versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet te installeren.
FUJIFILM Camera Remote
Zodra een verbinding tot stand is gebracht, kunt u FUJIFILM Camera Remote gebruiken om:
•
De camera te bedienen en op afstand foto’s maken
•
Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera
•
Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden
•
Locatiegegevens naar de camera uploaden
•
De camerasluiter te ontspannen
•
Camerafi rmware bij te werken
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
Draadloze verbindingen
Smartphones en tablets: Bluetooth®-koppeling
Gebruik D
VERBINDING INSTELLING
>
Bluetooth INSTELLINGEN
>
KOPPELREGISTRATIE
om de camera aan smartphones of tablets te koppelen. Koppeling biedt een eenvoudige methode voor het downloaden van foto’s van de camera.
N
•
Foto’s worden gedownload via een draadloze verbinding.
•
Zodra het koppelen is voltooid, kunt u de cameraklok en locatiegegevens synchroniseren met de smartphone of tablet (
P
•
U kunt een verbinding kiezen voor maximaal 7 gekoppelde smartphones of tablets.
Smartphones en tablets: Draadloze LAN
Gebruik de
DRAADLS COMMUNICT
-opties in
A
OPNAME-INSTELLINGEN
of het afspeelmenu om verbinding te maken met een smartphone of tablet via draadloos LAN.
253
11
11
254
Draadloze verbindingen
Foto’s naar een computer kopiëren: PC AutoSave
Installeer de meest recente versie van FUJIFILM PC AutoSave op uw computer om foto’s te uploaden van de camera via draadloze netwerken (Wi-Fi).
FUJIFILM PC AutoSave
Voor downloads en andere informatie bezoekt u:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/
Computers: Draadloze verbindingen
U kunt foto’s uploaden van de camera met de
PC AUTO.
OPSLAAN
-optie in het afspeelmenu.
Aansluiten op computers via USB
Sluit de camera aan op de computer om foto’s te downloaden of op afstand foto’s te nemen.
N
Sluit eerst de camera op een computer aan en controleer of het normaal werkt alvorens u foto’s download of op afstand foto’s maakt.
1
Schakel de computer in.
2
Pas instellingen aan afhankelijk van de vraag of u foto’s naar een computer wilt kopiëren ( P
257), RAW foto’s wilt opslaan in
andere formaten (
P
258), of camera-instellingen wilt opslaan
of laden (
P
3
Schakel de camera uit.
4
Sluit een USB-kabel aan.
USB-aansluiting (Type-C)
O
De USB-kabel mag niet langer dan 1,5 m zijn en moet geschikt zijn voor gegevensoverdracht.
5
Schakel de camera in.
11
255
11
6
Kopieer foto’s naar uw computer.
•
Beeldoverdracht
: Gebruik MyFinePix Studio of applicaties meegeleverd met uw besturingssysteem.
•
RAW-conversie
: Verwerk RAW-afbeeldingen met behulp van
FUJIFILM X RAW STUDIO. De stroom van de beeldverwerkingsmotor van de camera wordt gebruikt voor snelle verwerking.
•
Camera-instellingen opslaan en laden
: Gebruik FUJIFILM X Acquire om camera-instellingen op te slaan of te laden. Sla met één enkele handeling uw gewenste instellingen op en kopieer ze naar meerdere camera’s.
O •
Schakel de camera uit voordat u de USB-kabel loskoppelt.
•
Let er bij het aansluiten van USB-kabels op dat u de stekkers volledig in de juiste richting steekt. Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; maak geen gebruik van een USB-hub of toetsenbord.
•
Spanningsverlies tijdens het kopiëren kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben. Plaats een nieuwe of volledig opgeladen batterij in de camera voordat u deze aansluit.
•
Als er een geheugenkaart wordt geplaatst waarop een groot aantal foto’s staat, kan het enkele momenten duren voordat de software start en bent u mogelijk niet in staat de foto’s te importeren of op te slaan.
Gebruik een geheugenkaartlezer om de foto’s te kopiëren.
•
Controleer of het indicatielampje uit is of groen brandt voordat u de camera uitschakelt.
•
Koppel de USB-kabel niet los terwijl de overdracht bezig is. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben.
•
Koppel de camera los voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
•
Het kan in sommige gevallen gebeuren dat het niet mogelijk is om toegang te verkrijgen tot foto’s die opgeslagen zijn op een networkserver door de software op dezelfde manier te gebruiken als men doet bij een particuliere computer.
•
Verwijder de camera niet onmiddellijk van het systeem of koppel de USB-kabel niet los zodra het bericht dat het kopiëren bezig is van de computerweergave verdwijnt. Als het aantal te kopiëren afbeeldingen erg groot is, kan de gegevensoverdracht verdergaan nadat het bericht niet meer wordt weergegeven.
•
Wanneer u gebruik maakt van diensten die een internetverbinding vereisen, draagt de gebruiker alle van toepassing zijnde kosten belast door de telefoonmaatschappij of internetprovider.
256
Aansluiten op computers via USB
Foto’s naar een computer kopiëren
•
Selecteer voordat u foto’s naar een computer kopieert
USB-KAARTLEZER
voor D
VERBINDING INSTELLING
>
PC-VERBINDINGSMODUS
.
•
De software die kan worden gebruikt om foto’s te kopiëren is afhankelijk van het besturingssysteem van uw computer.
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Bluetooth INSTELLINGEN
PC AUTO. OPSLAAN
VERB.INST.
USB-KAARTLEZER
USB RAW CONV/B-UP HERS
INFORMATIE
RESET DRAADLOZE INSTELLING
Mac OS X/macOS
Foto’s kunnen worden gekopieerd naar uw computer met behulp van
Image Capture (meegeleverd met uw computer) of andere software.
O
Gebruik een kaartlezer voor het kopiëren van bestanden die groter zijn dan 4 GB.
Windows
MyFinePix Studio kan worden gebruikt om foto’s naar een computer te kopiëren, waar ze kunnen worden opgeslagen, bekeken, geordend en afgedrukt.
N
Voor meer informatie over MyFinePix Studio, zie “Software van Fujifi lm”
( P
257
11
11
258
Aansluiten op computers via USB
JPEG-kopieën maken van RAW-beelden:
FUJIFILM X RAW STUDIO
•
Selecteer voordat u verder gaat
USB RAW CONV/B-UP HERS
voor
D
VERBINDING INSTELLING
>
PC-VERBINDINGSMODUS
in de came-
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Bluetooth INSTELLINGEN
PC AUTO. OPSLAAN
VERB.INST.
PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
ALGEMENE INSTELLINGN
INFORMATIE
RESET DRAADLOZE INSTELLING
ramenu’s.
•
FUJIFILM X RAW STUDIO kan worden gebruikt om JPEG-kopieën te maken van RAW-beelden.
N
Voor meer informatie over FUJIFILM X RAW STUDIO, zie “Software van
Fujifi lm” ( P
Camera-instellingen opslaan en laden (FUJIFILM X Acquire)
•
Selecteer voordat u verder gaat
USB RAW CONV/B-UP HERS
voor
VERBINDINGSINSTELLINGEN
Bluetooth INSTELLINGEN
PC AUTO. OPSLAAN
VERB.INST.
PRNTR
PC-VERBINDINGSMODUS
D
VERBINDING INSTELLING
>
PC-VERBINDINGSMODUS
in de came-
INFORMATIE
RESET DRAADLOZE INSTELLING
ramenu’s.
•
FUJIFILM X Acquire kan worden gebruikt om camera-instellingen op te slaan en te laden.
N
Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire, zie “Software van Fujifi lm”
( P
instax SHARE printers
Druk foto’s af vanaf uw digitale camera naar instax SHARE printers.
Een verbinding tot stand brengen
Selecteer
D
VERBINDING INSTELLING
>
VERB.INST. instax
PRNTR
en voer de instax SHARE printernaam (SSID) en het wachtwoord in.
De printernaam (SSID) en het wachtwoord
De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.
259
11
11
260 instax SHARE printers
Foto’s afdrukken
1
Schakel de printer in.
2
Selecteer
C
MENU VOOR
HERBEKIJKEN
>
AFDRUK. instax
PRINTER
. De camera zal verbinding maken met de printer.
AFDRUK.
PRINTER instax-12345678
VERBINDING MAKEN
FUJIFILM-CAMERA-1234
ANNULEREN
3
Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de foto weer te geven die u wilt uitprinten en druk vervolgens op
MENU/OK
.
AFDRUK.
PRINTER
100-0020
OK instax-12345678
AFBREKEN
N •
Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.
•
Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.
•
De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.
4
De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.
Technische notities
261
12
Accessoires van Fujifi lm
De volgende optionele accessoires zijn verkrijgbaar bij
Fujifi lm. Informeer bij uw lokale Fujifi lm-vertegenwoordiger naar de meest recente informatie over accessoires die in uw regio leverbaar zijn of ga naar
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html
.
NP-W126/NP-W126S
: Extra NP-W126/NP-W126S oplaadbare batterijen met hoge capaciteit kunnen naar behoefte worden bijgekocht.
BC-W126/BC-W126S
: Vervangende batterijladers kunnen naar behoefte worden bijgekocht.
Bij +20 °C laadt de BC-W126/BC-W126S een NP-W126/NP-W126S in ongeveer
150 minuten op.
CP-W126
: Gebruik, om langer te fotograferen of af te spelen of tijdens het gebruik van de camera met een computer, de CP-W126 om de camera aan te sluiten op de AC-9Vstroomadapter.
AC-9V
(vereist CP-W126 DC-koppelstuk) : Gebruik deze 100–240 V, 50/60 Hz netadapter voor langere opname en weergave of bij het kopiëren van foto’s naar een computer.
RR-100
: Hiermee kunt u het schudden van de camera verminderen of de sluiter open houden tijdens langdurige belichting (
⌀
2,5 mm).
MIC-ST1
: Een externe microfoon voor fi lmopname.
XF/XC-serie lenzen
: Verwisselbare lenzen uitsluitend voor gebruik met het FUJILFILM
X-bevestigingspunt.
FUJINON MKX-serie lenzen
: Filmlenzen voor de FUJIFILM X-bevestiging.
MCEX-11/16
: Te bevestigen tussen de camera en de lens om op te nemen bij hoge reproductieverhoudingen.
262
Accessoires van Fujifi lm
XF1.4X TC WR
: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 1,4×.
XF2X TC WR
: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 2,0×.
FUJIFILM M MOUNT ADAPTER
: Biedt de mogelijkheid om de camera met een divers aanbod aan M-bevestigingslenzen te gebruiken.
BCP-001
: Dek de lensbevestiging van de camera af wanneer er geen lens is bevestigd.
EF-X500
: In aanvulling op handmatige en TTL-fl itserregeling heeft deze klikbare fl itser een richtgetal van 50 (ISO 100, m) en ondersteunt FP (synchronisatie met hoge snelheid), waardoor deze gebruikt kan worden bij sluitertijden hoger dan de fl itssynchronisatiesnelheid. Met ondersteuning voor de optionele EF-BP1-batterypack en
Fujifi lm optische draadloze fl itserregeling, kan het als een master of externe fl itser voor draadloze fl itsfotografi e worden gebruikt.
EF-BP1
: Een batterypack voor fl itsers met een schoenbevestiging. Neemt maximaal
8 AA-batterijen in beslag.
EF-42
: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 42 (ISO 100, m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itserregeling.
EF-X20
: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itserregeling.
EF-20
: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en ondersteunt TTL-fl itserregeling (handmatige fl itserregeling wordt niet ondersteund).
263
12
Accessoires van Fujifi lm
MHG-XT10
: Betreft een verbeterde handgreep.
Batterijen en geheugenkaarten kunnen worden verwijderd met de handgreep vast en de handgreep is uitgerust met een rail voor snelle montage van schoentjes op de camera.
BLC-XT10
: Deze koff er combineert bruikbaarheid met de luxe van leer en wordt geleverd met een draagriem gemaakt van hetzelfde materiaal alsmede een doek die kan worden gebruikt om de camera in te wikkelen voordat u deze in de koff er doet en in andere situaties. Terwijl de camera in de hoes zit kunt u foto’s maken en batterijen en geheugenkaarten plaatsen of verwijderen.
GB-001
: Verbetert de grip.
Combineer met een handgreep voor veiliger hanteren.
SP-1/SP-2/SP-3
: Aan te sluiten via draadloos LAN om foto’s te kunnen afdrukken op instax fi lm.
12
264
Software van Fujifi lm
De camera kan gebruikt worden met de volgende
Fujifi lm-software.
FUJIFILM Camera Remote
Leg een draadloze verbinding vast tussen uw camera en een smartphone of tablet (
P
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
FUJIFILM PC AutoSave
Download foto’s van uw camera via draadloze netwerken
(
P
http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/
MyFinePix Studio
Beheer, bekijk, print en bewerk de vele beelden gedownload van uw digitale camera (
P
http://fujifilm-dsc.com/mfs/
Wanneer het downloaden is voltooid, dubbelklikt u op het gedownloade bestand (“MFPS_Setup.EXE”) en volgt u de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
RAW FILE CONVERTER EX
Bekijk RAW-foto’s op uw computer en converteer ze naar andere indelingen.
http://fujifilm-dsc.com/rfc/
265
12
Software van Fujifi lm
FUJIFILM X RAW STUDIO
Wanneer de camera via USB met een computer is verbonden, kan
FUJIFILM X RAW STUDIO het unieke image-verwerkingsmechanisme van de camera gebruiken om snel RAW-bestanden naar hoogwaardige JPEG-beelden te converteren.
http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-raw-studio-features-users-guide/
FUJIFILM X Acquire
Camera-instelling opslaan en laden. Confi gureer de camera opnieuw in een ogenblik of deel instellingen met andere camera’s van hetzelfde type.
http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-acquire-features-users-guide/
O
De camera ondersteunt geen tethered fotograferen.
12
266
Voor uw veiligheid
Lees deze opmerkingen voordat u de camera gebruikt
Veiligheidsopmerkingen
•
Zorg ervoor dat u uw camera goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en uw
Gebruikershandleiding
zorgvuldig door.
•
Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.
Informatie over pictogrammen
De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.
De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.
Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).
Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).
Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).
De symbolen op dit product (inclusief de accessoires) geven het volgende weer:
AC
DC
Klasse II-apparatuur (De constructie van het product is dubbel geïsoleerd.)
Verwijder uit het stopcontact
AC-adapter uit het stopcontact.
Het blijven gebruiken van de camera als deze rook of een ongewone geur verspreidt of wanneer de camera een ander gebrek vertoont, kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.
Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera of de aansluitkabels binnendringen.
Gebruik de camera of aansluitkabels niet na binnendringen van zoet of zout water, melk, dranken, schoonmaakmiddelen of andere vloeistoff en. Mocht er vloeistof in de camera of aansluitkabels komen, zet dan de camera uit, verwijder de batterij, koppel de USB-kabel los, koppel de AC-adapter los en haal deze uit het stopcontact. Het blijven gebruiken van de camera kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.
Niet in de badkamer of douche gebruiken
Gebruik de camera niet in de badkamer of douche.
Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
Haal het apparaat niet uit elkaar
Probeer nooit de camera te demonteren of te modifi ceren (open nooit de behuizing).
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Raak geen interne onderdelen aan
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.
12
267
12
268
voorwerpen op worden geplaatst.
Deze handelingen zouden het snoer kunnen beschadigen en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer als het snoer beschadigd is.
Gebruik geen kabels met verbogen stekkers.
Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond.
Hierdoor kan de camera vallen of kantelen en letsel veroorzaken.
Probeer nooit foto's te maken als u in beweging bent.
Gebruik de camera niet tijdens het wandelen of als u in een auto rijdt. Dit kan leiden tot een val of een verkeersongeluk.
Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan.
Dit kan tot een elektrische schok leiden door de ladingsoverdracht van een blikseminslag.
Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is.
Plaats de batterij zoals aangeduid door de merktekens.
kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel.
andere spanning dan de vermelde voedingsspanning.
Het gebruik van andere spanningsbronnen kan tot brand leiden.
Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden.
De meegeleverde lader is uitsluitend voor gebruik met het type batterij dat met de camera wordt meegeleverd. Als u de lader gebruikt om gewone batterijen of andere types oplaadbare batterijen op te laden, dan kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie.
Het gebruik van een fl itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorzaken.
Let bijzonder goed op bij het fotograferen van baby's en kleine kinderen.
Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken.
Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name bij hoge omgevingstemperaturen of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.
periodes.
Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name tijdens langdurig gebruik, bij hoge omgevingstemperaturen, of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.
isolatietape.
Door contact met andere batterijen of metalen voorwerpen kan de batterij in brand vliegen of ontploff en.
Houd geheugenkaarten, fl itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kinderen.
Kinderen kunnen kleine onderdelen inslikken; buiten het bereik van kinderen bewaren. Mocht een kind een klein onderdeel inslikken, raadpleeg dan een arts of bel het alarmnummer.
Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen.
Onder de onderdelen die letsel kunnen veroorzaken zijn de draagriem, die verstrikt rond de nek van een kind kan raken, wat verstikking tot gevolg kan hebben, en de fl itser, die een visuele beperking kan veroorzaken.
Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op.
Dit product genereert radiofrequentie-emissies die kunnen interfereren met navigatie- of medische apparatuur.
Voor uw veiligheid
Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof.
Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld.
Laat de camera niet achter in afgesloten ruimtes zoals in een afgesloten voertuig of in direct zonlicht. Dit kan brand veroorzaken.
Plaats geen zware voorwerpen op de camera.
Hierdoor kan het zware voorwerp vallen of kantelen en letsel veroorzaken.
Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is.
Trek niet aan het snoer om de netstroomadapter te verwijderen. Dit kan het netsnoer of de kabels beschadigen en brand of een elektrische schok veroorzaken.
Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken.
Hierdoor kan de temperatuur te hoog oplopen waardoor de behuizing vervormt of waardoor er brand ontstaat.
Gebruik de stekker niet als deze beschadigd is of niet goed in het stopcontact past.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
koppelt u de netstroomadapter los.
Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen.
Er kan brand ontstaan als u de lader in het stopcontact laat zitten.
houden en laat de kaart zachtjes los.
Bij het eruit schieten van de kaart kan letsel ontstaan.
Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken.
Een ophoping van stof in uw camera kan tot brand of een elektrische schok leiden. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer om de camera om de twee jaar van binnen te laten reinigen. Dit is echter niet gratis.
269
12
12
De batterij en voedingsbron
Opmerking
:
Controleer welk type batterijen in uw camera wordt gebruikt en lees de relevante paragrafen aandachtig door.
Waarschuwing
: Batterijen mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht, vuur of dergelijke.
Dit gedeelte beschrijft hoe u de batterijen moet hanteren zodat ze zo lang mogelijk meegaan. Verkeerd gebruik kan de levensduur verkorten of lekkage, oververhitting en ontploffi ng van de batterij tot gevolg hebben.
Dit gedeelte is van toepassing als in uw camera een oplaadbare Li-ionbatterij wordt gebruikt.
De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgeladen. Laad de batterij vóór gebruik op. Laat de batterij in het compartiment zitten wanneer u de camera niet gebruikt.
■
Opmerkingen over de batterij
Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.
De levensduur van de batterij kan worden verlengd door de camera uit te schakelen wanneer hij niet wordt gebruikt.
De capaciteit van de batterij neemt bij lage temperaturen af; een lege batterij werkt vaak niet wanneer het koud is. Bewaar een volledig opgeladen reservebatterij op een warme plaats en verwissel de batterij wanneer dat nodig is; of bewaar de batterij in een van uw zakken en plaats de batterij pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera. Voorkom dat de batterij in direct contact komt met handenwarmers of andere verwarmingsapparaten.
■
Laad de batterij op met de meegeleverde batterijlader. De laadtijd neemt toe wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan +10 °C of hoger is dan +35 °C. Probeer de batterij nooit op te laden bij temperaturen boven 40 °C; opladen is niet mogelijk bij temperaturen onder 0 °C.
Probeer nooit een volledig opgeladen batterij op te laden. De batterij hoeft echter ook niet volledig ontladen te zijn om te worden opgeladen.
De batterij kan onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.
■
Bij normale temperaturen kan de batterij minimaal 300 keer worden opgeladen. Wanneer de batterij steeds minder lang haar lading kan vasthouden, is dat een indicatie dat het einde van de levensduur van de batterij is bereikt en dat de batterij moet worden vervangen.
■
De prestatie van de batterij kan verslechteren als de batterij gedurende langere perioden in volledig opgeladen toestand ongebruikt blijft. Ontlaad de batterij volledig voordat u deze opbergt.
Wanneer de camera gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, neem dan de batterij uit de camera en bewaar de batterij op een droge plaats met een omgevingstemperatuur van +15 °C tot +25 °C. Bewaar de batterij niet op plaatsen waar de batterij wordt blootgesteld aan extreme temperaturen.
■
•
Bewaar of vervoer de batterij niet samen met metalen voorwerpen zoals kettinkjes of haarspelden.
•
Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
•
Probeer de batterij niet te demonteren of te modifi ceren.
•
Laad de batterij alleen op met de voorgeschreven batterijladers.
•
Verwijder een versleten batterij onmiddellijk.
•
Laat de batterij niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken.
•
Stel de batterij niet bloot aan water.
•
Houd de polen van de batterij altijd schoon.
•
De batterij en de camera kunnen onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.
■
Lever lege batterijen in volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval. Er moet gelet worden op milieu-aspecten bij het weggooien van batterijen. Gebruik het apparaat bij een gematigde temperatuur.
270
Voor uw veiligheid
Gebruik uitsluitend Fujifi lm-netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedgekeurd zijn. Andere adapters kunnen de camera beschadigen.
•
Gebruik de netstroomadapter uitsluitend binnenshuis.
•
Zorg ervoor dat de DC-stekker goed op de camera wordt aangesloten.
•
Schakel de camera uit voordat u de netstroomadapter afkoppelt. Koppel de adapter af door aan de stekker te trekken i.p.v. aan het snoer.
•
Gebruik de netstroomadapter niet met andere apparaten.
•
Haal het apparaat niet uit elkaar.
•
Stel de adapter niet bloot aan hoge temperaturen en vocht.
•
Stel de adapter niet bloot aan sterke schokken.
•
Tijdens gebruik kan de netstroomadapter warm aanvoelen. Dit is normaal.
•
Wanneer de netstroomadapter de radio-ontvangst verstoort, moet de antenne opnieuw gericht of verplaatst worden.
De camera gebruiken
•
Richt de camera niet op extreem heldere lichtbronnen, zoals de zon bij een onbewolkte lucht. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de beeldsensor van de camera toebrengen.
•
Fel zonlicht gefocust door de zoeker kan het paneel van de elektronische zoeker (EVF) beschadigen. Richt de elektronische zoeker niet op de zon.
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gebeurtenissen (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken en bekijken zodat u zeker weet dat de camera goed werkt. FUJIFILM Corporation aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of inkomstenderving voortkomend uit het niet goed functioneren van het product.
Opnamen gemaakt met uw digitale camerasysteem mogen zonder toestemming van de eigenaar niet worden gebruikt op een manier die de copyrightwetten overtreedt, tenzij deze uitsluitend voor privégebruik bedoeld zijn. Er zijn bepaalde beperkingen van toepassing bij het fotograferen van optredens op podia, evenementen en tentoonstellingen, zelfs wanneer de foto’s alleen voor privégebruik bestemd zijn. De gebruiker wordt er ook op gewezen dat het overdragen van een geheugenkaart die foto’s of gegevens bevat die onder de copyrightwetten vallen, uitsluitend toegestaan is binnen de beperkingen opgelegd door de regelgeving in het kader van deze auteursrechten.
Stel de camera tijdens het maken en opslaan van foto’s niet bloot aan schokken om correcte opnames te garanderen.
In geval van beschadiging van het scherm moet de uiterste zorg worden betracht en ieder contact met de vloeibare kristallen worden vermeden. Neem onmiddellijk maatregelen als een van de volgende situaties zich voordoet:
•
Als vloeibare kristallen met uw huid in aanraking komen
, moet de betreff ende plek onmiddellijk met een doek worden schoongemaakt en vervolgens met veel stromend water en zeep worden gewassen.
•
Als vloeibare kristallen in contact komen met de ogen
, moeten de ogen onmiddellijk gedurende minimaal 15 minuten met schoon stromend water worden uitgespoeld en moet medische hulp worden ingeroepen.
•
Als vloeibare kristallen worden ingeslikt
, moet de mond met veel schoon stromend water worden gespoeld.
Drink grote hoeveelheden water en probeer over te geven, raadpleeg daarna een arts.
Hoewel het LCD-scherm met geavanceerde precisietechnologie is gefabriceerd, kan het scherm pixels bevatten die altijd zijn verlicht of nooit zijn verlicht. Dit is geen defect. Beelden opgenomen met dit product worden niet beïnvloed.
271
12
Digital Split Image is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van FUJIFULM Corporation. Digital Micro Prism is een handelsmerk of een geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation. De hierin gebruikte lettertypen zijn uitsluitend ontwikkeld door DynaComware Taiwan Inc. Mac, OS X en macOS en zijn in de Verenigde Staten en andere landen gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. Windows is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en andere landen. Adobe, het Adobe-logo, Photoshop en Lightroom zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en andere landen. Wi-Fi® en Wi-Fi Protected Setup® zijn geregistreerde handelsmerken van Wi-Fi Alliance. Het Bluetooth®-woordmerk en de logo’s zijn geregistreerde handelsmerken in bezit van Bluetooth SIG, Inc., en elk gebruik van zulke merken door Fujifi lm is onder licentie. De SDHC- en SDXC-logo’s zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. Het HDMI-logo is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van HDMI Licensing LLC.
Alle andere handelsnamen genoemd in deze handleiding zijn de handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Deze camera kan medische en luchtvaartapparatuur verstoren. Vraag in het ziekenhuis of bij de luchtvaartmaatschappij om toestemming voordat u uw camera in een ziekenhuis of vliegtuig gebruikt.
NTSC (National Television System Committee) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in de Verenigde Staten, Canada en
Japan wordt gebruikt. PAL (Phase Alternation by Line) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in Europa en China wordt gebruikt.
Exif Print is een recentelijk herzien bestandsformaat voor digitale camera’s waarin samen met de foto informatie wordt opgeslagen over de manier waarop tijdens het afdrukken de optimale kleurenreproductie kan worden bereikt.
BELANGRIJKE MEDEDELING: Lezen alvorens de software te gebruiken
Direct of indirect exporteren, in zijn geheel of gedeeltelijk, van software met een licentie zonder de toestemming van de van toepassing zijnde bestuursorganen is verboden.
12
272
Voor uw veiligheid
OPMERKINGEN
Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht om gevaar voor brand en een schok te voorkomen.
Lees eerst de “Veiligheidsopmerkingen” en zorg dat u deze begrijpt voordat u de camera gebruikt.
CAN ICES-3 (B)/NMB-3(B)
ATTENTIE
: Dit Klasse B digitale apparaat voldoet aan de Canadese norm ICES-003.
Verklaring Industry Canada
: Dit apparaat voldoet aan de RSS-normen van Industry Canada voor vergunningsvrije apparaten.
De werking is onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) Dit apparaat moet elke interferentie accepteren, inclusief interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Dit apparaat en zijn antenne(s) mogen niet samen geplaatst worden of worden opgesteld in combinatie met een andere antenne of zender, behalve geteste ingebouwde radio’s.
De functie Landcodeselectie is uitgeschakeld voor producten die in de VS/Canada op de markt gebracht worden.
Verklaring over blootstelling aan straling
: De beschikbare wetenschappelijke gegevens tonen niet aan dat eventuele gezondheidsproblemen in verband worden gebracht met het gebruik van draadloze apparatuur met laag vermogen.
Het is echter niet bewezen dat deze draadloze apparatuur met laag vermogen absoluut veilig is.
Draadloze apparatuur met laag vermogen zenden lage niveaus van radiofrequentie-energie (RF) uit in het microgolfbereik tijdens gebruik.
Terwijl hoge niveaus van RF gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid (door verhitting van celweefsel), veroorzaakt blootstelling aan lage RF-niveaus die geen verhittingseff ecten produceren, geen bekende nadelige gevolgen voor de gezondheid.
Veel studies over blootstelling aan lage RF-niveaus hebben geen biologische eff ecten aangetoond.
Sommige studies suggereerden dat er bepaalde biologische eff ecten kunnen optreden, maar dergelijke bevindingen zijn niet bevestigd door aanvullend onderzoek.
X-T30 is getest en voldoet aan de IC stralingsblootstellingslimieten voor een ongecontroleerde omgeving en aan RSS-102 van de regels voor blootstelling aan IC radiofrequentie (RF).
In de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein
: Dit symbool op het product of in de handleiding en in de garantievoorwaarden en/of op de verpakking duidt aan dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. In plaats daarvan moet het apparaat bij een inzamelpunt voor recycling van elektrische en elektronische apparatuur worden ingeleverd.
Door dit product op de juiste wijze weg te gooien helpt u potentiële negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de mens voorkomen. Onjuiste verwerking van dit product kan het milieu schaden.
Dit symbool op de batterijen of accu’s duidt aan dat deze batterijen niet als huishoudelijk afval mogen worden behandeld.
Als uw apparaat eenvoudig verwijderbare batterijen of accu’s bevat, dient u deze overeenkomstig de lokale regels afzonderlijk in te leveren.
De recycling van materialen helpt bij het behoud van natuurlijke bronnen. Neem contact op met uw gemeente, uw inzamelpunt voor het inleveren van huishoudelijk afval of de winkel waar u het product hebt gekocht voor meer gedetailleerde informatie over recycling van dit product.
In landen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein
: Neem contact op met uw gemeente en vraag naar de juiste wijze waarop u dit product inclusief batterijen of accu’s dient weg te gooien.
In Japan
: Dit symbool op de batterijen duidt aan dat ze afzonderlijk weggegooid moeten worden.
273
12
Apparaten met draadloos netwerk en Bluetooth: waarschuwingen
Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:
•
RoHS-richtlijn 2011/65/EU
•
RE-richtlijn 2014/53/EU
Hierbij verklaar ik, FUJIFILM Corporation, dat het type radioapparatuur FF180006 conform is met Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:
http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/x/fujifilm_x_t30/pdf/index/fujifilm_x_t30_cod.pdf
Deze conformiteit wordt aangegeven door de volgende conformiteitsmarkering op het product:
12
Deze markering is geldig voor niet-Telecom-producten en EU-geharmoniseerde Telecom-producten (bijvoorbeeld
Bluetooth®).
BELANGRIJK
:
Lees eerst de volgende mededelingen alvorens de ingebouwde draadloze zender van de camera te gebruiken.
Q Dit product, dat een coderingsfunctie bevat die in de Verenigde Staten is ontwikkeld, wordt gecontroleerd door de
United States Export Administration Regulations en mag niet worden geëxporteerd of opnieuw worden geëxporteerd naar landen waarvoor in de Verenigde Staten een handelsembargo geldt.
•
Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth
Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van ongeoorloofd gebruik. Niet gebruiken in toepassingen die een hoge mate van betrouwbaarheid vereisen, bijvoorbeeld in medische apparatuur of andere systemen die direct of indirect invloed hebben op een mensenleven.
Wanneer u het apparaat in computer- en andere systemen gebruikt die een grotere mate van betrouwbaarheid eisen dan aangeboden door apparaten met een draadloos netwerk of Bluetooth, zorg er dan voor dat u alle benodigde
• voorzorgsmaatregelen neemt om te veiligheid te garanderen en storing te voorkomen.
Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft.
Dit apparaat conformeert met voorschriften van apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth in het land waarin het gekocht is. Neem alle lokale voorschriften in acht bij het gebruik van het apparaat. Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen die voortvloeien uit het gebruik in andere rechtsgebieden.
•
Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie.
Gebruik de zender niet in de nabijheid van magnetrons of op andere plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie, waardoor ontvangst van draadloze signalen mogelijk wordt voorkomen.
Wederzijdse interferentie kan zich voordoen als de zender in de nabijheid van andere draadloze apparaten in de 2,4 GHz band wordt gebruikt.
•
De draadloze zender werkt in de 2,4 GHz-band met DSSS-, OFDM- en GFSK-modulatie.
•
Veiligheid
: Apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth brengen gegevens over via de radio en hun gebruik heeft vervolgens meer aandacht nodig voor veiligheid dan geldt voor draadloze netwerken.
-
Maak geen verbinding met onbekende netwerken of netwerken waarvoor u geen toegangsrechten hebt, zelfs als ze worden weergegeven op uw apparaat, aangezien zulke toegang als ongeautoriseerd wordt gezien. Maak alleen verbinding met netwerken waarvoor u toegangsrechten hebt.
-
Let op dat draadloze transmissies kwetsbaar kunnen zijn voor onderschepping door derden.
•
Het volgende kan strafbaar zijn:
•
-
-
Demontage of modifi catie of dit apparaat
Verwijderen van apparaatcertifi catielabels
Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en draadloze zenders.
Het werkt tevens op dezelfde frequentie als zenders met een licentie en speciale laagspanningzenders zonder licentie die in
•
RFID-trackingsystemen voor lopende banden en in andere vergelijkbare toepassingen worden gebruikt.
Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Controleer of de RFID-zender niet in werking is, alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. Merkt u dat het apparaat interferentie veroorzaakt in zenders met een licentie die voor RFID-tracking worden gebruikt, stop dan onmiddellijk met gebruik van de betreff ende frequentie of verplaats het apparaat naar een andere locatie. Indien u merkt dat dit apparaat interferentie veroorzaakt in RFID-trackingsystemen met lage spanning, neem dan contact op met een Fujifi lm-vertegenwoordiger.
•
Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig.
Houd er rekening mee dat Bluetooth actief kan blijven zelfs terwijl de camera uit is. Bluetooth kan uitgeschakeld worden door
UIT
te selecteren voor D
VERBINDING INSTELLING
>
Bluetooth INSTELLINGEN
>
Bluetooth AAN/UIT
.
274
Voor uw veiligheid
Lees eerst deze opmerkingen voordat u de lens gebruikt
Veiligheidsopmerkingen
•
Zorg ervoor dat u de lens goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en de
Gebruikershandleiding
van de camera zorgvuldig door.
•
Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.
Informatie over pictogrammen
De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.
Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.
De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.
Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).
Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).
Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).
Niet onderdompelen
Niet onderdompelen in of blootstellen aan water.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
Haal het apparaat niet uit elkaar
Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open).
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand, een elektrische schok of letsel door een defect product tot gevolg hebben.
Raak geen interne onderdelen aan
Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.
Plaats niet op onstabiele oppervlakken.
Het product kan vallen, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera.
Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan permanent oogletsel tot gevolg hebben.
Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of uitermate stoffi
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.
voertuig op een zonnige dag.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand tot gevolg hebben.
Houd buiten het bereik van kleine kinderen.
In de handen van kinderen kan dit product letsel veroorzaken.
Hanteer niet met natte handen.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok tot gevolg hebben.
Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht.
Zonlicht dat wordt scherpgesteld in de camera wanneer de zon zich in het beeld of vlakbij het beeld bevindt, kan brand of brandwonden veroorzaken.
Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product niet in direct zonlicht.
Zonlicht dat wordt scherpgesteld door de lens kan brand of brandwonden tot gevolg hebben.
Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd.
Het product kan vallen of andere voorwerpen raken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
275
12
Productverzorging
Om langdurig van uw camera te kunnen genieten, moeten onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Camerabehuizing
: Gebruik een zachte, droge doek om de camera te reinigen na elk gebruik.
Gebruik geen alcohol, verfverdunner of andere vluchtige chemicaliën. Deze kunnen vervormingen of verkleuringen van het leer van de camerabehuizing tot gevolg hebben.
Vloeistoff en op de camera moeten onmiddellijk worden verwijderd met een zachte, droge doek.
Gebruik een blaaskwast om stof van de monitor te verwijderen, waarbij u oplet dat u geen krassen maakt, en neem vervolgens met een zachte, droge doek af.
Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm-lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.
Plaats de behuizingsdop terug wanneer er geen lens is bevestigd om binnendringen van stof in de camera te voorkomen.
Beeldsensor
: Meerdere foto’s ontsierd door vlekken en plekken op identieke locaties kan duiden op de aanwezigheid van stof op de beeldsensor.
Reinig de sensor met behulp van
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
SENSORREINIGING
.
12
276
De beeldsensor reinigen
Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
SENSORREINIGING
kan handmatig worden verwijderd, zoals hieronder wordt beschreven.
O
Let erop dat er kosten in rekening worden gebracht bij het repareren of vervangen van de beeldsensor als deze wordt beschadigd tijdens het reinigen.
1
Gebruik een blaaskwast (geen borstel) om stof van de sensor te verwijderen.
O
Gebruik geen borstel of blaasborstel.
Anders kan de sensor worden beschadigd.
2
Controleer of het stof succesvol is verwijderd. Herhaal stappen
1 en 2 indien nodig.
3
Vervang de behuizingsdop of lens.
277
12
Firmware-updates
Sommige functies van het product kunnen verschillen van de beschrijving meegeleverd in de handleiding vanwege de fi rmware-update. Voor uitgebreide informatie over ieder model, bezoekt u onze website:
http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software
De Firmwareversie controleren
O
De camera zal alleen de fi rmware-versie weergeven als er een geheugenkaart is geplaatst.
1
Schakel de camera uit en controleer of er een geheugenkaart is geplaatst.
2
Zet de camera aan terwijl u op de
DISP/BACK
-knop drukt. De versie van de huidige fi rmware zal worden weergegeven; controleer de fi rmwareversie.
3
Schakel de camera uit.
N
Om de fi rmware-versie te bekijken of fi rmware te updaten voor optionele accessoires zoals uitwisselbare lenzen, fl itsschoeneenheden en vattingadapter, bevestig de accessoires op de camera.
12
278
Probleemoplossing
Raadpleeg de onderstaande tabel indien u problemen ondervindt met uw camera. Als u hier geen oplossing vindt, neemt u contact op met uw lokale Fujifi lm-dealer.
Voeding en batterij
De camera kan niet worden ingeschakeld.
Het scherm gaat niet aan.
De batterij raakt snel leeg.
•
De batterij is leeg
: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij ( P
•
De batterij is niet goed geplaatst
: Plaats de batterij nogmaals en in de juiste richting (
P
•
De afdekkap van het batterijvak is niet vergrendeld
: Vergrendel de afdekkap van het batterijvak (
P
Het scherm gaat mogelijk niet aan als de camera wordt uitgezet en zeer snel daarna weer wordt aangezet. Houd de sluiterknop halverwege ingedrukt totdat de monitor geactiveerd wordt.
•
De batterij is koud
: Warm de batterij op in een van uw zakken of op een andere warme plaats en stop de batterijen pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera.
•
Er zit vuil op de polen van de batterij
: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek.
•
AAN is geselecteerd voor
G
AF/MF INSTELLINGEN >
PRE-AF
: Schakel
PRE-AF
uit ( P
•
De batterij is heel vaak opgeladen
: Het einde van de levensduur van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij.
De camera wordt plotseling uitgeschakeld.
De batterij is leeg
: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (
P
279
12
Het opladen start niet.
•
Plaats de batterij (
P
•
Plaats de batterij nogmaals in de juiste richting (
P
•
Controleer of de netstroomadapter correct in het stopcontact is gestoken (
P
•
Zorg ervoor dat de stekkeradapter correct op de netstroomadapter is aangesloten ( P
Het opladen verloopt traag.
Laad de batterij op bij kamertemperatuur.
•
Er zit vuil op de polen van de batterij
: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek ( P
Het indicatielampje knippert, maar de batterij
•
De batterij is heel vaak opgeladen
: Het einde van de levensduur van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij. Neem
laadt niet op.
contact op met uw Fujifi lm-dealer als de batterij nog steeds niet kan worden opgeladen ( P
Menu’s en schermen
Weergave is niet in het
Engels.
Selecteer
NEDERLANDS
voor
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
> Q a ( P
12
280
Probleemoplossing
Fotograferen
Er wordt geen foto gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
•
De geheugenkaart is vol
: Plaats een nieuwe geheugenkaart of wis foto’s ( P
•
De geheugenkaart is niet geformatteerd
: Formatteer de geheugenkaart in de camera (
P
•
Er zit vuil op de contacten van de geheugenkaart
: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek.
•
De geheugenkaart is beschadigd
: Plaats een nieuwe geheugenkaart ( P
•
De batterij is leeg
: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (
P
•
De camera werd automatisch uitgeschakeld
: Schakel de camera in ( P
•
U gebruikt een bevestigingsadapter van derden
: Selecteer
AAN
voor
OPNAME ZONDER LENS
(
P
Spikkels (“beeldruis”) verschijnen in het scherm of in de zoeker wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
De versterking wordt verhoogd om de compositie te ondersteunen als het onderwerp slecht is belicht en het diafragma wordt verkleind, wat kan leiden tot opvallende spikkels bij het bekijken van de foto’s op het scherm. Foto’s die gemaakt worden met de camera blijven onaangetast.
De camera stelt niet scherp.
Het onderwerp is niet geschikt voor automatische scherpstelling
:
Gebruik scherpstelvergrendeling of handmatige scherpstelling ( P
Er wordt geen panorama gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
De indicatorlamp was oranje toen u een panoramafoto probeerde te maken
: Wacht tot de indicatorlamp uitschakelt ( P
281
12
Er is geen gezicht gedetecteerd.
De fl itser fl itst niet.
Sommige fl itsmodi zijn niet beschikbaar.
•
Het gezicht van het onderwerp wordt verborgen door een zonnebril, een hoed, lang haar of andere voorwerpen
: Verwijder de obstakels ( P
•
Het gezicht van het onderwerp beslaat slechts een klein deel van het beeld
: Wijzig de compositie zodat het gezicht van het onderwerp een groter deel van het beeld beslaat (
P
•
Het gezicht van het onderwerp is weggedraaid van de camera
:
Vraag het onderwerp in de richting van de camera te kijken
(
P
•
De camera wordt schuin gehouden
: Houd de camera recht.
•
Het gezicht van het onderwerp is onderbelicht
: Fotografeer bij helder licht.
•
De fl itser is uitgeschakeld
: Pas de instellingen aan (
P
•
De batterij is leeg
: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij ( P
•
De camera staat in stand bracketing of continu
: Selecteer de enkele-fotostand (
P
•
De fl itser is omlaag
: Zet de fl itser omhoog ( P
UIT is geselecteerd voor GELUID & FLITS
: Selecteer
AAN
( P
12
282
Probleemoplossing
Het onderwerp wordt niet volledig door de fl itser verlicht.
•
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de fl itser
: Plaats het onderwerp binnen het bereik van de fl itser.
•
Het venster van de fl itser wordt bedekt
: Houd de camera op de juiste wijze vast.
•
De sluitertijd is korter dan de sync snelheid
: Selecteer een langere sluitertijd (
P
Foto’s zijn onscherp.
•
De lens is vuil
: Maak de lens schoon.
•
De lens wordt geblokkeerd
: Houd voorwerpen weg van de lens
( P
• s
wordt weergegeven tijdens het fotograferen en het scherpstelkader wordt rood weergegeven
: Controleer de scherpstel-
De foto’s zijn bespikkeld.
ling voordat u de opname maakt ( P
•
De sluitertijd is lang en de omgevingstemperatuur is hoog
: Dit is normaal en duidt niet op een defect. Gebruik pixel mapping
( P
•
De camera werd langdurig gebruikt bij hoge temperaturen
: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld ( P
•
Er wordt een temperatuurwaarschuwing weergegeven
: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld (
P
283
12
Afspelen
De foto’s zijn korrelig.
Zoomweergave is niet beschikbaar.
Geen geluid bij het afspelen van fi lms.
De foto’s zijn met een camera van een ander merk of model gemaakt.
De foto’s zijn gemaakt met
NIEUW FORMAAT
of met een camera van een ander merk of model.
•
Het afspeelvolume is te laag
: Pas het afspeelvolume aan
( P
•
De microfoon was bedekt
: Houd de camera tijdens het opnemen op de juiste wijze vast.
•
De luidspreker wordt afgedekt
: Houd de camera tijdens het afspelen op de juiste wijze vast.
•
UIT is geselecteerd voor GELUID & FLITS
: Selecteer
AAN
( P
De geselecteerde foto’s zijn niet gewist.
Foto’s blijven behouden nadat WISSEN > ALLE
FOTO’S is geselecteerd.
De bestandsnummering wordt onverwacht teruggezet.
Sommige van de te wissen foto’s zijn beveiligd. Verwijder de beveiliging met het apparaat waarmee de beveiliging is aangebracht (
P
De afdekkap van het batterijvak werd geopend terwijl de camera was ingeschakeld. Schakel de camera uit voordat u de afdekkap van het batterijvak opent (
P
12
284
Probleemoplossing
Aansluitingen
Het scherm geeft geen beeld.
Zowel de televisie- en de cameramonitor zijn leeg.
Geen beeld of geluid op de tv.
De camera is aangesloten op een TV
: Foto’s worden weergegeven op de TV in plaats van op het scherm van de camera ( P
De weergavemodus wordt geselecteerd met de VIEW MODE -knop
EVF ONLY +
E : Plaats uw oog tegen de zoeker. Gebruik de
VIEW MODE
-knop om een andere weergavemodus te kiezen
(
P
•
De camera is niet goed aangesloten
: Sluit de camera op de juiste wijze aan (
P
•
Het kanaal van het televisietoestel is ingesteld op “TV”
: Stel de ingang in op “HDMI” ( P
•
Het volume van het televisietoestel is te laag
: Gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen ( P
De computer herkent de camera niet.
Controleer of de camera en computer juist zijn aangesloten
( P
Kan geen RAW- of
JPEG-bestanden naar computer overzetten.
Gebruik MyFinePix Studio om foto’s over te zetten (alleen
Windows;
P
FUJIFILM X RAW STUDIO
Controleer de optie die is geselecteerd voor
of FUJIFILM X Acquire PC-VERBINDINGSMODUS
op de camera. Selecteer
USB detecteert de camera niet RAW CONV/B-UP HERS
voordat u de USB-kabel (
P
correct.
aansluit.
285
12
Draadloze overdracht
Voor meer informatie over het oplossen van problemen voor draadloze verbindingen bezoekt u:
http://digital-cameras.support.fujifilm.com/app?pid=x
12
Kan geen verbinding maken met een smartphone.
De camera is te traag om verbinding te maken of om foto’s naar de smartphone te uploaden.
Uploaden mislukt of is onderbroken.
•
De smartphone is te ver weg
: Plaats de apparaten dichterbij
( P
•
Naburige apparaten veroorzaken radio-interferentie
: Plaats de camera en smartphone uit de buurt van magnetrons of draadloze telefoons ( P
Kan geen afbeeldingen uploaden.
•
De smartphone is met een ander apparaat verbonden
: De smartphone en camera kunnen slechts met één apparaat tegelijk worden verbonden. Verbreek de verbinding en probeer opnieuw ( P
•
Er bevinden zich meerdere smartphones in de directe omgeving
:
Probeer opnieuw verbinding te maken. De aanwezigheid van meerdere smartphones kan de verbinding bemoeilijken
( P
•
Het beeld werd op een ander apparaat aangemaakt
: De camera is mogelijk niet in staat foto’s te uploaden die zijn aangemaakt met andere apparaten.
•
Het beeld is een fi lm
: Hoewel u fi lms voor uploaden kunt selecteren terwijl u de inhoud van het camerageheugen op uw smartphone bekijkt, zal het uploaden enige tijd duren.
Films die bedoeld zijn om op een smartphone of tablet weer te geven, moeten worden opgenomen bij een beeldformaat van 1280 × 720 (HD) of kleiner. Ga voor informatie over het bekijken van de foto’s op de camera naar:
http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/
De smartphone geeft geen foto’s weer.
Selecteer
AAN
voor
ALGEMENE INSTELLINGN
>
VERKLEIN(SP)
H
. Het selecteren van
UIT
verhoogt uploadtijden voor grotere afbeeldingen; bovendien kunnen sommige telefoons geen afbeeldingen weergeven die groter zijn dan een bepaald formaat (
P
286
Probleemoplossing
Diversen
De camera reageert niet.
De camera functioneert niet naar behoren.
•
Tijdelijke storing van de camera
: Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw ( P
•
De batterij is leeg
: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (
P
•
De camera is aangesloten op een draadloos LAN
: Beëindig de verbinding.
Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw ( P
contact op met uw Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.
Beweging in de zoeker of de monitor wordt ongelijkmatig weergegeven in plaats van soepel.
Wanneer
NORMAAL
is geselecteerd voor
PRESTATIE
, zal de beeldsnelheid dalen wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende een ingestelde periode. De beeldsnelheid wordt weer normaal zodra u de bedieningsknoppen van de camera gebruikt (
P
Geen geluid.
•
Pas het volume aan (
P
•
UIT is geselecteerd voor GELUID & FLITS
: Selecteer
AAN
( P
Door op de Q -knop te drukken, geeft het scherm het snelmenu niet weer.
TTL-VERGRENDELING is actief
: Beëindig TTL-VERGRENDELING
(
P
287
12
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
Op het scherm kunnen de volgende waarschuwingen worden weergegeven.
12
i
(rood) j (knippert rood) s
(weergegeven in rood met rood scherpstelkader)
Het diafragma of de sluitertijd wordt rood weergegeven
Batterij bijna leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.
De batterij is leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.
De camera is niet in staat scherp te stellen. Gebruik scherpstelvergrendeling om eerst scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand bevindt en bepaal pas daarna de compositie van de foto.
Het onderwerp is te helder of te donker en de foto wordt over- of onderbelicht. Gebruik de fl itser voor extra belichting wanneer u foto’s neemt van slecht belichte onderwerpen.
SCHERPSTELFOUT
LENSAANSTURING DEFECT
SCHAKEL DE CAMERA UIT
EN SCHAKEL DIE WEER IN
Storing van de camera. Schakel de camera uit en weer in.
Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.
GEEN KAART
KAART NIET
GEFORMATTEERD!
LENSFOUT
De sluiter kan alleen worden ontspannen wanneer een geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.
•
De geheugenkaart is niet geformatteerd of de geheugenkaart werd in een computer of ander apparaat geformatteerd
: Formatteer de geheugenkaart met behulp van
D
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
>
FORMATTEREN
.
•
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt
: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
•
Storing van de camera
: Neem contact op met een
Fujifi lm-dealer.
Schakel de camera uit, verwijder de lens, reinig de bevestigingsoppervlakken en plaats vervolgens de lens terug en schakel de camera in. Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.
288
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
KAARTFOUT
BEVEILIGDE KAART
BEZIG MET OPSLAAN
b
GEHEUGEN VOL
SCHRIJFFOUT NAAR
KAART
MAX. NUM. BEREIKT
•
Voor ingebruikname in de camera werd de geheugenkaart niet geformatteerd
: Formatteer de kaart.
•
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt of de geheugenkaart is beschadigd
: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
•
Incompatibele geheugenkaart
: Gebruik een compatibele geheugenkaart.
•
Storing van de camera
: Neem contact op met een
Fujifi lm-dealer.
De geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel de kaart.
De geheugenkaart is onjuist geformatteerd. Gebruik de camera om de kaart te formatteren.
De geheugenkaart is vol en foto's kunnen niet worden vastgelegd. Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.
•
Geheugenkaartfout of verbindingsfout
: Plaats de geheugenkaart nog een keer of schakel de camera uit en weer in.
Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.
•
Onvoldoende geheugen om extra foto’s op te slaan
: Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.
•
De geheugenkaart is niet geformatteerd
: Formatteer de geheugenkaart.
De camera heeft de hoogste nummering (999-9999) bereikt.
Plaats een geformatteerde geheugenkaart en selecteer
RESET
voor
D
OPSLAAN SET-UP
>
NUMMERING
. Maak een foto om de nummering terug te zetten naar 100-0001, selecteer vervolgens
CONTINU
voor
NUMMERING
.
289
12
12
Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
KAART LEESFOUT
DEZE FOTO IS BEVEILIGD
•
Het bestand is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt
:
Het bestand kan niet worden gelezen.
•
De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt
: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.
•
Storing van de camera
: Neem contact op met een Fujifi lm-dealer.
U heeft geprobeerd een beveiligde foto te wissen of te draaien. Verwijder de beveiliging en probeer het opnieuw.
UITSNEDE NIET MOGELIJK
De foto is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt.
DPOF LEESFOUT
INSTELLEN DPOF
Printopdrachten kunnen niet meer dan 999 foto’s bevatten.
Kopieer extra foto's die u wilt afdrukken naar een andere geheugenkaart en maak een tweede printopdracht aan.
De foto kan niet met DPOF worden afgedrukt.
F
GEEN
Films kunnen niet met DPOF worden afgedrukt.
DRAAIEN NIET MOGELIJK
De geselecteerde foto kan niet worden gedraaid.
F
DRAAIEN NIET
MOGELIJK
Films kunnen niet worden gedraaid.
F m
MISMATCH: 4K-MODUS
EN EXT. MONITOR
FILMMODUS WIJZIGEN
p p
NIET MOGELIJK
NIET MOGELIJK
(geel)
(rood)
Verwijdering van rode ogen kan niet worden toegepast op fi lms.
Op de foto’s die met andere camera's zijn gemaakt, kan geen rode-ogenverwijdering worden toegepast.
De fi lmmodus die is geselecteerd voor de camera is niet compatibel met het apparaat dat met de camera is verbonden via
HDMI. Probeer een andere fi lmmodus te selecteren ( P
Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Het aantal spikkels op foto’s kan toenemen als deze waarschuwing wordt weergegeven.
Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Wanneer deze waarschuwing wordt weergegeven, is het opnemen van fi lms mogelijk niet beschikbaar, kunnen er meer vlekken voorkomen, en kunnen prestaties, inclusief beeldsnelheid en weergavekwaliteit, afnemen.
290
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel toont de opnametijd of het aantal foto’s beschikbaar met verschillende beeldformaten. Alle genoemde aantallen zijn bij benadering; de bestandsgroottes zijn afhankelijk van de opgenomen scène, waardoor er grote verschillen kunnen zijn in het aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Het kan ook voorkomen dat het resterende aantal opnamen en de resterende opnametijd niet gelijkmatig afnemen.
O
3
::
22
490 740
130
240
9 minuten
1030 1540
270
500
20 minuten V
2160
W
1080
9 minuten 20 minuten
1 Gebruik een UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger.
2 Gaat uit van standaard bitsnelheid.
O
Hoewel fi lmopname zonder onderbrekingen blijft doorgaan als de bestandsgrootte 4 GB bereikt, wordt daaropvolgend materiaal opgenomen in een afzonderlijk bestand dat afzonderlijk bekeken moet worden.
291
12
12
Technische gegevens
Systeem
Model
Productnummer
Eff ectieve pixels
Beeldsensor
FUJIFILM X-T30
FF180006
Circa 26,1 miljoen
23,5 mm × 15,6 mm (APS-C), X-Trans CMOS sensor met primaire kleurfi lter
Opslagmedia
Door Fujifi lm aanbevolen SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten
Geheugenkaartsleuf
SD-geheugenkaartsleuf (UHS-I compatibel)
Bestandssysteem
Bestandsindeling
Beeldformaat
Compatibel met Design Rule for Camera File System (DCF), Exif 2.3 en Digital Print Order Format (DPOF)
•
Foto’s
: Exif 2.3 JPEG (gecomprimeerd); RAW (originele RAF-indeling, gedecomprimeerd of gecomprimeerd met behulp van een verliesvrij algoritme; speciale software vereist); RAW +JPEG beschikbaar
•
Films
: H.264-norm met stereogeluid (MOV)
•
Audio (spraakmemo’s)
: Stereogeluid (WAV)
O
∶
2
(6240 × 4160)
O
16
∶
9
(6240 × 3512)
O
1
∶
1
(4160 × 4160)
P
3
∶
2
(4416 × 2944)
P
16
∶
9
(4416 × 2488)
P
1
∶
1
(2944 × 2944)
Q
3
∶
2
(3120 × 2080)
Q
16
∶
9
(3120 × 1760)
Q
1
∶
1
(2080 × 2080)
RAW
(6240 × 4160)
O
panorama
: verticaal (2160 × 9600)/horizontaal (9600 × 1440)
P
panorama
: verticaal (2160 × 6400)/horizontaal (6400 × 1440)
Lensbevestiging
Gevoeligheid
Lichtmeting
FUJIFILM X-bevestiging
•
Foto’s
: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 160 – 12800 in stappen van ⁄ EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 80, 100, 125, 25600 of 51200
•
Films
: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 160 – 12800 in stappen van ⁄ EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 25600
256-segmenten door-de-lens (TTL) lichtmeting; MULTI, SPOT,
INTEGRAAL, CENTRUMGEORIËNTEERD
Belichtingsregeling
Geprogrammeerd AE (met programmaverschuiving), sluiterprioriteit
Belichtingscompensatie
AE, diafragmaprioriteit AE en handmatige belichting
•
Foto’s
: –5 EV – +5 EV in stappen van ⁄ EV
•
Films
: –2 EV – +2 EV in stappen van ⁄ EV
292
Technische gegevens
Systeem
Sluitertijd
•
MECHANISCHE SLUITER
⁃
Modus P
: 4 s tot ¼ s
⁃
Modus A
: 30 s tot ¼ s
⁃
Modi S en M
: 15 min. tot ¼ s
⁃
Lamp
: Max. 60 min.
•
ELEKTRONISCHE SLUITER
⁃
Modus P
: 4 s tot ⁄ s
⁃
Modus A
: 30 s tot ⁄ s
⁃
Modi S en M
: 15 min. tot ⁄ s
⁃
Lamp
: 1 s vast
•
MECHANISCH + ELEKTR.
⁃
Modus P
: 4 s tot ⁄ s
⁃
Modus A
: 30 s tot ⁄ s
⁃
Modi S en M
: 15 min. tot ⁄ s
⁃
Lamp
: Max. 60 min.
Continu
30fps(1.25X BSN.)
R
20fps(1.25X BSN.)
R
10fps(1.25X BSN.)
R
20fps
R
10fps
R 10
8,0
5,0
4,0
3,0
30
20
10
20
* Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.
O
De beeldsnelheid en het aantal beelden per serie kan variëren afhankelijk van de opnameomstandigheden en het type geheugenkaart dat wordt gebruikt.
293
12
Systeem
Scherpstelling
Witbalans
Zelfontspanner
Flitser
Flitsmodus
Flitsschoen
Sync-contact
Sync-terminal
Zoeker
LCD-scherm
•
Modus
: Enkelvoudig of continue AF; handmatig scherpstellen met scherpstelring
•
Automatisch scherpstelsysteem
: Intelligente hybride AF (TTL contrastdetectie/fasedetectie AF) met AF-hulplicht
•
Selectie scherpstelgebied
: ENKEL PUNT, ZONE,
GROOTHOEK/TRACKING, ALLE
Automatisch, Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3, kleurtemperatuurselectie, direct zonlicht, schaduw, daglicht tl-verlichting, warmwit tl-verlichting, koelwit tl-verlichting, gloeilampverlichting en onder water
Uit, 2 sec., 10 sec.
•
Type
: Handmatige pop-upfl itser
•
Richtgetal
: Circa 7 (ISO 200, m)
•
MODUS
: TTL-MODUS (FLASH AUTO, STANDAARD, TRAGE SYNC.),
HANDMATIG, COMMANDER, OFF
•
SYNC-MODUS
: 1E GORDIJN, 2E GORDIJN, AUTO FP (hoge-snelheid synchronisatie)
•
VERWIJDER R. OGEN
: e FLASH+VERWIJDEREN, L FLASH, d
VERWIJDEREN, UIT
Accessoire bevestigingspunt voor fl itser met TTL-contacten; ondersteunt snelle synchronisatiesnelheden tot ⁄ s
X-contact; ondersteunt snelle synchronisatiesnelheden tot ⁄ s
–
0,39-in., 2360k-stippen OLED-zoeker; zoom 0,62× met 50 mm lens (gelijk aan 35 mm formaat) op oneindig en de dioptrie ingesteld op −1,0 m −1 ; diagonale beeldhoek van circa 31° (gemiddelde horizontale beeldhoek van circa 26°)
•
Dioptrie-instelling
: −4 tot +2 m
−1
•
Oogafstand
: Circa 17,5 mm
3,0-in/7,6 cm, 1040k-stip kleuren touchscreen LCD-monitor,
Kantelen
12
294
Technische gegevens
Systeem
Films (met stereogeluid)
Hoge-snelheid fi lms
•
Filmformaat
:
V
16
∶
9, d
17
∶
9,
W
16
∶
9,
W
17
∶
9
•
Beeldsnelheid
: 59.94P * , 50P * , 29.97P, 25P, 24P, 23.98P
* Alleen
W
•
Bitsnelheid
: 200Mbps, 100Mbps, 50Mbps
•
Opname/uitvoerformaat
H.264
: SD-kaart, 4
∶
2
∶
0, 8-bit/HDMI-uitvoer, 4
∶
2
∶
2, 10-bit
•
Filmformaat
: FULL HD 16
∶
9
•
Beeldsnelheid
: 120P, 100P
In-/uitgangsaansluitingen
Microfoonconnector
⌀
2,5 mm mini-stereoaansluiting
Aansluitingscontact
Een USB Type-C is vereist naar
⌀
3,5 mm stereo mini-aansluiting
hoofdtelefoon
adapterkabel compatibel met analoge audio I/O (USB Type-C
Connector afstandsontspanner
Audio Adapter Accessory modus)
⌀
2,5 mm 3-pool mini-aansluiting
Digitale in-/uitgang
USB-aansluiting (Type-C) USB3.1Gen1
HDMI-uitgang
HDMI-micro-aansluiting (Type D)
295
12
Stroomvoeding/overige
Stroomvoeding
Levensduur van de batterij
NP-W126S oplaadbare batterij (meegeleverd met de camera)
•
Batterijtype
: NP-W126S
•
Lens
: XF35mmF1.4 R
•
Flitser
: Uitgeschakeld
•
Opnamemodus
: Modus
P
BOOST
NORMAAL
Circa 300
Circa 380
Circa 260
Circa 360
Camera-afmetingen
(B × H × D)
Cameragewicht
Gebruiksgewicht
Gebruiksomstandigheden
V
W
Hoge-snelheid fi lms
Circa 45 minuten
Circa 45 minuten
Circa 40 minuten
Circa 60 minuten
Circa 75 minuten
−
1 Bij een beeldsnelheid van 29,97 fps.
2 Bij een beeldsnelheid van 59,94 fps.
3 Bij een beeldsnelheid van 120 fps.
CIPA-standaard. Gemeten met de bij de camera geleverde batterij en SD-geheugenkaart.
Opmerking
: De duurzaamheid van de batterij varieert afhankelijk van de laadtoestand van de accu en de hierboven aangegeven getallen zijn niet gegarandeerd. De duurzaamheid van de batterij neemt af bij lage temperaturen.
118,4 mm × 82,8 mm × 46,8 mm (31,9 mm zonder uitstekende delen, gemeten op het dunste gedeelte)
Circa 333 g, exclusief batterij, accessoires en geheugenkaart
Circa 383 g, inclusief batterij en geheugenkaart
•
Temperatuur
: 0 °C tot +40 °C
•
Vochtigheid
: 10% tot 80% (geen condensvorming)
12
296
Technische gegevens
Draadloze zender
Draadloze LAN
Normen
Werkingsfrequentie
(middenfrequentie)
Maximaal radiofre-
IEEE 802.11b/g/n (standaard draadloos protocol)
•
Japan, China
: 2412 MHz–2472 MHz (13 kanalen)
•
Overige landen
: 2412 MHz–2462 MHz (11 kanalen)
3.35 dBm
quentievermogen
(EIRP)
Toegangsprotocollen
Infrastructuur
Bluetooth®
Normen
Werkingsfrequentie
(middenfrequentie)
Maximaal radiofrequentievermogen
(EIRP)
Bluetooth versie 4.2 (Bluetooth lage energie)
2402 MHz–2480 MHz
-3.92 dBm
297
12
Technische gegevens
NP-W126S oplaadbare batterij
Nominale spanning
7,2 V
Nominale capaciteit
1260 mAh
Gebruikstemperatuur
0 °C tot +40 °C
36,4 mm × 47,1 mm × 15,7 mm
Afmetingen
(B × H × D)
Gewicht
Circa 47 g
AC-5VG Netstroomadapter
Nominale invoer
100 V–240 V wisselstroom, 50/60 Hz
Ingangscapaciteit
10,5 VA (100 V), 11,9 VA (240 V)
Nominale uitvoer
5,0 V gelijkstroom, 1000 mA
Gebruikstemperatuur
0 °C tot +40 °C
Gewicht
Circa 26 g ±15% (AC-adapter alleen)
N
Gewicht en afmetingen kunnen per land of regio variëren.
O
De specifi caties en prestaties zijn onderhevig aan verandering zonder kennisgeving. Fujifi lm is niet aansprakelijk voor fouten die deze gebruiksaanwijzing kunnen bevatten. Het uiterlijk van het product kan verschillen van de beschrijving in deze handleiding.
12
298
MEMO
299
7-3, AKASAKA 9-CHOME, MINATO-KU, TOKYO 107-0052, JAPAN http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html
advertisement
Related manuals
advertisement
Table of contents
- 22 Onderdelen van de camera
- 24 De serienummerplaat
- 24 De Scherpstellingstok (scherpstelhendel)
- 25 De sluitertijdschijf
- 25 De drive-schijf
- 25 De belichtingscompensatieschijf
- 26 De automatische standkeuzehendel
- 27 De Commandoschijven
- 28 Het Indicatielampje
- 29 De zoeker scherpstellen
- 29 Het LCD-scherm
- 30 Cameraschermen
- 30 De Elektronische Zoeker
- 32 Het LCD-scherm
- 34 Een Weergavemodus Kiezen
- 35 Schermhelderheid aanpassen
- 35 Schermrotatie
- 36 De DISP/BACK-knop
- 37 De standaardweergave aanpassen
- 40 De Menu’s Gebruiken
- 41 Touch screen modus
- 41 Opname-aanraaktoetsen
- 44 Touchscreen knoppen terugkijken
- 46 De draagriem bevestigen
- 48 Een lens bevestigen
- 49 De batterij en een geheugenkaart plaatsen
- 52 Compatibele geheugenkaarten
- 53 De batterij opladen
- 56 De camera in- en uitschakelen
- 57 Het batterijniveau controleren
- 58 Basisinstellingen
- 60 Een andere taal kiezen
- 60 De tijd en datum veranderen
- 62 Fotograferen (modus P)
- 65 Foto’s bekijken
- 66 Foto’s wissen
- 68 Films opnemen
- 70 Filminstellingen aanpassen
- 71 Films bekijken
- 74 Een opnamemodus kiezen
- 74 Modus P: Programma AE
- 76 Modus S: Sluiterprioriteit AE
- 79 Modus A: Diafragmaprioriteit AE
- 80 Modus M: Handmatige belichting
- 81 Auto-modus
- 84 Automatische scherpstelling
- 85 Scherpstelmodus
- 87 Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)
- 89 Scherpstelpuntselectie
- 93 Handmatige scherpstelling
- 95 Scherpstelling controleren
- 97 Belichtingscorrectie
- 97 C (Aangepast)
- 98 Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling
- 99 De AF-L- en AE-L-knoppen
- 100 Afbakening
- 101 AE BKT
- 101 ISO BKT
- 101 FILMSIMULATIE BKT
- 101 WITBALANS BKT
- 102 DYNAMISCH BEREIK BKT
- 102 FOCUS BKT
- 103 Doorlopend fotograferen (seriemodus)
- 105 Meervoudige belichtingen
- 107 Geavanceerde fi lters
- 108 Geavanceerde fi lteropties
- 109 Panorama’s
- 112 Fotograferen met fl itser
- 114 Flitsinstellingen
- 118 INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT
- 118 BEELDGROOTTE
- 119 BEELDKWALITEIT
- 119 RAW OPNAME
- 120 FILMSIMULATIE
- 121 (Warm/Koud)
- 121 KORRELEFFECT
- 121 CHROOM KLEUREFFECT
- 122 WITBALANS
- 124 DYNAMISCH BEREIK
- 125 PRIORITEIT D-BEREIK
- 126 HIGHLIGHT TINT
- 126 SCHADUWTINT
- 126 KLEUR
- 126 SCHERPTE
- 127 RUISONDERDRUKKING
- 127 L BEL. RO
- 127 LENSMODLTIE OPTM
- 127 KLEURR
- 128 PIXELMAPPING
- 128 KIES INST. OP MAAT
- 129 BEW/BEW INST. OP M
- 130 AF/MF INSTELLINGEN
- 130 SCHERPSTELGEBIED
- 131 SCHERPSTELLING
- 132 AF-C AANGEPASTE INSTELL
- 135 AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT
- 136 AANTAL FOCUSPUNTEN
- 136 PRE-AF
- 136 AF-HULPLICHT
- 137 INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN
- 139 AF+MF
- 140 HF ASSISTENTIE
- 140 SCHERPSTELLOEP
- 141 INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD
- 141 DIRECT AF-INSTELLING
- 142 SCHERPTEDIEPTESCHAAL
- 142 ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT
- 143 TOUCH SCREEN MODUS
- 146 OPNAME-INSTELLINGEN
- 146 ONDERWERPPROGRAMMA
- 147 DRIVE-INSTELLING
- 150 SPORTZOEKERMODUS
- 151 ZELFONTSPANNER
- 152 INTERVAL-TIMEROPNAME
- 153 LICHTMEETSYSTEEM
- 154 SLUITERTYPE
- 155 FLIKKERVERMINDERING
- 155 IS MODE
- 158 ADAPT. INSTEL
- 160 DRAADLS COMMUNICT
- 161 FLITSINSTELLINGEN
- 161 FLASHFUNCTIE-INSTELLING
- 161 VERWIJDER R. OGEN
- 162 MODUS TTL VERGRENDELEN
- 162 LED-LICHTINSTELLING
- 163 MASTER-INSTELLING
- 163 CH-INSTELLING
- 164 FILMINSTELLINGEN
- 164 FILMMODUS
- 165 FULL HD HOGESNELHEIDSOPN
- 166 FILMSIMULATIE
- 166 (Warm/Koud)
- 167 WITBALANS
- 167 DYNAMISCH BEREIK
- 168 HIGHLIGHT TINT
- 168 SCHADUWTINT
- 168 KLEUR
- 169 SCHERPTE
- 169 RUISONDERDRUKKING
- 169 INTERFRAME NR
- 169 F-Log OPNAME
- 170 OMGV.LICHT CORR
- 170 SCHERPSTELGEBIED
- 170 FILMSCHERPSTELLING
- 171 AF-C AANGEPASTE INSTELL
- 172 INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN
- 172 HF ASSISTENTIE
- 173 SCHERPSTELLOEP
- 173 HDMI-UITGANG INFODISPLAY
- 174 4K FILMUITGANG
- 174 FULL HD FILM-UITVOER
- 175 4K HDMI STANDBYKWALITEIT
- 175 HDMI REC-BEDIENING
- 175 ZEBRA-INSTELLING
- 175 ZEBRA-NIVEAU
- 176 INSTELLING GELUID
- 178 MIC/AFSTANDSBED
- 178 INSTELLING TIJDCODE
- 180 CONTROLELAMPJE
- 180 STILLE BEDIENING FILM
- 182 De afspeelweergave
- 183 De DISP/BACK-knop
- 185 Foto’s bekijken
- 186 Zoomweergave
- 186 Miniatuurweergave
- 187 Het afspeelmenu
- 187 RAW-CONVERSIE
- 190 WISSEN
- 192 BEELDUITSNEDE
- 193 NIEUW FORMAAT
- 194 BEVEILIGEN
- 195 FOTO DRAAIEN
- 196 VERWIJDER R. OGEN
- 197 SPRAAKMEMO INSTELLING
- 198 OPDRACHT BEELDOVERDRACHT
- 199 DRAADLS COMMUNICT
- 199 DIAVOORSTELLING
- 200 FOTOBOEK HULP
- 201 PC AUTO. OPSLAAN
- 202 OPDRACHT (DPOF)
- 203 AFDRUK. instax PRINTER
- 204 BEELDVERHOUDING
- 206 GEBRUIKERSINSTELLINGEN
- 206 FORMATTEREN
- 207 DATUM/TIJD
- 207 TIJDVERSCHIL
- 208 MIJN MENU-INSTELINGEN
- 209 SENSORREINIGING
- 209 GELUID & FLITS
- 209 RESET
- 210 GELUIDSINSTELLINGEN
- 210 AF PIEPVOLUME
- 210 ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME
- 210 BEDIENING VOL
- 211 SLUITER VOLUME
- 211 SLUITER GELUID
- 211 AFSPEEL VOLUME
- 212 SCHERMINSTELLINGEN
- 212 EVF-HELDERHEID
- 212 EVF KLEUR
- 212 AANPASSING EVF KLEUR
- 213 LCD-HELDERHEID
- 213 LCD KLEUR
- 213 AANPASSING LCD KLEUR
- 214 WEERGAVE
- 214 AUTOROTATIE DISPLAYS
- 215 PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS
- 215 NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE
- 216 COMP.RICHTL
- 216 AUTO ROT. WEERG
- 217 EENHEDEN AF-SCHAAL
- 217 DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS
- 218 DISP. INST. OP MAAT
- 219 GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)
- 220 GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)
- 221 DISPL-INST. GROTE INDICAT
- 221 INFORMATIE CONTRASTAANP
- 222 TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN
- 222 INSTELLINGEN FOCUSHENDEL
- 223 BEWERK/SLA OP SNELMENU
- 224 FUNCTIE-INS. (Fn)
- 227 COMMANDOSCHIJF INSTELLING
- 228 SLUITER AF
- 228 SLUITER AE
- 228 OPNAME ZONDER LENS
- 229 NEEM OP ZONDER KAART
- 229 CHERPSTELRING
- 229 BEDIENING FOCUSRING
- 229 MODUS AE/AF-VERG
- 230 AWB-VERGRENDELMODUS
- 230 INST. DIAFRAGMARING (A)
- 230 DIAFRAGMA-INSTEL
- 231 TOUCH SCREEN INSTELLINGEN
- 232 ENERGIEBEHEER
- 232 UITSCHAKELEN
- 232 PRESTATIE
- 233 INSTELLINGEN OPSLAAN
- 233 NUMMERING
- 234 ORIG. FOTO OPSLAAN
- 234 BEWERK BSTNDSNAAM
- 234 MAP SELECTEREN
- 235 COPYRIGHT INFO
- 236 VERBINDINGSINSTELLINGEN
- 236 Bluetooth INSTELLINGEN
- 237 PC AUTO. OPSLAAN
- 238 VERB.INST. instax PRNTR
- 238 PC-VERBINDINGSMODUS
- 239 ALGEMENE INSTELLINGN
- 239 INFORMATIE
- 239 RESET DRAADLOZE INSTELLING
- 242 Sneltoetsopties
- 243 MIJN MENU
- 243 MIJN MENU-INSTELINGEN
- 245 De Q-knop (Snelmenu)
- 245 De snelmenuweergave
- 246 Instellingen bekijken en wijzigen
- 247 Het snelmenu bewerken
- 248 De Fn-knopppen (Functie)
- 250 Rollen toewijzen aan de functietoetsen
- 254 Externe fl itsers
- 255 Een externe fl itser gebruiken
- 256 SYNC-TERMINAL
- 257 EXTERNE FLASH
- 260 MASTER(OPTISCH)
- 264 Lenzen
- 264 Lensonderdelen
- 265 Lensdoppen verwijderen
- 265 Zonnekappen bevestigen
- 266 Automatische zoom
- 266 Lenzen met diafragmaringen
- 267 Lenzen zonder diafragmaringen
- 267 Lenzen met O.I.S. Schakelaars
- 268 Lenzen met handmatige scherpstelling
- 268 Lensverzorging
- 270 HDMI-uitgang
- 270 Aansluiten op HDMI-apparaten
- 271 Fotograferen
- 271 Afspelen
- 272 Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)
- 272 Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote
- 274 Foto’s naar een computer kopiëren: PC AutoSave
- 275 Aansluiten op computers via USB
- 277 Foto’s naar een computer kopiëren
- 278 FUJIFILM X RAW STUDIO
- 278 Camera-instellingen opslaan en laden (FUJIFILM X Acquire)
- 279 instax SHARE printers
- 279 Een verbinding tot stand brengen
- 280 Foto’s afdrukken
- 282 Accessoires van Fujifi lm
- 285 Software van Fujifi lm
- 285 FUJIFILM Camera Remote
- 285 FUJIFILM PC AutoSave
- 285 MyFinePix Studio
- 285 RAW FILE CONVERTER EX
- 286 FUJIFILM X RAW STUDIO
- 286 FUJIFILM X Acquire
- 287 Voor uw veiligheid
- 296 Productverzorging
- 297 De beeldsensor reinigen
- 298 Firmware-updates
- 298 De Firmwareversie controleren
- 299 Probleemoplossing
- 308 Waarschuwingsberichten en -aanduidingen
- 311 Capaciteit geheugenkaart
- 312 Technische gegevens