Fujifilm X-T30 Camera Handleiding

Add to My manuals
320 Pages

advertisement

Fujifilm X-T30 Camera Handleiding | Manualzz

Gebruiksaanwijzing

BL00005003-B02

NL

Inleiding

Dank u voor uw aankoop van dit product. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de camera in gebruik neemt. Bewaar de handleiding waar deze gelezen zal worden door iedereen die het product gebruikt.

Voor de meest recente informatie

De meest recente versies van de handleidingen zijn beschikbaar op:

http://fujifilm-dsc.com/en-int/manual/

De site is niet alleen toegankelijk vanaf uw computer, maar ook vanaf smartphones en tablets. Het bevat ook informatie over de softwarelicentie.

Voor informatie over fi rmware-updates, ga naar:

http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software/

ii

P

Hoofdstukinhoudsopgave

Menulijst

1

Voordat u begint

2

Eerste stappen

3

Basisfotografi e en afspelen

4

Films opnemen en afspelen

5

Foto’s maken

6

De opnamemenu’s

7

Afspelen en het afspeelmenu

8

De instellingenmenu’s

9

Sneltoetsen

10

Randapparatuur en optionele accessoires

11

Aansluitingen

12

Technische notities

iv

161

185

53

97

41

47

1

25

221

233

249

261

iii

Menulijst

Cameramenu-opties worden hieronder opgesomd.

Opnamemenu’s

Pas de instellingen bij het nemen van foto’s of opnemen van fi lms aan.

N

Raadpleeg pagina 97 voor meer informatie.

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

a b

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

KLEUR

SCHERPTE

RUISONDERDRUKKING

L BEL. RO

LENSMODLTIE OPTM.

KLEURR

PIXELMAPPING

KIES INST. OP MAAT

BEW/BEW INST. OP M

P

98

99

99

100

101

101

101

102

104

105

106

106

106

106

107

107

107

107

108

108

109

G

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

AF-PUNTDISPLAY

yz

AANTAL FOCUSPUNTEN

PRE-AF

AF-HULPLICHT

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

AF+MF

HF ASSISTENTIE

SCHERPSTELLOEP

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD

DIRECT AF-INSTELLING

SCHERPTEDIEPTESCHAAL

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT

116

116

116

117

119

120

120

121

121

P

110

111

112

115

115

122

122

123

iv

A

OPNAME-INSTELLINGEN

ONDERWERPPROGRAMMA

DRIVE-INSTELLING

SPORTZOEKERMODUS

PRE-OPNAME

s J

ZELFONTSPANNER

INTERVAL-TIMEROPNAME

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

IS MODE

ISO

ADAPT. INSTEL.

DRAADLS COMMUNICT

F

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

MODUS TTL VERGRENDELEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

Menulijst

P

126

127

130

130

131

132

133

134

135

135

136

138

140

P

141

141

142

142

143

143

B

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

F

FILMSIMULATIE

P

144

145

146

F

Z&W AANP.

a b

(Warm/Koud)

146

F

WITBALANS

F

DYNAMISCH BEREIK

147

147

F

HIGHLIGHT TINT

F

SCHADUWTINT

148

148

148

F

KLEUR

F

SCHERPTE

F

RUISONDERDRUKKING

V  

INTERFRAME NR

F-Log OPNAME

149

149

149

149

F

OMGV.LICHT CORR.

F

SCHERPSTELGEBIED

FILMSCHERPSTELLING

F

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

150

150

150

151

F

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

152

F

HF ASSISTENTIE

152

F

SCHERPSTELLOEP

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

4K FILMUITGANG

153

153

154

FULL HD FILM-UITVOER

4K HDMI STANDBYKWALITEIT

HDMI REC-BEDIENING

ZEBRA-INSTELLING

ZEBRA-NIVEAU

INSTELLING GELUID

MIC/AFSTANDSBED.

INSTELLING TIJDCODE

CONTROLELAMPJE

STILLE BEDIENING FILM

154

155

155

155

155

156

158

158

160

160

v

Het afspeelmenu

Pas afspeelinstellingen aan.

N

Raadpleeg pagina 167 voor meer informatie.

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

RAW-CONVERSIE

WISSEN

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

VERWIJDER R. OGEN

SPRAAKMEMO INSTELLING

P

167

170

172

173

174

175

176

177

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

DRAADLS COMMUNICT

DIAVOORSTELLING

FOTOBOEK HULP

PC AUTO. OPSLAAN

OPDRACHT (DPOF)

AFDRUK. instax PRINTER

BEELDVERHOUDING

P

178

179

179

180

181

182

183

184

vi

Menulijst

Instellingenmenu’s

Pas de basisinstellingen van de camera aan.

N

Raadpleeg pagina 185 voor meer informatie.

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

FORMATTEREN

DATUM/TIJD

TIJDVERSCHIL

Q a

MIJN MENU-INSTELINGEN

SENSORREINIGING

GELUID & FLITS

RESET

D

GELUIDSINSTELLINGEN

AF PIEPVOLUME

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

BEDIENING VOL.

SLUITER VOLUME

SLUITER GELUID

AFSPEEL VOLUME

P

186

187

187

188

188

189

189

189

P

190

190

190

191

191

191

D

SCHERMINSTELLINGEN

EVF-HELDERHEID

EVF KLEUR

AANPASSING EVF KLEUR

LCD-HELDERHEID

LCD KLEUR

AANPASSING LCD KLEUR

WEERGAVE

AUTOROTATIE DISPLAYS

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

COMP.RICHTL.

AUTO ROT. WEERG.

EENHEDEN AF-SCHAAL

DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS

DISP. INST. OP MAAT

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

DISPL-INST. GROTE INDICAT.

INFORMATIE CONTRASTAANP.

P

192

192

192

193

193

193

194

194

195

195

196

196

197

197

198

199

200

201

201

vii

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

BEWERK/SLA OP SNELMENU

FUNCTIE-INS. (Fn)

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

SLUITER AF

SLUITER AE

OPNAME ZONDER LENS

NEEM OP ZONDER KAART

SCHERPSTELRING

BEDIENING FOCUSRING

MODUS AE/AF-VERG.

AWB-VERGRENDELMODUS

INST. DIAFRAGMARING (A)

DIAFRAGMA-INSTEL.

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

D

ENERGIEBEHEER

UITSCHAKELEN

PRESTATIE

209

209

209

209

210

210

210

211

P

202

203

204

207

208

208

208

P

212

212

D

INSTELLINGEN OPSLAAN

NUMMERING

ORIG. FOTO OPSLAAN

BEWERK BSTNDSNAAM

MAP SELECTEREN

COPYRIGHT INFO

D

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. instax PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

RESET DRAADLOZE INSTELLING

Menulijst

P

216

217

218

218

219

219

219

P

213

214

214

214

215

viii

P

Inhoudsopgave

Inleiding .................................................................................................................. ii

Voor de meest recente informatie .......................................................................... ii

Menulijst................................................................................................................. iv

Opnamemenu’s .................................................................................................................iv

Het afspeelmenu ...............................................................................................................vi

Instellingenmenu’s ..........................................................................................................vii

Meegeleverde accessoires .............................................................................xix

Over deze handleiding..................................................................................... xx

Symbolen en conventies ............................................................................................xx

Terminologie .......................................................................................................................xx

1

Voordat U Begint

Onderdelen van de camera .............................................................................. 2

De serienummerplaat .....................................................................................................4

De Scherpstellingstok (scherpstelhendel) .........................................................4

De sluitertijdschijf ..............................................................................................................5

De drive-schijf ......................................................................................................................5

De belichtingscompensatieschijf ............................................................................5

De automatische standkeuzehendel ....................................................................6

De Commandoschijven .................................................................................................7

Het Indicatielampje ..........................................................................................................8

De zoeker scherpstellen ................................................................................................9

Het LCD-scherm .................................................................................................................9

Cameraschermen ...............................................................................................10

De Elektronische Zoeker .............................................................................................10

Het LCD-scherm ..............................................................................................................12

Een Weergavemodus Kiezen ...................................................................................14

Schermhelderheid aanpassen ................................................................................15

Schermrotatie ...................................................................................................................15

De DISP/BACK-knop ......................................................................................................16

De standaardweergave aanpassen......................................................................17

De Menu’s Gebruiken .......................................................................................20

Touch screen modus .........................................................................................21

Opname-aanraaktoetsen ...........................................................................................21

Touchscreen knoppen terugkijken ......................................................................24

ix

x

2

Eerste stappen

De draagriem bevestigen ...............................................................................26

Een lens bevestigen ..........................................................................................28

De batterij en een geheugenkaart plaatsen ............................................29

Compatibele geheugenkaarten ............................................................................32

De batterij opladen ...........................................................................................33

De camera in- en uitschakelen ......................................................................36

Het batterijniveau controleren .....................................................................37

Basisinstellingen .................................................................................................38

Een andere taal kiezen .................................................................................................40

De tijd en datum veranderen ..................................................................................40

3

Basisfotografi e en afspelen

Fotograferen (modus P) ...................................................................................42

Foto’s bekijken ....................................................................................................45

Foto’s wissen ........................................................................................................46

4

Films opnemen en afspelen

Films opnemen ...................................................................................................48

Filminstellingen aanpassen ......................................................................................50

Films bekijken......................................................................................................51

5

Foto’s maken

Een opnamemodus kiezen .............................................................................54

Modus P: Programma AE ...........................................................................................54

Modus S: Sluiterprioriteit AE ....................................................................................56

Modus A: Diafragmaprioriteit AE ..........................................................................59

Modus M: Handmatige belichting .......................................................................60

Auto-modus .......................................................................................................................61

Automatische scherpstelling .........................................................................64

Scherpstelmodus ............................................................................................................65

Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus) ......................................67

Scherpstelpuntselectie................................................................................................69

Handmatige scherpstelling ............................................................................73

Scherpstelling controleren .......................................................................................75

Inhoudsopgave

Belichtingscorrectie ..........................................................................................77

C (Aangepast) ....................................................................................................................77

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling ..............................................78

De AF-L- en AE-L-knoppen .......................................................................................79

Afbakening ...........................................................................................................80

O

AE BKT .............................................................................................................................81

W

ISO BKT ..........................................................................................................................81

X

FILMSIMULATIE BKT...............................................................................................81

V

WITBALANS BKT .......................................................................................................81

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT ....................................................................................82

Z

FOCUS BKT .................................................................................................................82

Doorlopend fotograferen (seriemodus) ....................................................83

Meervoudige belichtingen .............................................................................85

Geavanceerde fi lters .........................................................................................87

Geavanceerde fi lteropties .........................................................................................88

Panorama’s ...........................................................................................................89

Fotograferen met fl itser ...................................................................................92

Flitsinstellingen ................................................................................................................94

6

De opnamemenu’s

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT ..................................................................98

BEELDGROOTTE ...............................................................................................................98

BEELDKWALITEIT ..............................................................................................................99

RAW OPNAME ...................................................................................................................99

FILMSIMULATIE .............................................................................................................. 100

Z&W AANP. a b

(Warm/Koud) .......................................................................... 101

KORRELEFFECT .............................................................................................................. 101

CHROOM KLEUREFFECT .......................................................................................... 101

WITBALANS ...................................................................................................................... 102

DYNAMISCH BEREIK .................................................................................................... 104

PRIORITEIT D-BEREIK ................................................................................................... 105

HIGHLIGHT TINT ............................................................................................................ 106

SCHADUWTINT ............................................................................................................. 106

KLEUR .................................................................................................................................. 106

SCHERPTE.......................................................................................................................... 106

1

xi

1

xii

RUISONDERDRUKKING ............................................................................................. 107

L BEL. RO ............................................................................................................................ 107

LENSMODLTIE OPTM. ................................................................................................ 107

KLEURR ............................................................................................................................... 107

PIXELMAPPING .............................................................................................................. 108

KIES INST. OP MAAT ..................................................................................................... 108

BEW/BEW INST. OP M ................................................................................................ 109

AF/MF INSTELLINGEN .................................................................................... 110

SCHERPSTELGEBIED .................................................................................................... 110

SCHERPSTELLING ......................................................................................................... 111

AF-C AANGEPASTE INSTELL. .................................................................................. 112

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT. .............................................................................. 115

AF-PUNTDISPLAY yz

.......................................................................................... 115

AANTAL FOCUSPUNTEN .......................................................................................... 116

PRE-AF ................................................................................................................................. 116

AF-HULPLICHT ............................................................................................................... 116

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. ........................................................................... 117

AF+MF ................................................................................................................................ 119

HF ASSISTENTIE ............................................................................................................. 120

SCHERPSTELLOEP ........................................................................................................ 120

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD ................................................................................ 121

DIRECT AF-INSTELLING ............................................................................................. 121

SCHERPTEDIEPTESCHAAL ....................................................................................... 122

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT ........................................................................... 122

TOUCH SCREEN MODUS ......................................................................................... 123

OPNAME-INSTELLINGEN .............................................................................. 126

ONDERWERPPROGRAMMA ................................................................................... 126

DRIVE-INSTELLING ....................................................................................................... 127

SPORTZOEKERMODUS.............................................................................................. 130

PRE-OPNAME s J

.................................................................................................... 130

ZELFONTSPANNER ...................................................................................................... 131

INTERVAL-TIMEROPNAME ....................................................................................... 132

LICHTMEETSYSTEEM .................................................................................................. 133

SLUITERTYPE ................................................................................................................... 134

FLIKKERVERMINDERING ........................................................................................... 135

IS MODE ............................................................................................................................. 135

ISO ......................................................................................................................................... 136

Inhoudsopgave

ADAPT. INSTEL. .............................................................................................................. 138

DRAADLS COMMUNICT ........................................................................................... 140

FLITSINSTELLINGEN ........................................................................................ 141

FLASHFUNCTIE-INSTELLING .................................................................................. 141

VERWIJDER R. OGEN ................................................................................................... 141

MODUS TTL VERGRENDELEN ................................................................................ 142

LED-LICHTINSTELLING .............................................................................................. 142

MASTER-INSTELLING .................................................................................................. 143

CH-INSTELLING .............................................................................................................. 143

FILMINSTELLINGEN ........................................................................................ 144

FILMMODUS .................................................................................................................... 144

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN. ......................................................................... 145

F

FILMSIMULATIE ....................................................................................................... 146

F Z&W AANP. a b

(Warm/Koud) ................................................................... 146

F

WITBALANS ............................................................................................................... 147

F

DYNAMISCH BEREIK ............................................................................................ 147

F

HIGHLIGHT TINT ..................................................................................................... 148

F

SCHADUWTINT ...................................................................................................... 148

F

KLEUR ........................................................................................................................... 148

F

SCHERPTE .................................................................................................................. 149

F

RUISONDERDRUKKING ...................................................................................... 149

V

INTERFRAME NR ................................................................................................... 149

F-Log OPNAME .............................................................................................................. 149

F

OMGV.LICHT CORR. .............................................................................................. 150

F

SCHERPSTELGEBIED ............................................................................................ 150

FILMSCHERPSTELLING .............................................................................................. 150

F

AF-C AANGEPASTE INSTELL. ........................................................................... 151

F

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. .................................................................... 152

F

HF ASSISTENTIE ...................................................................................................... 152

F

SCHERPSTELLOEP ................................................................................................. 153

HDMI-UITGANG INFODISPLAY ............................................................................. 153

4K FILMUITGANG.......................................................................................................... 154

FULL HD FILM-UITVOER ........................................................................................... 154

4K HDMI STANDBYKWALITEIT............................................................................... 155

HDMI REC-BEDIENING ............................................................................................... 155

ZEBRA-INSTELLING ...................................................................................................... 155

ZEBRA-NIVEAU ............................................................................................................... 155

1

xiii

1

INSTELLING GELUID .................................................................................................... 156

MIC/AFSTANDSBED. ................................................................................................... 158

INSTELLING TIJDCODE .............................................................................................. 158

CONTROLELAMPJE ...................................................................................................... 160

STILLE BEDIENING FILM ............................................................................................ 160

7

Afspelen en het afspeelmenu

De afspeelweergave ....................................................................................... 162

De DISP/BACK-knop ................................................................................................... 163

Foto’s bekijken ................................................................................................. 165

Zoomweergave ............................................................................................................. 166

Miniatuurweergave .................................................................................................... 166

Het afspeelmenu ............................................................................................. 167

RAW-CONVERSIE ........................................................................................................... 167

WISSEN ............................................................................................................................... 170

BEELDUITSNEDE ........................................................................................................... 172

NIEUW FORMAAT ......................................................................................................... 173

BEVEILIGEN ....................................................................................................................... 174

FOTO DRAAIEN .............................................................................................................. 175

VERWIJDER R. OGEN ................................................................................................... 176

SPRAAKMEMO INSTELLING .................................................................................... 177

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT ....................................................................... 178

DRAADLS COMMUNICT ........................................................................................... 179

DIAVOORSTELLING ...................................................................................................... 179

FOTOBOEK HULP .......................................................................................................... 180

PC AUTO. OPSLAAN .................................................................................................... 181

OPDRACHT (DPOF) ..................................................................................................... 182

AFDRUK. instax PRINTER .......................................................................................... 183

BEELDVERHOUDING................................................................................................... 184

8

De instellingenmenu’s

GEBRUIKERSINSTELLINGEN ......................................................................... 186

FORMATTEREN ............................................................................................................... 186

DATUM/TIJD .................................................................................................................... 187

TIJDVERSCHIL ................................................................................................................. 187

Q a

................................................................................................................. 188

MIJN MENU-INSTELINGEN ...................................................................................... 188

xiv

Inhoudsopgave

SENSORREINIGING ....................................................................................................... 189

GELUID & FLITS .............................................................................................................. 189

RESET ................................................................................................................................... 189

GELUIDSINSTELLINGEN ................................................................................. 190

AF PIEPVOLUME ............................................................................................................ 190

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME ........................................................................ 190

BEDIENING VOL. ............................................................................................................ 190

SLUITER VOLUME .......................................................................................................... 191

SLUITER GELUID ............................................................................................................ 191

AFSPEEL VOLUME ........................................................................................................ 191

SCHERMINSTELLINGEN ................................................................................. 192

EVF-HELDERHEID ......................................................................................................... 192

EVF KLEUR ......................................................................................................................... 192

AANPASSING EVF KLEUR .......................................................................................... 192

LCD-HELDERHEID ........................................................................................................ 193

LCD KLEUR ........................................................................................................................ 193

AANPASSING LCD KLEUR......................................................................................... 193

WEERGAVE ........................................................................................................................ 194

AUTOROTATIE DISPLAYS .......................................................................................... 194

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS ............................................ 195

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE ............................................................................. 195

COMP.RICHTL. ................................................................................................................. 196

AUTO ROT. WEERG. ...................................................................................................... 196

EENHEDEN AF-SCHAAL ............................................................................................ 197

DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS ...................................................................... 197

DISP. INST. OP MAAT ................................................................................................... 198

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF) ............................................................................ 199

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD) ........................................................................... 200

DISPL-INST. GROTE INDICAT. .................................................................................. 201

INFORMATIE CONTRASTAANP. ............................................................................. 201

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN..................................................................... 202

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL ............................................................................ 202

BEWERK/SLA OP SNELMENU ................................................................................ 203

FUNCTIE-INS. (Fn) ......................................................................................................... 204

COMMANDOSCHIJF INSTELLING ....................................................................... 207

1

xv

1

SLUITER AF........................................................................................................................ 208

SLUITER AE........................................................................................................................ 208

OPNAME ZONDER LENS .......................................................................................... 208

NEEM OP ZONDER KAART ...................................................................................... 209

CHERPSTELRING ............................................................................................................ 209

BEDIENING FOCUSRING ........................................................................................... 209

MODUS AE/AF-VERG. ................................................................................................ 209

AWB-VERGRENDELMODUS .................................................................................... 210

INST. DIAFRAGMARING (A) ..................................................................................... 210

DIAFRAGMA-INSTEL. .................................................................................................. 210

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN ........................................................................... 211

ENERGIEBEHEER .............................................................................................. 212

UITSCHAKELEN .............................................................................................................. 212

PRESTATIE .......................................................................................................................... 212

INSTELLINGEN OPSLAAN ............................................................................. 213

NUMMERING ................................................................................................................... 213

ORIG. FOTO OPSLAAN ............................................................................................... 214

BEWERK BSTNDSNAAM ............................................................................................ 214

MAP SELECTEREN ........................................................................................................ 214

COPYRIGHT INFO ......................................................................................................... 215

VERBINDINGSINSTELLINGEN ...................................................................... 216

Bluetooth INSTELLINGEN ........................................................................................ 216

PC AUTO. OPSLAAN .................................................................................................... 217

VERB.INST. instax PRNTR ........................................................................................... 218

PC-VERBINDINGSMODUS ........................................................................................ 218

ALGEMENE INSTELLINGN ........................................................................................ 219

INFORMATIE ..................................................................................................................... 219

RESET DRAADLOZE INSTELLING ......................................................................... 219

9

Sneltoetsen

Sneltoetsopties ................................................................................................ 222

MIJN MENU ........................................................................................................ 223

MIJN MENU-INSTELINGEN ...................................................................................... 223

De Q-knop (Snelmenu) ................................................................................. 225

De snelmenuweergave ............................................................................................ 225

Instellingen bekijken en wijzigen ...................................................................... 226

Het snelmenu bewerken ........................................................................................ 227

xvi

Inhoudsopgave

De Fn-knopppen (Functie) .......................................................................... 228

Rollen toewijzen aan de functietoetsen ........................................................ 230

10

Randapparatuur en optionele accessoires

Externe fl itsers .................................................................................................. 234

Een externe fl itser gebruiken ............................................................................... 235

SYNC-TERMINAL ........................................................................................................... 236

EXTERNE FLASH ............................................................................................................ 237

MASTER(OPTISCH) ....................................................................................................... 240

Lenzen ................................................................................................................. 244

Lensonderdelen ............................................................................................................ 244

Lensdoppen verwijderen........................................................................................ 245

Zonnekappen bevestigen ...................................................................................... 245

Automatische zoom................................................................................................... 246

Lenzen met diafragmaringen .............................................................................. 246

Lenzen zonder diafragmaringen ........................................................................ 247

Lenzen met O.I.S. Schakelaars .............................................................................. 247

Lenzen met handmatige scherpstelling ....................................................... 248

Lensverzorging .............................................................................................................. 248

11

Aansluitingen

HDMI-uitgang................................................................................................... 250

Aansluiten op HDMI-apparaten .......................................................................... 250

Fotograferen ................................................................................................................... 251

Afspelen ............................................................................................................................. 251

Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi) .......... 252

Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote ............................. 252

Foto’s naar een computer kopiëren: PC AutoSave .................................. 254

Aansluiten op computers via USB............................................................. 255

Foto’s naar een computer kopiëren ................................................................. 257

JPEG-kopieën maken van RAW-beelden:

FUJIFILM X RAW STUDIO....................................................................................... 258

Camera-instellingen opslaan en laden (FUJIFILM X Acquire)........... 258

instax SHARE printers .................................................................................... 259

Een verbinding tot stand brengen ................................................................... 259

Foto’s afdrukken ............................................................................................................ 260

1

xvii

1

Inhoudsopgave

12

Technische notities

Accessoires van Fujifi lm ................................................................................ 262

Software van Fujifi lm ..................................................................................... 265

FUJIFILM Camera Remote ...................................................................................... 265

FUJIFILM PC AutoSave .............................................................................................. 265

MyFinePix Studio .......................................................................................................... 265

RAW FILE CONVERTER EX ........................................................................................ 265

FUJIFILM X RAW STUDIO ......................................................................................... 266

FUJIFILM X Acquire ..................................................................................................... 266

Voor uw veiligheid .......................................................................................... 267

Productverzorging.......................................................................................... 276

De beeldsensor reinigen .............................................................................. 277

Firmware-updates .......................................................................................... 278

De Firmwareversie controleren ........................................................................... 278

Probleemoplossing ........................................................................................ 279

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen ....................................... 288

Capaciteit geheugenkaart ........................................................................... 291

Technische gegevens .................................................................................... 292

xviii

Meegeleverde accessoires

Het volgende wordt bij de camera meegeleverd:

NP-W126S oplaadbare batterij

AC-5VG Netstroomadapter

Stekkeradapter (Het model van de adapter varieert afhankelijk van de verkoopregio)

USB-kabel

Behuizingsdop

Metalen clipjes draagriem (× 2)

Bevestigingsgereedschap clipje

Beschermkappen (× 2)

Schouderriem

Gebruiksaanwijzing

(deze handleiding)

N

De meegeleverde stekkeradapter verschilt per land of regio.

Heeft u een lenzenpakket gekocht, controleer dan of de lens is meegeleverd.

Zie, voor informatie over compatibele computersoftware, “Software van

Fujifi lm” ( P

265).

1

xix

1

Over deze handleiding

Deze handleiding bevat instructies voor uw FUJIFILM X-T30 digitale camera. Zorg dat u de inhoud heeft gelezen en begrijpt voordat u verder gaat.

Symbolen en conventies

In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:

O

Informatie die moet worden gelezen om schade aan het product te voorkomen.

N

Aanvullende informatie die tijdens het gebruik van het product van pas kan komen.

P

Pagina’s waarop verwante informatie kan worden gevonden.

Menu’s en andere teksten die op het scherm verschijnen worden

vetgedrukt

weergegeven. De afbeeldingen zijn alleen ter verduidelijking; tekeningen kunnen zijn vereenvoudigd, terwijl foto’s niet noodzakelijk zijn gemaakt met het model van de camera die in deze handleiding wordt beschreven.

Terminologie

Er wordt naar de optionele SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten die de camera gebruikt om foto’s op te slaan gerefereerd als “geheugenkaarten”. De elektronische zoeker kan worden aangeduid als de

“EVF” en het LCD-scherm als “LCD”.

xx

Voordat U Begint

1

1

Onderdelen van de camera

A

Belichtingscompensatieschijf .................5, 77

B

Ontspanknop ................................................... 44

C

Automatische standkeuzehendel .................6

D

Sluitertijdschijf ........................ 5, 54, 56, 59, 60

E

Flitsschoen ...............................................92, 237

F

Drive-schijf ...........................................................5

G N

(fl itser pop-up) hendel ............................. 92

H

Bevestigingsoog draagriem ........................ 26

I

Aansluitingendeksel

J

Keuzeknop scherpstelmodus ...................... 65

K

Signaalcontacten lens

L

Lensontgrendelingsknop .............................. 28

M

Microfoon ................................................49, 156

N

AF-hulplicht ...........................................116, 160

Zelfontspannerlamp ....................................131

O

Voorste commandoschijf ...................... 7, 207

P

ON/OFF

-schakelaar......................................... 36

Q

Fn1

-knop .........................................................228

R

Flitser .................................................................. 92

S

Behuizingsdop ................................................. 28

T

Microfoon/afstandsontspanner-aansluiting (

2,5 mm) ....................................... 49, 58

U

USB-aansluiting (Type-C) ...................35, 255

V

HDMI-micro-aansluiting (Type D) ..........250

2

Onderdelen van de camera

1

W b

(verwijderen)-knop ................................... 46

X a

(afspeel)-knop .......................................... 45

Y

Dioptrieregelaarsbediening............................9

Z

Elektronische zoeker (EVF)..................... 10, 14

a

VIEW MODE

-knop ............................................ 14

b

AE-L

(belichtingsvergrendeling)-knop

..................................................................79, 228

c

Achterste commandoschijf.......... 7, 165, 207

d

AF-L

(scherpstelvergrendeling)-knop

..................................................................79, 228

e

Indicatielampje ........................................ 8, 160

f

Q

-knop (snelmenu) ......................................225

g

Scherpstellingstok (scherpstelhendel)

..............................................................4, 69, 202

h

MENU/OK

-knop ................................................ 20

i

DISP

(display)/

BACK

-knop ...................16, 163

j

Afdekkapje kabelaansluiting voor

DC-koppelstuk .............................................262

k

Afdekkap voor het batterijvak ..................... 29

l

Vergrendeling van afdekkap voor het

batterijencompartiment ............................ 29

m

Serienummerplaat ............................................4

n

Statiefbevestiging

o

Luidspreker ...............................................51, 191

p

LCD-scherm .................................... 9, 12, 14, 15

Aanraakscherm .............................21, 123, 211

q

Oogsensor ......................................................... 14

r

Batterijvergrendeling ..................................... 31

s

Batterijvak ......................................................... 29

t

Geheugenkaartsleuf ...................................... 30

3

1

De serienummerplaat

Verwijder de serienummerplaat niet, deze geeft het FCC-ID, het

KC-kenmerk, het serienummer en andere belangrijke informatie weer.

De Scherpstellingstok (scherpstelhendel)

Kantel of druk op de scherpstellingstok om het scherpstelgebied te selecteren.

De scherpstellingstok kan ook worden gebruikt om de menu’s te navigeren.

4

De sluitertijdschijf

De sluitertijdschijf wordt gebruikt voor het kiezen van de sluitertijd.

Onderdelen van de camera

De drive-schijf

Draai aan de schijf om te kiezen uit de volgende drive-modi.

1

F

Film

Bracketing

CH

Serie met hoge snelheid

CL

Serie met lage snelheid

48

80

83

SS

Enkele foto

Geavanceerd fi lter j

Meervoudige belichtingen u Panorama

De belichtingscompensatieschijf

Draai aan de schijf om een hoeveelheid belichtingscompensatie te kiezen.

42

87

85

89

5

De automatische standkeuzehendel

Wissel tussen automatisch en handmatige standen.

1

Kies uit

P

(programma AE),

S

(sluiter-prioriteit AE),

A

 (opening-prioriteit AE), en

M

(handmatig) standen ( P

54, 56, 59, 60). Pas de

sluitersnelheid en diafragma aan met behulp van programmaverschuiving (stand

P

) of stel sluitersnelheid en/of diafragma handmatig in (stand

S

,

A

en

M

).

Automatische modus. De camera past instellingen automatisch aan volgens de optie geselecteerd door het draaien aan de voorste commandoschijf. Kies uit modi geschikt voor specifi eke onderwerptypes (

P

61) of selecteer

S

GEAVANCRD SR AUTO

om de camera automatisch de modus aan het ondewerp te laten aanpassen (

P

61). Scèneselectie is niet beschikbaar in de dri-

ve-modus

Adv.1

,

Adv.2

, j

en u

.

N

Beperkingen kunnen van toepassing zijn op de camera-instellingen, afhankelijk van de stand en de opname-omstandigheden.

6

Onderdelen van de camera

De Commandoschijven

Draai aan of druk op de commandoschijven om:

Voorste commandoschijf Achterste commandoschijf

Selecteer menutabbladen of pagina’s door menu’s

Stel het diafragma bij 1, 2

Selecteer een scène (automodus)

Belichtingscorrectie aanpassen 4

Pas gevoeligheid aan 2

Bekijk andere foto's tijdens het afspelen

Markeer menu-items

Kies de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma (programmaverschuiving)

Kies een sluitertijd

2

Pas instellingen in het snelmenu aan

Kies de grootte van het scherpstelkader

Zoom in of uit in volledige schermweergave

Zoom in of uit in meervoudige schermweergave

Schakel heen en weer tussen diafragma en belichtingscorrectie 2, 5

Houd ingedrukt om de optie geselecteerd voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

>

COMMANDOSCHIJF

INSTELLING

in het

D  (setup)-menu te kiezen

Voer de functie toegewezen aan de

SCHIJF

-functietoets uit

Zoom in op het actieve scherpstelpunt

3

Houd ingedrukt om de scherpstelweergave in handmatige scherpstelmodus te kiezen

3

Zoom tijdens weergave in op het actieve scherpstelpunt

1 Diafragma ingesteld op

A

(auto) en lens uitgerust met diafragmaring of

OPDRACHT

geselecteerd voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

INST. DIAFRAGMARING (A)

.

2 Kan worden gewijzigd met behulp van D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

.

3 Uitsluitend beschikbaar als

SCHERPSTELLOEP

is toegewezen aan een functietoets.

4 Instelschijf belichtingscorrectie naar

C

gedraaid.

5 Kan worden gebruikt om heen en weer te schakelen tussen diafragma, gevoeligheid en belichtingscorrectie wanneer de instelschijf van de belichtingscorrectie naar

C

is gedraaid.

7

1

Het Indicatielampje

Camerastatus wordt weergegeven door het indicatielampje.

1

Brandt groen

Knippert groen

Knippert groen en oranje

Brandt oranje

Scherpstelling vergrendeld.

Scherpstellings- of korte sluitertijdwaarschuwing. Er kunnen foto’s worden gemaakt.

Camera aan

: Foto’s nemen. Extra foto’s kunnen gemaakt worden.

Camera uit

: Foto’s naar een smartphone of tablet uploaden. *

Foto’s nemen. Er kunnen momenteel geen extra foto’s worden gemaakt.

Knippert oranje

Flitser laadt op; fl itser zal niet fl itsen als er een foto wordt gemaakt.

Knippert rood Lens- of geheugenfout.

* Wordt alleen weergegeven als foto’s zijn geselecteerd voor uploaden.

N •

Er kunnen ook waarschuwingen in het scherm verschijnen.

Het indicatielampje blijft uit terwijl u uw oog tegen de zoeker houdt.

De optie

B

FILMINSTELLINGEN

 >

CONTROLELAMPJE

kan worden gebruikt om het lampje (indicator of AF-hulpverlichting) te kiezen dat brandt tijdens fi lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden.

8

De zoeker scherpstellen

De scherpstelling van de zoeker kan worden aangepast door aan de diopterstelring te draaien.

Onderdelen van de camera

Het LCD-scherm

Het LCD-scherm kan gekanteld worden voor beter zicht, maar wees voorzichtig om niet in aanraking te komen met de draden of om vingers of andere voorwerpen te beknellen achter het scherm.

Het aanraken van de draden kan defecten in de camera veroorzaken.

N

De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen dat gebruikt kan worden voor:

Touch-fotografi e ( P

22)

Scherpstelveldkeuze (

P

21)

Functieselectie (

P

23)

Camerabedieningen dempen tijdens fi lmopnamen ( P

23)

Full-frame-weergave (

P

24)

1

9

1

Cameraschermen

Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het fotograferen.

O

Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.

De Elektronische Zoeker

A B C D E F G H I J K LM N v u t s r q p o

0 z y x w

01/01/2019 10:00 AM

O

P

Q

R

S

T

U

V

W n m l k j i h g f e d c b a Z Y X

10

Cameraschermen

A

Sportzoekermodus .......................................130

B

Scherpstelloep ........................................76, 120

C

Voorbeeld scherptediepte ..................... 59, 75

D

Downloadstatus locatiegegevens ...219, 252

E

Bluetooth AAN/UIT .......................................216

F

Beeldoverdrachtstatus .......................216, 252

G

Filmmodus ...............................................48, 144

H

Full HD hoge-snelheidsopname ..............145

I

Resterende tijd ................................................. 48

J

Datum en tijd ................................... 38, 40, 187

K

Aantal beschikbare beelden

1

....................291

L

Beeldgrootte ..................................................... 98

M

Beeldkwaliteit .................................................. 99

N

Temperatuurwaarschuwing .....................290

O

Touch screen modus .............................21, 123

P

Witbalans ........................................................102

Q

AWB-vergrendeling ......................................210

R

Filmsimulatie .................................................100

S

F-Log opname ...............................................149

T

Dynamisch bereik .........................................104

U

Prioriteit D-bereik ..........................................105

V

Indicator Geluid en fl its ...............................189

W

Virtuele horizon ............................................... 18

X

Boostmodus ...................................................212

Y

Histogram ......................................................... 19

Z

Afstandsindicator

2

......................................... 75

a

Externe voedingsbron in gebruik ............... 34

b

Batterijniveau .................................................. 37

c

Gevoeligheid ..................................................136

d

Belichtingscorrectie ........................................ 77

e

Diafragma ...........................................55, 59, 60

f

Sluitertijd ..............................................55, 56, 60

g

TTL-vergrendeling ...................... 142, 205, 231

h

AE-vergrendeling ...................................79, 209

i

Lichtmeting ....................................................133

j k l m

Opnamemodus ............................................... 54

Scherpstelmodus 2

.......................................... 65

Scherpstelindicator

2

...................................... 66

Handmatige scherpstelindicator

2

...... 65, 73

n

AF-vergrendeling ...................................79, 209

o

Tijdcode ...........................................................158

p

AF+MF-indicator 2

........................................119

q

Sluitertype .......................................................134

r

Doorlopende modus ..................................... 83

s

Opnameniveau 2

...........................................156

t

Scherpstelkader ........................................ 69, 78

u

Belichtingsindicator ................................ 60, 77

v

Zelfontspannerindicator.............................131

w

Microfoon .......................................................158

x

Afstandsontspanner ....................................158

y

Flitsmodus (TTL) ....................................94, 237

z

0

IS-modus 2

.......................................................135

Flitscompensatie ....................................94, 237

1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.

2 Niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

D

SCHERM SET-UP

 >

GROTE

INDICAT.-MODUS (EVF)

.

1

11

Het LCD-scherm

A BC D E F G H I J K L M N O

1

v u t s r q z y x w

01/01/2019 10:00 AM

l k p o n m j i h g f e d c b a Z

P

Q

R

S

T

U

V

W

X

Y

12

Cameraschermen

A

Sportzoekermodus .......................................130

B

Flitscompensatie ....................................94, 237

C

Scherpstelloep ........................................76, 120

D

Voorbeeld scherptediepte ..................... 59, 75

E

Downloadstatus locatiegegevens ...219, 252

F

Bluetooth AAN/UIT .......................................216

G

Beeldoverdrachtstatus .......................216, 252

H

Filmmodus ...............................................48, 144

I

Full HD hoge-snelheidsopname ..............145

J

Resterende tijd ................................................. 48

K

Aantal beschikbare beelden

1

....................291

L

Beeldgrootte ..................................................... 98

M

Beeldkwaliteit .................................................. 99

N

Datum en tijd ................................... 38, 40, 187

O

Touch screen modus 3

...........................21, 123

P

Witbalans ........................................................102

Q

AWB-vergrendeling ......................................210

R

Filmsimulatie .................................................100

S

F-Log opname ...............................................149

T

Dynamisch bereik .........................................104

U

Prioriteit D-bereik ..........................................105

V

Temperatuurwaarschuwing .....................290

W

Indicator Geluid en fl its ...............................189

X

Boostmodus ...................................................212

Y

Histogram ......................................................... 19

Z

Externe voedingsbron in gebruik ............... 34

a

Batterijniveau .................................................. 37

b

Afstandsindicator

2

......................................... 75

c

Gevoeligheid ..................................................136

d

Scherpstelkader ........................................ 69, 78

e

Belichtingscorrectie ........................................ 77

f

Diafragma ...........................................55, 59, 60

g

Tijdcode ...........................................................158

h

Sluitertijd ..............................................55, 56, 60

i

TTL-vergrendeling ...................... 142, 205, 231

j

AE-vergrendeling ...................................79, 209

k

Lichtmeting ....................................................133

l

Opnamemodus ............................................... 54

m

Scherpstelmodus 2

.......................................... 65

n

Scherpstelindicator

2

...................................... 66

o

Handmatige scherpstelindicator 2

...... 65, 73

p

AF-vergrendeling ...................................79, 209

2

........................................119

q

AF+MF-indicator

r

Sluitertype .......................................................134

s

Opnameniveau

2

...........................................156

t

Doorlopende modus ..................................... 83

u

Belichtingsindicator ................................ 60, 77

v

Zelfontspannerindicator.............................131

w

Microfoon .......................................................158

x

Afstandsontspanner ....................................158

y

Flitsmodus (TTL) ....................................94, 237

z

IS-modus

2

.......................................................135

1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.

2 Niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERM SET-UP

 >

GROTE

INDICAT.-MODUS (LCD)

.

3 Camerafuncties zijn ook toegankelijk via aanraaktoetsen.

1

13

Een Weergavemodus Kiezen

Druk op de

VIEW MODE

-knop om door de volgende weergavemodi te bladeren.

1

E

OOGSENSR

EVF ONLY

LCD ONLY

EVF ONLY +

E

De zoeker schakelt in en het LCD-scherm schakelt uit als u uw oog naar de zoeker beweegt; als u uw oog weghaalt, schakelt de zoeker weer uit en het LCD-scherm weer in.

Zoeker aan, LCD-scherm uit.

LCD-scherm aan, zoeker uit.

Als u uw oog naar de zoeker brengt, schakelt de zoeker in; uw oog weghalen schakelt deze uit. Het LCD-scherm blijft uit.

E

OOGSENSOR +

LCD-BEELDWEERGAVE

Uw oog tegen de zoeker plaatsen tijdens het fotograferen schakelt de zoeker in, maar het LCD-scherm wordt gebruikt voor de weergave van beelden zodra u na het fotograferen uw oog van de zoeker verwijdert.

De Oogsensor

De oogsensor reageert mogelijk op andere objecten dan uw oog of op licht dat direct op de sensor schijnt.

Oogsensor

14

Cameraschermen

Schermhelderheid aanpassen

De helderheid en kleurtoon van de zoeker en het LCD-scherm kunnen worden aangepast met behulp van de items in het

D

SCHERM SET-UP

-menu. Kies

EVF-HELDERHEID

of

EVF-KLEUR

om de helderheid of kleurtoon van de zoeker aan te passen,

LCD-HELDERHEID

of

LCD KLEUR

om hetzelfde te doen voor het

LCD-scherm.

Schermrotatie

Als

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERM SET-UP

 >

AUTOROTATIE

DISPLAYS

, draaien de indicatoren in de zoeker en het LCD-scherm automatisch om zich aan de richting van de camera aan te passen.

1

15

1

De DISP/BACK-knop

De

DISP/BACK

-knop regelt het weergeven van de indicatoren in de zoeker en op het LCD-scherm.

N

Indicatoren voor de EVF en LCD moeten apart worden geselecteerd. Om de EVF-weergave te kiezen, plaats u uw oog op de zoeker terwijl u de

DISP/BACK

-knop gebruikt.

Zoeker

Standaard Informatie uit

LCD-scherm

Standaard Informatie uit

16

Infoscherm

Cameraschermen

De standaardweergave aanpassen

Om de items getoond in de standaardindicatorweergave te kiezen:

1 Geef standaardindicatoren weer.

Gebruik de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

2 Selecteer DISP. INST. OP MAAT .

Selecteer D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

in het instellingenmenu.

3

Kies items.

Markeer items en druk op

MENU/OK

om te selecteren of te deselecteren.

COMP.RICHTL.

ELEKTR. WATERPAS

FOCUSFRAME

AF-AFSTANDSINDICATOR

MF-AFSTANDSINDICATOR

HISTOGRAM

LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM

OPNAMEMODUS

DIAFR/S-SNELHEID/ISO

INFORMATIE-ACHTERGROND

Belichtingscomp. (Getal)

Belichtingscomp. (Schaal)

FOCUSMODUS

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLITSLICHT

DOORLOPENDE MODUS

DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.

TOUCH SCREEN MODUS

WITBALANS

FILMSIMULATIE

DYNAMISCH BEREIK

BOOST-MODUS

REST. BEELDJES

BEELDFORM/-KWALITEIT

FILMMODUS & OPNAMETIJD

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

MICROFOONGELUID

BEGELEIDINGSBERICHT

ACCUNIVEAU

FRAMINGKADER

4 Sla wijzigingen op.

Druk op

DISP/BACK

om de wijzigingen op te slaan.

5 Sluit de menu’s af.

Druk op

DISP/BACK

zoals nodig om terug te keren naar de opnameweergave.

1

17

1

Virtuele Horizon

Als u

ELEKTR. WATERPAS

selecteert, wordt de virtuele horizon weergegeven. De camera is waterpas als de twee lijnen over elkaar liggen.

Houd er rekening mee dat de virtuele horizon mogelijk niet wordt weergegeven als de cameralens naar boven of naar beneden wordt gericht.

Voor een 3D-weergave (aangeduid), drukt u op de functieknop waaraan

ELEKTR. WATERPAS

is toegewezen ( P

204, 230).

Pitchinstelling Rollen

Framingkader

Schakel

FRAMINGKADER

in om de randen van het beeld makkelijker zichtbaar te maken tegen donkere achtergronden.

Begeleidingsbericht

Schakel

BEGELEIDINGSBERICHT

in om, in aanvulling op foutberichten, statusupdates (bijvoorbeeld wanneer instellingen zijn aangepast) en dergelijke weer te geven.

18

Cameraschermen

Histogrammen

Histogrammen geven de verdeling van de tinten in de foto weer. De horizontale as geeft de helderheid weer, de verticale as het aantal pixels.

Aantal pixels

Schaduwen Hoge lichten

Helderheid pixels

Optimale belichting

: Pixels zijn als een gelijkmatige kromme verdeeld over alle tinten.

Overbelicht

: Pixels bevinden zich in groepjes aan de rechterzijde van de grafi ek.

Onderbelicht

: Pixels bevinden zich in groepjes aan de linkerkant van de grafi ek.

Voor het bekijken van afzonderlijke RGB-histogrammen en een scherm met delen van het beeld die bij de huidige instellingen overbelicht worden, geschoven over het beeld dat door het objectief te zien is, drukt u op de functietoets waaraan

HISTOGRAM

is toegewezen ( P

204,

230).

A

Overbelichte gebieden knipperen

B

RGB-Histogrammen

A B

N

In fi lmmodus knipperen mogelijke overbelichte velden (hoge lichten) niet aan en uit, maar worden ze in plaats daarvan aangeduid door zebrastrepen (

P

155).

1

19

De Menu’s Gebruiken

Druk op

MENU/OK

om de menu’s weer te geven.

1

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

VERLATEN

Om in de menu's te navigeren:

MENU VOOR HERBEKIJKEN

RAW-CONVERSIE

WISSEN

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

VERWIJDER R. OGEN

SPRAAKMEMO INSTELLING

VERLATEN

1

Druk op

MENU/OK

om de menu’s weer te geven.

2

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links om het tabblad voor het huidige menu te markeren.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

VERLATEN

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

VERLATEN

Tabblad

3

Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om het tabblad (

H

,

G

,

A

,

F

,

B

,

E

,

C

of

D

) met het gewenste item te markeren.

4

Duw de scherpstellingstok naar rechts om de cursor in het menu te plaatsen.

N

Gebruik de voorste instelschijf om menutabbladen te selecteren of door menu’s te bladeren en de achterste instelschijf om menu-items te markeren.

20

Touch screen modus

De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen.

Opname-aanraaktoetsen

Selecteer, om aanraakbedieningen in te schakelen,

AAN

voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN 

>

TOUCH

SCREEN INSTELLINGEN

 > x

INSTELL.

AANRAAKSCHERM

.

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

INSTELL. AANRAAKSCHERM

INSTELLING DUBBELTIKKEN

AAN

UIT

EVF TOUCHSCREENGEBD INST.

EVF

De LCD-monitor kan worden gebruikt om het scherpstelveld te selecteren terwijl foto’s worden gekadreerd in de elektronische zoeker (EVF). Gebruik D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 >

EVF TOUCHSCREENGEBD

INST.

om het gebied van de monitor te kiezen dat voor aanraakbedieningen wordt aangewend.

1

N

Als n

GEZICHTSSELECTIE

op

is ingeschakeld wanneer

GEZICHTSHERKENNING AAN

wordt geselecteerd voor G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

, kan het gezicht dat wordt gebruikt voor de scherpstelling worden geselecteerd met behulp van de aanraakbediening.

21

1

LCD-scherm

Touchscreen knoppen kunnen gebruikt worden voor dergelijke operaties als het kiezen van het scherpstelgebied en het ma ken van foto’s. De uitgevoerde bewerking kan worden geselecteerd door op de touchscreenmodus indicator op het scherm te tikken en door vervolgens door de volgende opties te bladeren.

AF

AF OFF

Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen. In de salvomodus worden foto’s genomen terwijl u uw vinger op het scherm houdt.

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.

Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren. Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.

Aanraakscherpstelling en opname uitgeschakeld.

O

Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom ( P

125).

N •

Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbregen, selecteert u

UIT

voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > x

INSTELL. AANRAAKSCHERM

.

De aanraaktoetsinstellingen kunnen worden aangepast met behulp van

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN MODUS

. Voor informatie over aanraakbedieningen die beschikbaar zijn tijdens fi lmopnamen, zie

”Filmopname (

TOUCH SCREEN MODUS

;

P

124)”.

22

Touch screen modus

Filmbedieningen dempen

Filminstellingen kunnen worden aangepast met behulp van touchscreenbedieningen, zodat geluiden gemaakt door de camerabedieningen niet worden opgenomen tijdens het maken van een fi lm. Wanneer

AAN

is geselecteerd voor

B

FILMINSTELLINGEN

 >

STILLE BEDIENING FILM

in het opnameme-

F

SET

-pictogram

nu, wordt een F

SET

-pictogram weergegeven in de LCD-monitor; tik op het pictogram voor toegang tot de volgende bedieningen:

SLUITERTIJD

*

DIAFRAGMA *

COMPENSATIE BELICHTING

ISO

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU/

AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU

WINDFILTER

VOLUME HOOFDTELEFOON

F

F

FILMSIMULATIE

WITBALANS

* Het selecteren van

AAN

voor B

FILMINSTELLINGEN

 >

STILLE BEDIENING

FILM

schakelt schijfbedieningen uit.

Aanraakfunctie

Functies kunnen aan de volgende veegbewegingen worden toegewezen op eenzelfde manier als de functieknoppen (

P

228):

Veeg omhoog:

T-Fn1

Veeg naar links:

T-Fn2

Veeg naar rechts:

T-Fn3

Veeg omlaag:

T-Fn4

N •

In sommige gevallen geven aanraakveegbewegingen een menu weer; tik om de gewenste optie te selecteren.

Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard uitgeschakeld. Om aanraakfunctiebewegingen in te schakelen, selecteer

AAN

voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > c

AANRAAKFUNCTIE

.

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU

25.5

OK ANNULEREN

23

1

1

Touch screen modus

Touchscreen knoppen terugkijken

Als

AAN

is geselecteerd voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN 

>

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN 

> a

INSTELL. AANRAAKSCHERM

, kunnen aanraaktoetsen worden gebruikt voor de volgende afspeelbewerkingen:

Veeg

: Veeg uw vinger langs het scherm om andere foto’s te bekijken.

Zoom

: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze uit elkaar om in te zoomen.

Knijp

: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze naar elkaar toe om uit te zoomen.

N

Foto’s kunnen uitgezoomd worden tot de gehele afbeelding zichtbaar is, maar niet verder dan dat.

Dubbele klik

: Tik twee keer op de weergave om op het scherpstelpunt in te zoomen.

Blader

: Bekijk andere delen van de foto tijdens terugspeelzoom.

24

Eerste stappen

25

2

De draagriem bevestigen

Maak de draagriemclipjes aan de camera vast en daarna aan de draagriem.

1 Bevestig een beschermkapje.

Plaats het beschermkapje over het oogje, zoals weergegeven. De zwarte kant moet richting de camera wijzen.

2 Open een draagriemclipje.

Gebruik het draagriemgereedschap

(A) om het draagriemclipje (B) te openen.

Beschermkapje

(A)

(B)

3 Schuif de klem op de tool.

Schuif de klem op de tool zodat deze over de projectie haakt.

26

4 Plaats het draagriemclipje op een oogje.

Haak het bevestigingsoogje vast in de opening van het clipje. Verwijder het gereedschap en houd het clipje met de andere hand op zijn plek.

N

Bewaar het gereedschap op een veilige plaats, omdat u dit nodig heeft om de draagriemclipjes te openen bij het verwijderen van de draagriem.

De draagriem bevestigen

2

5 Haal het clipje door het oogje.

Draai het clipje totdat het volledig door het oogje is en dichtklikt.

6

Maak de draagriem vast.

Steek de draagriem door een beschermkap en draagriemclipje en zet de gesp vast zoals aangegeven.

O

Zorg ervoor dat de draagriem goed vastzit om te voorkomen dat de camera valt.

Draagriemclip

Herhaal de stappen hierboven voor het tweede oogje.

Gesp

27

2

Een lens bevestigen

De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het

FUJIFILM X-bevestigingspunt.

Verwijder de behuizingsdop van de camera en de achterste dop van de lens. Plaats de lens op het bevestigingspunt, houd de markering op de lens en de camera op één lijn (

A

) en draai vervolgens aan de lens totdat deze op zijn plaats klikt (

B

).

O

Zorg dat stof of andere vreemde materialen niet in de camera komt bij het bevestigen van lenzen.

Let op dat u de interne delen van de camera niet aanraakt.

Draai aan de lens tot deze goed vastklikt.

Druk niet op de ontspanknop van de lens tijdens het bevestigen van de lens.

Lenzen verwijderen

Schakel, om de lens te verwijderen, de camera uit en druk vervolgens op de ontgrendelingsknop (

A

) van de lens en draai aan de lens zoals aangeduid (

B

).

O

Om te voorkomen dat stof zich ophoopt op de lens of in de camera, plaatst u de lenskappen en de behuizingsdop van de camera terug wanneer de lens niet is bevestigd.

Lenzen en andere optionele accessoires

De camera kan gebruikt worden met lenzen en accessoires voor het FUJIFILM

X-bevestigingspunt.

O

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het bevestigen of verwijderen (verwisselen) van lenzen.

Controleer of er geen stof of andere vreemde materialen op de lenzen aanwezig is.

Verwissel lenzen niet in direct zonlicht of onder een heldere lichtbron.

Licht dat rechtstreeks in de binnenkant van de camera is gericht, kan storingen veroorzaken.

Bevestig de lensdoppen voordat lenzen worden verwisseld.

28

De batterij en een geheugenkaart plaatsen

Plaats de batterij en de geheugenkaart zoals hieronder beschreven.

1 Open de kap van het batterijvak.

Verschuif de vergrendeling van het batterijvak zoals aangeduid en open de kap van het batterijvak.

O

Verwijder de batterij

niet als de camera is ingeschakeld. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan fotobestanden of geheugenkaarten beschadigen.

Gebruik niet te veel kracht wanneer u de kap van het batterijvak opent of sluit.

2

2 Plaats de batterij.

Plaats de batterij zoals afgebeeld.

O •

Plaats de batterij in de aangegeven richting.

Oefen geen kracht uit of probeer niet de batterij achterstevoren of ondersteboven te plaatsen.

In de juiste stand is de batterij gemakkelijk in te schuiven.

Controleer of de batterij stevig vastzit.

29

2

3 Plaats de geheugenkaart.

Houd de kaart in de getoonde richting en schuif deze in het apparaat totdat deze aan de achterkant van de sleuf vastklikt.

O

Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst; steek de kaart er niet onder een hoek in en oefen geen kracht uit.

4 Sluit de kap van het batterijvak.

Sluit en vergrendel de kap.

O

Als de kap niet dicht kan, controleert u of de batterij in de juiste richting is geplaatst. Probeer de kap niet dicht te forceren.

5 Formatteer de geheugenkaart (

P

186).

O

Nieuwe geheugenkaarten moeten vóór het eerste gebruik worden geformatteerd en alle geheugenkaarten die in een computer of ander apparaat zijn gebruikt, moeten ook weer worden geformatteerd.

O

Open de kap van de geheugenkaartsleuf niet wanneer de camera is ingeschakeld. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van fotobestanden of geheugenkaarten tot gevolg hebben.

30

De batterij en een geheugenkaart plaatsen

De batterij en de geheugenkaart verwijderen

Voordat u de batterij of de geheugenkaart verwijdert,

moet de camera worden uitgeschakeld

, waarna het afdekkapje van het batterijencompartiment kan worden geopend.

Druk de batterijvergrendeling opzij om de batterij vrij te geven en laat de batterij uit de camera glijden.

O

De batterij kan warm worden bij gebruik in omgevingen met hoge temperaturen. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterij.

De geheugenkaart kan worden verwijderd door de kaart omlaag te drukken en langzaam omhoog te laten komen. De geheugenkaart kan nu met de hand worden verwijderd.

2

O •

Druk op het midden van de kaart wanneer u het uitwerpt.

Bij het verwijderen van een geheugenkaart kan de kaart te snel worden uitgeworpen. Gebruik uw vinger om deze tegen te houden en laat de kaart zachtjes los.

31

2

De batterij en een geheugenkaart plaatsen

Compatibele geheugenkaarten

De camera kan worden gebruikt met SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten.

De camera ondersteunt UHS-I geheugenkaarten.

Gebruik om fi lms op te nemen kaarten met een UHS-snelheidsklasse van 3 of hoger of een videosnelheidsklasse van

V30 of hoger.

Een lijst met ondersteunde geheugenkaarten is beschikbaar op de Fujifi lm-website. Bezoek voor meer informatie:

http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/compatibility/

.

O •

Voorkom dat de camera wordt uitgeschakeld of dat de geheugenkaart wordt verwijderd terwijl de camera bezig is met het formatteren van de geheugenkaart of met het wegschrijven of wissen van gegevens.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.

Geheugenkaarten kunnen worden vergrendeld, zodat de kaart niet geformatteerd kan worden en er geen foto’s opgeslagen of gewist kunnen worden. Schakel de schrijfbeveiligingsschakelaar naar de ontgrendelde stand voordat u de geheugenkaart in de camera plaatst.

Geheugenkaarten zijn klein en kunnen ingeslikt worden; houd ze buiten het bereik van kinderen. Als een kind een geheugenkaart inslikt, moet u onmiddellijk medische hulp inroepen.

• miniSD- of microSD-adapters die groter of kleiner zijn dan geheugenkaarten, worden mogelijk niet normaal uitgeworpen. Breng de camera naar een erkend service center als dit gebeurt. Probeer de kaart niet met geweld uit de camera te halen.

Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op geheugenkaarten.

Etiketten die losraken kunnen cameradefecten veroorzaken.

Bij sommige soorten geheugenkaarten kunnen fi lmopnamen onderbrekingen vertonen.

Door het formatteren van een geheugenkaart in de camera wordt een map aangemaakt waarin de foto’s worden opgeslagen. U mag deze map niet verwijderen of een andere naam geven. Ook mag u de fotobestanden in deze map niet bewerken, wissen of herbenoemen met behulp van een computer of ander apparaat. Gebruik altijd de camera om foto’s te verwijderen; kopieer bestanden naar een computer alvorens de bestanden te bewerken of hernoemen en bewerk of hernoem de kopieën, niet de originele bestanden. Het hernoemen van bestanden op de camera kan problemen veroorzaken tijdens het afspelen.

32

De batterij opladen

Bij levering is de batterij niet opgeladen. Schakel de camera uit en laad de batterij voor gebruik op. De camera laadt de interne batterij op.

O

Een NP-W126S oplaadbare batterij wordt meegeleverd met de camera.

Het opladen duurt ongeveer 180 minuten.

1 Sluit de plugadapter aan op de netspanningsadapter.

Sluit de plugadapter aan zoals aangegeven, en zorg ervoor dat die volledig op zijn plaats is ingestoken en klikt op de contactklemmen van de netspanningsadapter.

O •

De meegeleverde stekkeradapter is uitsluitend bedoeld voor gebruik met de AC-5VGnetstroomadapater. Gebruik de stekkeradapter niet met andere apparaten.

De vorm van de stekkeradapter verschilt afhankelijk van het land van verkoop.

2 Laad de batterij op.

Gebruik de bijgeleverde USB-kabel om de camera aan te sluiten op de bijgeleverde netspanningadapter. Steek de netstroomadapter vervolgens in een stopcontact.

2

O •

Sluit de kabel aan op de USB-aansluiting van de camera (Type-C).

Let op dat u de stekkers volledig in de aansluitingen steekt.

33

Oplaadstatus

Het indicatorlampje toont als volgt de laadstatus van de batterij:

2

Aan

Uit

Knippert

Batterij wordt opgeladen

Opladen voltooid

Batterij defect

O •

Als de camera wordt ingeschakeld terwijl de accu aan het opladen is, wordt het pictogram

K

weergegeven. Het opladen van de batterij stopt en het batterijniveau begint geleidelijk af te nemen.

De meegeleverde netstroomadapter is compatibel met stroomvoorzieningen van 100 tot 240 V (voor overzees gebruik is een stekkeradapter vereist).

Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op de batterij. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan het verwijderen van de batterij uit de camera onmogelijk maken.

Voorkom dat de batterijpolen worden kortgesloten. Anders kan de batterij oververhit raken.

Lees de voorzorgsmaatregeln in “De batterij en stroomvoeding”.

Gebruik uitsluitend echte Fujifi lm oplaadbare batterijen die voor gebruik in deze camera goedgekeurd zijn. Anders kan de batterij en/of de batterijlader defect raken.

Probeer niet de labels van de batterij te halen of de behuizing te openen.

Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.

Als de batterij niet kan opladen, heeft deze het einde van haar levensduur bereikt en moet deze worden vervangen.

Trek de stekker van de adapter uit het stopcontact wanneer de adapter niet in gebruik is.

Verwijder vuil van de batterijpolen met een schone, droge doek. Neemt u deze voorzorgsmaatregel niet in acht, dan kan de batterij mogelijk niet worden opgeladen.

Merk op dat de oplaadtijden toenemen bij lage temperaturen.

34

De batterij opladen

Opladen via de computer

De batterij laadt ook op als de camera is aangesloten op een computer. Schakel de camera uit, plaats de batterij en sluit een USB-kabel aan.

USB-aansluiting (Type-C)

Batterijstatus wordt weergegeven door het indicatielampje.

Aan

Uit

Batterij wordt opgeladen

Opladen voltooid

Knippert Batterij defect

Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; gebruik geen USB-hub of toetsenbord.

Het laden stopt zodra de computer naar de slaapstand gaat. Activeer, om het opladen te hervatten, de computer en koppel de USB-kabel los en weer aan.

Het opladen kan mogelijk niet worden ondersteund, afhankelijk van het computermodel, computerinstellingen en de huidige toestand van de computer.

2

35

De camera in- en uitschakelen

Gebruik de

ON/OFF

-schakelaar om de camera in en uit te schakelen.

Draai de schakelaar naar

ON

om de camera in te schakelen, of naar

OFF

om de camera uit te schakelen.

2

O

Vingervlekken en vuil op de lens of de zoeker zijn van invloed op de kwaliteit van de foto’s of het zicht door de zoeker. Zorg dat de lens en de zoeker schoon blijven.

N •

Door op de a -knop te drukken tijdens het fotograferen, begint het afspelen.

Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamemodus.

De camera wordt automatisch uitgeschakeld als er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende de geselecteerde tijdsduur voor

D

STROOMBEHEER

 >

UITSCHAKELEN

. Druk de ontspanknop half in of draai de

ON/OFF

-schakelaar naar

OFF

en vervolgens weer naar

ON

om de camera opnieuw aan te zetten nadat deze automatisch werd uitgeschakeld.

36

Het batterijniveau controleren

Controleer het batterijniveau in het scherm na het inschakelen van de camera.

Het batterijniveau wordt als volgt weergegeven: e f g h i i

(rood) j

(knippert rood)

Batterij is gedeeltelijk ontladen.

Batterij ongeveer 80% vol.

Batterij ongeveer 60% vol.

Batterij ongeveer 40% vol.

Batterij ongeveer 20% vol.

Batterij bijna leeg. Zo snel mogelijk opladen.

De batterij is leeg. Schakel de camera uit en laad de batterij op.

2

37

2

Basisinstellingen

Wanneer u de camera de eerste keer aanzet, kunt u een taal kiezen en de cameraklok instellen. Met standaardinstellingen kunt u ook de camera koppelen meteen smartphone of tablet zodat u later de klokken kunt synchroniseren of foto’s kunt downloaden. Volg de stappen hieronder wanneer u de camera de eerste keer aanzet.

N

Als u de camera aan een smartphone of tablet wilt koppelen, installeer en start de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op het apparaat alvorens u doorgaat. Voor meer informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

1 Schakel de camera in.

Een taalkeuzedialoogvenster zal worden weergegeven.

2 Kies een taal.

Markeer een taal en druk op

MENU/OK

.

3 Koppel de camera aan de smartphone of tablet.

Druk op

MENU/OK

op de camera en tik

KOPPELREGISTRATIE

op

KOPPELREGISTRATIE

in FUJIFILM

KOPPELEN MET SMARTPHONE?

Camera Remote.

N

Om het koppelen over te slaan, druk op

DISP/BACK

.

OVERDRACHT VAN BEELDEN OP

SMARTPHONE GEMAKKELIJK

DOOR KOPPELEN

SCAN QR OF ZK NR "FUJIFILM

Camera Remote" APP OP NET

INSTELLEN OVERSLAAN HELP

38

Basisinstellingen

4 Controleer de tijd.

Wanneer de koppeling compleet is, wordt u aangespoord om de cameraklok in te stellen op de tijd die is gemeld door de smartphone of tablet.

Controleer of de tijd klopt.

KOPPELREGISTRATIE

KOPPLEN VOLTOOID

1/ 1/2019 12:00 PM

DATUM/TIJD VAN SMARTPHONE INSTELLEN?

OK ANNULEREN

N

Om de klok handmatig in te stellen, druk op

DISP/BACK

( P

40).

5 Synchroniseer de camera-instellingen met de instellingen die op uw smartphone of tablet geconfi gureerd zijn.

INSTELLNG SYNCHRONISEREN SMARTPHONE

UIT

LOCATIE&TIJD

LOCATIE

TIJD

2

INSTELLEN

N

De geselecteerde optie kan op elk gewenst moment worden gewijzigd met behulp van D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth

INSTELLINGEN

.

6 Stel de klok in.

Druk op

MENU/OK

om de cameraklok in te stellen op de tijd die gemeld is door de smartphone of tablet en verlaat de opnamemodus.

N

Als er gedurende langere tijd geen batterij in de camera zit, wordt de cameraklok teruggezet en wordt het taalkeuzevenster weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld.

De huidige stap overslaan

Als u een stap overslaat, wordt een bevestigingsvenster weergegeven; selecteer

NEE

om te voorkomen dat u stappen herhaalt die u oversloeg de volgende keer dat u de camera aanzet.

39

2

Basisinstellingen

Een andere taal kiezen

Om de taal te wijzigen:

1 Geef taalopties weer.

Selecteer D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 > Q a

.

2 Kies een taal.

Markeer de gewenste optie en druk op

MENU/OK

.

De tijd en datum veranderen

Om de cameraklok in te stellen:

1 Geef DATUM/TIJD -opties weer.

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

DATUM/TIJD

.

2

Stel de klok in.

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Druk op

MENU/OK

om de klok in te stellen.

40

Basisfotografi e en afspelen

41

3

Fotograferen (modus P)

Deze sectie beschrijft hoe u foto’s kunt maken met programma

AE (modus

P

). Raadpleeg pagina 54–60 voor meer informatie

over

S

-,

A

- en

M

-modi.

1

Pas de instellingen aan voor programma AE.

A

Keuzehendel automatische modus

z

B

Sluitertijd A

(auto)

C

Drive-modus

D

Scherpstelmodus

E

Diafragma

S

(enkel beeld)

S

(enkelvoudige AF)

A

(auto)

2 Controleer de opnamemodus.

Bevestig dat

P

verschijnt in het scherm.

54

54

5

65

54

42

3 Maak de camera gereed.

Houd met beide handen de camera stevig vast en laat uw ellebogen rusten tegen uw zij. Trillende of onvaste handen kunnen uw foto’s wazig maken.

Houd uw vingers en andere voorwerpen uit de buurt van de lens en

AF-hulpverlichting om onscherpe of te donkere (onderbelichte) foto’s te voorkomen.

4 Zet de foto in een kader.

Lenzen met zoomringen

Gebruik de zoomring om de foto in het scherm te kaderen. Draai de ring naar links om uit te zoomen, naar rechts om in te zoomen.

Fotograferen (modus P)

3

43

5 Stel scherp.

Houd de ontspanknop half ingedrukt om scherp te stellen.

Fotograferen (modus P)

3

Scherpstelindicator

Scherpstelkader

Als de camera kan scherpstellen

, klinkt er tweemaal een pieptoon en lichten scherpstelkader en scherpstelindicator groen op.

Als de camera niet in staat is om scherp te stellen

, wordt het scherpstelkader rood, wordt s weergegeven en zal de scherpstelindicator wit knipperen.

N •

Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-hulpverlichting mogelijk branden om te assisteren bij de scherpstelbewerking.

Scherpstelling en belichting vergrendelen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zolang u de knop in deze positie blijft (AF/

AE-vergrendeling).

De camera stelt scherp op onderwerpen op elke afstand in het macro- en standaardscherpstelbereik voor het objectief.

6 Neem een foto.

Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de foto te maken.

44

a

Foto’s bekijken

U kunt foto’s in de zoeker of op het LCD-scherm bekijken.

Druk op a

om de foto’s schermvullend te bekijken.

100-0001

Extra foto’s kunnen bekeken worden door de scherpstellingstok

(scherpstelhendel) naar links of rechts te duwen of de voorste commandoschijf te draaien. Duw de scherpstellingstok of draai de schijf naar rechts om de foto’s te zien in de volgorde waarin ze zijn opgenomen en naar links om de foto’s in omgekeerde volgorde te zien. Houd de scherpstellingstok ingedrukt om snel naar het gewenste frame te scrollen.

N

Foto’s gemaakt met andere camera’s worden gemarkeerd met een m  (“geschenkbeeld”)-pictogram om aan te duiden dat deze misschien niet correct worden weergegeven en dat mogelijk de zoomweergave niet beschikbaar is.

3

45

3

b

Foto’s

Gebruik de b

-knop om foto’s te wissen.

O

Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.

1

Druk, als een afbeelding in volledig scherm wordt weergegeven, op de b

-knop en selecteer

ENKELE FOTO

.

WISSEN

ENKELE FOTO

GEKOZEN VELDEN

ALLE FOTO'S

2

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door de foto’s te scrollen en druk op

MENU/OK

om te verwijderen (een bevestigingsdialoog wordt niet weergegeven). Herhaal dit om extra foto’s te wissen.

N •

Beveiligde foto’s kunnen niet worden gewist. Verwijder de beveiliging van foto's die u wilt wissen ( P

174).

Foto’s kunnen ook via de menu’s worden gewist met behulp van de optie C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

WISSEN

( P

170).

46

Films opnemen en afspelen

47

F

Films opnemen

Deze sectie beschrijft hoe fi lms op te nemen in de automatische modus.

1

Draai de drive-schijf naar

F

.

4

2

Draai de keuzehendel van de automatische modus naar

AUTO

om fi lms op te nemen in de

S

GEAVANCRD SR

AUTO

-modus. De camera optimaliseert automatisch de instellingen om zich aan te passen aan het onderwerp.

3

Druk op de ontspanknop om de opname te starten. Een opname-indicator (

V

) en de resterende tijd worden weergegeven terwijl de opname bezig is.

4

Druk nogmaals op de knop om de opname te beëindigen. De opname eindigt automatisch wanneer de maximale lengte is bereikt of de geheugenkaart vol is.

48

Films opnemen

Een Externe Microfoon Gebruiken

Er kan geluid worden opgenomen met externe microfoons met een aansluiting van 2,5 mm in doorsnede; microfoons die netstroom nodig hebben kunnen niet worden gebruikt. Raadpleeg de microfoonhandleiding voor meer informatie.

O •

Geluid wordt opgenomen via de ingebouwde microfoon of een optionele externe microfoon. Bedek de microfoon niet tijdens de opname.

Houd er rekening mee dat de microfoon mogelijk ook geluiden van de lens of andere camerageluiden oppikt tijdens het opnemen.

In fi lms met zeer heldere onderwerpen kunnen verticale of horizontale strepen verschijnen. Dit is normaal en duidt niet op een defect.

4

49

4

Films opnemen

Filminstellingen aanpassen

Filminstellingen kunnen worden aangepast met behulp van de optie

B

FILMINSTELLINGEN

in het opnamemenu ( P

144).

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

WITBALANS

(Warm/Koud)

DYNAMISCH BEREIK

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

VERLATEN

Scherptediepte

Kies lage f-waarden om achtergronddetails zachter te maken.

N

Het indicatorlampje brandt terwijl de opname wordt uitgevoerd (de optie

B

FILMINSTELLINGEN

 >

CONTROLELAMPJE

kan worden gebruikt om het lampje—indicator of AF-hulpverlichting—te kiezen dat brandt tijdens fi lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden). Tijdens het opnemen kunt u de belichtingscompensatie veranderen met maximaal ±2 EV en de zoom aanpassen met behulp van de zoomring op de lens (indien beschikbaar).

Als de lens met een modusschakelaar voor het diafragma is uitgerust, selecteer dan de diafragmafunctie voordat u begint met de opname. Als er een andere optie dan

A

is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het diafragma worden aangepast terwijl de opname bezig is.

Terwijl de opname bezig is, kunt u het volgende doen:

-

-

Pas gevoeligheid aan

Gebruik de -knop en de oogsensor om tussen de EFV- en

LCD-monitorschermen te schakelen

-

Stel opnieuw scherp met behulp van één van de volgende methoden:

Houd de ontspanknop half ingedrukt

Druk op een functieknop waaraan

AF-AAN

is toegewezen

Gebruik touchschreen-bedieningen

-

Toon een histogram of kunstmatige horizon door op de knop te drukken waaraan

HISTOGRAM

o

ELEKTR. WATERPAS

is toegewezen

Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl in andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn tijdens de opname.

Selecteer, om het scherpstelveld te kiezen voor fi lmopnamen,

B

FILMINSTELLINGEN

 > F

SCHERPSTELGEBIED

en gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf (

P

69).

50

a

Films bekijken

Bekijk fi lms op de camera.

Tijdens het afspelen in volledig scherm worden fi lms aangeduid door een

W

-pictogram. Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om het afspelen van de fi lm te starten.

Tijdens het afspelen van een fi lm zijn de volgende handelingen mogelijk:

01/01/2019 10:00 AM

+1.0

12800

Omhoog

Omlaag

Links/rechts

Afspelen starten

Bekijk andere foto’s

((

x

))

Afspelen pauzeren

Snelheid aanpassen

((

y

))

Afspelen stoppen

Afspelen starten/ hervatten

Enkel beeld terugspoelen/ vooruitspoelen

De voortgang wordt tijdens het afspelen op het scherm weergegeven.

O

Dek de luidspreker niet af tijdens het afspelen.

29m59s

STOP PAUZE

N

Druk op om het afspelen te pauzeren en een volumeregelaar weer te geven. Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het volume aan te passen; druk opnieuw op

MENU/OK

om door te gaan met afspelen. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van

D

GELUID SET-UP

 >

AFSPEEL VOLUME

.

51

4

4

Afspeelsnelheid

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om de afspeelsnelheid aan te passen tijdens afspelen. De snelheid wordt aangeduid door het aantal pijltjes (

M

of

N

).

Pijltjes

Films bekijken

29m59s

52

Foto’s maken

53

5

Een opnamemodus kiezen

Voor de bediening van de sluitertijd en het diafragma

(modi

P

,

S

,

A

en

M

) draait u de keuzehendel van de automatische modus naar z

. Draai de hendel naar

AUTO

om te kiezen uit modi geschikt voor specifi eke onderwerptypes of selecteer

S

GEAVANCRD SR AUTO

om de camera de modus automatisch aan het onderwerp aan te passen.

Modus P: Programma AE

Laat de camera de sluitertijd en het diafragma kiezen voor optimale belichting. Andere waarden die dezelfde belichting produceren kunnen worden geselecteerd met programmaverschuiving.

A

Keuzehendel automatische modus

B

Sluitertijd

C

Diafragma

z

A

(automatisch)

A

(automatisch)

Bevestig dat

P

verschijnt in het scherm.

O

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven als “– – –”.

54

Programmaverschuiving

Indien u dit wenst, kunt u aan de achterste commandoschijf draaien om andere sluitertijd- en diafragmacombinaties te selecteren, zonder de belichting te wijzigen (programmaverschuiving).

Een opnamemodus kiezen

Diafragma

Sluitertijd

O

Programmaverschuiving is niet beschikbaar in één van de volgende omstandigheden:

Met fl itsers die TTL auto ondersteunen

Wanneer een automatische optie is geselecteerd voor

H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 >

DYNAMISCH BEREIK

In fi lmmodus

N

Om programmaverschuiving te annuleren, schakelt u de camera uit.

5

55

Modus S: Sluiterprioriteit AE

Kies een sluitertijd en laat de camera het diafragma aanpassen voor optimale belichting.

5

A

Keuzehendel automatische modus

z

B

Sluitertijd

C

Diafragma

Door gebruiker geselecteerd

A

(automatisch)

Bevestig dat

S

verschijnt in het scherm.

O •

Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij de geselecteerde sluitertijd, wordt het diafragma in het rood weergegeven.

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt het diafragma weergegeven als “– – –”.

N •

Bij instellingen anders dan

180X

kan de sluitertijd ook worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.

De sluitertijd kan zelfs worden aangepast terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

56

Een opnamemodus kiezen

Tijd (T)

Draai de sluitertijdschijf naar

T

(tijd) om lange sluitertijden voor langdurige belichtingen te kiezen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.

1

Draai de sluitertijdschijf naar

T

.

2

Draai aan de achterste commandoschijf om een sluitertijd te kiezen.

3

Druk de ontspanknop volledig in om een foto te maken met de geselecteerde sluitertijd. Bij snelheden van 1 s of langzamer wordt een afteltimer weergegeven terwijl de belichting in uitvoering is.

N

Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u

AAN

voor

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

L BEL. RO

. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.

5

57

Lamp (B)

Selecteer een sluitertijd van

B

(lamp) voor langdurige belichtingen waarin u de sluiter handmatig opent en sluit. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.

1

Draai de sluitertijdschijf naar

B

.

5

2

Druk de ontspanknop volledig in. De sluiter kan tot 60 minuten lang openblijven zolang de ontspanknop wordt ingedrukt; het scherm toont de tijd die verstreken is sinds de belichting begon.

N •

Door een diafragma van

A

te selecteren, wordt de sluitertijd ingesteld op 30 sec.

Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u

AAN

voor

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

L BEL. RO

. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.

Een afstandsontspanner gebruiken

Een afstandsontspanner kan gebruikt worden voor langdurige belichting. Gebruikt u een optionele RR-100 afstandsontspanner of een elektronische ontspanner van een ander merk, sluit deze dan op de aansluiting van de afstandsontspanner aan.

N

Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven wanneer een ontspanner op afstand wordt aangesloten; druk op

MENU/OK

en selecteer n

AFST.B

voor

MIC/AFSTANDSBED.

.

CONTROLEER MIC/AFSTAND-

SLUITER INSTELLING

SET OVERSLAAN

58

Een opnamemodus kiezen

Modus A: Diafragmaprioriteit AE

Kies een diafragma en laat de camera de sluitertijd aanpassen voor optimale belichting.

A

Keuzehendel automatische modus

B

Sluitertijd

C

Diafragma

z

A

(automatisch)

Z

(door gebruiker geselecteerd)

Bevestig dat

A

verschijnt in het scherm.

O •

Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij het geselecteerde diafragma, wordt de sluitertijd in het rood weergegeven.

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt de sluitertijd weergegeven als “– – –”.

N •

Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.

Het diafragma kan zelfs worden aangepast wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Voorbeeld scherptediepte bekijken

Als

VOORB DIEPTESCH

is toegewezen aan een functietoets, wordt een L -pictogram weergegeven door op de knop te drukken en wordt de diafragma gestopt tot de geselecteerde instelling waardoor de scherptediepte kan worden bekeken op het scherm.

5

59

Modus M: Handmatige belichting

In handmatige modus regelt de gebruiker zowel sluitertijd als diafragma. Opnamen kunnen opzettelijk worden overbelicht

(helderder) of onderbelicht (donkerder) en biedt daardoor een verscheidenheid aan individuele creatieve uitingen. De hoeveelheid waarmee de foto onder- of overbelicht zou zijn bij de huidige instellingen wordt getoond door de belichtingsindicator; stel de sluitertijd en het diafragma bij totdat de gewenste belichting wordt bereikt.

5

A

Keuzehendel automatische modus

B

Sluitertijd

C

Diafragma

z

Door gebruiker geselecteerd

Z

(door gebruiker geselecteerd)

5.6

Bevestig dat

M

verschijnt in het scherm.

N •

Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.

Bij instellingen anders dan

180X

kan de sluitertijd ook worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.

60

Een opnamemodus kiezen

Belichtingsvoorbeeld

Om de belichting als voorbeeld op het LCD-scherm te bekijken, selecteert u een optie anders dan

UIT

voor

D

SCHERM SET-UP

 >

PRVW BELICH/

WITBALANS HANDM. MODUS

.

N

Selecteer

UIT

bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.

Auto-modus

De automatische modus biedt opties geschikt voor bepaalde onderwerptypes.

5

A

Keuzehendel automatische modus

B

Drive-schijf

AUTO

S

(enkel beeld)

De huidig geselecteerde scène verschijnt op het scherm.

N •

U kunt ook een scène kiezen met behulp van het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

ONDERWERPPROGRAMMA

item in het opnamemenu.

Selectie van scherpstelveld is niet beschikbaar wanneer een scène wordt geselecteerd.

61

Kies uit de volgende opties:

5

S h

Z

M

GEAVANCRD SR

PORTRET

GEZICHT

LANDSCHAP

De camera optimaliseert automatisch de instellingen om zich aan te passen aan het onderwerp.

Kies deze scène voor portretten.

Verwerkt portretten om het onderwerp een vloeiende, natuurlijke teint te geven.

Kies deze scène voor daglichtfoto’s of gebouwen en landschappen.

N

SPORT

O

NACHT

H

NACHT(STAT.)

Kies deze stand voor slecht schemerlicht of nachtscènes.

Kies deze stand voor lange sluitertijden bij nachtopnames.

p

VUURWERK

Q

ZONSOPKOMST

Kies deze stand om de levendige kleuren in zonsopkomsten en zonsondergangen vast te leggen.

R

SNEEUW

Lange sluitertijden worden gebruikt om de lichteff ecten van vuurwerk vast te leggen.

Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van scènes vastleggen welke door glimmende witte sneeuw worden gedomineerd.

s

STRAND

Kies deze scène bij het fotograferen van bewegende onderwerpen.

f

ONDER WATER

Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van zonovergoten standen vastleggen.

Vermindert de blauwe gloed die doorgaans geassocieerd wordt met onderwaterverlichting.

U

FEESTEN

V

W

BLOEMEN

DOCUMENTEN

Leg achtergrondverlichting binnenshuis onder omstandigheden met weinig licht vast.

Auto scherpstelling voor close-up foto’s en krachtige kleuren.

Maak duidelijke foto’s van gedrukte tekst of tekeningen.

62

Een opnamemodus kiezen

S

GEAVANCRD SR AUTO

De scène die geselecteerd is door de camera in

S

GEAVANCRD SR AUTO

stand wordt getoond met een pictogram op het scherm.

• a

AUTO

• c

LANDSCHAP

• d NACHT

• h

NACHT(STAT.)

• e

MACRO

• u STRAND

• v ZONSOPKOMST

• w

SNEEUW

• x

HEMEL

• y

GEBLADERTE

• z HEMEL & GEBLADERTE

• d

PORTRET

• g

TEGENLICHTPORTRET

• c BEWEGEND VOORWERP

• a PORTRET&BEWEGING

• b

TEGENLICHTPORTRET&BEWEGING

O

De geselecteerde stand kan verschillen afhankelijk van de opnameomstandigheden. Als de stand en het onderwerp niet overeenkomen, selecteer handmatig een scène.

5

63

Automatische scherpstelling

Maak foto’s met behulp van automatisch scherpstellen.

1

Draai de automodusselectiehendel naar z

(

P

6).

2

Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar

S

of

C

(

P

65).

5

3

Gebruik G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLING

om een scherpstelling te kiezen (

P

67).

4

Kies de positie en grootte van het scherpstelkader (

P

69).

5

Maak foto’s.

N

Voor informatie over het automatische scherpstellingssysteem bezoekt u:

http://fujifilm-x.com/af/en/index.html

64

Scherpstelmodus

Gebruik de scherpstelmoduskeuzeknop om te kiezen hoe de camera scherpstelt.

Automatische scherpstelling

Kies uit de volgende opties:

S

(AF-S)

C

(AF-C)

M

(handmatig)

Enkelvoudige AF

: De scherpstelling blijft vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Kies dit voor stilstaande onderwerpen.

Continue AF

: Scherpstelling wordt continu aangepast volgens de veranderingen in de afstand tot het onderwerp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Gebruik dit voor bewegende onderwerpen.

Handmatig

: Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens.

Kies voor handmatige bediening van de scherpstelling of in situaties waarbij de camera niet kan scherpstellen met automatische scherpstelling (

P

73).

N

Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.

Als

AAN

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

PRE-AF

, zal de scherpstelling continu worden aangepast in modi

S

en

C

, zelfs als de ontspanknop niet wordt ingedrukt.

5

65

5

De scherpstelindicator

De scherpstelstatus wordt weergegeven door de scherpstelindicator.

( ) z (licht groen op)

Camera stelt scherp.

Onderwerp scherp in beeld; scherpstelling vergrendeld (scherpstelmodus

S

).

( z

) (licht groen op)

Onderwerp scherp in beeld

(scherpstelmodus

C

). De scherpstelling wordt automatisch aangepast voor wijzigingen in de afstand tot het onderwerp.

A

(knippert wit) Camera kan niet scherpstellen.

j

Handmatige scherpstelling

(scherpstelmodus

M

).

Scherpstelindicator

66

Automatische scherpstelling

Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)

Kies hoe de camera scherpstelt in modi

S

en

C

.

1

Druk op

MENU/OK

en ga naar het opnamemenu.

2

Selecteer G

AF/MF INSTELLINGEN

>

SCHERPSTELLING

.

3

Kies een scherpstelling.

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (

P 222).

Hoe de camera scherpstelt is afhankelijk van de scherpstelmodus.

r

ENKEL PUNT

Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelpunt.

Gebruik deze optie om scherp te stellen op geselecteerd onderwerp.

y

ZONE

j

ALLE

Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelzone.

Scherpstelzones bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.

z

GROOTHOEK

Camera stelt automatisch scherp op onderwerpen met hoog contrast; weergave toont gebieden die zijn scherpgesteld.

Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (

P

69, 70) om in deze volgorde

door de AF-modi te roteren: r

ENKEL PUNT

, y

ZONE

, en z

GROOTHOEK

.

5

67

r

ENKEL PUNT

Scherpstelling volgt onderwerp bij geselecteerde scherpstelpunt.

Gebruik dit voor onderwerpen die zich naar de camera toe of van de camera weg bewegen.

y

ZONE

Scherpstelling volgt onderwerp in geselecteerde scherpstelgebied.

Gebruik dit voor onderwerpen die vrij voorspelbaar bewegen.

5

z

TRACKING

Scherpstelling volgt onderwerpen die door een breed gebied van het kader bewegen.

j

ALLE

Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (

P

69, 70) om in deze volgorde

door de AF-modi te roteren: r

ENKEL PUNT

, y

ZONE

, en z

TRACKING

.

68

Automatische scherpstelling

Scherpstelpuntselectie

Kies een scherpstelpunt voor automatisch scherpstellen.

De scherpstelpuntweergave bekijken

1

Druk op

MENU/OK

en ga naar het opnamemenu.

2

Selecteer G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELGEBIED

om de scherpstelpuntweergave te bekijken.

3

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf om een scherpstelgebied te kiezen.

N

Het scherpstelpunt kan ook geselecteerd worden met touch controls

(

P

21).

Een scherpstelpunt selecteren

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het scherpstelpunt te kiezen en de achterste commandoschijf om de grootte van het scherpstelkader te kiezen. De procedure varieert afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor Scherpstelling.

5

Selecteer scherpstelpunt

Selecteer middelste scherpstelpunt

Kies uit 6 kadergroottes

Kies uit 3 kadergroottes

Herstel oorspronkelijke grootte

69

5

N •

Handmatige scherpstelpuntselectie is niet beschikbaar als z

GROOTHOEK/TRACKING

is geselecteerd in scherpstelmodus

S

.

Als j

ALLE

is geselecteerd voor AF-modus, kunt u de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt roteren om in deze volgorde door de AF-modi te roteren: r

ENKEL PUNT

(6 kadergroottes), y

ZONE

(3 kadergroottes), en z

GROOTHOEK

(scherpstelstand

S

) of z

TRACKING

(scherpstelstand

C

).

De scherpstelpuntweergave

De scherpstelpuntweergave verschilt volgens de optie geselecteerd voor Scherpstelling.

N

Scherpstelkaders worden getoond door kleine vierkantjes (

), scherpstelgebieden door grote vierkanten.

r

ENKEL PUNT

y

ZONE

z

GROOTHOEK/TRACKING

Het aantal beschikbare punten kan worden geselecteerd met behulp van

G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

AANTAL

FOCUSPUNTEN

.

Kies uit zones met 7 × 7,

5 × 5 of 3 × 3 scherpstelpunten.

Plaats het scherpstelkader over het onderwerp dat u wilt volgen.

70

Automatische scherpstelling

Automatische scherpstelling

Hoewel de camera is uitgerust met een uiterst nauwkeurig automatisch scherpstellingssysteem, is het mogelijk dat er niet kan worden scherpgesteld op onderstaande onderwerpen.

Zeer glimmende onderwerpen, zoals spiegels of auto’s.

Onderwerpen die zich achter een raam of andere refl ecterende voorwerpen bevinden.

Donkere onderwerpen en onderwerpen die licht absorberen in plaats van refl ecteren, zoals haar of vacht.

Niet tastbare onderwerpen, zoals rook of vuur.

Onderwerpen die vrijwel niet contrasteren met de achtergrond.

Onderwerpen die zich voor of achter een contrastrijk voorwerp bevinden dat eveneens in het scherpstelkader valt (bijvoorbeeld een onderwerp tegen een achtergrond met zeer contrasterende elementen).

5

71

Scherpstelling controleren

Om in te zoomen op het huidige scherpstelgebied voor nauwkeurige scherpstelling, drukt u op het midden van de achterste commandoschijf.

Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om inzoomen te annuleren.

Automatische scherpstelling

5

Normale weergave Scherpstelzoom

N •

In scherpstelmodus

S

kan zoom worden aangepast door aan de achterste instelschijf te draaien.

De scherpstelstick kan worden gebruikt om het scherpstelgebied te selecteren terwijl zoom in werking is.

Selecteer in scherpstelmodus

S

en dan r

ENKEL PUNT

voor

SCHERPSTELLING

.

Scherpstelzoom is niet beschikbaar in de scherpstelmodus

C

of wanneer

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

PRE-AF

is ingeschakeld.

Gebruik D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

om de functie te veranderen die door het midden van de achterste instelschijf wordt uitgevoerd. U kunt ook de standaardfunctie aan andere regelaars toevoegen (

P

230).

72

Handmatige scherpstelling

Pas de scherpstelling handmatig aan.

1

Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar

M

.

j

verschijnt in het scherm.

5.6

2

Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens. Draai de ring naar links om de scherpstelafstand te verkleinen, naar rechts om deze te vergroten.

A

3

Maak foto’s.

N

Gebruik D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELRING

om de draairichting van de scherpstelring om te draaien.

Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.

5

73

5

Snelle scherpstelling

Om automatische scherpstelling te gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied, drukt u op de knop waaraan scherpstelvergrendeling of

AF-AAN

is toegewezen (de grootte van het scherpstelgebied kan worden gekozen met de achterste commandoschijf ).

In handmatige scherpstelmodus kunt u met deze functie snel scherpstellen op een gekozen onderwerp met behulp van enkelvoudige of doorlopende

AF volgens de optie die is gekozen voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

DIRECT

AF-INSTELLING

.

74

Handmatige scherpstelling

Scherpstelling controleren

Verscheidene opties zijn beschikbaar voor het controleren van scherpstelling in de handmatige scherpstelmodus.

De handmatige scherpstelindicator

De handmatige scherpstelindicator geeft aan hoe dicht de scherpstelafstand bij de afstand tot het onderwerp in de scherpstelhaakjes ligt. De witte lijn duidt de afstand tot het onderwerp in het scherpstelgebied aan (in meters of feet overeenkomstig de optie geselecteerd voor D

SCHERM

SET-UP

 >

EENHEDEN AF-SCHAAL

in het instellingenmenu), de blauwe balk de scherptediepte, of met andere woorden de afstand voor of achter het onderwerp dat scherp in beeld lijkt te zijn.

5.6

Scherpstelafstand

(witte lijn)

Scherptediepte

N •

Als zowel

AF-AFSTANDSINDICATOR

als

MF-AFSTANDSINDICATOR

is geselecteerd in het

D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

-lijst, dan kan de handmatige scherpstelindicator ook worden bekeken met behulp van de scherptediepte-indicator in het standaardscherm. Gebruik de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

Gebruik de G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPTEDIEPTESCHAAL

optie om te kiezen hoe diepte van het veld wordt weergegeven. Kies

BASIS FILMFORMAAT

om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies

PIXELBASIS

om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.

5

75

5

Handmatige scherpstelling

Scherpstelzoom

Als

AAN

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLOEP

, zal de camera automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied als aan de scherpstelring wordt gedraaid. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om zoom te verlaten.

N •

Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen.

Als

STANDAARD

of

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

is geselecteerd voor

G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

HF ASSISTENTIE

, kan zoom worden aangepast door aan de achterste instelschijf te draaien. Zoom kan niet worden aangepast wanneer

DIGITAAL SPLITSEN BEELD

of

DIGITALE MICROPRISMA

is geselecteerd.

HF-assistentie

Gebruik

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

HF ASSISTENTIE

om een scherpstelcontrole-optie te kiezen.

N

Het

HF ASSISTENTIE

-menu kan worden weergegeven door het midden van de achterste commandoschijf ingedrukt te houden.

De volgende opties zijn beschikbaar:

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

: Markeert contrastrijke contouren. Draai aan de scherpstelring totdat het onderwerp is gemarkeerd.

DIGITAAL SPLITSEN BEELD

: Geeft een gesplitste afbeelding in het midden van het beeld weer. Kader het onderwerp in het gesplitste beeldveld in en draai aan de scherpstelring totdat de vier delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.

DIGITALE MICROPRISMA

: Een raster met de nadruk op onscherpte wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet scherp in beeld is en verdwijnt om te worden vervangen door een scherp beeld wanneer het onderwerp scherp in beeld is.

76

d

Belichtingscorrectie

Pas de belichting aan.

Draai aan de belichtingscompensatieschijf.

N •

De hoeveelheid beschikbare compensatie varieert met de opnamemodus.

Belichtingscompensatie kan vooraf in het opnamescherm worden bekeken, hoewel de kans bestaat dat het eff ect niet zichtbaar is in het scherm als:

-

de hoeveelheid belichtingscorrectie bedraagt meer dan ± 3 EV,

-

W

200%

of

X

400%

is geselecteerd voor

DYNAMISCH BEREIK

of

-

STERK

of

ZWAK

is geselecteerd voor

PRIORITEIT D-BEREIK

.

De belichtingscorrectie nog steeds vooraf kan worden bekeken in de zoeker of LCD-monitor door de ontspanknop half in te drukken. In fi lmmodus bestaat de kans dat het scherm de eff ecten van belichtingscorrectie die nauwkeurig weergeeft wanneer W

200%

of X

400%

is geselecteerd voor

F

DYNAMISCH BEREIK

of

AAN

is geselecteerd voor

F-Log OPNAME

. Een nauwkeurig voorbeeld kan worden verkregen door de

M

-modus en de belichting direct aan te passen.

C (Aangepast)

Wanneer de belichtingscompensatieschijf gedraaid wordt naar

C

, kan belichtingscompensatie worden aangepast door het draaien aan de voorste commandoschijf.

N •

De voorste commandoschijf kan worden gebruikt om de belichtingscompensatie op waarden tussen −5 en +5 EV in te stellen.

De voorste commandoschijf kan worden gebruikt om het diafragma of de belichtingscompensatie in te stellen. Druk op de schijf om te schakelen tussen de twee.

5

77

5

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling

Stel foto’s samen met onderwerpen die zich niet in het midden bevinden.

1

Positioneer het onderwerp in het midden van het scherpstelkader en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting te vergrendelen.

De scherpstelling en de belichting blijven vergrendeld zolang de ontspanknop half ingedrukt blijft

(AF/AE-vergrendeling).

2

Druk de knop volledig in.

N

Scherpstelvergrendeling met behulp van de ontspanknop is alleen beschikbaar als

ON

is geselecteerd voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AF

,

SLUITER AE

.

78

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling

De AF-L- en AE-L-knoppen

Scherpstelling en belichting kunnen ook worden vergrendeld met de

AF-L

- en

AE-L

-knoppen. Bij de standaardinstellingen vergrendelt de

AF-L

-knop de scherpstelling en de

AE-L

-knop de belichting.

AE-L AF-L

Terwijl de toegewezen bedieningsknop wordt ingedrukt, zal door het half indrukken van de ontspanknop de vergrendeling niet worden beëindigd.

Als

AE/AF-VERG AAN/UIT

is geselecteerd voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

MODUS AE/AF-VERG.

, kan de vergrendeling alleen worden beëindigd door de bediening nogmaals in te drukken.

De bedieningen gebruikt voor

ALLEEN AE-VERGRENDELING

,

ALLEEN AF-VERGRENDELING

en

AE/AF-VERGRENDELING

kan worden gekozen met behulp van

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE- INS. (Fn)

(

P

204, 228).

5

79

BKT

Afbakening

Varieer instellingen automatisch voor een serie foto’s.

1

Draai de drive-schijf naar

BKT1

of

BKT2

.

5

2

Navigeer naar

DRIVE-INSTELLING

in het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

menu en selecteer de gewenste bracketing optie (

P

128).

O

AE BKT

W

ISO BKT

X

FILMSIMULATIE BKT

V

WITBALANS BKT

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT

Z

FOCUS BKT

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen ( P

222).

3

Maak foto’s.

80

Afbakening

O

AE BKT

Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks en de volgorde waarin de opnamen worden gemaakt. U kunt ook kiezen met welke hoeveelheid de belichting voor elke opname wordt gevarieerd en of de opnamen één voor één of in een enkele serie-opname worden gemaakt.

N

Ongeacht de afbakeningshoeveelheid, zal de belichting niet hoger zijn dan de grenzen van het meetsysteem voor belichting.

W

ISO BKT

Selecteer een afbakeningshoeveelheid (±1⁄3, ±2⁄3 of ±1). Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt de camera een foto met de huidige gevoeligheid en verwerkt de camera ze tot twee extra kopieën, een met een verhoogde gevoeligheid en de andere met een gevoeligheid verlaagd met de geselecteerde hoeveelheid.

X

FILMSIMULATIE BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt de camera één opname en verwerkt deze om kopieën te creëren met verschillende fi lmsimulatie-instellingen.

V

WITBALANS BKT

Selecteer een afbakeningshoeveelheid (±1, ±2 of ±3). Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera één opname en verwerkt deze dan om drie kopieën te maken: één met de huidige witbalans, één met fi jnafstelling verhoogd met de geselecteerde hoeveelheid, en een andere met fi jnafstelling verminderd met de geselecteerde hoeveelheid.

5

81

5

Afbakening

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera drie foto’s met verschillende dynamische bereiken: 100% voor de eerste, 200% voor de tweede en 400% voor de derde.

N

Hoewel de afbakening van het dynamisch bereik geactiveerd is, zal de gevoeligheid beperkt zijn tot minimaal ISO 640; de gevoeligheid die voorheen van kracht was wordt hersteld zodra de afbakening eindigt.

Z

FOCUS BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera een reeks foto’s waarbij de scherpstelling wordt afgewisseld bij elke opname. U kunt het aantal opnamen, de mate van scherpstelverandering voor elke opname en het interval tussen opnamen kiezen.

BKT-instelling

Instellingen voor belichting, gevoeligheid, fi lmsimulatie, witbalansbracketing en scherpstelbracketing kunnen worden aangepast met behulp van

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

DRIVE-INSTELLING

 >

BKT1 INSTELLING

of

BKT2 INSTELLING

.

82

I

Doorlopend fotograferen (seriemodus)

Leg beweging vast in een serie foto’s.

1

Draai aan de drive-schijf om

CH

(serie met hoge snelheid) of

CL

(serie met lage snelheid) te selecteren.

2

Navigeer naar

DRIVE-INSTELLING

in het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

-menu en kies een beeldsnelheid

(

P

127).

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

222).

3

Houd de ontspanknop ingedrukt om foto’s te maken bij de snelheid geselecteerd in Stap 2.

N

Het fotograferen eindigt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten of de geheugenkaart vol is.

O •

Als de bestandsnummering 999 bereikt voordat het fotograferen is voltooid, worden de resterende foto’s opgeslagen in een nieuwe map.

De opname eindigt wanneer de geheugenkaart vol is; de camera legt alle foto’s vast tot op dat punt. Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de beschikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende is.

Beeldsnelheden kunnen traag zijn als er meer foto’s worden gemaakt.

Beeldsnelheid varieert afhankelijk de scène, sluitertijd, gevoeligheid en scherpstelmodus.

Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen beeldsnelheden traag zijn of fl itst de fl itser niet.

Opnametijden kunnen toenemen tijdens serieopnamen.

5

83

5

Doorlopend fotograferen (seriemodus)

Scherpstelling en belichting

Selecteer scherpstelmodus

C

om scherpstelling per foto te variëren.

Selecteer, om de belichting per foto te selecteren

OFF

voor D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AE

.

Selecteer, om zowel scherpstelling en belichting per opname te variëren, scherpstelmodus

C

en kies

OFF

voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AE

.

N

Trackingprestaties voor belichting en scherpstelling kunnen variëren volgens factoren zoals diafragma, gevoeligheid en belichtingscompensatie.

84

j

Meervoudige belichtingen

Maak een foto die twee belichtingen combineert.

1

Draai de drive-schijf naar j

.

2

Maak de eerste foto.

3

Druk op

MENU/OK

. De eerste foto wordt bovenaan in het beeld weergegeven door de lens en u wordt gevraagd om de tweede foto te maken.

N •

Om terug te keren naar Stap 2 en de eerste foto opnieuw te nemen, duwt u de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links.

Druk op

DISP/BACK

om de eerste foto op te slaan zonder een meervoudige belichting te maken.

VOLGENDE

OPNIEUW PROBEREN VERLATEN

5

85

5

4

Maak de tweede foto met behulp van het eerste beeld als leidraad.

Meervoudige belichtingen

VERLATEN

5

Druk op

MENU/OK

om meervoudige belichting te creëren, of duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links om terug te keren naar Stap 4 en de tweede foto opnieuw te nemen.

OPNIEUW PROBEREN VERLATEN

86

ADV.

Geavanceerde fi lters

Maak foto’s met fi ltereff ecten.

1

Draai de drive-schijf naar

Adv.1

of

Adv.2

.

2

Navigeer naar

DRIVE-INSTELLING

 >

Adv. FILTER 1

SELECTEREN

of

Adv. FILTER 2 SELECTEREN

in het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

menu en kies het gewenste fi ltereff ect (

P

127).

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

222).

3

Maak foto’s.

5

87

Geavanceerde fi lters

Geavanceerde fi lteropties

Kies uit de volgende fi lters:

5

G

SPEELGOEDCAMERA

H

MINIATUUR

I

POP-KLEUR

J

HIGH-KEY

Z

LAAG-TOON

K

DYNAMISCHE KLEURTOON

X

ZACHTE FOCUS

Kies voor een retro speelgoedcamera-eff ect.

De boven- en onderzijden van foto’s worden onscherp gemaakt voor een diorama-eff ect.

Maak beelden met hoog contrast met verzadigde kleuren.

Creëer heldere beelden met een laag contrast.

Creëer uniforme donkere tonen met enkele gebieden die over opgelichte vlakken beschikken.

Dynamische kleurtoonexpressie wordt gebruikt voor een fantasie-eff ect.

Creëer een look die gelijkmatig zacht is over het hele beeld.

u

GEDEELTE KLEUR (ROOD)

v

GEDEELTE KLEUR (ORANJE)

w

GEDEELTE KLEUR (GEEL)

x

GEDEELTE KLEUR (GROEN)

y

GEDEELTE KLEUR (BLAUW)

z

GEDEELTE KLEUR (PAARS)

Delen van het beeld die de geselecteerde kleur hebben, worden opgenomen in die kleur. Alle andere delen van het beeld worden in zwart-wit vastgelegd.

N

Afhankelijk van het onderwerp en de camera-instellingen kunnen beelden in sommige gevallen korrelig zijn of variëren in helderheid of kleurtoon.

88

u

Panorama’s

Volg de aanwijzingen op het scherm om een panoramafoto te maken.

1

Draai de drive-schijf naar u

.

2

Om de grootte van de hoek te selecteren waarmee u de camera zult draaien tijdens het opnemen, duw de scherpstellingstok

(scherpstelhendel) naar links. Markeer een grootte en druk op

MENU/OK

.

3

Duw de scherpstellingstok naar rechts om een keuze aan draairichtingen te zien. Markeer een panrichting en druk op

MENU/OK

.

4

Druk de ontspanknop volledig in om de opname te starten. U hoeft de ontspanknop tijdens het fotograferen niet ingedrukt te houden.

5

Pan de camera in de met de pijl aangegeven richting. De opname wordt automatisch beëindigd wanneer de camera volledig tot aan het aangegeven einde is gepand en het panoramabeeld is voltooid.

Veeg camera lang gele lijn in richting van y

HOEK RICHTING

5

89

5

Voor de beste resultaten

Gebruik voor de beste resultaten een lens met een brandpuntafstand van

35 mm of minder (50 mm of minder in 35 mm formaat). Houd uw ellebogen tegen uw zij en beweeg de camera in een kleine cirkel met een constante lage snelheid, waarbij de camera horizontaal of onder een rechte hoek wordt gehouden. Let op dat u alleen in de richting pant die wordt aangegeven door de hulplijnen. Gebruik een statief voor de beste resultaten. Als het resultaat niet naar wens is, probeer dan te pannen met een andere snelheid.

O •

Als de ontspanknop in zijn geheel wordt ingedrukt voordat het panorama is voltooid, wordt de opname beëindigd en wordt mogelijk geen panorama vastgelegd.

Het laatste deel van het panorama wordt mogelijk niet vastgelegd als het opnemen wordt gestopt voordat het panorama compleet is.

Panorama’s worden van meerdere foto's gemaakt en de camera is in sommige gevallen niet in staat de beelden perfect met elkaar te verbinden.

Panorama’s kunnen onscherp worden als het onderwerp slecht belicht wordt.

De opname kan worden onderbroken als de camera te snel of te langzaam wordt bewogen. De opname wordt geannuleerd wanneer de camera wordt bewogen in een andere richting dan wordt aangegeven.

In sommige gevallen neemt de camera een grotere of kleinere hoek op dan geselecteerd.

De gewenste resultaten worden mogelijk niet verkregen met:

-

Bewegende onderwerpen

-

Onderwerpen dicht bij de camera

-

Onveranderlijke onderwerpen zoals de lucht of een grasveld

-

Onderwerpen die constant bewegen zoals golven en watervallen

-

Onderwerpen die duidelijk van helderheid veranderen

Als

ON

is geselecteerd voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AE

, wordt de belichting voor het gehele panorama bepaald door het eerste beeld.

90

Panorama’s

Panorama's bekijken

Druk, met het panorama weergegeven in volledig scherm, de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om weergave van het panorama te starten.

Verticale panorama’s scrollen verticaal, horizontale panorama’s horizontaal.

AFSPELEN

STOP PAUZE

In schermvullende weergave kunt u de achterste instelschijf gebruiken om de panorama’s in of uit te zoomen.

Panoramaweergave wordt bestuurd met de scherpstellingstok.

Omhoog

Omlaag

Links/rechts

— Afspelen stoppen

Afspelen starten Afspelen pauzeren Weergave hervatten

Bekijk andere foto’s Panrichting kiezen

Handmatig panorama scrollen

5

91

Fotograferen met fl itser

Gebruik de ingebouwde fl itser voor extra verlichting wanneer u ‘s nachts of binnenshuis bij weinig licht fotografeert.

1

Schuif de

N

hendel zoals weergeven om de fl itser omhoog te zetten.

5

2

Selecteer

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

in het F

FLITSINSTELLINGEN

-menu.

De camera toont opties voor de ingebouwde fl itser.

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

VERLATEN

O

Sync terminal opties worden weergegeven als de ingebouwde fl itser is ingeklapt en er geen fl itser, of een niet-compatibele fl itser, is gemonteerd op de fl itsschoen ( P

236). Klap de fl itser uit voordat u

de instellingen aanpast.

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

222).

MODUS 3

Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en draai de achterste commandoschijf om de gemarkeerde instelling te veranderen

( P

94).

Ingebouwde Flits

AANPASSEN EINDE

92

Fotograferen met fl itser

4

Druk op

DISP/BACK

om de veranderingen in werking te stellen.

O •

Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp kunnen sommige lenzen schaduwen werpen wanneer er met de fl itser foto’s worden gemaakt.

Wees voorzichtig dat u zich niet verwondt aan de randen van de verhoogde fl itser.

De fl itser zal niet afgaan bij een aantal instellingen, bijvoorbeeld in panoramamodus of wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt.

Kies een sluitertijd langer dan

180X

bij gebruik van de fl itser in belichtingsmodus

S

(sluitertijdprioriteit AE) of handmatig (

M

).

N •

In de TTL-modus kan de fl itser meerdere keren afgaan bij iedere opname. Houd de camera stil totdat de opname volledig klaar is.

De fl itser zal niet fl itsen als

UIT

is geselecteerd voor

GELUID & FLITS

in het

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

-menu.

5

93

Flitsinstellingen

De volgende instellingen zijn beschikbaar voor de ingebouwde fl itser.

MODUS

Ingebouwde Flits

AANPASSEN EINDE

5

A

Flitsbedieningsmodus

B

Flitscompensatie/output

Kies uit de volgende opties:

TTL

: TTL-modus. Pas de fl itscompensatie aan (

B

) en kies een fl itsmodus (

C

).

M

: De fl itser fl itst bij de geselecteerde output (

B

), ongeacht de helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen.

Uitvoer wordt uitgedrukt in fracties van volledige sterkte, van

⁄ tot ⁄. De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen; maak een testopname en controleer de resultaten.

C

(COMMANDER)

: Kies of de fl itser wordt gebruikt om de op afstand gesynchroniseerde fl itsers te bedienen, bijvoorbeeld als deel van een studiofl itssysteem.

D

(UIT)

: De fl itser fl itst niet.

Pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties verschillen per geselecteerde fl itsbedieningsmodus (

A

).

94

Fotograferen met fl itser

C

Flitsmodus (TTL)

D

Synchroniseren

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter opent te fl itsen (

H

/

1E GORDIJN

) of direct voordat deze sluit

( I /

2E GORDIJN

).

1E GORDIJN

wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.

5

95

5

Fotograferen met fl itser

Rode-ogenverwijdering

Rode ogen verwijderen is beschikbaar als een andere optie dan

UIT

is geselecteerd voor

F

FLITSINSTELLINGEN

 >

VERWIJDER R. OGEN

en

G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

op

GEZICHTSHERKENNING

AAN

staat. Het verwijderen van rode ogen reduceert “rode ogen” veroorzaakt wanneer licht van de fl itser wordt weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.

Flitssynchronisatiesnelheid

De fl itser synchroniseert met de sluiter bij sluitertijden van 1⁄180 s of langer.

Optionele fl itsers van Fujifi lm

De camera kan ook worden gebruikt met optionele Fujifi lm-fl itsers met schoenbevestiging.

Flitsers van derden

Gebruik geen fl itsers van derden die meer dan 300 V toepassen op de fl itsschoen van de camera.

96

De opnamemenu’s

97

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

Pas de instellingen voor de beeldkwaliteit aan.

Druk op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteer het tabblad

H

 (

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

) om de instellingen voor beeldkwaliteit weer te geven.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

VERLATEN

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

BEELDGROOTTE

Selecteer het formaat en de beeldverhouding van de te maken foto’s.

6

6240 × 4160

4416 × 2944

3120 × 2080

O

6240 × 3512

P

4416 × 2488

Q 3120 × 1760

4160 × 4160

2944 × 2944

2080 × 2080

De volgende opties zijn beschikbaar in

SPORTZOEKERMODUS

en wanneer

1.25X BSN.

is geselecteerd in de modus

CH BURST

HOGE SNELHEID

:

4992 × 3328 P 4992 × 2808 3328 × 3328

N

BEELDGROOTTE

wordt niet teruggesteld als de camera wordt uitgeschakeld of als er een andere opnamemodus wordt geselecteerd.

98

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDKWALITEIT

Selecteer een bestandsformaat en een compressieverhouding.

FINE

NORMAL

FINE+RAW

NORMAL+RAW

Lagere compressieverhoudingen worden gebruikt voor afbeeldingen van hogere kwaliteit.

Hogere compressieverhoudingen worden gebruikt om het aantal afbeeldingen dat kan worden opgeslagen te verhogen.

Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met fi jne kwaliteit vast.

Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met normale kwaliteit vast.

Alleen RAW-afbeeldingen vastleggen.

RAW

De functieknoppen

Om RAW-beeldkwaliteit aan of uit te zetten voor een enkele foto, wijst u

RAW

toe aan een functieknop ( P

230). Druk eenmaal op de knop om de optie in

de rechterkolom te selecteren, nogmaals om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren (linkerkolom).

FINE

NORMAL

FINE+RAW

NORMAL+RAW

RAW functieknop waaraan RAW is toegewezen

FINE+RAW

NORMAL+RAW

FINE

NORMAL

FINE

RAW OPNAME

Kies of u RAW-beelden wenst te comprimeren.

6

GEDECOMPRIMEERD

RAW-beelden worden niet gecomprimeerd.

VERLIESVRIJ

GECOMPRIM.

RAW-beelden worden gecomprimeerd met een omkeerbaar algoritme dat de bestandsgrootte vermindert zonder verlies van beeldgegevens. De beelden kunnen worden bekeken in

RAW FILE CONVERTER EX (

P

265), FUJIFILM X RAW STUDIO

(

P

266) of met andere software die “lossless” RAW-compressie

ondersteunt.

99

FILMSIMULATIE

Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na, waaronder zwart-wit (met of zonder kleurfi lters). Kies een palet op basis van uw onderwerp en creatieve bedoelingen.

6

c d e i g h

X

PROVIA/STANDAARD

Velvia/LEVENDIG

ASTIA/LAAG

CLASSIC CHROME

PRO Neg.Hi

PRO Neg. Std

ETERNA/CINEMA

Standaard kleurreproductie. Geschikt voor een breed scala aan onderwerpen, van portretten tot landschappen.

Een contrastrijk palet van verzadigde kleuren, geschikt voor natuurfotografi e.

Versterkt het bereik van beschikbare kleuren voor huidtinten in portretten terwijl de helderblauwe kleuren van de luchten bij daglicht behouden blijven. Aanbevolen voor portretfotografi e buitenshuis.

Zachte kleur en verbeterd schaduwcontrast voor een rustige uitstraling.

Biedt iets meer contrast dan h

PRO Neg. Std

. Aanbevolen voor portretfotografi e buitenshuis.

Een palet van zachte tinten. De reeks beschikbare kleuren voor huidtinten is vergroot, waardoor er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor portretfotografi e in de studio.

Films met een palet dat bestaat uit zachte kleuren en diepe schaduwen.

a

ACROS *

Neem zwart-witfoto's met een rijke gradatie en een uitstekende scherpte.

b

MONOCHROOM

*

f

SEPIA

Neem foto’s in de standaard zwart-wit.

Maak foto’s in sepia.

* Verkrijgbaar met gele (

Ye

), rode (

R

) en groene (

G

) fi lters die grijstinten verdiepen die overeenkomen met tinten complementair aan de geselecteerde kleur. De gele (

Ye

) fi lter verdiept paars en blauw en de rode (

R

) fi lter blauw en groen. De groene (

G

) fi lter verdiept rood en bruin, huidtinten inbegrepen, waardoor het een goede keuze voor portretten is.

N

Opties voor fi lmsimulatie kunnen worden gecombineerd met de instellingen voor tinten en scherpte.

Instellingen voor fi lmsimulatie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

222).

Voor meer informatie bezoekt u:

http://fujifilm-x.com/en/x-stories/the-world-of-film-simulation-episode-1/

100

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

Z&W AANP.

a b

(Warm/Koud)

Voeg een roodachtige of blauwachtige tint (warme of koele kleurzweem) toe aan monochrome foto’s gemaakt met de fi lmsimulatie a

 

ACROS

of b

 

MONOCHROOM

.

+9 — +1

0

-1 — -9

Hogere positieve waarden komen overeen met een rodere kleurzweem.

Normaal monochroom (grijswaarden).

Lagere negatieve waarden komen overeen met een blauwere kleurzweem.

KORRELEFFECT

Voeg een fi lmkorreleff ect toe. Selecteer een hoeveelheid (

STERK

of

ZWAK

) of kies

UIT

om fi lmkorrels uit te schakelen.

STERK ZWAK UIT

CHROOM KLEUREFFECT

Verdiep de kleuren in kleurschaduwen. Selecteer een hoeveelheid (

STERK

of

ZWAK

) of kies

UIT

om het eff ect uit te schakelen.

6

STERK ZWAK UIT

101

WITBALANS

Kies een witbalansoptie die overeenkomt met de lichtbron voor natuurlijke kleuren.

6

AUTO

Witbalans wordt automatisch aangepast.

k

/ l

/ m

Meet een waarde voor witbalans.

k i

Kies een kleurtemperatuur.

Voor onderwerpen in direct zonlicht.

Voor onderwerpen in de schaduw.

j k l m n

Gebruik dit onder “daglicht”-tl-buizen.

Gebruik dit onder “warm-witte” tl-buizen.

Gebruik dit onder “koelwitte” tl-buizen.

g

Gebruik dit onder gloeilampverlichting.

Vermindert de blauwe tint die bij onderwaterverlichting vaak te zien is.

N •

In situaties waarin

AUTO

niet de gewenste resultaten levert—bijvoorbeeld onder bepaalde soorten licht of in close-ups of portretonderwerpen—gebruik een aangepaste witbalans of kies een witbalansoptie die past bij de lichtbron.

De witbalans wordt alleen aangepast voor de fl itser in de modi

AUTO

en g

. Schakel de fl itser uit als u foto’s met andere witbalansopties wilt maken.

Witbalansopties zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

222).

102

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

Witbalans verfi jnen

Drukken op

MENU/OK

na het selecteren van een witbalansoptie geeft een venster voor fi jnafstelling weer; gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de witbalans te verfi jnen.

WB VERSCHUIVING

INSTELLEN

N •

Druk, om af te sluiten zonder fi jnafstelling voor witbalans, op

DISP/BACK

nadat een witbalansoptie is geselecteerd.

De scherpstellingstok (scherpstelhendel) kantelt niet diagonaal.

Aangepaste witbalans

Kies k

, l

of m

om de witbalans aan te passen aan ongebruikelijke lichtomstandigheden. De opties voor witbalansmeting worden weergegeven; kader

AANGEPAST 1

een wit object in zodat het scherm wordt gevuld en druk de ontspanknop

ONTSPANNER : NIEUWE WB

VERSCHUIVING NIET WIJZIGEN

helemaal in om de witbalans te meten (om de meest recente aangepaste waarde te selecteren en af te sluiten zonder de witbalans te meten, drukt u op

DISP/BACK

of druk op

MENU/OK

om de meest recente waarde te selecteren en het dialoogvenster voor het verfi jnen weer te geven).

Als “VOLTOOID!” wordt weergegeven

, druk dan op

MENU/OK

om de witbalans in te stellen op de gemeten waarde.

Wanneer “ONDER” wordt weergegeven

, verhoog dan de belichtingscompensatie

VOLTOOID!

en probeer het opnieuw.

Wanneer “OVER” wordt weergegeven

, ver-

OK ANNULEREN

laagt u de belichtingscompensatie en probeert u het opnieuw.

6

103

k

: Kleurtemperatuur

Door het selecteren van k

in het witbalansmenu wordt een lijst van kleurtemperaturen weergegeven; markeer een kleurtemperatuur en druk op

MENU/OK

om de gemarkeerde optie te selecteren en een dialoogvenster voor verfi jnen weer te geven, markeer vervolgens de gewenste waarde en druk weer op

MENU/OK

. De geselecteerde kleurtemperatuur wordt op het scherm weergegeven.

WITBALANS

KLEURTEMPERATUUR

R:0 B:0

INSTELLEN VERSCHUIVING

10000

K

9100

K

8300

K

7700

K

7100

K

6

Kleurtemperatuur

De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, gemeten in Kelvin (K). Lichtbronnen met een kleurtemperatuur die lijkt op die van direct zonlicht worden wit getoond; lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur krijgen een gele of rode gloed en lichtbronnen met een hogere lichttemperatuur worden blauw getint. U kunt een kleurtemperatuur kiezen die overeenkomt met de lichtbron of opties kiezen die sterk afwijken van de kleur van de lichtbron om foto’s ‘warmer’ of ‘ouder’ te maken.

DYNAMISCH BEREIK

Regel het contrast. Kies lagere waarden om het contrast te verhogen als u binnenshuis of onder een bewolkte hemel fotografeert, hogere waarden vermindert het verlies aan detail in hoge lichten als u contrastrijke onderwerpen fotografeert. Hogere waarden zijn aanbevolen voor onderwerpen waarin zowel zonlicht als diepe schaduwen voorkomen, voor onderwerpen met hoge contrasten zoals op water refl ecterend zonlicht, helder verlichte herfstbladeren, portretfoto’s met een blauwe lucht als achtergrond en witte voorwerpen of mensen in witte kleren.

V

100%

W

200%

X

400%

104

AUTO

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

O

Spikkels kunnen verschijnen op foto’s die met hogere waarden zijn gemaakt. Kies een waarde overeenkomstig de scène.

N •

Als

AUTO

is geselecteerd, kiest de camera automatisch

V

100%

of

W

200%

, afhankelijk van het beeld en de opnameomstandigheden.

De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

W

200%

is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,

X

400%

bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.

PRIORITEIT D-BEREIK

Verminder verlies van details in hoge lichten en schaduwen voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen van onderwerpen met veel contrast.

AUTO

STERK

ZWAK

Het contrast wordt automatisch aangepast in reactie op de lichtomstandigheden.

Pas het dynamisch bereik aan met een grote hoeveelheid voor onderwerpen met zeer veel contrast.

Pas het dynamisch bereik aan met een kleinere hoeveelheid voor onderwerpen met gemiddeld contrast.

Contrastvermindering uit.

UIT

N •

ZWAK

is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,

STERK

bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.

Wanneer een andere optie dan

UIT

is geselecteerd, worden

HIGHLIGHT

TINT

,

SCHADUWTINT

en

DYNAMISCH BEREIK

automatisch aangepast; als u deze instellingen handmatig wilt aanpassen, kies

UIT

.

6

105

HIGHLIGHT TINT

Pas het uiterlijk van de hoge lichten aan.

+4 +3 +2 +1

SCHADUWTINT

Pas het uiterlijk van schaduwen aan.

0

0 +4 +3 +2

KLEUR

Pas de kleurdichtheid aan.

+1

−1

−1

−2

−2

6

+4 +3 +2 +1 0

SCHERPTE

Verscherp of verzacht de contouren.

−1

+4 +3 +2 +1 0 −1

−2 −3 −4

−2 −3 −4

106

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

RUISONDERDRUKKING

Verminder ruis in foto’s gemaakt bij hoge gevoeligheden.

+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4

L BEL. RO

Selecteer

AAN

om spikkels in langdurige belichtingen te verminderen.

AAN UIT

LENSMODLTIE OPTM.

Selecteer

AAN

om de defi nitie te verbeteren door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.

AAN UIT

KLEURR

Kies het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleurreproductie.

6 sRGB

Aanbevolen voor de meeste situaties.

Adobe RGB

Voor commercieel drukwerk.

107

6

PIXELMAPPING

Gebruik deze optie als u lichtpuntjes in uw foto’s opmerkt.

1

Druk op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteer het tabblad H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

.

2

Markeer

PIXELMAPPING

en druk op

MENU/OK

om pixelmapping uit te voeren.

O •

Resultaten worden niet gegarandeerd.

Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u met pixelmapping begint.

Pixelmapping is niet beschikbaar wanneer de temperatuur van de camera verhoogd is.

Verwerking kan enkele seconden duren.

KIES INST. OP MAAT

Instellingen kunnen worden herroepen vanuit alle zeven banken met aangepaste instellingen.

AANGEPAST 1 AANGEPAST 2

AANGEPAST 5

AANGEPAST 3

AANGEPAST 6

AANGEPAST 4

AANGEPAST 7

108

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEW/BEW INST. OP M

U kunt 7 sets met aangepaste camera-instellingen opslaan voor veelvoorkomende situaties. Opgeslagen instellingen kunnen worden teruggehaald met H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 >

KIES INST. OP MAAT

.

1

Druk op

MENU/OK

in de opnamemodus om het opnamemenu weer te geven. Selecteer het tabblad H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

, markeer dan

BEW/BEW INST. OP M

en druk op

MENU/OK

.

2

Markeer een aangepaste instellingenbank en druk op

MENU/OK

om te selecteren.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

KLEURR

AANGEPAST 2

PIXELMAPPING

AANGEPAST 3

KIES INST. OP MAAT

AANGEPAST 4

BEW/BEW INST. OP M

AANGEPAST 6

AANGEPAST 7

3

Pas het volgende naar wens aan:

ISO

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

a b

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

KLEUR

SCHERPTE

RUISONDERDRUKKING

4

Druk op

DISP/BACK

. Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer

OK

en druk op

MENU/OK

.

AANGEPAST 1

ACT. INST. OPSL

ISO

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

FILMSIMULATIE

Z&W AANP. (Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

INST. OP MAAT OPSLAAN

OP MAAT 1 GOED INGESTELD?

OK

ANNULEREN

N •

Markeer, om huidige camera-instellingen op te slaan in de geselecteerde bank,

ACT. INST. OPSL

in Stap 3 en druk op

MENU/OK

.

Om de standaardinstellingen terug te zetten voor de huidige bank, selecteert u

RESET

.

Namen van banken kunnen worden aangepast met behulp van

AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN

.

109

6

6

G

AF/MF INSTELLINGEN

Pas de scherpstelinstellingen aan.

Om de scherpstelinstellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

G

(

AF/MF INSTELLINGEN

).

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

AF-PUNTDISPLAY

AANTAL FOCUSPUNTEN

PRE-AF

AF-HULPLICHT

VERLATEN

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

SCHERPSTELGEBIED

Kies het scherpstelgebied voor de automatische scherpstelling, handmatige scherpstelling en scherpstelzoom.

110

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELLING

Kies de AF modus voor de scherpstelmodi

S

en

C

.

r

ENKEL PUNT

y

ZONE

z

GROOTHOEK/

TRACKING

j

ALLE

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt. Het aantal beschikbare scherpstelpunten kan worden geselecteerd met behulp van

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

AANTAL FOCUSPUNTEN

. Gebruik deze optie om scherp te stellen op een geselecteerd onderwerp.

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied. Scherpstelgebieden bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.

In scherpstelmodus

S

stelt de camera automatisch scherp op contrastrijke onderwerpen; de gebieden waarop wordt scherpgesteld worden in het scherm weergegeven.

In scherpstelmodus

C

traceert de camera scherpstelling op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt terwijl de sluiterknop half wordt ingedrukt.

De camera kan mogelijk niet scherpstellen op kleine voorwerpen of snel bewegende onderwerpen.

Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (

P

69, 70) om in deze volgorde

door de AF-modi te roteren: r

ENKEL PUNT

, y

ZONE

, en z

GROOTHOEK/TRACKING

.

6

111

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

Selecteer scherpstelvolgopties voor scherpstelmodus

C

. Kies uit Instellingen 1–5 op basis van uw onderwerp of selecteer Instelling 6 voor aangepaste scherpstelvolgopties.

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

INSTELLING 1

MULTIFUNCTIONEEL

TRACKINGGEVOELIGHEID

SNELHEID TRACKINGGEVOEL.

ZONEGEBIED SCHAKELEN AUTO

OK

6

INSTELLING 1

MULTIFUNCTIONEEL

INSTELLING 2 OBSTAKELS

NEGEREN & ONDERWERP

BLIJVEN VOLGEN

Een standaard volgoptie die goed werkt bij typische bewegende onderwerpen.

Het scherpstelsysteem probeert het gekozen onderwerp te volgen. Kies dit bij onderwerpen die moeilijk in het scherpstelgebied te houden zijn of als andere objecten mogelijk in het scherpstelgebied met het onderwerp kunnen komen.

INSTELLING 3 VOOR

VERSNELLEN / VERTRAGEN

VAN ONDERWERP

Het scherpstelsysteem probeert te compenseren voor versnelling of vertraging van het onderwerp. Kies dit voor onderwerpen gevoelig voor snelle veranderingen in snelheid.

INSTELLING 4 VOOR PLOTS

VERSCHIJNEND ONDERWERP

Het scherpstelsysteem probeert snel scherp te stellen op onderwerpen die in het scherpstelgebied komen. Kies dit voor onderwerpen die plotseling verschijnen of wanneer onderwerpen snel wisselen.

INSTELLING 5 VOOR

ONVOORSPELBAAR

BEWEGEND & VERSN. /

VERTR. ONDERW.

INSTELLING 6 AANGEPAST

Kies dit voor moeilijk te volgen onderwerpen die niet alleen geneigd zijn plotseling te veranderen van snelheid maar ook grote bewegingen van voor naar achter en links naar rechts te maken.

Pas

TRACKINGGEVOELIGHEID

,

SNELHEID

TRACKINGGEVOEL.

en

ZONEGEBIED SCHAKELEN

aan naar uw voorkeuren gebaseerd op de waarden voor

Sets 1–5 (

P

113, 115).

112

AF/MF INSTELLINGEN

Scherpstelvolgopties

De afzonderlijke parameters die deel uitmaken van een scherpstelvolginstelling worden hieronder beschreven.

Deze parameter bepaalt hoe lang de camera wacht met overschakelen van de scherpstelling wanneer een object in het scherpstelgebied komt achter of voor het huidige onderwerp. Hoe hoger de waarde, hoe langer de camera zal wachten.

TRACKINGGEVOELIGHEID

SNEL VERGR. OP

STELT DE TRACKING

GEVOELIGHEID OP HET ONDERWERP IN

AANPASSEN

SCHAKELEN

0 1 2 3 4

O •

Hoe hoger de waarde, hoe langer het duurt voordat de camera opnieuw scherpstelt wanneer u probeert tussen onderwerpen te wisselen.

Hoe lager de waarde, hoe waarschijnlijker het is dat de camera de scherpstelling omschakelt van uw onderwerp naar andere objecten in het scherpstelgebied.

6

Deze parameter bepaalt hoe gevoelig het volgsysteem is voor veranderingen in de snelheid van het onderwerp.

Hoe hoger de waarde, hoe groter de nauwkeurigheid waarmee het systeem probeert te reageren op plotselinge bewegingen.

SNELHEID TRACKINGGEVOEL.

VAST VRS./VRT.

STELT DE SNELHEID VAN DE TRACKING

GEVOEL. VOOR EEN BEWEG. ONDERW. IN

AANPASSEN SCHAKELEN

0 1 2

O

Hoe hoger de waarde, hoe meer moeite de camera moet doen om scherp te stellen in situaties waarin de automatische scherpstelling niet goed presteert, zoals wanneer het onderwerp sterk refl ecterend is of een laag contrast heeft.

113

Deze parameter bepaalt het scherpstelgebied waaraan prioriteit gegeven wordt in zone AF.

ZONEGEBIED SCHAKELEN

MIDDEN AUTO VOOR

STELT DE SCHAKELGEVOELIGHID

V/H SCHERPSTELFR. IN ZONEGEBIED IN

AANPASSEN SCHAKELEN

6

VOOR

AUTO

MIDDEN

Zone AF wijst prioriteit toe aan de onderwerpen die het dichtst bij de camera zijn.

De camera vergrendelt scherpstelling op het onderwerp in het midden van de zone en wisselt de scherpstelgebieden dan zoals nodig om dit te volgen.

Zone AF wijst prioriteit toe aan onderwerpen in het midden van de zone.

O

Deze optie heeft alleen eff ect als y

ZONE

is geselecteerd voor scherpstelling.

Waarden instellen

Parameterwaarden voor de verschillende instellingen worden hieronder opgesomd.

2

0

2

3

3

TRACKINGGEVOEL.

ZONEGEBIED SCHAKELEN

0

0

AUTO

MIDDEN

2

1

2

AUTO

VOOR

AUTO

114

AF/MF INSTELLINGEN

Aangepaste scherpstelvolgopties

Volg de onderstaande stappen om de instellingen aan te passen voor Instelling 6.

1

Selecteer

AF-C AANGEPASTE

INSTELL.

 >

INSTELLING 6 AANGEPAST

.

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

INSTELLING 6

AANGEPAST

TRACKINGGEVOELIGHEID

SNELHEID TRACKINGGEVOEL.

ZONEGEBIED SCHAKELEN

AANPASSEN

AUTO

INSTELLING DETAIL RESET

2

Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en draai aan de voorste commandoschijf voor wijzigingen. Druk op b om instellingen terug te zetten naar hun oorspronkelijke waarden.

3

Druk op

DISP/BACK

wanneer de instellingen zijn voltooid.

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

Kies of de scherpstelmodus en het scherpstelgebied die gebruikt worden als de camera in de portretstand staat afzonderlijk worden opgeslagen van dat wat gebruikt wordt als de camera in de landschapstand staat.

6

UIT

FOCUSGEBIED

ONLY

AAN

Dezelfde instellingen worden gebruikt bij beide standen.

Het scherpstelgebied voor elke stand kan afzonderlijk worden geselecteerd.

De scherpstelmodus en het scherpstelgebied kunnen afzonderlijk van elkaar worden geselecteerd.

AF-PUNTDISPLAY

yz

Kies of afzonderlijke scherpstelpunten worden afgebeeld wanneer

ZONE

of

GROOTHOEK/TRACKING

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLING

.

ON OFF

115

AANTAL FOCUSPUNTEN

Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is voor de selectie van het scherpstelpunt in de handmatige scherpstelmodus of wanneer

ENKEL PUNT

is geselecteerd voor

SCHERPSTELLING

.

6

117 PUNTEN(9×13)

Kies uit 117 scherpstelpunten opgesteld in een 9- bij 13-punts raster.

425 PUNTEN(17×25)

Kies uit 425 scherpstelpunten opgesteld in een 17- bij 25-punts raster.

PRE-AF

Als

AAN

is geselecteerd, zal de camera de scherpstelling blijven aanpassen, zelfs wanneer de sluiterknop niet half wordt ingedrukt. De camera stelt continu scherp zodat sneller wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Door deze optie te kiezen, wordt voorkomen dat u een opname mist.

AAN

O

Door

AAN

te kiezen, zal de batterij sneller leeg zijn.

UIT

AF-HULPLICHT

Als deze instelling op

AAN

wordt gezet, gaat de AF-hulpverlichting branden om het automatisch scherpstellen te assisteren.

AAN UIT

O •

De camera kan mogelijk niet scherpstellen met behulp van de AF-hulpverlichting in sommige gevallen.

Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, kunt u proberen de afstand tot het onderwerp te vergroten.

Schijn met de AF-hulpverlichting niet recht in de ogen van het onderwerp.

116

AF/MF INSTELLINGEN

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

Intelligente gezichtsherkenning stelt de scherpstelling en belichting in voor gezichten van mensen willekeurig waar op de foto, waarbij wordt voorkomen dat de camera de achtergrond scherpstelt in groepsportretten. Kies voor foto’s die portretonderwerpen benadrukken. U kunt ook kiezen of de camera hetzij het linker- hetzij het rechteroog detecteert en erop scherpstelt wanneer de Intelligente Gezichtsherkenning aan staat.

GEZICHTSHERKENNING

AAN

Pas instellingen voor Intelligente Gezichtsherkenning aan. U kunt ook instellingen voor oogdetectie aanpassen.

• g

OOG UIT

: Uitsluitend Intelligente gezichtsdetectie.

• u

OOG AUTOMATISCH

: De camera kiest automatisch op welke oog deze zich richt wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.

• w

PRIORIT. RECHTEROOG

: De camera richt zich op het rechteroog van personen gedetecteerd met behulp van

Intelligente gezichtsdetectie.

• v

PRIORIT. LINKEROOG

: De camera richt zich op het linkeroog van personen gedetecteerd met behulp van

Intelligente gezichtsdetectie.

UIT

Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.

O •

Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, bevindt het gezicht zich mogelijk niet in het gebied met de groene rand bij het maken van de foto.

In sommige modi is het mogelijk dat de camera de belichting voor de gehele foto in plaats van voor het portretonderwerp instelt.

GEZICHTSHERKENNING AAN

wordt automatisch geselecteerd in de

S

GEAVANCRD SR AUTO

modus.

6

117

6

N •

Het gezicht dat is geselecteerd door de camera wordt weergegeven door een groene rand. Andere gezichten die door de camera worden gedetecteerd, worden aangeduid door grijze randen. Om de camera op een ander onderwerp scherp te stellen, tikt u binnen het grijze kader.

Het icoon g

verandert van wit naar groen.

U kunt ook tussen onderwerpen heen en weer schakelen door te drukken op de functietoets waaraan n

GEZICHTSSELECTIE

op is toegewezen en vervolgens met gebruik van de scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (in zoekerfotografi e) de aanraakbediening ( P

206).

Als het geselecteerde onderwerp buiten het kader raakt, zal de camera gedurende een ingestelde tijd wachten tot het terugkeert en daardoor kan het groene kader soms verschijnen op plaatsen waar er geen gezicht te zien is.

Tijdens een serieopname kunt u niet van onderwerp veranderen.

Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan gezichtsselectie worden uitgesteld bij het afsluiten van de functie serie-opnamen.

Gezichten kunnen met de camera in verticale of horizontale richting worden gedetecteerd.

Als de camera niet in staat is om de ogen van het onderwerp te detecteren doordat deze verborgen zijn door haar, een bril of andere objecten, zal de camera scherpstellen op de gezichten.

Opties voor gezichts-/oogdetectie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen

( P

222).

Gebruiken van aanraakbediening voor Intelligente Gezichtsherkenning

De aanraakbediening die kan worden gebruikt bij het kadreren van foto’s op de monitor varieert afhankelijk van de touch screen modus ( P

22).

Tik een gezicht aan op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen.

Tik een gezicht aan op het scherm om de scherpstelling te vergrendelen.

Tik gezichten aan om van onderwerp te veranderen.

Tik willekeurig een andere plaats aan om gezichtsdetectie tijdelijk stop te zetten en het scherpstelveld te selecteren.

118

AF/MF INSTELLINGEN

AF+MF

Als

AAN

is geselecteerd in scherpstelmodus

S

en de scherpstelling is vergrendeld (of door het half indrukken van de sluiterknop of op een andere manier), kan de scherpstelvergrendeling handmatig worden aangepast door aan de scherpstelring te draaien.

AAN UIT

O

Lenzen met een indicator voor scherpstelafstand moeten worden ingesteld op de handmatige scherpstelmodus (HF) voordat deze optie kan worden gebruikt. Het selecteren van HF schakelt de indicator van de scherpstelafstand uit.

Zet, als het objectief is uitgerust met een indicator voor de scherpstelafstand, de scherpstelring naar het midden omdat de camera mogelijk niet kan scherpstellen als de ring is ingesteld op oneindig of de minimale scherpstelafstand.

N

Standaardopties en opties voor MF-assistentie bij scherpstelpieken worden ondersteund.

AF + MF scherpstelzoom

Wanneer

AAN

is geselecteerd voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLOEP

en

ENKEL PUNT

geselecteerd is voor

SCHERPSTELLING

, kan zoom worden gebruikt om in te zoomen op het geselecteerde scherpstelgebied. De zoomfactor kan worden geselecteerd met de achterste commandoschijf.

6

119

HF ASSISTENTIE

Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige scherpstelmodus.

6

STANDAARD

DIGITAAL

SPLITSEN BEELD

Scherpstelling wordt op normale wijze weergegeven (scherpstelpieken en digitaal gesplitst beeld en digitale microprisma zijn niet beschikbaar).

Geeft een zwart-witbeeld (

MONOCHROOM

) of gesplitst beeld in kleur (

KLEUR

) in het midden van het beeld weer. Kader het onderwerp in het gesplitste beeldveld in en draai aan de scherpstelring totdat de drie delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.

DIGITALE

MICROPRISMA

FOCUS PIEK

HIGHLIGHT

Een raster met de nadruk op onscherpte wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet scherp in beeld is en verdwijnt om te worden vervangen door een scherp beeld wanneer het onderwerp scherp in beeld is.

De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een piekniveau.

N

U kunt ook MF-assisteeropties kiezen door het midden van de achterste commandoschijf in te houden.

SCHERPSTELLOEP

Als

AAN

is geselecteerd, zal de weergave automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is gedraaid.

AAN UIT

N •

Het drukken op het midden van de achterste commandoschijf annuleert scherpstelzoom.

De zoomstand is op het huidige scherpstelveld gecentreerd en verandert wanneer het scherpstelgebied wordt gewijzigd.

120

AF/MF INSTELLINGEN

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD

Selecteer

AAN

om het huidige scherpstelkader te meten wanneer

ENKEL PUNT

is geselecteerd voor

SCHERPSTELLING

en

SPOT

is geselecteerd voor

LICHTMEETSYSTEEM

.

AAN UIT

DIRECT AF-INSTELLING

Kies of de camera scherpstelt met behulp van enkelvoudige

AF (

AF-S

) of continue AF (

AF-C

) als een knop waaraan scherpstelvergrendeling of

AF-AAN

is toegewezen, wordt ingedrukt om scherp te stellen in de handmatige scherpstelmodus.

AF-S AF-C

6

121

SCHERPTEDIEPTESCHAAL

Kies

BASIS FILMFORMAAT

om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies

PIXELBASIS

om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.

6

PIXELBASIS BASIS FILMFORMAAT

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT

Kies hoe de camera scherpstelt in scherpstelmodus

AF-S

of

AF-C

.

ONTGRENDELEN

FOCUS

Sluitertijd krijgt voorrang op de scherpstelling. U kunt foto’s nemen wanneer de camera niet is scherpgesteld.

Scherpstelling krijgt voorrang op de sluitertijd. U kunt alleen foto’s nemen als de camera is scherpgesteld.

122

AF/MF INSTELLINGEN

TOUCH SCREEN MODUS

Kies de opnamebewerkingen die worden uitgevoerd met de aanraaktoetsen.

Stilstaande Fotografi e

AF

AF OFF

Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen. In de salvomodus worden foto’s genomen terwijl u uw vinger op het scherm houdt.

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.

Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren.

Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.

Aanraakscherpstelling en opname uitgeschakeld.

6

123

Filmopname

6

In plaats van op de ontspanknop drukken, kunt u op uw onderwerp in de weergave tikken om scherp te stellen en de opname te starten. Tijdens het vastleggen kunt u op de weergave tikken om zoals hieronder beschreven scherp te stellen.

Druk op de ontspanknop om het opnemen te beëindigen.

Door op de weergave te tikken, stelt de camera scherp op het geselecteerde punt.

Gebruik de ontspanknop om de opname te starten en te stoppen.

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) kunt u op elk gewenst moment opnieuw scherpstellen door op uw onderwerp in de weergave te tikken.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) zal de camera doorlopend de scherpstelling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de weergave.

In handmatige scherpstelmodus (MF) stelt de camera scherp met behulp van autofocus wanneer u op de weergave tikt; tijdens het vastleggen kunt u opnieuw op de weergave tikken om het scherpstelgebied naar een nieuwe locatie te verplaatsen.

Tik om het scherpstelgebied te positioneren.

Gebruik de ontspanknop om de opname te starten en te stoppen.

In scherpstelmodus

S

(AF-S) kunt u op elk gewenst moment het scherpstelgebied opnieuw positioneren door op uw onderwerp in de weergave te tikken. Gebruik om scherp te stellen de knop waaraan

AF-AAN

is toegewezen.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) zal de camera doorlopend de scherpstelling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de weergave.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om het scherpstelgebied over uw onderwerp te positioneren.

Aanraakscherpstelling en opname uitgeschakeld.

N

Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbergen, selecteert u

UIT

voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH

SCREEN INSTELLINGEN

 > x

INSTELL. AANRAAKSCHERM

. Bij het kiezen van

AAN

wordt B

FILMINSTELLINGEN

 >

FILMSCHERPSTELLING

automatisch ingesteld op

AF-VELD KEUZE

, ook al is

AF(MULTI)

momenteel geselecteerd.

124

AF/MF INSTELLINGEN

Aanraakbediening voor scherpstelzoom

Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom

(scherpstelcontrole ingeschakeld).

Als u het midden van het scherm aanraakt, worden de onderstaande bewerkingen uitgevoerd.

AF-S/MF

: Maak een foto

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S/MF

: UIT

Als u op andere gebieden tikt, scrolt u eenvoudig over het scherm of u nu foto’s maakt of fi lms opneemt en ongeacht de geselecteerde optie voor de touchscreenmodus.

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S/MF

: UIT

6

125

A

OPNAME-INSTELLINGEN

Pas opname-opties aan.

Om opname-opties weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

A

 (

OPNAME-INSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

OPNAME-INSTELLINGEN

ONDERWERPPROGRAMMA

DRIVE-INSTELLING

SPORTZOEKERMODUS

PRE-OPNAME

ZELFONTSPANNER

INTERVAL-TIMEROPNAME

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

VERLATEN

ONDERWERPPROGRAMMA

Scèneselectie is beschikbaar wanneer de automodusselectiehendel naar

AUTO

wordt gedraaid.

6

S

GEAVANCRD SR

De camera optimaliseert automatisch de instellingen om zich aan te passen aan het onderwerp.

Kies deze scène voor portretten.

h

PORTRET

Z

GEZICHT

Verwerkt portretten om het onderwerp een vloeiende, natuurlijke teint te geven.

M

LANDSCHAP

N

SPORT

O

NACHT

H p

NACHT(STAT.)

VUURWERK

Kies deze scène voor daglichtfoto’s of gebouwen en landschappen.

Kies deze scène bij het fotograferen van bewegende onderwerpen.

Kies deze stand voor slecht schemerlicht of nachtscènes.

Kies deze stand voor lange sluitertijden bij nachtopnames.

Lange sluitertijden worden gebruikt om de lichteff ecten van vuurwerk vast te leggen.

Q

ZONSOPKOMST

Kies deze stand om de levendige kleuren in zonsopkomsten en zonsondergangen vast te leggen.

R

SNEEUW

Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van scènes vastleggen welke door glimmende witte sneeuw worden gedomineerd.

s

STRAND

Kies voor frisse, heldere foto’s die de helderheid van zonovergoten standen vastleggen.

f

ONDER WATER

Vermindert de blauwe gloed die doorgaans geassocieerd wordt met onderwaterverlichting.

126

OPNAME-INSTELLINGEN

U

FEESTEN

V

BLOEMEN

W

DOCUMENTEN

Leg achtergrondverlichting binnenshuis onder omstandigheden met weinig licht vast.

Auto scherpstelling voor close-up foto’s en krachtige kleuren.

Maak duidelijke foto’s van gedrukte tekst of tekeningen.

N •

Scèneselectie is alleen beschikbaar wanneer de drive-schijf is ingesteld is op

S

,

CH

  (serieopname met hoge snelheid) of

CL

(serieopname met lage snelheid).

Scèneselectie is niet beschikbaar wanneer V wordt geselecteerd voor fi lmmodus.

DRIVE-INSTELLING

Pas de instellingen voor de verschillende drive-modi aan.

BKT1 INSTELLING

Kies de instellingen die worden gebruikt wanneer de dri-

BKT2 INSTELLING

ve-schijf naar

BKT1

of

BKT2

is gedraaid ( P

128).

Selecteer de beeldsnelheid die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar

CH

 (serie met hoge snelheid) is gedraaid. De beeldsnelheid van de weergave wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt is 40 bps of 60 bps in 1,25× uitsnedemodus.

CH BURST HOGE

SNELHEID

30fps(1.25X BSN.)

R *

10fps(1.25X BSN.)

R *

10fps

R *

20fps(1.25X BSN.)

R *

20fps

R *

8.0fps

* Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.

Selecteer de beeldsnelheid die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar

CL

(serie met lage snelheid) is gedraaid.

CL BURST LAGE

SNELHEID

5.0fps

4.0fps

3.0fps

Adv. FILTER 1 SELECTEREN

Kies de fi lter die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar

Adv. FILTER 2 SELECTEREN

Adv. 1

of

Adv. 2

is gedraaid ( P

88).

6

127

BKT1 INSTELLING/BKT2 INSTELLING

Kies de afbakeningsinstellingen voor de posities

BKT1

en

BKT2

op de drive-schijf.

6

128

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer de drive-schijf naar

BKT1

of

BKT2

wordt gedraaid.

BKT SELECTEREN

O

AE BKT

W

ISO BKT

X

FILMSIMULATIE BKT

V

WITBALANS BKT

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT

Z

FOCUS BKT

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer O

AE BKT

is geselecteerd voor

BKT SELECTEREN

.

AE BKT

ISO BKT

FRAMES/

STAP

INSTELLING

Kies het aantal opnames in de bracketingreeks en de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.

FOTO’S

: Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks.

STAP

: Kies de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.

1 FRAME/

DOORLOPEND

1 FRAME

: De opnamen in de bracketingreeks worden één voor één opgenomen.

DOORLOPEND

: De opnamen in de bracketingreeks worden in één serieopname opgenomen.

SEQUENTIE

INSTELLING

Kies de volgorde waarin foto’s worden gemaakt.

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer W

ISO BKT

is geselecteerd voor

BKT SELECTEREN

.

±1⁄3 ±2⁄3 ±1

OPNAME-INSTELLINGEN

FILMSIMULATIE BKT

Kies de drie fi lmsimulatietypes gebruikt voor fi lmsimulatiebracketing (

P

100).

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer

V

WITBALANS

BKT

is geselecteerd voor

BKT SELECTEREN

.

WITBALANS BKT

±1 ±2 ±3

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer

Z

FOCUS

BKT

is geselecteerd voor

BKT SELECTEREN

.

FOCUS BKT

FOTO’S

Kies het aantal opnamen.

STAP

Kies de mate van scherpstelverandering voor elke opname.

INTERVAL

Kies het interval tussen opnamen.

N

Pas zoom niet aan tijdens het fotograferen.

De ingebouwde fl itser fl itst niet.

Scherpstelling en FOTO’S/STAP

De relatie tussen scherpstelling en de opties gekozen voor

FOTO’S

en

STAP

wordt weergegeven in de afbeelding.

6

:

Stap

Foto’s

1 2 3 4 5

Startscherpstelpositie

De scherpstelling gaat van de startpositie naar oneindig.

Kleine

STAP

-waarden vertalen zich in kleine wijzigingen in de scherpstelling, grotere waarden in grotere wijzigingen.

Ongeacht de optie gekozen voor

FOTO’S

eindigt het opnemen wanneer de scherpstelling oneindig bereikt.

129

SPORTZOEKERMODUS

Maak foto’s met behulp van de uitsnede in het midden van de weergave. Kies deze optie voor foto's van atleten, vogels en andere bewegende onderwerpen.

6

AAN

Foto’s worden met een uitsnede van 1,25× gemaakt zodat de beeldhoek met een waarde die gelijk is aan de brandpuntsafstand van de lens met

1,25× wordt verkleind; de uitsnede wordt weergegeven door een kader in de weergave.

De 1,25× uitsnede wordt uitgeschakeld.

UIT

N

Het H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEELDGROOTTE

-item in het opnamemenu is vast ingesteld op

P

.

De sportzoeker is niet beschikbaar in modi met een elektronische sluiter.

PRE-OPNAME

s J

Om de vertraging tussen het volledig indrukken van de ontspanknop en de uiteindelijke foto die op de geheugenkaart wordt opgeslagen, start de camera het vastleggen met de elektronische sluiter wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt en bewaart een serie opnamen die begint net voordat de ontspanknop verder volledig wordt ingedrukt.

AAN UIT

N

Pre-Opname-fotografi e is alleen beschikbaar wanneer s

ELEKTRONISCHE

SLUITER

is geselecteerd in

CH

(serie met hoge snelheid) drive-modus.

130

OPNAME-INSTELLINGEN

ZELFONTSPANNER

Kies een vertraging voor het loslaten van de ontspanknop.

R

2 SEC

De ontspanknop wordt twee seconden na het indrukken van de ontspanknop losgelaten. Gebruik dit om onscherpte veroorzaakt door camerabeweging te verminderen als de ontspanknop wordt ingedrukt. Het zelfontspannerlampje knippert terwijl de timer aftelt.

S

10 SEC

De ontspanknop wordt tien seconden na het indrukken van de ontspanknop losgelaten. Dit kunt u gebruiken voor foto’s waarin u zelf wilt voorkomen. Het zelfontspannerlampje knippert direct voordat de foto wordt gemaakt.

UIT

Zelfontspanner uitgeschakeld.

Als er een andere optie dan

UIT

is geselecteerd, begint de timer wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.

Het scherm toont het aantal resterende seconden tot de ontspanknop wordt losgelaten. Druk op

DISP/BACK

om de timer te stoppen voor de foto wordt genomen.

9

O •

Sta achter de camera wanneer u de ontspanknop indrukt. Als u voor de lens staat, kan dit invloed hebben op de scherpstelling en belichting.

De zelfontspanner wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de camera wordt uitgeschakeld.

6

131

INTERVAL-TIMEROPNAME

Confi gureer de camera zodat deze automatisch foto’s maakt bij een vooringesteld interval.

1

Markeer

INTERVAL-TIMEROPNAME

in het tabblad A (

OPNAME-INSTELLINGEN

) en druk op

MENU/OK

.

INTERVAL/AANTAL KEER

INTERVAL AANTAL KEER

6

ANNULEREN

START WACHTTIJD

EIND

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de interval en het aantal foto’s te kiezen. Druk op

MENU/OK

om door te gaan.

LATER

VERWACHTE STARTTIJD 11 : 00 PM

START ANNULEREN

3

Gebruik de scherpstellingstok om de starttijd te kiezen en druk vervolgens op

MENU/OK

. Het fotograferen start automatisch.

ANNULEREN

O

Intervalfotografi e kan niet worden gebruikt bij een sluitertijd van

B

(lamp) of tijdens meervoudige belichtingsfotografi e. In seriemodus kan er slechts

één foto worden gemaakt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten.

N •

Gebruik van een statief wordt aanbevolen.

We raden het gebruik van een AC-5VG netadapter aan.

De weergave wordt uitgeschakeld tussen opnamen en licht op enkele seconden voordat de volgende foto wordt gemaakt.

De weergave kan op elk moment worden geactiveerd door op de ontspanknop te drukken.

Om door te gaan met opnamen maken tot de geheugenkaart vol is, stelt u het aantal opnamen in op ∞.

132

OPNAME-INSTELLINGEN

LICHTMEETSYSTEEM

Kies hoe de camera de belichting meet.

O

De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

op

UIT

staat.

o

(meervoudig) p

(middenmeting) v

(spot) w

(gemiddeld)

De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse van de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.

De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht toe aan het gebied in het midden.

De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het beeld, in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal.

Aangeraden bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en in andere gevallen waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is dan het belangrijkste onderwerp.

De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere foto’s met hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van landschappen en het maken van portretten van onderwerpen met witte of zwarte kleding.

6

133

SLUITERTYPE

Kies het sluitertype. Kies de elektronische sluiter om het sluitergeluid te dempen.

6

t

MECHANISCHE SLUITER

Maak foto’s met de mechanische sluiter.

s

ELEKTRONISCHE SLUITER

Maak foto’s met de elektronische sluiter.

u

MECHANISCH + ELEKTR.

De camera kiest de mechanische of elektronische sluiter afhankelijk van de opnameomstandigheden.

Als s

ELEKTRONISCHE SLUITER

of u

MECHANISCH + ELEKTR.

is zen door de sluitertijdschijf naar

4000

te draaien en vervolgens aan de achterste commandoschijf te draaien.

O

Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische sluiter:

Vertekening is mogelijk zichtbaar in opnamen van bewegende onderwerpen.

Vertekening is mogelijk zichtbaar in uit-de-hand-gemaakte opnamen bij hogere sluitertijden; gebruik van een statief wordt aanbevolen.

Streepvorming en waas kunnen optreden in opnamen gemaakt onder tl-verlichting of andere fl ikkerende of onregelmatige verlichting.

Respecteer, bij het maken van foto’s met gedempte sluiter ( P

191), de

beeldrechten van uw onderwerp en recht op privacy.

N

De volgende beperkingen zijn van toepassing wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt:

Gevoeligheid wordt beperkt tot waarden van ISO 12800–160

Ruisonderdrukking voor lange tijdopnamen heeft geen eff ect

De fl itser kan niet worden gebruikt

134

OPNAME-INSTELLINGEN

FLIKKERVERMINDERING

Selecteer

AAN

om fl ikkering in foto’s en op het scherm te verminderen bij het fotograferen onder tl-verlichting en andere soortgelijke lichtbronnen.

AAN UIT

O •

Bij het inschakelen van fl ikkerreductie wordt de elektronische sluiter uitgeschakeld en neemt de tijd toe die nodig is om foto’s te maken.

Flikkerreductie is niet beschikbaar tijdens fi lmopnamen.

IS MODE

Kies uit de volgende beeldstablisatie-opties:

L l

M

CONTINU

+BEWEGING

CONTINU

OPNEMEN

+BEWEGING

m

ALLEEN OPNAME

UIT

Beeldstabilisatie aan. Als

+BEWEGING

is geselecteerd, dan past de camera de sluitertijd aan om onscherpte te verminderen wanneer er bewegende voorwerpen zijn gedetecteerd.

Zoals hierboven, behalve dat beeldstabilisatie alleen wordt uitgevoerd wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt

(alleen scherpstellingsmodus

C

) of de sluiter wordt ontspannen. Als

+BEWEGING

is geselecteerd, dan past de camera de sluitertijd aan om onscherpte te verminderen wanneer er bewegende voorwerpen zijn gedetecteerd.

Beeldstabilisatie uit. Kies deze optie bij het gebruik van een statief.

N •

+BEWEGING

heeft geen eff ect wanneer gevoeligheid op een vaste waarde is ingesteld en kan ook niet beschikbaar zijn bij een aantal andere gecombineerde instellingen. Het eff ect kan variëren afhankelijk van de lichtomstandigheden en de snelheid waarbij het onderwerp beweegt.

Deze optie is enkel beschikbaar met lenzen die beeldstabilisatie ondersteunen.

6

135

ISO

Pas de gevoeligheid van de camera voor licht aan.

6

AUTO1

AUTO2

AUTO3

De gevoeligheid wordt automatisch aangepast als reactie op de opname-omstandigheden.

12800

160

Pas gevoeligheid handmatig aan. Geselecteerde waarde wordt in het scherm weergegeven.

H (51200)

H (25600)

L (125)

L (100)

L (80)

Kies voor bijzondere situaties. Merk op dat vlekken kunnen verschijnen in foto's genomen bij

H

, terwijl

L

het dynamisch bereik vermindert.

N

De gevoeligheid wordt niet gereset wanneer de camera wordt uitgezet.

Gevoeligheid aanpassen

Hoge waarden kunnen worden gebruikt om beelden minder wazig te maken als er weinig verlichting is, terwijl lagere waarden zorgen voor langere sluitertijden of een wijdere opening van het diafragma bij fel licht. Let erop dat spikkels kunnen verschijnen in foto’s met een hoge gevoeligheid.

136

OPNAME-INSTELLINGEN

AUTO

Kies de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale sluitertijd voor

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

. De standaardwaarden worden hieronder getoond.

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

MAX. GEVOELIGHEID

MIN. SLUITERSNELH

800

160

1600

AUTO

3200

De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

.

N •

Als de waarde geselecteerd voor

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

hoger is dan de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

, wordt

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

ingesteld op de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan

MIN.

SLUITERSNELH

als foto’s nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

Als

AUTO

is geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

, de camera kiest automatisch een minimale sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de inversie van de lensbrandpuntafstand in seconden (bijvoorbeeld, als de lens een brandpuntafstand van 50 mm heeft, kiest de camera een minimale sluitertijd in de buurt van 1⁄50 s). De minimale sluitertijd wordt niet beïnvloed door de optie geselecteerd voor beeldstabilisatie.

6

137

6

ADAPT. INSTEL.

Pas instellingen aan voor lenzen met M-bevestiging aangesloten met een optionele FUJIFILM M MOUNT ADAPTER.

Brandpuntsafstand kiezen

Kies een lensnummer uit

LENS 1

tot en met

LENS 6

en voer de werkelijke brandpuntsafstand van de lens in.

LENS 5

VOER BRANDPUNTSAFSTAND IN

OK ANNULEREN

Vervormingscorrectie

Kies uit de opties

STERK

,

MEDIUM

of

ZWAK

om de vervorming

TONVORMING

of

KUSSENVORMING

te corrigeren.

LENS5 VERVORMING CORR.

TONVORMING STERK

TONVORMING MEDIUM

TONVORMING ZWAK

UIT

KUSSENVORMING ZWAK

KUSSENVORMING MEDIUM

KUSSENVORMING STERK

138

OPNAME-INSTELLINGEN

Kleurschaduwcorrectie

Variaties in kleur (schakering) tussen het midden en de randen van het beeld kunnen voor elke hoek afzonderlijk worden ingesteld.

Om kleurschaduwcorrectie te gebruiken, volgt u de stappen hieronder.

VOLGENDE

OK

1

Draai aan de achterste commandoschijf om een hoek te kiezen.

De geselecteerde hoek wordt aangegeven met een driehoek.

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de schaduw aan te passen totdat er geen zichtbaar verschil in kleur is tussen de geselecteerde hoek en het midden van het beeld.

Duw de scherpstellingstok naar links of rechts om kleuren aan te passen op de cyaan-roodas.

Duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag om kleuren aan te passen op de blauw-geelas.

N

Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de kleurschaduwcorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.

Randbelichtingscorrectie

Kies uit waarden tussen –5 en +5. Het kiezen van positieve waarden verhoogt de randbelichting, terwijl negatieve waarden de randbelichting verlagen.

Positieve waarden worden aanbevolen voor ouderwetse lenzen, negatieve

OK

ANNULEREN

waarden worden gebruikt om het eff ect te geven van afbeeldingen gemaakt met een antieke lens of een gaatjescamera.

N

Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de randbelichtingscorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.

6

139

6

OPNAME-INSTELLINGEN

DRAADLS COMMUNICT

Verbind met smartphones die de meest recente versie van de

FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

140

F

FLITSINSTELLINGEN

Pas fl itsergerelateerde instellingen aan.

Om fl itsergerelateerde instellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

F

(

FLITSINSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

VERLATEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

Kies een fl itsbedieningsmodus, fl itsmodus of sync-modus of pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties variëren per fl itser.

N

Raadpleeg voor meer informatie over de fl itserinstellingen “Externe fl itsers (

P

234)” in

“Randapparatuur en optionele accessoires”.

MODUS

Ingebouwde Flits

AANPASSEN EINDE

VERWIJDER R. OGEN

Verwijder rode-ogen-eff ecten veroorzaakt door de fl itser.

6

FLASH+VERWIJDEREN

FLASH

VERWIJDEREN

UIT

Een voorfl its die rode ogen vermindert wordt gecombineerd met digitale verwijdering van rode ogen.

Alleen rode ogen verminderen door middel van fl its.

Alleen digitaal rode ogen verwijderen.

Rode ogen verminderen door middel van fl its en digitaal rode ogen verwijderen uitgeschakeld.

N •

Flitser voor rode-ogenreductie kan worden gebruikt in de TTL-fl itserregelingstanden.

Digitale rode-ogen-verwijdering wordt alleen uitgevoerd wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.

Digitale rode-ogen-verwijdering is niet beschikbaar voor RAW-afbeeldingen.

141

MODUS TTL VERGRENDELEN

In plaats van het aanpassen van het fl itsniveau per foto kan

TTL-fl itsbediening worden vergrendeld voor consistente resultaten binnen een reeks foto’s.

6

VERGR. MET L. FLASH

VERGR. MET MEETFLASH

De fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde voor de meest recente foto te bekijken.

De camera geeft een reeks voorfl itsen en de fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde.

N •

Om gebruik te maken van TTL-vergrendeling, wijst u

TTL-VERGRENDELING

toe aan een cameraknop en gebruikt u vervolgens deze knop om TTL-vergrendeling in of uit te schakelen ( P

230).

Flitscompensatie kan worden aangepast terwijl TTL-vergrendeling is ingeschakeld.

Bij het selecteren van

VERGR. MET L. FLASH

wordt een foutbericht weergegeven als er geen eerder gemeten waarde bestaat.

LED-LICHTINSTELLING

Kies of u het LED-videolicht van de fl itser (indien beschikbaar) wenst te gebruiken als een catchlight of AF-hulplicht bij het nemen van foto’s.

CATCHLIGHT

Catchlight

AF ASSIST

AF-hulpverlichting

AF ASSIST+CATCHLIGHT

AF-hulplichtverlichting en catchlight

UIT

Geen

N

In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

-menu.

142

FLITSINSTELLINGEN

MASTER-INSTELLING

Kies een fl itsgroep (A, B of C) voor de fl itser bevestigd aan de camerafl itsschoen wanneer deze functioneert als een hoofdfl itser die fl itseenheden op afstand bediend via Fujifi lm draadloze optische fl itsbediening of kies

OFF

om de hoofdfl itseruitvoer te beperken tot een niveau dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed.

Gr A Gr B Gr C

N

In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

-menu.

OFF

CH-INSTELLING

Kies het kanaal dat wordt gebruikt voor de communicatie tussen de hoofdfl itser en fl itseenheden op afstand bij het gebruik van Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

CH1 CH2 CH3 CH4

6

143

B

FILMINSTELLINGEN

Pas fi lmopname-opties aan.

Om fi lmopname-opties weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

B

 (

FILMINSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

FILMMODUS

Kies voorafgaand aan het opnemen van fi lms de beeldsnelheid, bitsnelheid en het beeldformaat en de beeldverhouding.

FILMMODUS

16:9

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

WITBALANS

(Warm/Koud)

DYNAMISCH BEREIK

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

VERLATEN

6

1

Selecteer in het opnamemenu B

FILMINSTELLINGEN

, markeer vervolgens

FILMMODUS

en druk op

MENU/OK

.

2

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het gewenste beeldformaat en de beeldverhouding

(

A

) te markeren en druk op de stok rechts.

Kies

V

16 : 9

of d

17 : 9

voor 4K-fi lms met beeldverhoudingen van 16 of 17 tot 9.

Kies

W

16 : 9

of

W

17 : 9

voor Full HD-fi lms met beeldverhoudingen van 16 of 17 tot 9.

144

FILMINSTELLINGEN

3

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een beeldsnelheid (

B

) te markeren en druk op de stok rechts.

59.94P

50P 29.97P

25P 24P 23.98P

4

Druk de scherpstellingstok omhoog of omlaag om een bitsnelheid (

C

) te markeren en druk op

MENU/OK

.

200Mbps 100Mbps 50Mbps

N

De keuze van de beeld- en bitsnelheden varieert afhankelijk van de fi lmmodus.

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

Neem Full HD-fi lms met hoge beeldsnelheid op. Films met hoge beeldsnelheid kunnen in slowmotion worden afgespeeld, waardoor u tijd krijgt om snel bewegende onderwerpen of details te zien die voor het blote oog te vluchtig zijn.

6

2x

a

59.94P

F

120P

2x

a

50P

F

100P

4x

a

29.97P

F

120P

4x

a

25P

F

100P

5x

a

24P

F

120P

5x

a

23.98P

F

120P

UIT

Maak Full HD-fi lmopnamen bij beeldsnelheden van 120 of

100 bps. De fi lms worden afgespeeld bij een snelheid van ½ ,

¼ of ⁄. De maximale opnameduur is 6 minuten. De fi lmopnamen die zijn opgeslagen op de geheugenkaart worden gecomprimeerd met als doel de hoeveelheid opgenomen gegevens op 200 Mb per seconde te houden.

Hoge-snelheidsopname uit.

N

Hoge-snelheidsfi lms worden zonder geluid opgenomen.

145

F

FILMSIMULATIE

Kies een fi lmsimulatie-eff ect voor fi lmopnamen.

6

c

PROVIA/STANDAARD

d

Velvia/LEVENDIG

e

ASTIA/LAAG

i

CLASSIC CHROME

g

PRO Neg. Hi

h

PRO Neg. Std

X

ETERNA/CINEMA

a

ACROS

b

MONOCHROOM

f

SEPIA

Zie “FILMSIMULATIE” ( P

100).

F

Z&W AANP.

a b

(Warm/Koud)

Voeg een roodachtige of blauwachtige tint (warme of koele kleurzweem) toe aan monochrome foto’s gemaakt met de fi lmsimulatie a

 

ACROS

of b

 

MONOCHROOM

.

+9 — +1

0

-1 — -9

Hogere positieve waarden komen overeen met een rodere kleurzweem.

Normaal monochroom (grijswaarden).

Lagere negatieve waarden komen overeen met een blauwere kleurzweem.

146

FILMINSTELLINGEN

F

WITBALANS

Pas witbalans aan voor het opnemen van fi lms.

AUTO

k / l / m k i j k l m n g

Zie “WITBALANS” (

P

102).

F

DYNAMISCH BEREIK

Kies een dynamisch bereik voor fi lmopnamen.

V

100%

W

200%

X

400%

Zie “DYNAMISCH BEREIK” ( P

104).

N •

Automatische aanpassing van het dynamisch bereik (

AUTO

) wordt niet ondersteund.

W

200%

is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,

X

400%

bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.

De optie

B

FILMINSTELLINGEN

 >

F

DYNAMISCH BEREIK

is beschikbaar wanneer

UIT

is geselecteerd voor B

FILMINSTELLINGEN

 >

F-Log

OPNAME

.

6

147

6

F

HIGHLIGHT TINT

Kies hoe de camera hoge lichten vastlegt bij het opnemen van fi lms.

+4 +3 +2 +1 0 −1 −2

F

SCHADUWTINT

Kies hoe de camera schaduwen vastlegt bij het opnemen van fi lms.

+4 +3 +2 +1 0

F

KLEUR

Pas de kleurdichtheid aan voor fi lmopnamen.

−1

+4 +3 +2 +1 0

−2

−1 −2 −3 −4

148

FILMINSTELLINGEN

F

SCHERPTE

Maak contouren in fi lms scherper of zachter.

+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4

F

RUISONDERDRUKKING

Verminder de ruis in fi lms die zijn opgenomen bij hoge gevoeligheden.

+4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4

V

INTERFRAME NR

Selecteer

AAN

om interframe-ruisonderdrukking in te schakelen.

AAN UIT

N •

Interframe-ruisonderdrukking is alleen beschikbaar wanneer framesnelheden van

29.97P

of langzamer worden geselecteerd bij een framegrootte van V of d .

“ Beeldschaduwen” kunnen optreden bij bewegende onderwerpen of als de camera wordt bewogen tijdens het vastleggen.

F-Log OPNAME

Selecteer

AAN

om fi lms op te nemen met behulp van een zachte gammacurve met een spectrum dat geschikt is voor verdere verwerking na productie. Gevoeligheid is beperkt tot waarden tussen ISO 640 en 12800.

6

AAN UIT

149

F

OMGV.LICHT CORR.

Selecteer

AAN

om correctie van het omgevingslicht tijdens fi lmopnamen in te schakelen.

6

AAN UIT

N •

Als

AAN

is geselecteerd wanneer een lens, die geen gegevens verzendt, op de camera is bevestigd met behulp van een FUJIFILM

M BEVESTIGINGSADAPTER (apart verkrijgbaar), dan wordt het omgevingslicht aangepast volgens de optie geselecteerd voor

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

ADAPT.INSTEL.

 >

OMGV.LICHT CORR.

in het opnamemenu ( P

139).

Selecteer

UIT

als u streepvorming waarneemt in fi lms die zijn opgenomen met behulp van deze optie.

F

SCHERPSTELGEBIED

Kies het scherpstelgebied voor fi lms die zijn opgenomen met behulp van autofocus. U kunt er ook voor kiezen het scherpstelveld (en dus ook de scherpstelzoompositie) voor fi lms vast te leggen met behulp van handmatige scherpstelling.

FILMSCHERPSTELLING

Kies hoe de camera het scherpstelpunt voor fi lmopname selecteert.

AF(MULTI)

Automatische selectie van scherpstelpunten.

AF-VELD KEUZE

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied.

150

FILMINSTELLINGEN

F

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

Selecteer scherpstelvolgopties bij het opnemen van fi lms in scherpstelmodus

C

.

TRACKINGGEVOELIGHEID

Kies hoe lang de camera wacht met overschakelen van de scherpstelling wanneer een object in het scherpstelgebied komt achter of voor het huidige onderwerp. Zie “TRACKINGGEVOELIGHEID”

(

P

113).

0 1 2

AF-SNELHEID

Pas de reactiesnelheid van autofocus aan.

3 4

−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5

6

151

6

F

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

Schakel Intelligente gezichtsdetectie in of uit bij het opnemen van fi lms.

GEZICHTSHERKENNING AAN

Zie “INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.” ( P

117).

UIT

Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.

O

Wanneer Intelligente Gezichtsherkenning wordt ingeschakeld, zal de camera scherpstellen met behulp van continue AF, ook al is enkelvoudige AF (

S

) gekozen met de scherpstelmodusselectieknop. Intelligente gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de handmatige scherpstelstand.

F

HF ASSISTENTIE

Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige scherpstelmodus.

STANDAARD

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

De scherpstelling wordt op de normale manier weergegeven (scherpstelpieken is niet beschikbaar).

De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een piekniveau.

152

FILMINSTELLINGEN

F

SCHERPSTELLOEP

Als

AAN

is geselecteerd, zal de weergave automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is gedraaid.

AAN UIT

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

Als

ON

is geselecteerd, zullen HDMI-apparaten waarop de camera is aangesloten de informatie in het camerascherm ook weergeven.

ON OFF

6

153

4K FILMUITGANG

Kies de bestemming voor 4K-fi lms opgenomen terwijl de camera is aangesloten op een HDMI-recorder of ander apparaat dat

4K ondersteunt.

6

b

4K

Y

4K

b

4K

Y

FHD

b

FHD

Y

4K

b

Y

4K

4K-fi lms worden opgenomen op de camerageheugenkaart en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in 4K.

4K-fi lms worden opgenomen op een camerageheugenkaart in 4K en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in Full HD.

4K-fi lms worden in 4K uitgevoerd naar het HDMI-apparaat en in

Full HD opgenomen op de geheugenkaart van de camera.

4K-fi lms worden in 4K uitgevoerd naar het HDMI-apparaat. De camera slaat geen 4K-fi lms op een geheugenkaart op.

N

Deze optie is alleen beschikbaar wanneer

V

16 : 9

of d

17 : 9

is geselecteerd voor B

FILMINSTELLINGEN

 >

FILMMODUS

in het opnamemenu.

FULL HD FILM-UITVOER

Kies de bestemming voor Full HD-fi lms die zijn opgenomen terwijl de camera op een HDMI-apparaat is aangesloten.

b

FHD

Y

FHD

b

Y

FHD

Full HD-fi lms worden naar het HDMI-apparaat uitgevoerd en op de geheugenkaart van de camera opgeslagen.

Full HD-fi lms worden niet op de geheugenkaart van de camera opgenomen maar worden naar het HDMI-apparaat uitgevoerd.

N •

Deze optie is alleen beschikbaar wanneer

W

16 : 9

of

W

17 : 9

is geselecteerd voor B

FILMINSTELLINGEN

 >

FILMMODUS

in het opnamemenu.

Films worden opgenomen op de geheugenkaart in 4:2:0 8-bits-formaat.

Wanneer

OFF

is geselecteerd voor

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

worden fi lms naar het HDMI-apparaat uitgevoerd in 4:2:2 10-bits formaat.

154

FILMINSTELLINGEN

4K HDMI STANDBYKWALITEIT

Kies of de uitvoer naar aangesloten HDMI-apparaten overschakelt van 4K naar Full HD tijdens stand-by.

V

W

Uitvoer naar HDMI-apparaten wordt voortgezet bij 4K tijdens standby.

Uitvoer naar HDMI-apparaten schakelt over naar Full HD tijdens stand-by, waardoor de batterij minder snel leegraakt.

HDMI REC-BEDIENING

Kies of de camera signalen naar het HDMI-apparaat moet sturen om een fi lm te starten en/of te stoppen, wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt om de fi lmopname te starten en te stoppen.

ON OFF

ZEBRA-INSTELLING

Hoge lichten die mogelijk zijn overbelicht worden aangeduid door zebrastrepen in de fi lmmodusweergave.

6

ZEBRA R

ZEBRA L

UIT

Naar rechts schuin afl opende strepen.

Naar links schuin afl opende strepen.

Strepen uit.

ZEBRA-NIVEAU

Kies de helderheidsdrempel voor de zebrastrepenweergave.

100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50

155

INSTELLING GELUID

Pas audio-gerelateerde instellingen aan voor fi lmopnamen.

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU

Pas het opnameniveau aan voor de ingebouwde microfoon.

AUTO

HANDMATIG

UIT

De camera past het opnameniveau automatisch aan.

Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de scherpstellingstok (scherpstelhendel) rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.

Schakel de ingebouwde microfoon uit.

AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU

Pas het opnameniveau aan voor externe microfoons.

6

AUTO

HANDMATIG

UIT

De camera past het opnameniveau automatisch aan.

Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de scherpstellingstok (scherpstelhendel) rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.

Schakel het opnemen uit met behulp van externe microfoons.

BEGRENZER MIC.-NIVEAU

Vermindert vervorming die wordt veroorzaakt door invoer die de grenzen van de audiocircuits van de microfoon overschrijdt.

AAN UIT

156

FILMINSTELLINGEN

WINDFILTER

Kies of windruisreductie tijdens fi lmopnamen wordt ingeschakeld.

AAN UIT

FILTER ONDERGRENS

Kies of het laagafvalfi lter wordt ingeschakeld, waardoor laagfrequente ruis tijdens fi lmopnamen wordt verminderd.

UIT AAN

VOLUME HOOFDTELEFOON

Stel het hoofdtelefoonvolume af.

10—1

0

Kies een volume uit 1 tot 10.

Demp uitvoer naar de koptelefoon.

6

157

MIC/AFSTANDSBED.

Geef aan of het apparaat dat is aangesloten op de microfoon/afstandsontspanner-aansluiting een microfoon is of een afstandsontspanner.

m

MIC

n

AFST.B

INSTELLING TIJDCODE

Stel scherminstellingen voor de tijdcode in (uren, minuten, seconden en beeldnummer) in voor fi lmopnamen.

WEERGAVE TIJDCODE

Selecteer

AAN

om tijdcodes tijdens fi lmopnamen en afspelen van fi lms weer te geven.

UIT

6

AAN

INSTELLING STARTTIJD

Kies de starttijd van de tijdcode.

HANDMATIGE INVOER

HUIDIGE TIJD

RESETTEN

Markeer deze optie en druk op de scherpstellingstok (scherpstelhendel) rechts om handmatig een starttijd te kiezen.

Stel de starttijd op de huidige tijd in.

Stel de starttijd in op 00:00:00.

158

FILMINSTELLINGEN

INSTELLING OPTELLEN

Kies of de tijd continu wordt geklokt of alleen tijdens fi lmopnamen.

REC UITVOEREN

Tijd wordt alleen geklokt tijdens fi lmopnamen.

VRIJ UITVOEREN

De tijd wordt continu geklokt.

FRAME VERWIJDEREN

Bij beeldsnelheden van

59.94P

en

29.97P

ontstaat geleidelijk een afwijking tussen de tijdcode (gemeten in seconden) en de werkelijke opnametijd (gemeten in fracties van seconden). Kies of de camera daar waar nodig beelden weglaat om de opnametijd overeen te laten komen met de tijdcode.

AAN

De camera laat waar nodig beelden weg om de tijdcode en werkelijke opnametijd precies gelijk te laten open.

Beelden worden niet weggelaten.

UIT

N •

De tijdcodeweergave varieert afhankelijk van de geselecteerde optie.

6

AAN

UIT

Selecteren van een beeldsnelheid van

23.98P

schakelt weglaten van het beeld uit.

UITVOER HDMI-TIJDCODE

Kies of tijdcodes naar HDMI-apparaten worden uitgevoerd.

AAN UIT

159

FILMINSTELLINGEN

CONTROLELAMPJE

Kies de lamp (indicator of AF-hulpverlichting) die brandt tijdens fi lmopnamen en of de lamp knippert of blijft branden.

Indicatielampje AF-hulplicht

6

VOOR UIT

ACHTER

z

VOOR UIT

ACHTER

y

VOOR

z

ACHTER

z

VOOR

z

ACHTER UIT

VOOR

y

ACHTER

y

VOOR

y

ACHTER UIT

VOOR UIT

ACHTER UIT

Het indicatorlampje brandt tijdens het opnemen van een fi lms.

Het indicatorlampje knippert tijdens het opnemen van een fi lms.

De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes branden tijdens het opnemen van fi lms.

Het AF-hulpverlichtinglampje brandt tijdens het opnemen van fi lms.

De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes knipperen tijdens het opnemen van fi lms.

Het AF-hulpverlichtinglampje knippert tijdens het opnemen van fi lms.

De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes blijven uit tijdens het opnemen van fi lms.

STILLE BEDIENING FILM

Selecteer

AAN

om cameraschijven uit te schakelen en pas fi lminstellingen aan met behulp van touchscreen-bedieningen, zodat wordt voorkomen dat geluiden gemaakt door camerabedieningen worden opgenomen tijdens het fi lmen (

P

23).

AAN UIT

160

Afspelen en het afspeelmenu

161

7

De afspeelweergave

Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het afspelen.

O

Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.

A BC D EF G H

01/01/2019 10:00 AM c b a

Z

Y

X

W

I

J

V

U

T S

A

Datum en tijd ................................... 38, 40, 187

B

Gezichtsdetectie-indicator .........................117

C

Bluetooth AAN/UIT .......................................216

D

Opdracht beeldoverdracht ........................178

E

Beeldoverdrachtstatus .......................216, 252

F

Aantal frames geselecteerd

voor upload ..................................................178

G

Indicator geluid en fl its................................189

H

Beeldnummer ................................................213

I

Beschermde afbeelding ..............................174

J

Locatiegegevens ..................................219, 253

K

Batterijniveau .................................................. 37

L

Beeldkwaliteit .................................................. 99

M

Beeldgrootte ..................................................... 98

N

Filmsimulatie .................................................100

O

Dynamisch bereik .........................................104

R Q P O N M L K

P

Witbalans ........................................................102

Q

Gevoeligheid ..................................................136

R

Belichtingscompensatie ............................... 77

S

Diafragma ...........................................55, 59, 60

T

Sluitertijd ..............................................55, 56, 60

U

Indicator afspeelmodus ................................ 45

V

Filmpictogram ................................................. 51

W

Tijdcode ...........................................................158

X

Indicator voor

rode-ogenverwijdering ....................141, 176

Y

Geavanceerd fi lter .......................................... 87

Z

Geschenkbeeld ................................................ 45

a

Indicator fotoboekhulp ...............................180

b

DPOF-printindicator ....................................182

c

Foto’s waarderen ...........................................163

162

De DISP/BACK-knop

De

DISP/BACK

-knop regelt de weergave van de indicatoren tijdens het afspelen.

De afspeelweergave

Standaard Informatie uit

01/01/2019 10:00 AM

FAVORIETEN

Favorieten Infoscherm

Favorieten: Foto’s waarderen

Om de huidige foto te waarderen, druk op

DISP/BACK

en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog en omlaag om nul tot vijf sterren te selecteren.

7

163

Foto-informatie bekijken

De fotoinformatieweergave verandert elke keer de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog geduwd wordt.

De afspeelweergave

Basisgegevens

LENS

FOCAL LENGTH

COLOR SPACE

LENS MODULATION OPT.

23.0mm

F5.6

23.0mm

sRGB

ON

01/01/2019 10:00 AM

7

S.S

F ISO

Infoscherm 2

AFBREKEN

Infoscherm 1

VOLGENDE

Inzoomen op het scherpstelpunt

Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het scherpstelpunt. Druk nogmaals om terug te keren naar schermvullend afspelen.

164

Foto’s bekijken

Lees deze sectie voor informatie over terugspeelzoom en afspelen met meervoudig beeld.

Gebruik de achterste commandoschijf om van afspelen in volledig scherm naar zoomweergave of miniatuurweergave te gaan.

Afspelen in volledig scherm

100-0001

Miniatuurweergave

Weergave van negen miniaturen

DISP/BACK

MENU/OK

Zoomweergave

Gemiddelde zoom

7

Weergave van honderd miniaturen Maximale zoom

165

Foto’s bekijken

Zoomweergave

Draai de achter commandoschijf naar rechts om in te zoomen op de huidige foto, links om uit te zoomen. Druk op

DISP/BACK

,

MENU/OK

of het midden van de achterste commandoschijf om het zoomen af te sluiten.

N •

De maximale zoomfactor is afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEELDGROOTTE

.

Zoomweergave is niet beschikbaar voor kopieën met een nieuw formaat of kopieën die zijn uitgesneden en opgeslagen in a -grootte.

Bladeren

Wanneer de foto ingezoomd is, kan de scherpstellingstok (scherpstelhendel) gebruikt worden om delen van het beeld te bekijken die op het moment niet zichtbaar zijn op de weergave.

7

Navigatievenste

Miniatuurweergave

Om het aantal weergegeven afbeeldingen te veranderen, draait u de achterste commandoschijf naar links wanneer een foto schermvullend wordt weergegeven.

N •

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om beelden te markeren en druk op

MENU/OK

om het gemarkeerde beeld in full frame te zien.

In de negen- en honderd-frameweergaven duwt u de scherpstellingstok omhoog of omlaag om meer foto’s te bekijken.

166

C

Het afspeelmenu

Pas afspeelinstellingen aan.

Het afspeelmenu wordt weergegeven wanneer u op

MENU/OK

in de afspeelmodus drukt.

MENU VOOR HERBEKIJKEN

RAW-CONVERSIE

WISSEN

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

VERWIJDER R. OGEN

SPRAAKMEMO INSTELLING

VERLATEN

RAW-CONVERSIE

Zelfs als u geen computer heeft, kunt u de camera gebruiken om RAW-foto’s aan te passen en op te slaan in JPEG-formaat.

RAW-foto’s opslaan in JPEG-formaat

1

Geef een RAW-foto weer.

2

Markeer

RAW-CONVERSIE

in het weergavemenu.

3

Druk op

MENU/OK

.

Een lijst met instellingen wordt weergegeven.

RAW-CONVERSIE

REFLECT OPN. COND.

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

PUSH/PULL-VERWERKING

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

CREEREN ANNULEREN

4

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een instelling te markeren.

5

Druk de scherpstellingstok naar rechts om opties weer te geven.

RAW-CONVERSIE

撮影時条件を反映

ダイナミックレンジ

フィルムシミュレーション

ホワイトバランス

WB

シフト

7

167

7

6

Druk de scherpstellingstok omhoog of omlaag om de gewenste optie markeren.

7

Druk op

MENU/OK

om de gemarkeerde optie te selecteren. De lijst met instellingen getoond in Stap 3 wordt weergegeven.

Herhaal Stap 4 tot 7 om andere instellingen aan te passen.

8

Druk op de

Q

-knop.

Een voorbeeld van de JPEG-kopie wordt weergegeven.

9

Druk op

MENU/OK

.

De JPEG-kopie wordt opgeslagen.

N

RAW-conversie-opties kunnen tevens worden weergegeven door op de

Q

-knop te drukken wanneer een RAW-foto wordt weergegeven.

168

Het afspeelmenu

De instellingen die kunnen worden aangepast bij het omzetten van RAW-afbeeldingen naar JPEG zijn:

Maak een JPEG-kopie met de instellingen die op het moment van fotograferen van kracht waren.

Kies een beeldgrootte.

Stel de beeldkwaliteit bij.

PUSH/PULL-VERWERKING

Pas belichting aan.

Verbeter details in hoge lichten voor natuurlijk contrast.

Verminder verlies van details in hoge lichten en schaduwen voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen van onderwerpen met veel contrast.

Z&W AANP.

a b

(Warm/Koud)

Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na.

Voeg een warme of koele zweem toe aan monochrome foto’s.

Voeg een fi lmkorreleff ect toe.

Verdiep de kleuren in kleurschaduwen.

Pas witbalans aan.

Verfi jn witbalans.

Pas hoge lichten aan.

Pas schaduwen aan.

Pas de kleurdichtheid aan.

Verscherp of verzacht de contouren.

Bewerk de kopie om spikkels te verminderen.

Verbeter de defi nitie door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.

Kies de kleurruimte gebruikt voor kleurreproductie.

7

169

WISSEN

Wis afzonderlijke foto’s, meerdere geselecteerde foto’s of alle foto’s.

O

Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.

7

ENKELE FOTO

GEKOZEN VELDEN

ALLE FOTO'S

Wis foto’s één voor één.

Verwijder meerdere geselecteerde foto's.

Wis alle onbeveiligde foto's.

ENKELE FOTO

1

Selecteer

ENKELE FOTO

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door foto’s te scrollen en druk op

MENU/OK

om te verwijderen.

N •

Er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven voordat foto’s worden verwijderd; zorg ervoor dat de juiste foto is geselecteerd voordat u op

MENU/OK

drukt.

Meer foto’s kunnen worden verwijderd door op

MENU/OK

te drukken.

Druk de scherpstellingstok naar links of rechts om door de foto’s te scrollen en druk op

MENU/OK

om te verwijderen.

170

Het afspeelmenu

GEKOZEN VELDEN

1

Selecteer

GEKOZEN VELDEN

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Markeer foto’s en druk op

MENU/OK

om te selecteren.

Geselecteerde foto’s worden aangeduid met vinkjes ( R ).

Druk opnieuw op

MENU/OK

om een gemarkeerde foto te deselecteren.

3

Wanneer de bewerking is voltooid, drukt u op

DISP/BACK

om een bevestigingsscherm weer te geven.

4

Markeer

OK

en druk op

MENU/OK

om de geselecteerde foto’s te wissen.

N

Foto’s in fotoboeken of printeropdrachten worden aangeduid door

S

.

ALLE FOTO’S

1

Selecteer

ALLE FOTO’S

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer

OK

en druk op

MENU/OK

om alle onbeveiligde foto’s te wissen.

N •

Het indrukken van

DISP/BACK

annuleert het wissen; merk op dat alle foto’s verwijderd voordat de knop werd ingedrukt niet kunnen worden teruggehaald.

Als er een waarschuwing verschijnt die vermeldt dat de geselecteerde foto’s deel uitmaken van een DPOF-printopdracht, druk dan op

MENU/OK

om de foto’s te verwijderen.

7

171

7

BEELDUITSNEDE

Maak een beelduitsnede van de huidige foto.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

BEELDUITSNEDE

in het afspeelmenu.

3

Gebruik de achterste commandoschijf om in en uit te zoomen en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om de foto te scrollen totdat het gewenste deel wordt weergegeven.

4

Druk op

MENU/OK

om een bevestigingsvenster weer te geven.

5

Druk opnieuw op

MENU/OK

om de bijgesneden kopie in een afzonderlijk bestand op te slaan.

N •

Hoe hoger de zoomfactor, hoe lager het aantal pixels in de uitgesneden kopie.

Als het formaat van de uiteindelijke kopie a

zal zijn, wordt

OK

in geel weergegeven.

Alle kopieën hebben een beeldverhouding van 3

:

2.

172

Het afspeelmenu

NIEUW FORMAAT

Maak een kleine kopie van de huidige foto.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

NIEUW FORMAAT

in het afspeelmenu.

3

Markeer een formaat en druk op

MENU/OK

om een bevestigingsvenster weer te geven.

4

Druk opnieuw op

MENU/OK

om de kopie met nieuw formaat naar een afzonderlijk bestand te kopiëren.

N

De beschikbare formaten zijn afhankelijk van het formaat van het origineel.

7

173

7

BEVEILIGEN

Beveilig foto’s tegen per ongeluk wissen. Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

.

FOTO

Beveilig geselecteerde foto’s. Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om foto’s te bekijken en druk op

MENU/OK

om te selecteren of deselecteren. Druk op

DISP/BACK

wanneer de bewerking is voltooid.

BEVEILIG ALLES

Beveilig alle foto’s.

ALLES RESETTEN

Verwijder beveiliging van alle foto’s.

O

Beveiligde foto’s zullen worden gewist zodra de geheugenkaart wordt geformatteerd.

N

Beelden beschermen die momenteel geselecteerd zijn voor upload naar smartphones of tablets verwijdert de uploadmarkering.

174

Het afspeelmenu

FOTO DRAAIEN

Draai foto’s.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

FOTO DRAAIEN

in het afspeelmenu.

3

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omlaag om de foto 90° met de klok mee te draaien, of omhoog om 90° tegen de klok in te draaien.

4

Druk op

MENU/OK

. De foto zal voortaan automatisch worden weergeven in de geselecteerde stand als deze wordt bekeken op de camera.

N •

Beveiligde foto’s kunnen niet worden gedraaid. Verwijder de beveiliging voordat u foto’s draait.

De camera is mogelijk niet in staat om foto’s te draaien die met andere camera’s zijn gemaakt. Foto’s die zijn gedraaid op de camera zullen niet worden gedraaid als ze bekeken worden op een computer of op andere camera’s.

Foto’s gemaakt met

D

SCHERM SET-UP

 >

AUTO ROT. WEERG.

worden tijdens het afspelen automatisch in de juiste richting weergegeven.

7

175

7

VERWIJDER R. OGEN

Verwijder rode ogen uit portretten. De foto wordt door de camera geanalyseerd; als er rode ogen worden waargenomen, ondergaat de foto een speciaal proces en wordt er een kopie aangemaakt waarop rode-ogenverwijdering is toegepast.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

VERWIJDER R. OGEN

in het afspeelmenu.

3

Druk op

MENU/OK

.

N •

De resultaten variëren afhankelijk van de scène en de mate waarin de camera succesvol gezichten detecteert.

De tijd die nodig is om een foto te verwerken, hangt af van het aantal gedetecteerde gezichten.

Rode ogen kunnen niet worden verwijderd van een foto waarop het verwijderen van rode ogen al eens is uitgevoerd; die foto’s worden aangeduid door een e -pictogram tijdens het afspelen.

Rode-ogenverwijdering kan niet worden uitgevoerd op RAW-afbeeldingen.

176

Het afspeelmenu

SPRAAKMEMO INSTELLING

Voeg een spraakmemo toe aan de huidige foto.

1

Selecteer

AAN

voor

SPRAAKMEMO INSTELLING

in het afspeelmenu.

2

Geef een foto weer waaraan u een spraakmemo wilt toevoegen.

3

Houd het midden van de voorste commandoschijf ingedrukt om de memo op te nemen. De opname eindigt na 30 sec. of wanneer de schijf wordt los gelaten.

N •

De nieuwe memo wordt opgenomen over bestaande memo's heen.

Spraakmemo’s kunnen niet worden toegevoegd aan beveiligde foto’s.

Het verwijderen van de foto verwijdert ook de memo.

Spraakmemo’s Afspelen

Foto’s met spraakmemo’s worden aangegeven door q

-pictogrammen tijdens het afspelen.

Om een memo af te spelen, selecteert u de foto en drukt u op het midden van de voorste instelschijf.

Er wordt een voortgangsbalk weergegeven terwijl de memo afspeelt.

Volume kan worden aangepast door op

MENU/OK

te drukken om afspelen te pauzeren en vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag te duwen om het volume aan te passen. Druk op

MENU/OK

om het afspelen te hervatten. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van

D

GELUID SET-UP

 >

AFSPEEL VOLUME

.

7

177

7

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

Selecteer foto’s voor uploaden naar een gekoppelde smartphone of tablet.

1

Selecteer

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

 >

FRAMES SELECTEREN

in het afspeelmenu.

2

Markeer foto’s en druk op

MENU/OK

om te selecteren of deselecteren. Herhaal totdat alle gewenste foto’s geselecteerd zijn.

3

Druk op

DISP/BACK

om afspelen te verlaten.

N

Als

AAN

is geselecteerd voor zowel

D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

Bluetooth AAN/UIT

als

AUTO

OVERDRACHT BEELDEN

, dan begint het uploaden kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.

N •

Beeldoverdrachtopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten.

Het volgende kan niet worden geselecteerd voor uploaden:

-

Beschermde foto’s

-

Films

-

RAW-beelden

-

“Gift”-foto’s (foto’s gemaakt met andere camera’s)

Als

PAIRING/OVERDR.OPD.

is geselecteerd voor

D

VERBINDING

INSTELLING

 >

ALGEMENE INSTELLINGN

 > r , kunnen foto’s ook worden gemarkeerd voor uploaden met behulp van de

Fn1

-knop.

Selecteer, om uploadmarkeringen van alle foto’s in de huidige opdracht te verwijderen,

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

 >

OPDRACHT

RESETTEN

.

Als

AAN

is geselecteerd voor

D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth

INSTELLINGEN

 >

AUTO OVERDRACHT BEELDEN

, worden foto’s automatisch gemarkeerd voor uploaden terwijl ze worden gemaakt.

178

Het afspeelmenu

DRAADLS COMMUNICT

Verbind met smartphones die de meest recente versie van de

FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

DIAVOORSTELLING

Bekijk foto’s in een automatische diavoorstelling. Druk op

MENU/OK

om te starten en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar rechts of links om vooruit of achteruit te gaan. U kunt op ieder moment tijdens de voorstelling op

DISP/BACK

drukken om een helpscherm weer te geven. De diavoorstelling kan op elk gewenst moment worden beëindigd door op

MENU/OK

te drukken.

N

De camera wordt niet automatisch uitgeschakeld wanneer een diavoorstelling aan het afspelen is.

7

179

7

FOTOBOEK HULP

Maak boeken van uw favoriete foto’s.

Een fotoboek maken

1

Selecteer

NIEUW BOEK

voor

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

FOTOBOEK HULP

.

2

Scroll door de beelden en duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog om te selecteren of deselecteren. Druk op

MENU/OK

om af te sluiten wanneer het boek is voltooid.

N •

Foto’s die kleiner zijn dan a

en fi lms kunnen niet voor fotoboeken worden geselecteerd.

De als eerste geselecteerde foto wordt automatisch de omslagfoto.

Duw de scherpstellingstok omlaag om het huidige beeld voor de cover te selecteren.

3

Markeer

FOTOBOEK VOLTOOIEN

en druk op

MENU/OK

(om alle foto’s voor het boek te selecteren, kiest u

ALLES SELECTEREN

).

Het nieuwe boek wordt aan de lijst in het fotoboekhulpmenu toegevoegd.

N •

Boeken kunnen tot 300 foto’s bevatten.

Boeken die geen foto’s bevatten, worden automatisch verwijderd.

Fotoboeken

Fotoboeken kunnen worden gekopieerd naar een computer met behulp van

MyFinePix Studio-software.

180

Het afspeelmenu

Fotoboeken bekijken

Markeer een album in het fotoalbumassisteermenu en druk op

MENU/OK

om het album weer te geven en duw vervolgens de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om door de foto’s te scrollen.

Fotoboeken bewerken of verwijderen

Geef het fotoboek weer en druk op

MENU/OK

. De volgende opties worden weergegeven; selecteer de gewenste optie en volg de aanwijzingen op het scherm.

BEWERKEN

: Bewerk het boek zoals beschreven in “Een fotoboek maken”.

WISSEN

: Wis het fotoboek.

PC AUTO. OPSLAAN

Upload foto’s van de camera naar een computer met de meest recente versie van FUJIFILM PC AutoSave (let op dat u eerst de software moet installeren en de computer moet confi gureren als een bestemming voor beelden die van de camera gekopieerd zijn).

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/

7

181

7

OPDRACHT (DPOF)

Maak een digitale “printopdracht” voor DPOF-compatibele printers.

1

Selecteer

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

OPDRACHT (DPOF)

.

2

Selecteer

MET DATUM

s om de datum van opname af te drukken op de foto, selecteer

ZONDER DATUM

om foto’s af te drukken zonder datum of

ALLES RESETTEN

om alle foto’s uit de printopdracht te verwijderen alvorens verder te gaan.

3

Geef een foto weer die u wilt toevoegen aan of verwijderen uit de printopdracht.

4

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om het aantal kopieën te kiezen (tot 99).

OPDRACHT (DPOF)

DPOF: 00001

N

Om een foto uit de opdracht te verwijderen, duwt u de scherpstellingstok omlaag totdat het aantal kopieën 0 is.

01 PRINTS

KIES FOTO GEREED

Totaal aantal afdrukken

Aantal kopieën

N

Herhaal stap 3–4 om de printopdracht te voltooien.

5

Het totale aantal afdrukken wordt in de monitor weergegeven.

Druk op

MENU/OK

om af te sluiten.

N •

De foto’s in de huidige printopdracht worden tijdens het afspelen aangeduid met een u

-pictogram.

Printopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten van één geheugenkaart.

Als een geheugenkaart is geplaatst met een printopdracht die door een andere camera is gecreëerd, dient u de opdracht moeten verwijderen alvorens te creëren zoals hierboven beschreven.

182

Het afspeelmenu

AFDRUK. instax PRINTER

Om foto’s af te drukken naar optionele Fujifi lm instax SHARE printers, selecteert u eerst D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERB.INST. instax PRNTR

; voer de naam en het wachtwoord van de instax

SHARE printer (SSID) in en volg dan de onderstaande stappen.

1

Schakel de printer in.

2

Selecteer

C

MENU VOOR

HERBEKIJKEN

 >

AFDRUK. instax

PRINTER

. De camera zal verbinding maken met de printer.

AFDRUK.

PRINTER instax-12345678

VERBINDING MAKEN

FUJIFILM-CAMERA-1234

ANNULEREN

3

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de foto weer te geven die u wilt uitprinten en druk vervolgens op

MENU/OK

. De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.

AFDRUK.

PRINTER

100-0020

OK instax-12345678

AFBREKEN

N

Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.

Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.

De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.

7

183

Het afspeelmenu

BEELDVERHOUDING

Kies hoe High Defi nition (HD)-apparaten foto’s weergeven met een beeldverhouding van 3

2 (deze optie is alleen beschikbaar wanneer een HDMI-kabel is aangesloten).

16:9

3:2

∶∶

99 33

∶∶

22

Weergave

7

N

Selecteer

9 om het beeld weer te geven zodat dit het scherm vult met een uitgesneden boven- en onderkant, 3

2 om het gehele beeld weer te geven met een zwarte band aan elke zijde.

184

De instellingenmenu’s

185

8

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

Pas de basisinstellingen van de camera aan.

Voor toegang tot de basisinstellingen van de camera drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

 (

INSTALLATIE

) en kiest u

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

.

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

FORMATTEREN

DATUM/TIJD

TIJDVERSCHIL

MIJN MENU-INSTELINGEN

SENSORREINIGING

GELUID & FLITS

RESET

VERLATEN

FORMATTEREN

Om een geheugenkaart te formatteren:

1

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

FORMATTEREN

in het tabblad

D

(

INSTALLATIE

).

2

Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Om de geheugenkaart te formatteren, markeert u

OK

en drukt u op

MENU/OK

.

N

Om af te sluiten zonder de geheugenkaart te formatteren, selecteert u

ANNULEREN

of drukt u op

DISP/BACK

.

FORMATTEREN

FORMATTEREN OK?

ALLE DATA WORDT GEWIST!

OK

ANNULEREN

O •

Alle gegevens —inclusief beveiligde foto’s— worden van de geheugenkaart gewist. Vergeet niet belangrijke foto’s eerst naar een computer of ander opslagapparaat te kopiëren.

Open het batterijvak niet tijdens het formatteren.

N

Het formatteermenu kan worden weergegeven door op het midden van de achterste commandoschijf te drukken terwijl u de b -knop ingedrukt houdt.

186

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

DATUM/TIJD

Om de cameraklok in te stellen:

1

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

DATUM/TIJD

in het tabblad D (

INSTALLATIE

).

2

Duw de scherpstellingstok (scherpstelhendel) naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuut te markeren en duw omhoog en omlaag om te veranderen. Om de opdracht te veranderen waarin het jaar, de maand en dag zijn weergegeven, markeer de datumweergave en duw de scherpstellingstok omhoog of omlaag.

3

Druk op

MENU/OK

om de klok in te stellen.

TIJDVERSCHIL

Schakel de cameraklok direct om van de tijdzone van uw woonplaats naar de lokale tijd op uw bestemming tijdens het reizen.

Om het verschil tussen uw lokale tijdzone en tijdzone thuis te specifi ceren:

1

Markeer g

LOKAAL

en druk op

MENU/OK

.

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het tijdsverschil tussen de lokale tijd en uw eigen tijdzone te kiezen.

Druk op

MENU/OK

wanneer de instellingen zijn voltooid.

Om de klok van de camera op lokale tijd in te stellen, markeert u g

LOKAAL

en drukt u op

MENU/OK

. Om de klok op de tijdzone van uw woonplaats in te stellen, selecteert u h

THUIS

.

8

g

LOKAAL

N

Als g

LOKAAL

is geselecteerd, wordt g

drie seconden in het geel weergegeven zodra de camera wordt ingeschakeld.

187

Q a

Kies een taal.

MIJN MENU-INSTELINGEN

Bewerk de items opgesomd in het tabblad

E

(

MIJN MENU

), een gepersonaliseerd aangepast menu met veelgebruikte opties.

1

Markeer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

MIJN MENU-INSTELINGEN

in het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en druk op

MENU/OK

.

MIJN MENU-INSTELINGEN

ITEMS TOEVOEGEN

ITEMS RANGSCHIKKEN

ITEMS VERWIJDEREN

8

N

Selecteer

ITEMS RANGSCHIKKEN

om items opnieuw te ordenen.

Selecteer

ITEMS VERWIJDEREN

om items te verwijderen.

2

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om

ITEMS TOEVOEGEN

te markeren en druk op

MENU/OK

. Opties die kunnen worden toegevoegd aan “mijn menu” zijn gemarkeerd in blauw.

MIJN MENU-INSTELINGEN

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

SELECTEREN ANNULEREN

N

Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met vinkjes.

3

Kies een positie voor het item en druk op de

MENU/OK

. Het item wordt toegevoegd aan “mijn menu”.

LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN

1

BEELDGROOTTE

2

BEELDKWALITEIT

VERPLAATSEN OPSLAAN

4

Druk op

MENU/OK

om terug te keren naar het bewerkscherm.

5

Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toegevoegd.

N

“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.

188

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

SENSORREINIGING

Verwijder stof van de beeldsensor van de camera.

OK

WANNEER INGESCHAKELD

WANNEER UITGESCHAKELD

Reinig de sensor onmiddellijk.

Het reinigen van de sensor wordt uitgevoerd als de camera ingeschakeld wordt.

Het reinigen van de sensor zal worden uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld (sensorreiniging wordt echter niet uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld in de afspeelmodus).

N

Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van sensorreiniging, kan met behulp van een blazer worden verwijderd ( P

277).

GELUID & FLITS

Selecteer

UIT

om de speaker, fl itser, verlichter en zelfontspannerlamp uit te schakelen in situaties waarin u liever geen camerageluiden of lichten heeft.

AAN UIT

RESET

Zet de opname-opties of de opties van het instellingenmenu terug naar de standaardwaarden.

1

Markeer de gewenste optie en druk op

MENU/OK

.

OPNAMEMENU RESET

SET-UP RESET

Zet alle opnamemenu-instellingen, behalve de aangepaste witbalans en aangepaste instellingen gecreëerd met gebruik van

BEW/BEW INST. OP M

, terug naar de standaardwaarden.

Zet alle instellingen in het instellingenmenu, behalve

DATUM/TIJD

,

TIJDVERSCHIL

en

VERBINDING

INSTELLING

, terug naar de standaardwaarden.

2

Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer

OK

en druk op

MENU/OK

.

189

8

D

GELUIDSINSTELLINGEN

Maak wijzigingen in de camerageluiden.

Om toegang te krijgen tot geluidsinstellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

GELUID SET-UP

.

GELUIDSINSTELLINGEN

AF PIEPVOLUME

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

BEDIENING VOL.

SLUITER VOLUME

SLUITER GELUID

AFSPEEL VOLUME

VERLATEN

AF PIEPVOLUME

Kies het volume van de pieptoon die klinkt wanneer de camera scherpstelt. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e

UIT

te selecteren.

b

(hoog) c

(gemiddeld) d

(laag) e

UIT

(dempen)

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

Kies het volume van de pieptoon die klinkt terwijl de zelfontspanner is ingeschakeld. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e

UIT

te selecteren.

8

b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e

UIT

(dempen)

BEDIENING VOL.

Pas het volume aan van de geluiden die worden gemaakt tijdens de bediening van de camera. Kies e

UIT

om de bedieningsgeluiden uit te schakelen.

b

(hoog) c

(gemiddeld) d

(laag) e

UIT

(dempen)

190

GELUIDSINSTELLINGEN

SLUITER VOLUME

Pas het volume van de geluiden gemaakt door de elektronische sluiter aan. Kies e

UIT

om het sluitergeluid uit te schakelen.

b (hoog) c (gemiddeld) d (laag)

SLUITER GELUID

Kies het geluid dat de elektronische sluiter maakt.

e

UIT

(dempen) i

GELUID 1

j

GELUID 2

k

GELUID 3

AFSPEEL VOLUME

Pas het volume voor het afspelen van een fi lm aan.

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0

8

191

D

SCHERMINSTELLINGEN

Breng wijzigingen aan in de weergave-instellingen.

Om toegang te krijgen tot weergave-instellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

SCHERM SET-UP

.

SCHERMINSTELLINGEN

EVF-HELDERHEID

EVF KLEUR

AANPASSING EVF KLEUR

LCD-HELDERHEID

LCD KLEUR

AANPASSING LCD KLEUR

WEERGAVE

AUTOROTATIE DISPLAYS

VERLATEN

EVF-HELDERHEID

Pas de helderheid van het scherm aan in de elektronische zoeker.

AUTO

Automatische helderheidsaanpassing.

HANDMATIG

Pas de helderheid handmatig aan; kies uit opties tussen +5 en −7.

EVF KLEUR

Pas de kleurtoon van het scherm aan in de elektronische zoeker.

8

+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4

AANPASSING EVF KLEUR

Pas de kleur van het scherm aan in de elektronische zoeker.

−5

1

Pas kleuren aan met behulp van de scherpstellingstok (scherpstelhendel).

AANPASSING EVF KLEUR

OK ANNULEREN

2

Druk op

MENU/OK

.

192

SCHERMINSTELLINGEN

LCD-HELDERHEID

Pas de monitorhelderheid aan.

+5 +4 +3 +2

LCD KLEUR

Pas de monitorkleur aan.

+1 0 −1 −2 −3 −4 −5

+5 +4 +3 +2 +1 0 −1 −2 −3 −4 −5

AANPASSING LCD KLEUR

Pas de kleur van de weergave in de LCD-monitor aan.

1

Pas kleuren aan met behulp van de scherpstellingstok (scherpstelhendel).

2

Druk op

MENU/OK

.

8

193

8

WEERGAVE

Kies hoe lang foto’s worden weergegeven nadat ze zijn gemaakt.

CONTINU

1.5 SEC

0.5 SEC

UIT

Foto’s worden getoond totdat de

MENU/OK

-knop wordt ingedrukt of de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het actieve scherpstelpunt; druk opnieuw om het zoomen te annuleren.

Foto’s worden gedurende de geselecteerde tijd weergegeven of tot de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt.

Foto's worden na het fotograferen niet weergegeven.

N •

Kleuren kunnen enigszins afwijken van de uiteindelijke foto.

”Ruis” in de vorm van spikkels kan zichtbaar zijn bij hoge gevoeligheden.

AUTOROTATIE DISPLAYS

Kies of de indicaties in de zoeker en de LCD-monitor draaien overeenkomstig de camerastand.

AAN UIT

194

SCHERMINSTELLINGEN

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS

Kies of belichting- en/of witbalansvoorbeeld wordt ingeschakeld in handmatige belichtingsstand.

PRVW

BELICHTING/WB

Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld in.

PRVW WB

UIT

Alleen witbalans als voorbeeld bekijken. Kies deze optie in situaties waarin belichting en witbalans naar alle waarschijnlijkheid zal veranderen tijdens het vastleggen, wat het geval kan zijn wanneer u een fl itser gebruikt met een gloeicontrolelampje.

Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld uit. Kies deze optie bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

Kies of de eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen zichtbaar zijn in de monitor.

AAN

UIT

De eff ecten van camera-instellingen zijn niet zichtbaar in de monitor, maar schaduwen in laag contrast, scènes met tegenlicht en andere moeilijk zichtbare onderwerpen zichtbaarder te maken.

Kleuren en tinten kunnen afwijken van die in de uiteindelijke foto. De weergave wordt echter aangepast om de eff ecten van geavanceerde fi lters en monochroom- en sepia-instellingen te tonen.

De eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen kunnen vooraf in de monitor worden bekeken.

8

195

COMP.RICHTL.

Kies een kaderraster voor opnamemodus.

F

RAST 9

G

RASTER 24

H

HD-KADEREN

8

Voor compositie met de

“derdenregel”.

Een raster van zes bij vier.

Kader HD-foto’s in de beelduitsnede aangegeven aan de boven- en onderkant van het scherm.

N

Inkaderingsbegeleiders worden niet getoond bij standaardinstellingen maar kunnen worden weergegeven met behulp van D

SCHERM

SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

(

P

198).

AUTO ROT. WEERG.

Selecteer

AAN

om “staande” (portret) foto’s tijdens het afspelen automatisch te draaien.

AAN UIT

196

SCHERMINSTELLINGEN

EENHEDEN AF-SCHAAL

Kies de eenheden gebruikt voor de indicator van de scherpstelafstand.

METERS FEET

DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS

Kies of de camera diafragma als een T-nummer (gebruikt voor fi lmcameralenzen) of een f/-nummer (gebruikt voor fotocameralenzen) weergeeft wanneer een optionele FUJINON MKX-serie lens is bevestigd. Raadpleeg, voor informatie over fi lmcameralenzen, de documentatie die is meegeleverd met de lens.

AANTAL T

AANTAL F

De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door fi lmmakers. Om de belichting beter te berekenen is er rekening gehouden met de doorlaatbaarheid van de lens.

De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door fotografen. Doorlaatbaarheid van de lens wordt geacht 100% te zijn, wat betekent dat hetzelfde diafragma verschillende belichtingen kan produceren, afhankelijk van de lens.

8

197

8

DISP. INST. OP MAAT

Kies de items die worden getoond in de standaardindicatieweergave.

1

Gebruik in de opnamemodus de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

2

Druk op

MENU/OK

en selecteer D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST.

OP MAAT

in het tabblad D  (

INSTALLATIE

).

3

Markeer items en druk op

MENU/OK

om te selecteren of te deselecteren.

COMP.RICHTL.

ELEKTR. WATERPAS

FOCUSFRAME

AF-AFSTANDSINDICATOR

MF-AFSTANDSINDICATOR

HISTOGRAM

LIVEWEERG. HOOGTEPUNTALARM

OPNAMEMODUS

DIAFR/S-SNELHEID/ISO

INFORMATIE-ACHTERGROND

Belichtingscomp. (Getal)

Belichtingscomp. (Schaal)

FOCUSMODUS

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLITSLICHT

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

DOORLOPENDE MODUS

DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.

TOUCH SCREEN MODUS

WITBALANS

FILMSIMULATIE

DYNAMISCH BEREIK

BOOST-MODUS

REST. BEELDJES

BEELDFORM/-KWALITEIT

FILMMODUS & OPNAMETIJD

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

MICROFOONGELUID

BEGELEIDINGSBERICHT

ACCUNIVEAU

FRAMINGKADER

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

R

4

Druk op

DISP/BACK

om de wijzigingen op te slaan.

5

Druk op

DISP/BACK

zoals nodig om terug te keren naar de opnameweergave.

198

SCHERMINSTELLINGEN

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

Selecteer

AAN

om grote indicators in de elektronische zoeker weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van D

SCHERMINSTELLINGEN >

DISPL-INST. GROTE INDICAT. INDICAT.

.

UIT AAN

O

Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

( P

11).

N

Als

GROTE INDICAT.-MODUS

aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen

GROTE INDICAT.-MODUS

aan

(

AAN

) en uit (

UIT

) (

P

204, 230) te schakelen.

8

199

8

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

Selecteer

AAN

om grote indicators in de LCD-monitor weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van D

SCHERMINSTELLINGEN > DISPL-INST.

GROTE INDICAT. INDICAT.

.

UIT AAN

O

Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

(

P

13).

N

Als

GROTE INDICAT.-MODUS

aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen

GROTE INDICAT.-MODUS

aan

(

AAN

) en uit (

UIT

) (

P

204, 230) te schakelen.

200

DISPL-INST. GROTE INDICAT.

Kies de indicators die worden weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERMINSTELLINGEN >

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

of

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

.

SCHERMINSTELLINGEN

DISPLAY-INSTEL. GROTE INDICATOREN

BELDISPL

Schl

A

BELDISPL

B d

Schl

C

L1, L2, L3, L4

D

R1, R2, R3, R4

Kies de items die onderaan de weergave staan. Geselecteerde items worden aangeduid met vinkjes (

R

); om te deselecteren, markeer de vinkjes en druk op

MENU/OK

.

Selecteer

AAN

om de belichtingsaanduiding weer te geven.

Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de linkerkant van het scherm.

Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de rechterkant van het scherm.

INFORMATIE CONTRASTAANP.

Stel contrast van de weergave af.

HOOG CONTRAST

STANDAARD

Hoog contrast.

Normaal contrast.

LAAG CONTRAST

Laag contrast.

DONKER OMGEVINGSLICHT

Contrast aangepast voor gedimd omgevingslicht.

8

201

8

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

Ga naar opties voor camerabediening.

Om toegang te krijgen tot bedieningsopties, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

.

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

BEWERK/SLA OP SNELMENU

FUNCTIE-INS. (Fn)

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

SLUITER AF

SLUITER AE

OPNAME ZONDER LENS

NEEM OP ZONDER KAART

VERLATEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

Kies de functies uitgevoerd door de scherpstellingstok (scherpstelhendel).

VERGRENDELING (UIT)

AAN

De scherpstellingstok kan niet worden gebruikt tijdens het fotograferen.

DRUK

n

OM TE ONTGR.

Druk op de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en kantel de stok om een scherpstelpunt te selecteren.

Kantel de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en selecteer een scherpstelpunt.

202

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

BEWERK/SLA OP SNELMENU

Kies de items weergegeven in het snelmenu.

1

Selecteer

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

BEWERK/SLA OP

SNELMENU

in het tabblad D  (

INSTALLATIE

).

2

Het huidige snelmenu wordt weergegeven; gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het item te markeren dat u wilt veranderen en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

om deze toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

WITBALANS

KLEUR  *

SCHERPTE

 *

 * a

KORRELEFFECT

SCHADUWTINT

 *

HIGHLIGHT TINT

 * b

 *

 *

(Warm/Koud)

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

 *

 *

RUISONDERDRUKKING

 *

 *

 *

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

HF ASSISTENTIE

TOUCH SCREEN MODUS

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO  *

KIES INST. OP MAAT  *

SCHERPSTELLING

(FILMSCHERPSTELLING)

AF-C AANGEPASTE INSTELL

* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

FLITSCOMPENSATIE

FILMMODUS

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU

GELUID & FLITS

EVF/LCD-HELDERHD

EVF/LCD KLEUR

GEEN

N •

Selecteer

GEEN

om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

Wanneer

KIES INST. OP MAAT

is geselecteerd, worden de huidige instellingen getoond in het snelmenu met het label

BASE

.

N

Er is ook toegang tot het snelmenu in de opnamemodus door de

Q

-knop ingedrukt te houden.

8

203

8

FUNCTIE-INS. (Fn)

Kies de functies die worden vervuld door de functietoetsen.

1

Selecteer

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

in het tabblad D (

INSTALLATIE

).

2

Markeer de gewenste toets en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

om deze toe te wijzen aan de geselecteerde toets.

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

WITBALANS

KIES INST. OP MAAT

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLOEP

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

TTL-VERGRENDELING

MODELING FLASH

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

ZEBRA-INSTELLING

AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU

STILLE BEDIENING FILM

VOORB DIEPTESCH

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

• n

GEZICHTSSELECTIE op

GEZICHTSHERKENNING AAN/UIT

DRIVE-INSTELLING

SPORTZOEKERMODUS

PRE-OPNAME s J

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO

IS MODE

DRAADLS COMMUNICT

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

HISTOGRAM

ELEKTR. WATERPAS

GROTE INDICAT.-MODUS

ALLEEN AE-VERGRENDELING

ALLEEN AF-VERGRENDELING

AE/AF-VERGRENDELING

AF-AAN

ALLEENAWB-VERGRENDELING

DIAFRAGMA-INSTEL.

PRESTATIE

AUTO BEELDOVERDRACHT

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

Bluetooth AAN/UIT

PLAYBACK

GEEN (bediening uitgeschakeld)

204

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

N •

ALLEEN AE-VERGRENDELING

,

ALLEEN AF-VERGRENDELING

,

AE/AF-VERGRENDELING

,

AF-AAN

en

ALLEENAWB-VERGRENDELING

kunnen niet aan de aanraakfunctieknoppen worden toegewezen (

T-Fn1

via

T-Fn4

).

Toegang tot opties voor het toewijzen van functieknoppen kan ook worden verkregen door het ingedrukt houden van de

DISP/BACK

-knop.

AF-AAN

Als

AF-AAN

is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.

MODELING FLASH

Als

MODELING FLASH

is geselecteerd als een compatibele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken om de fl itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelijke (modeling fl ash).

TTL-VERGRENDELING

Als

TTL-VERGRENDELING

is geselecteerd, kunt u op de toets voor het vergrendelen van fl itsoutput volgens de optie geselecteerd voor

F

FLITSINSTELLINGEN

 >

MODUS TTL

VERGRENDELEN

drukken (

P

142).

8

205

8

n

GEZICHTSSELECTIE

op n

GEZICHTSSELECTIE

op

kan worden in- of uitgeschakeld door het indrukken van de knop waaraan n

GEZICHTSSELECTIE

op

is toegewezen. Door het inschakelen van n

GEZICHTSSELECTIE

op

kan de te gebruiken scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (tijdens zoekerfotografi e) de aanraakbediening (

P

21) het gezicht

selecteren dat wordt gebruikt voor de scherpstelling.

GEZICHTSSELECTIE AAN

De volgende functies zijn toegankelijk met behulp van de scherpstellingstok of tijdens zoekerfotografi e wanneer n

GEZICHTSSELECTIE

op

is ingeschakeld:

Het gezicht dat wordt gebruikt voor het instellen van de scherpstelling kan worden geselecteerd met behulp van de scherpstellingstok. Druk op het midden van de stok om de selectie van het scherpstelveld tijdelijk in te schakelen (

P

69).

Het aanraakscherm (monitor) kan worden gebruikt voor het selecteren van het gezicht dat wordt gebruikt om scherp te stellen tijdens zoekerfotografi e.

N n

GEZICHTSSELECTIE

op

wordt automatisch ingeschakeld als

AAN

is geselecteerd voor

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

(

P

202) in de stand

S

GEAVANCRD SR AUTO

.

206

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

Kies de functies die worden vervuld door de commandoschijven.

COMMANDOSCHIJF 1

VOOR

COMMANDOSCHIJF 2

VOOR

COMMANDOSCHIJF 3

VOOR

COMMANDOSCHIJF

ACHTER

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

) of diafragma

(

DIAFRAGMA

) 1 toe aan

COMMANDOSCHIJF 1 VOOR

.

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

), diafragma (

DIAFRAGMA

) 1 , belichtingscompensatie

(

BELICHTINGSCOMPENSATIE

)

2

, gevoeligheid (

ISO

) of geen functie (

GEEN

) toe

COMMANDOSCHIJF 2 VOOR

of

COMMANDOSCHIJF 3 VOOR

.

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

), diafragma (

DIAFRAGMA

) 1 , belichtingscompensatie

(

BELICHTINGSCOMPENSATIE

) 2 , gevoeligheid (

ISO

) of geen functie (

GEEN

) toe aan de achterste instelschijf.

1 Diafragma ingesteld op

A

(auto) en lens uitgerust met diafragmaring of

OPDRACHT

geselecteerd voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

INST. DIAFRAGMARING (A)

.

2 Instelschijf belichtingscorrectie naar

C

gedraaid.

N •

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

is ook toegankelijk door het midden van de voorste commandoschijf ingedrukt te houden.

U kunt ook op het midden van de voorste commandoschijf drukken om als volgt door de instellingen te bladeren

COMMANDOSCHIJF 1 VOOR

,

COMMANDOSCHIJF 2 VOOR

en

COMMANDOSCHIJF 3 VOOR

.

8

207

SLUITER AF

Kies of de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

AF-S

AF-C

ON

: De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half is ingedrukt.

OFF

: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

ON

: De camera stelt scherp zolang de ontspanknop half is ingedrukt.

OFF

: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

SLUITER AE

Belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop halverwege is ingedrukt als

ON

is geselecteerd.

8

AF-S/MF

AF-C

ON

: De belichting wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

OFF

: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

ON

: De belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

OFF

: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

N

Selecteer

OFF

zodat de camera de blootstelling voor elke opname in de seriemodus kan aanpassen.

OPNAME ZONDER LENS

Kies

AAN

om de sluiterontgrendeling in te schakelen wanneer er geen lens is bevestigd.

AAN UIT

208

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

NEEM OP ZONDER KAART

Kies of de sluiter kan worden ontspannen als er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst.

ON

OFF

Als er geen geheugenkaart is geplaatst, kan de sluiter worden ontspannen om de camerafunctie te testen en de opname- en setupmenu’s kunnen worden weergegeven.

De sluiter wordt uitgeschakeld als er geen geheugenkaart is geplaatst, zodat per ongeluk verlies van foto’s gemaakt zonder geheugenkaart wordt voorkomen.

CHERPSTELRING

Kies de richting waarin de scherpstelring moet worden gedraaid om de scherpstelafstand te vergroten.

X

NAAR RECHTS

(met de klok mee)

Y

NAAR LINKS

(tegen de klok in)

BEDIENING FOCUSRING

Kies hoe de camera de scherpstelling aanpast in reactie op bewegingen van de scherpstelring.

NIET-LINEAIR

Scherpstelling wordt in dezelfde mate aangepast als waarin de ring wordt gedraaid.

LINEAIR

Scherpstelling wordt lineair aangepast overeenkomstig de mate waarin de ring wordt gedraaid, maar de scherpstelsnelheid blijft onaangetast door de snelheid waarmee de ring wordt gedraaid.

MODUS AE/AF-VERG.

Deze optie bepaalt het gedrag van de knop waaraan belichtings- en/of scherpstelvergrendeling is toegewezen.

8

AE/AF-VERG B

Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl op de knop wordt

INDR

gedrukt.

AE/AF-VERG

AAN/UIT

Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl de knop wordt ingedrukt en zal deze vergrendeld blijven tot er opnieuw wordt gedrukt.

209

AWB-VERGRENDELMODUS

Kies het gedrag van functieknoppen die zijn toegewezen aan automatische witbalans (AWB)-vergrendeling. Automatische witbalansvergrendeling wordt gebruikt om witbalans te vergrendelen bij de waarde die is gemeten door de camera wanneer

AUTO

is geselecteerd oor witbalans.

AWB AAN BIJ DRUKKEN

Automatische witbalans vergrendelt terwijl de knop wordt ingedrukt.

AWB AAN/

UIT-SCHAKELAAR

Druk de knop eenmaal in om automatische witbalans te vergrendelen en nogmaals om de vergrendeling op te heff en.

INST. DIAFRAGMARING (A)

Kies of de voorste commandoschijf kan worden gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer diafragma is ingesteld op

A

 (auto).

8

AUTO

COMMANDO

De camera past het diafragma automatisch aan.

Het diafragma kan worden aangepast met behulp van de commandoschijf.

DIAFRAGMA-INSTEL.

Kies de methode die wordt gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer u lenzen zonder diafragmaringen gebruikt.

AUTO +

o

HANDM.

AUTO

HANDMATIG

Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te kiezen. Draai voorbij het kleinste diafragma om

A

 (auto) te kiezen.

Diafragma wordt automatisch geselecteerd; camerafuncties in belichtingsmodus

P

(programma AE) of

S

 (sluiterprioriteit AE).

Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te kiezen; camerafuncties in belichtingsmodus

A

 (diafragmaprioriteit AE) of

M

(handmatig).

210

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

Schakel de touchscreenbediening in of uit.

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN x

INSTELL.

AANRAAKSCHERM

x

INSTELLING

DUBBELTIKKEN

AAN

: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm tijdens het fotograferen.

UIT

: Aanraakbediening uitgeschakeld.

AAN

: Tik twee keer op het LCD-scherm om in te zoomen op uw onderwerp tijdens het fotograferen.

UIT

: Aanraakzoom uitgeschakeld.

c

AANRAAKFUNCTIE

Schakel aanraakfunctiebewegingen in of uit.

a

INSTELL.

AAN

: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm tijdens het afspelen.

AANRAAKSCHERM

UIT

: Aanraakbediening uitgeschakeld.

Selecteer het gebied van de LCD-monitor dat wordt gebruikt

EVF TOUCHSCREENGEBD

INST.

voor aanraakbedieningen terwijl de zoeker actief is.

Het gebied dat wordt gebruikt voor de aanraakbedieningen kan worden geselecteerd uit:

6

(alle)

0

2 (kwart rechtsboven)

4 (kwart rechtsonder)

1

(linkerhelft)

3

(kwart linksboven)

5 (kwart linksonder)

Kies

UIT

om aanraakbedieningen uit te schakelen terwijl de zoeker actief is.

8

211

D

ENERGIEBEHEER

Pas de instellingen voor energiebeheer aan.

Voor toegang tot energiebeheerinstellingen drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

STROOMBEHEER

.

ENERGIEBEHEER

UITSCHAKELEN

PRESTATIE

VERLATEN

UITSCHAKELEN

Hiermee selecteert u hoe lang het duurt totdat de camera automatisch wordt uitgeschakeld wanneer de camera niet wordt bediend. Kortere tijden verhogen de levensduur van de batterij; als

UIT

is geselecteerd, moet de camera handmatig uitgezet worden.

5 MIN 2 MIN 1 MIN 30 SEC 15 SEC UIT

PRESTATIE

Selecteer

BOOST

om scherpstelling en de prestatie van de zoekerweergave te verbeteren.

8

BOOST

NORMAAL

Snel

Normaal

Snel

Normaal

Laag

Normaal

N

Wanneer

NORMAAL

is geselecteerd, zal de beeldsnelheid dalen wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. Het bedienen van camerabesturing herstelt de beeldsnelheid naar normaal.

212

D

INSTELLINGEN OPSLAAN

Breng wijzigingen aan in de bestandsbeheerinstellingen.

Voor toegang tot bestandsbeheerinstellingen drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

OPSLAAN SET-UP

.

INSTELLINGEN OPSLAAN

NUMMERING

ORIG. FOTO OPSLAAN

BEWERK BSTNDSNAAM

MAP SELECTEREN

COPYRIGHT INFO

VERLATEN

NUMMERING

Nieuwe foto’s worden opgeslagen in beeldbestanden waarvan de bestandsnamen begin-

Beeldnummer

nen met een viercijferig bestandsnummer dat wordt toegewezen door telkens een nummer

Mapnummer

Bestandsnummer

aan het laatst gebruikte bestandsnummer toe te voegen. Tijdens het afspelen wordt het bestandsnummer weergegeven zoals getoond.

NUMMERING

regelt of de bestandsnummering wordt teruggezet op 0001 wanneer een nieuwe geheugenkaart wordt geplaatst of de huidige geheugenkaart is geformatteerd.

CONTINU

RESET

De nummering gaat verder vanaf het laatst gebruikte bestandsnummer of het eerst beschikbare bestandsnummer, afhankelijk van welk nummer het hoogst is. Kies deze optie om het aantal foto’s met dubbele bestandsnamen te verminderen.

Na het formatteren of bij het plaatsen van een nieuwe geheugenkaart wordt de nummering teruggezet op 0001.

N

Wanneer het beeldnummer de waarde 999-9999 bereikt, wordt de ontspanknop uitgeschakeld. Formatteer de geheugenkaart na het overdragen van foto’s die u wenst te bewaren naar een computer.

Het selecteren van D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

RESET

stelt

NUMMERING

in op

CONTINU

zonder de bestandsnummering te resetten.

Beeldnummers van foto’s kunnen verschillen wanneer deze met andere camera’s zijn gemaakt.

8

213

ORIG. FOTO OPSLAAN

Kies

AAN

om onverwerkte kopieën van foto’s gemaakt met behulp van

VERWIJDER R. OGEN

op te slaan.

8

AAN UIT

BEWERK BSTNDSNAAM

Wijzig het prefi x van bestandsnamen. sRGB-beelden gebruiken een vierletter-prefi x (standaard “DSCF”), Adobe RGB-beelden een drieletter-prefi x (“DSF”) voorafgegaan door een underscore.

sRGB

AdobeRGB

DSCF

_DSF

ABCD0001

_ABC0001

MAP SELECTEREN

Maak mappen en kies de map waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen.

MAP SELECTEREN

MAP AANMAKEN

Om de map te kiezen waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen, druk de scherpstellingstok (scherpstelhendel) omhoog of omlaag om een bestaande map te markeren en druk op

MENU/OK

.

Voer een mapnaam van vijf tekens in om een nieuwe map aan te maken waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen. De nieuwe map wordt aangemaakt met de volgende foto die u maakt en daaropvolgende foto’s worden in deze map opgeslagen.

214

INSTELLINGEN OPSLAAN

COPYRIGHT INFO

Er kan copyrightinformatie, in de vorm van Exif-tags, worden toegevoegd aan nieuwe afbeeldingen zodra ze worden gemaakt. Wijzigingen van de copyrightinformatie worden alleen teruggezien in de gemaakte foto’s nadat de wijzigingen zijn gemaakt.

COPYRIGHT INFO WEERG

COPYRIGHT INFO VERWIJDEREN

Geef de huidige copyrightinformatie weer.

AUTEURSINFO INVOEREN

Voer de naam van de maker in.

COPYRIGHT INFO INVOEREN

Voer de naam van de copyrighthouder in.

Verwijder de huidige copyrightinformatie. Deze wijziging geldt alleen voor afbeeldingen die zijn gemaakt nadat deze optie is gekozen; copyrightinformatie opgenomen met bestaande afbeeldingen wordt niet beïnvloed.

8

215

D

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Pas instellingen aan voor verbinding met andere apparaten.

Om toegang te krijgen tot verbindingsinstellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

VERBINDING INSTELLING

.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

RESET DRAADLOZE INSTELLING

VERLATEN

N

Voor meer informatie over draadloze verbindingen bezoekt u:

http://fujifilm-dsc.com/wifi/

Bluetooth INSTELLINGEN

Pas Bluetooth instellingen aan.

8

KOPPELREGISTRATIE

KOPPELINGSBEST.

SELECTEREN

KOPPELREG;

VERWIJDEREN

Bluetooth AAN/UIT

AUTO OVERDRACHT

BEELDEN

INSTELLNG

SYNCHRONISEREN

SMARTPHONE

216

Om de camera aan een smartphone of tablet te koppelen, selecteer deze optie en start vervolgens FUJIFILM Camera Remote op het apparaat en tik op

KOPPELREGISTRATIE

.

Kies met behulp van

KOPPELREGISTRATIE

een verbinding uit de lijst met apparaten waarmee de camera gekoppeld is geweest. Selecteer

GEEN VERBINDING

om af te sluiten zonder verbinding te maken.

Verwijder koppelingsinformatie voor geselecteerde apparaten.

Kies het apparaat in de lijst met apparaten. Het geselecteerde apparaat wordt ook uit de apparaten verwijderd die staan vermeld in

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

.

AAN

: De camera stelt automatisch een Bluetooth-verbinden vast met gekoppelde apparaten wanneer deze ingeschakeld is.

UIT

: De camera verbindt niet via Bluetooth.

AAN

: Markeer foto’s voor upload zoals ze zijn genomen.

Markeer JPEG-foto’s voor uploaden zoals ze zijn genomen.

UIT

: Foto’s worden niet gemarkeerd voor uploaden zoals ze zijn genomen.

Kies of u de camera wilt synchroniseren met de tijd en/of locatie die wordt geleverd door een gekoppelde smartphone.

LOCATIE&TIJD

: Synchroniseer de tijd en locatie.

LOCATIE

: Synchroniseer de locatie.

TIJD

: Synchroniseer de tijd.

UIT

: Synchronisatie uit

VERBINDINGSINSTELLINGEN

N •

Installeer de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet alvorens het apparaat aan uw camera te koppelen of beelden te uploaden.

Wanneer

AAN

is geselecteerd voor zowel

Bluetooth AAN/UIT

als

AUTO

OVERDRACHT BEELDEN

of beelden zijn momenteel geselecteerd voor uploaden met behulp van de optie

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

in het C -(weergave) menu, dan begint het uploaden naar gekoppelde apparaten kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.

OPDRACHT

BEELDOVERDRACHT

kan ook worden gebruikt om foto’s voor uploaden te selecteren wanneer

AUTO OVERDRACHT BEELDEN

uit is.

PC AUTO. OPSLAAN

Pas instellingen aan voor verbinding met computers via draadloze LAN.

PC AUTO. OPSLAAN

Kies de methode die wordt gebruikt voor verbinding met een computer via draadloze LAN.

EENVOUDIGE SETUP

: Verbinding maken met behulp van WPS.

HANDMATIGE SETUP

: Kies het netwerk uit een lijst (

KIES

UIT LIJST

) of voer de naam handmatig in (

VOER SSID IN

).

WISSEN REG.BEST.PC

Verwijder geselecteerde bestemmingen.

DET. VORIGE VERB.

Bekijk computers waarmee de camera recent verbonden is geweest.

8

217

VERB.INST. instax PRNTR

Pas de instellingen aan voor aansluiting op optionele Fujifi lm instax SHARE printers.

De printernaam (SSID) en het wachtwoord

De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.

PC-VERBINDINGSMODUS

Pas instellingen aan voor verbinding met een computer.

8

USB-KAARTLEZER

USB RAW CONV/

B-UP HERS

De camera automatisch verbinden met een computer via USB schakelt de gegevensoverdrachtmodus in, wat de mogelijkheid biedt om gegevens naar de computer te kopiëren. De camera functioneert normaal wanneer deze niet verbonden is.

Het aansluiten van de camera op een computer via USB activeert automatisch de USB RAW-conversie/backup-herstelmodus. De camera functioneert niet normaal wanneer niet verbonden.

USB RAW CONV (vereist FUJIFILM X RAW STUDIO)

: Gebruik de beeldverwerkende motor van de camera om RAW-bestanden snel te converteren naar JPEG-beelden van hoge kwaliteit.

BACKUP HERSTELLEN (FUJIFILM X Acquire vereist)

: Camera-instelling opslaan en laden. Confi gureer de camera opnieuw in een ogenblik of deel instellingen met andere camera’s van hetzelfde type.

O

Instellingen D

STROOMBEHEER

 >

UITSCHAKELEN

zijn ook van toepassing tijdens tether-opname. Selecteer

UIT

om te voorkomen dat de camera automatisch uitschakelt.

218

VERBINDINGSINSTELLINGEN

ALGEMENE INSTELLINGN

Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.

NAAM

VERKLEIN(SP)

H

GEOTAGGING

LOCATIE-INFO

r

TOETS-/

SCHIJFINSTELLING

Kies een naam (

NAAM

) om de camera te identifi ceren op een draadloos netwerk (de camera heeft standaard een unieke naam toegewezen gekregen).

Kies of het formaat van afbeeldingen wordt aangepast voor uploaden naar smartphones. Een nieuw formaat geven is alleen van toepassing op de kopie geüpload naar de smartphone; het origineel wordt niet beïnvloed.

AAN

: Het formaat van grotere afbeeldingen wordt aangepast naar

H

voor uploaden. Deze instelling wordt aanbevolen.

UIT

: Afbeeldingen worden op origineel formaat geüpload.

Kies of locatiegegevens gedownload via een smartphone worden ingesloten in de foto’s als ze worden gemaakt.

Geeft de laatst gedownloade locatiegegevens van een smartphone weer.

Kies de functie die wordt vervuld door de functieknoppen die zijn toegewezen aan de

DRAADLOZE COMMUNICT

-functie.

• s

PAIRING/OVERDR.OPD.

: De knoppen kunnen worden gebruikt voor koppelen en selecteren van beelden voor overdracht.

• r

DRAADLOZE COMMUNICT

: De knoppen kunnen worden gebruikt voor draadloze verbindingen.

INFORMATIE

Bekijk de MAC- en Bluetoothadressen van de camera.

RESET DRAADLOZE INSTELLING

Herstel draadloze instellingen naar hun standaard waarden.

8

219

MEMO

220

Sneltoetsen

221

9

222

Sneltoetsopties

Pas camerabesturing aan volgens uw stijl of situatie.

Veelgebruikte opties kunnen worden toegevoegd aan het

Q

-menu of aan een aangepast “mijn” menu of toegewezen worden aan een

Fn

-knop (functie) voor rechtstreekse toegang:

“Mijn menu”

Het Q-menu

De functieknoppen

Voeg veelgebruikte opties toe aan dit aangepaste menu, dat kan worden bekeken door te drukken op

MENU/OK

en het tabblad

E

(“MIJN MENU”) te selecteren.

Het

Q

-menu wordt weergegeven door op de

Q

-knop te drukken. Gebruik het

Q

-menu om de geselecteerde opties te bekijken of te wijzigen voor veelgebruikte menu-items.

Gebruik de functieknoppen voor directe toegang tot geselecteerde functies.

223

225

228

E

MIJN MENU

Verkrijg toegang tot een persoonlijk menu van veelgebruikte opties.

Om “mijn menu” weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

E

(

MIJN

MENU

).

MIJN MENU

ZELFONTSPANNER

INTERVAL-TIMEROPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

SLUITERTYPE

IS MODE

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

ISO

VERLATEN

N

Het tabblad is alleen beschikbaar als opties zijn toegewezen aan

MIJN

MENU

.

MIJN MENU-INSTELINGEN

Om de items opgesomd op het tabblad E (

MIJN MENU

) te kiezen:

1

Markeer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

MIJN MENU-INSTELINGEN

in het tabblad

D  (

INSTALLATIE

) en druk op

MENU/OK

.

N

Selecteer

ITEMS RANGSCHIKKEN

om items opnieuw te ordenen. Selecteer

ITEMS VERWIJDEREN

om items te verwijderen.

MIJN MENU-INSTELINGEN

ITEMS TOEVOEGEN

ITEMS RANGSCHIKKEN

ITEMS VERWIJDEREN

2

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om

ITEMS TOEVOEGEN

te markeren en druk op

MENU/OK

. Opties die kunnen worden toegevoegd aan “mijn menu” zijn gemarkeerd in blauw.

MIJN MENU-INSTELINGEN

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

(Warm/Koud)

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

WITBALANS

SELECTEREN ANNULEREN

N

Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met vinkjes.

9

223

9

224

3

Kies een positie voor het item en druk op de

MENU/OK

. Het item wordt toegevoegd aan “mijn menu”.

MIJN MENU

LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN

1

BEELDGROOTTE

2

BEELDKWALITEIT

VERPLAATSEN OPSLAAN

4

Druk op

MENU/OK

om terug te keren naar het bewerkscherm.

5

Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toegevoegd.

N

“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.

De Q-knop (Snelmenu)

Druk op

Q

voor een snelle toegang tot geselecteerde opties.

De snelmenuweergave

Bij de standaardinstellingen bevat het snelmenu de volgende items:

KIES INST. OP MAAT

BASE

400

INSTELLEN EIND

A

KIES INST. OP MAAT

B

ISO

C

DYNAMISCH BEREIK

D

WITBALANS

E

RUISONDERDRUKKING

F

BEELDGROOTTE

G

BEELDKWALITEIT

H

FILMSIMULATIE

I

HIGHLIGHT TINT

J

SCHADUWTINT

K

KLEUR

L

SCHERPTE

M

ZELFONTSPANNER

N

SCHERPSTELLING

O

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

P

EVF/LCD-HELDERHD

Het snelmenu toont de opties die momenteel zijn geselecteerd voor items

B

P

, die kunnen worden veranderd zoals be-

schreven op pagina 227.

KIES INST. OP MAAT

Het item H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

KIES INST. OP MAAT

(item

A

) toont de huidige aangepaste instellingenbank:

• q : Geen aangepaste instellingenbank geselecteerd.

• t – u : Selecteer een bank om de instellingen opgeslagen met de optie

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEW/BEW INST. OP M

te bekijken.

• r

– s

: De huidige aangepaste instellingenbank.

225

9

Instellingen bekijken en wijzigen

1

Druk op

Q

om het snelmenu weer te geven tijdens het fotograferen.

2

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om items te markeren en draai de achterste commandoschijf om te veranderen.

Wijzigingen worden niet opgeslagen op de huidige instellingenbank.

Instellingen die verschillen van die in de huidige instellingenbank ( t – u ) worden getoond in het rood.

KIES INST. OP MAAT

BASE

400

INSTELLEN EIND

9

3

Druk op

Q

om af te sluiten wanneer de instellingen zijn voltooid.

N

Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van de aanraakknoppen.

226

De Q-knop (Snelmenu)

Het snelmenu bewerken

Om de items weergegeven in het snelmenu te kiezen:

1

Houd de

Q

-knop ingedrukt tijdens het fotograferen.

2

Het huidige snelmenu wordt weergegeven; gebruik de scherpstellingstok

(scherpstelhendel) om het item te markeren dat u wilt veranderen en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

om deze toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

FILMSIMULATIE

Z&W AANP.

WITBALANS

KLEUR  *

SCHERPTE

 *

 * a

KORRELEFFECT

SCHADUWTINT

 *

HIGHLIGHT TINT

 * b

 *

 *

(Warm/Koud)

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

 *

 *

RUISONDERDRUKKING

 *

 *

 *

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

HF ASSISTENTIE

TOUCH SCREEN MODUS

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO  *

KIES INST. OP MAAT  *

SCHERPSTELLING

(FILMSCHERPSTELLING)

AF-C AANGEPASTE INSTELL

* Opgeslagen in aangepaste instellingenbank.

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

FLITSCOMPENSATIE

FILMMODUS

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU

GELUID & FLITS

EVF/LCD-HELDERHD

EVF/LCD KLEUR

GEEN

N •

Selecteer

GEEN

om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

Wanneer

KIES INST. OP MAAT

is geselecteerd, worden de huidige instellingen getoond in het snelmenu met het label

BASE

.

N

Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

BEWERK/SLA OP SNELMENU

.

227

9

De Fn-knopppen (Functie)

Wijs een functie toe aan de functieknoppen voor snelle toegang tot de geselecteerde functie.

N

De functies toegewezen aan

T-Fn1

tot

T-Fn4

kunnen worden bereikt door over de monitor te vegen.

Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard uitgeschakeld. Om aanraakfunctiebewegingen in te schakelen, selecteer

AAN

voor D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > c

AANRAAKFUNCTIE

.

De standaardtoewijzingen zijn:

Prestatie Alleen AE-vergrendeling

9

Alleen AF-vergrendeling Scherpstelloep

228

Drive-instelling

Witbalans

De Fn-knopppen (Functie)

Filmsimulatie

Scherpstelling

229

9

9

Rollen toewijzen aan de functietoetsen

Om rollen toe te wijzen aan de knoppen:

1

Houd de

DISP/BACK

-knop ingedrukt totdat een bedieningselectiemenu wordt weergegeven.

2

Markeer een bediening en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer de gewenste functie en druk op

MENU/OK

om het aan de geselecteerde bediening toe te wijzen. Kies uit:

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

WITBALANS

KIES INST. OP MAAT

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLOEP

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

TTL-VERGRENDELING

MODELING FLASH

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

ZEBRA-INSTELLING

AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU

STILLE BEDIENING FILM

VOORB DIEPTESCH

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

• n

GEZICHTSSELECTIE op

GEZICHTSHERKENNING AAN/UIT

DRIVE-INSTELLING

SPORTZOEKERMODUS

PRE-OPNAME s J

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO

IS MODE

DRAADLS COMMUNICT

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

HISTOGRAM

ELEKTR. WATERPAS

GROTE INDICAT.-MODUS

ALLEEN AE-VERGRENDELING

ALLEEN AF-VERGRENDELING

AE/AF-VERGRENDELING

AF-AAN

ALLEENAWB-VERGRENDELING

DIAFRAGMA-INSTEL.

PRESTATIE

AUTO BEELDOVERDRACHT

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

Bluetooth AAN/UIT

PLAYBACK

GEEN (bediening uitgeschakeld)

230

De Fn-knopppen (Functie)

N •

ALLEEN AE-VERGRENDELING

,

ALLEEN AF-VERGRENDELING

,

AE/AF-VERGRENDELING

,

AF-AAN

en

ALLEENAWB-VERGRENDELING

kunnen niet aan de aanraakfunctieknoppen worden toegewezen (

T-Fn1

via

T-Fn4

).

Knoptoewijzingen kunnen ook worden geselecteerd met behulp van

D  

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

.

AF-AAN

Als

AF-AAN

is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.

MODELING FLASH

Als

MODELING FLASH

is geselecteerd als een compatibele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken om de fl itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelijke (modeling fl ash).

TTL-VERGRENDELING

Als

TTL-VERGRENDELING

is geselecteerd, kunt u op de toets voor het vergrendelen van fl itsoutput volgens de optie geselecteerd voor

F

FLITSINSTELLINGEN

 >

MODUS TTL

VERGRENDELEN

drukken (

P

142).

9

231

9

De Fn-knopppen (Functie) n

GEZICHTSSELECTIE

op n

GEZICHTSSELECTIE

op

kan worden in- of uitgeschakeld door het indrukken van de knop waaraan n

GEZICHTSSELECTIE

op

is toegewezen. Door het inschakelen van n

GEZICHTSSELECTIE

op

kan de te gebruiken scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (tijdens zoekerfotografi e) de aanraakbediening (

P

21) het gezicht

selecteren dat wordt gebruikt voor de scherpstelling.

GEZICHTSSELECTIE AAN

De volgende functies zijn toegankelijk met behulp van de scherpstellingstok of tijdens zoekerfotografi e wanneer n

GEZICHTSSELECTIE

op

is ingeschakeld:

Het gezicht dat wordt gebruikt voor het instellen van de scherpstelling kan worden geselecteerd met behulp van de scherpstellingstok. Druk op het midden van de stok om de selectie van het scherpstelveld tijdelijk in te schakelen (

P

69).

Het aanraakscherm (monitor) kan worden gebruikt voor het selecteren van het gezicht dat wordt gebruikt om scherp te stellen tijdens zoekerfotografi e.

N n

GEZICHTSSELECTIE

op

wordt automatisch ingeschakeld als

AAN

is geselecteerd voor

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

(

P

202) in de stand

S

GEAVANCRD SR AUTO

.

232

Randapparatuur en optionele accessoires

233

10

234

Externe fl itsers

De camera kan worden gebruikt met externe fl itsers, die krachtiger zijn dan hun ingebouwde tegenhangers. Sommige ondersteunen hoge-snelheid sync (FP) en kunnen worden gebruikt bij sluitertijden sneller dan de sync-snelheid, terwijl andere kunnen functioneren als hoofdfl itsers die de fl itsers op afstand via optische draadloze fl itsbediening bedienen.

O

U bent mogelijk niet in staat de fl itser te testen in sommige gevallen, bijvoorbeeld als een instellingenmenu wordt weergegeven op de camera.

Rode-ogenverwijdering

Rode-ogencorrectie is beschikbaar wanneer een optie anders dan

UIT

is geselecteerd voor

F

FLITSINSTELLINGEN

 >

VERWIJDER R. OGEN

en een

GEZICHTSHERKENNING AAN

-optie geselecteerd is voor G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

. Het verwijderen van rode ogen reduceert “rode ogen” veroorzaakt wanneer licht van de fl itser wordt weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.

Externe fl itsers

Een externe fl itser gebruiken

1

Sluit de eenheid aan op de camera.

2

Selecteer

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

in de opnamemodus in het menutabblad

F

(

FLITSINSTELLINGEN

). De beschikbare opties variëren per fl itser.

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

VERLATEN

Ingebouwde Flits

SYNC-TERMINAL

EXTERNE FLASH

MASTER(OPTISCH)

Wordt weergegeven als de ingebouwde fl itser wordt verhoogd.

Sync terminal opties worden weergegeven als de ingebouwde fl itser wordt ingeklapt en er geen fl itser, of een niet-compatibele fl itser, is gemonteerd op de fl itsschoen.

Wordt weergegeven wanneer een optionele fl itser is gemonteerd op de fl itsschoen en is ingeschakeld.

92

236

237

Weergegeven als een optionele fl itser die functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand is verbonden en ingeschakeld.

240

MODUS 3

Markeer items met de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en draai de achterste commandoschijf om de gemarkeerde instelling te veranderen.

Ingebouwde Flits

AANPASSEN EINDE

4

Druk op

DISP/BACK

om de veranderingen in werking te stellen.

10

235

10

SYNC-TERMINAL

SYNC-TERMINAL

wordt weergegeven als de ingebouwde fl itser wordt verlaagd en er geen fl itser of als er een niet-compatibele fl itser is gemonteerd op de fl itsschoen.

MODUS

SYNC-TERMINAL

AANPASSEN EINDE

A

Flitsbedieningsmodus

B

Synchroniseren

Kies uit de volgende opties:

M

: Een triggersignaal wordt overgebracht via de fl itsschoen

X contacten wanneer een foto genomen wordt. Kies een sluitertijd langzamer dan de sync-snelheid; zelfs langzamere snelheden kunnen nodig zijn als de eenheid lange fl itsen gebruikt of een langzame reactietijd heeft.

D

(UIT)

: Het triggersignaal wordt uitgeschakeld.

Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter opent te fl itsen (

H

/

1E GORDIJN

) of direct voordat deze sluit

( I /

2E GORDIJN

).

1E GORDIJN

wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.

236

Externe fl itsers

EXTERNE FLASH

De volgende opties zijn beschikbaar als een optionele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd en is ingeschakeld.

MODUS

EXTERNE FLASH

AANPASSEN EINDE

A

Flitsbedieningsmodus

De fl itsbedieningsmodus geselecteerd met de fl itser. Dit kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera: de beschikbare opties variëren per fl itser.

TTL

: TTL-modus. Pas fl itscompensatie (

B

) aan.

M

: De fl itser fl itst bij de geselecteerde uitvoer, ongeacht de helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen. De output kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera (

B

).

MULTI

: Flits herhalen. Compatibele fl itsers met schoenbevestiging zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.

D

(UIT)

: De fl itser fl itst niet. Sommige fl itsers kunnen uitgeschakeld worden vanaf de camera.

10

237

10

B

Flitscompensatie/-uitvoer

C

Flitsmodus (TTL)

D

Sync

De beschikbare opties verschillen volgens de fl itsbedieningsmodus.

TTL

: Pas fl itscompensatie aan (de volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden). In het geval van EF-X500, EF-X20, EF-20 en EF-42 wordt de geselecteerde waarde toegevoegd aan de waarde geselecteerd met de fl itser.

M/MULTI

: Pas fl itsuitvoer aan (alleen compatibele eenheden). Kies uit waarden uitgedrukt als fracties van volledig vermogen, van ⁄

(modus

M

) of ¼ (

MULTI

) tot ⁄ in stappen gelijk aan ⁄ EV. De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen; maak een testopname en controleer de resultaten.

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Regel fl itstiming.

H

(1E GORDIJN)

: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent

(normaliter de beste keuze).

I

(2E GORDIJN)

: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.

R

(AUTO FP(HSS))

: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.

Gelijk aan

1E GORDIJN

wanneer

MULTI

is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.

238

Externe fl itsers

E

Zoom

F

Verlichting

De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als

AUTO

is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.

Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:

J

(FLASH VOEDINGSPRIOR.)

: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.

K

(STANDAARD)

: Stel dekking af op beeldhoek.

L

(PRIOR. GELIJK BEREIK)

: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.

G

LED-verlichting

Kies hoe het ingebouwde LED-licht functioneert tijdens stille fotografi e (alleen compatibele eenheden): als een catchlight

( M /

CATCHLIGHT

), als AF-hulpverlichting ( N /

AF ASSIST

) of als zowel een catchlight als AF-hulpverlichting

(

O

/

AF ASSIST+CATCHLIGHT

). Kies

OFF

om de LED uit te schakelen tijdens het fotograferen.

G

Aantal fl itsen *

Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in

MULTI

-modus.

H

Frequentie

*

Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in

MULTI

-modus.

* Volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.

239

10

MASTER(OPTISCH)

De opties worden weergegeven als de eenheid momenteel functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand.

MODUS

MASTER(OPTISCH)

10

AANPASSEN

De hoofdeenheden en eenheden op afstand kunnen worden geplaatst in maximaal drie groepen (A, B en C) en fl itsmodus en fl itsniveau kunnen voor elke groep afzonderlijk worden aangepast. Er zijn vier kanalen beschikbaar voor communicatie tussen de eenheden; afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

EINDE

A

C

BB

240

Externe fl itsers

A

Flitsbedieningsmodus

(groep A)

B

Flitsbedieningsmodus

(groep B)

C

Flitsbedieningsmodus

(groep C)

Kies fl itsbedieningsmodi voor groepen A, B en C.

TTL%

is alleen beschikbaar voor groepen A en B.

TTL

: De eenheden in de groep fl itsen in TTL-modus.

Flitscompensatie kan afzonderlijk worden aangepast voor elke groep.

TTL%

: Als

TTL%

is geselecteerd voor groep A of B, kunt u de output van de geselecteerde groep als een percentage van de andere specifi ceren en de algemene fl itscompensatie voor beide groepen aanpassen.

M

: In modus

M

fl itsen de eenheden in de groep bij de geselecteerde output (uitgedrukt als een fractie van volledig vermogen) ongeacht de helderheid van het onderwerp of camera-instellingen.

MULTI

: Het kiezen van

MULTI

voor een groep stelt alle eenheden in alle groepen in op herhalende fl itsmodus. Alle eenheden zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.

D

(UIT)

: Als

OFF

geselecteerd is, zullen de eenheden in de groep niet fl itsen.

D

Flitscompensatie/-output

(groep A)

E

Flitscompensatie/-output

(groep B)

F

Flitscompensatie/-output

(groep C)

Pas fl itsniveau voor de geselecteerde groep aan volgens de optie geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus. Merk op dat de volledige waarde mogelijk niet wordt toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.

TTL

: Pas fl itscompensatie aan.

M/MULTI

: Pas fl itsoutput aan.

TTL%

: Kies het evenwicht tussen groepen A en B en pas de algemene fl itscompensatie aan.

10

241

G

Flitsmodus (TTL)

H

Sync

10

I

Zoom

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening: De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Regel fl itstiming.

H

(1E GORDIJN)

: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent (normaliter de beste keuze).

I

(2E GORDIJN)

: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.

R

(AUTO FP(HSS))

: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.

Gelijk aan

1E GORDIJN

wanneer

MULTI

is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.

De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als

AUTO

is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.

242

J

Verlichting

K

Master

K

Aantal fl itsen

L

Kanaal

L

Frequentie

Externe fl itsers

Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:

J

(FLASH VOEDINGSPRIOR.)

: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.

K

(STANDAARD)

: Stel dekking af op beeldhoek.

L

(PRIOR. GELIJK BEREIK)

: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.

Wijs de hoofdfl itser toe aan groep A (

Gr A

), B (

Gr B

) of C (

Gr C

).

Als

OFF

is geselecteerd, wordt de uitvoer van de hoofdfl itser op een niveau gehouden dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed. Alleen beschikbaar als de eenheid op de fl itsschoen van de camera is bevestigd als een hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand in de modus

TTL

,

TTL%

of

M

.

Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in

MULTI

-modus.

Kies het kanaal dat wordt gebruikt door de hoofdfl itser voor communicatie met de fl itsers op afstand. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in

MULTI

-modus.

243

10

Lenzen

De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het

FUJIFILM X-bevestigingspunt.

Lensonderdelen

10

A

Zonnekap

B

Bevestigingsmarkeringen

C

Scherpstelring

D

Zoomring

E

Diafragmaring

F

O.I.S.-schakelaar

G

Diafragmamodusschakelaar

H

Signaalcontacten lens

I

Voorste lensdop

J

Achterste lensdop

244

Lensdoppen verwijderen

Verwijder lensdoppen zoals afgebeeld.

N

Lensdoppen kunnen verschillen van de afgebeelde doppen.

Lenzen

Zonnekappen bevestigen

Wanneer bevestigd, verminderen zonnekappen schittering en beschermen ze het voorste lenselement.

245

10

10

Automatische zoom

De scherpstelring kan worden gebruikt om de zoom aan te passen wanneer autofocus is ingeschakeld.

Lenzen met diafragmaringen

Bij andere instellingen dan

A

kunt u diafragma aanpassen door aan de diafragmaring van de lens te draaien

(belichtingsmodi

A

en

M

).

A 16 11 8 5.6 4 2.8

A 16 11 8 5.6 4

N

Wanneer de diafragmaring op

A

is ingesteld, draai dan aan de instelschijven om diafragma aan te passen (

P

207).

Diafragmaring

De diafragmamodusschakelaar

Als de lens over een diafragmamodusschakelaar beschikt, kan het diafragma handmatig worden aangepast door de schakelaar naar Z te schuiven en aan de diafragmaring te draaien.

Diafragmaring

Diafragmamodusschakelaar

246

Lenzen

Lenzen zonder diafragmaringen

De methode die wordt gebruikt voor het aanpassen van het diafragma kan worden geselecteerd met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

DIAFRAGMA-INSTEL.

. Wanneer er een andere optie dan

AUTO

is geselecteerd, kan het diafragma worden aangepast met behulp van de voorste commandoschijf.

N

Diafragmaregeling staat standaard op de voorste commandoschijf, maar kan opnieuw worden toegewezen aan de achterste commandoschijf met behulp van D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF

INSTELLING

.

Lenzen met O.I.S. Schakelaars

Als de lens optische beeldstabilisatie

(O.I.S.) ondersteunt, kan de beeldstabilisatiemodus worden gekozen in de cameramenu’s. Om beeldstabilisatie te activeren, schuift u de O.I.S.-schakelaar naar

ON

.

O.I.S.-schakelaar

10

247

Lenzen

Lenzen met handmatige scherpstelling

Schuif de scherpstelring naar voren voor automatische scherpstelling.

Schuif voor handmatige scherpstelling de scherpstelring naar achteren en draai eraan terwijl u de resultaten in het camerascherm controleert. De scherpstelafstand- en scherptediepte-indicatoren kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van het handmatig scherpstellen.

O

Let erop dat handmatige scherpstelling mogelijk niet beschikbaar is in alle opnamemodi.

De scherptediepte-indicator

De scherptediepte-indicator toont de geschatte scherptediepte (de afstand voor en achter het scherpstelpunt waarop is scherpgesteld). De indicator wordt weergegeven in fi lmformaat.

10

Lensverzorging

Gebruik een blaaskwast om stof te verwijderen en neem vervolgens met een zachte, droge doek af. Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.

Plaats de voorste en achterste doppen terug op de camera wanneer de lens niet in gebruik is.

248

Aansluitingen

249

HDMI-uitgang

Foto’s nemen en afspelen is mogelijk via HDMI-apparaten.

Aansluiten op HDMI-apparaten

Sluit de camera aan op TV’s of andere HDMI-apparaten met behulp van een HDMI-kabel van derden.

1

Schakel de camera uit.

2

Sluit de kabel volgens onderstaande aanduiding aan.

Plaats in

HDMI-connector

Plaats in

HDMI-micro-aansluiting

(Type D)

11

3

Confi gureer het apparaat voor HDMI-ingang zoals beschreven in de documentatie meegeleverd met het apparaat.

4

Schakel de camera in. De inhoud van het camerascherm wordt weergegeven op het HDMI-apparaat. De cameraweergave schakelt uit in afspeelmodus (

P 251).

O •

Controleer of de stekkers volledig in de aansluitingen zijn gestoken.

De USB-kabel kan niet worden gebruikt terwijl er een HDMI-kabel is aangesloten.

Gebruik een HDMI-kabel die niet langer is dan 1,5 m.

250

HDMI-uitgang

Fotograferen

Neem foto’s en neem fi lms op terwijl u de scène door de cameralens op het HDMI-apparaat bekijkt of beeldmateriaal opslaat op het HDMI-apparaat.

N

Deze functie kan worden gebruikt om 4K- en Full HD-fi lms op te slaan op een HDMI-recorder.

Afspelen

Om het afspelen te starten, drukt u op de a -knop van de camera. Het scherm van de camera wordt uitgeschakeld en foto’s en fi lms worden naar het HDMI-apparaat gezonden. Let erop dat de volume-instelling van de camera geen invloed heeft op het geluid dat door het televisietoestel wordt afgespeeld; gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen.

N •

Sommige televisies geven kort een zwart scherm weer wanneer het afspelen van fi lm begint.

Een adapterkabel (los verkrijgbaar; P

295) is vereist bij gebruik van een

hoofdtelefoon.

251

11

11

252

Draadloze verbindingen

(Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)

Verkrijg toegang tot draadloze netwerken en maak verbinding met computers, smartphones of tablets. Voor meer informatie bezoekt u:

http://fujifilm-dsc.com/wifi/

Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote

Maak verbinding met de camera via Bluetooth of draadloos

LAN.

N

Om draadloos verbinding te maken met de camera, dient u de nieuwste versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet te installeren.

FUJIFILM Camera Remote

Zodra een verbinding tot stand is gebracht, kunt u FUJIFILM Camera Remote gebruiken om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

De camerasluiter te ontspannen

Camerafi rmware bij te werken

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

Draadloze verbindingen

Smartphones en tablets: Bluetooth®-koppeling

Gebruik D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

KOPPELREGISTRATIE

om de camera aan smartphones of tablets te koppelen. Koppeling biedt een eenvoudige methode voor het downloaden van foto’s van de camera.

N

Foto’s worden gedownload via een draadloze verbinding.

Zodra het koppelen is voltooid, kunt u de cameraklok en locatiegegevens synchroniseren met de smartphone of tablet (

P

216).

U kunt een verbinding kiezen voor maximaal 7 gekoppelde smartphones of tablets.

Smartphones en tablets: Draadloze LAN

Gebruik de

DRAADLS COMMUNICT

-opties in

A

OPNAME-INSTELLINGEN

of het afspeelmenu om verbinding te maken met een smartphone of tablet via draadloos LAN.

253

11

11

254

Draadloze verbindingen

Foto’s naar een computer kopiëren: PC AutoSave

Installeer de meest recente versie van FUJIFILM PC AutoSave op uw computer om foto’s te uploaden van de camera via draadloze netwerken (Wi-Fi).

FUJIFILM PC AutoSave

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/

Computers: Draadloze verbindingen

U kunt foto’s uploaden van de camera met de

PC AUTO.

OPSLAAN

-optie in het afspeelmenu.

Aansluiten op computers via USB

Sluit de camera aan op de computer om foto’s te downloaden of op afstand foto’s te nemen.

N

Sluit eerst de camera op een computer aan en controleer of het normaal werkt alvorens u foto’s download of op afstand foto’s maakt.

1

Schakel de computer in.

2

Pas instellingen aan afhankelijk van de vraag of u foto’s naar een computer wilt kopiëren ( P

257), RAW foto’s wilt opslaan in

andere formaten (

P

258), of camera-instellingen wilt opslaan

of laden (

P

258).

3

Schakel de camera uit.

4

Sluit een USB-kabel aan.

USB-aansluiting (Type-C)

O

De USB-kabel mag niet langer dan 1,5 m zijn en moet geschikt zijn voor gegevensoverdracht.

5

Schakel de camera in.

11

255

11

6

Kopieer foto’s naar uw computer.

Beeldoverdracht

: Gebruik MyFinePix Studio of applicaties meegeleverd met uw besturingssysteem.

RAW-conversie

: Verwerk RAW-afbeeldingen met behulp van

FUJIFILM X RAW STUDIO. De stroom van de beeldverwerkingsmotor van de camera wordt gebruikt voor snelle verwerking.

Camera-instellingen opslaan en laden

: Gebruik FUJIFILM X Acquire om camera-instellingen op te slaan of te laden. Sla met één enkele handeling uw gewenste instellingen op en kopieer ze naar meerdere camera’s.

O •

Schakel de camera uit voordat u de USB-kabel loskoppelt.

Let er bij het aansluiten van USB-kabels op dat u de stekkers volledig in de juiste richting steekt. Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; maak geen gebruik van een USB-hub of toetsenbord.

Spanningsverlies tijdens het kopiëren kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben. Plaats een nieuwe of volledig opgeladen batterij in de camera voordat u deze aansluit.

Als er een geheugenkaart wordt geplaatst waarop een groot aantal foto’s staat, kan het enkele momenten duren voordat de software start en bent u mogelijk niet in staat de foto’s te importeren of op te slaan.

Gebruik een geheugenkaartlezer om de foto’s te kopiëren.

Controleer of het indicatielampje uit is of groen brandt voordat u de camera uitschakelt.

Koppel de USB-kabel niet los terwijl de overdracht bezig is. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben.

Koppel de camera los voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.

Het kan in sommige gevallen gebeuren dat het niet mogelijk is om toegang te verkrijgen tot foto’s die opgeslagen zijn op een networkserver door de software op dezelfde manier te gebruiken als men doet bij een particuliere computer.

Verwijder de camera niet onmiddellijk van het systeem of koppel de USB-kabel niet los zodra het bericht dat het kopiëren bezig is van de computerweergave verdwijnt. Als het aantal te kopiëren afbeeldingen erg groot is, kan de gegevensoverdracht verdergaan nadat het bericht niet meer wordt weergegeven.

Wanneer u gebruik maakt van diensten die een internetverbinding vereisen, draagt de gebruiker alle van toepassing zijnde kosten belast door de telefoonmaatschappij of internetprovider.

256

Aansluiten op computers via USB

Foto’s naar een computer kopiëren

Selecteer voordat u foto’s naar een computer kopieert

USB-KAARTLEZER

voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

.

De software die kan worden gebruikt om foto’s te kopiëren is afhankelijk van het besturingssysteem van uw computer.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST.

USB-KAARTLEZER

USB RAW CONV/B-UP HERS

INFORMATIE

RESET DRAADLOZE INSTELLING

Mac OS X/macOS

Foto’s kunnen worden gekopieerd naar uw computer met behulp van

Image Capture (meegeleverd met uw computer) of andere software.

O

Gebruik een kaartlezer voor het kopiëren van bestanden die groter zijn dan 4 GB.

Windows

MyFinePix Studio kan worden gebruikt om foto’s naar een computer te kopiëren, waar ze kunnen worden opgeslagen, bekeken, geordend en afgedrukt.

N

Voor meer informatie over MyFinePix Studio, zie “Software van Fujifi lm”

( P

265).

257

11

11

258

Aansluiten op computers via USB

JPEG-kopieën maken van RAW-beelden:

FUJIFILM X RAW STUDIO

Selecteer voordat u verder gaat

USB RAW CONV/B-UP HERS

voor

D

VERBINDING INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

in de came-

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

RESET DRAADLOZE INSTELLING

ramenu’s.

FUJIFILM X RAW STUDIO kan worden gebruikt om JPEG-kopieën te maken van RAW-beelden.

N

Voor meer informatie over FUJIFILM X RAW STUDIO, zie “Software van

Fujifi lm” ( P

265).

Camera-instellingen opslaan en laden (FUJIFILM X Acquire)

Selecteer voordat u verder gaat

USB RAW CONV/B-UP HERS

voor

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST.

PRNTR

PC-VERBINDINGSMODUS

D

VERBINDING INSTELLING

 >

PC-VERBINDINGSMODUS

in de came-

INFORMATIE

RESET DRAADLOZE INSTELLING

ramenu’s.

FUJIFILM X Acquire kan worden gebruikt om camera-instellingen op te slaan en te laden.

N

Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire, zie “Software van Fujifi lm”

( P

265).

instax SHARE printers

Druk foto’s af vanaf uw digitale camera naar instax SHARE printers.

Een verbinding tot stand brengen

Selecteer

D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERB.INST. instax

PRNTR

en voer de instax SHARE printernaam (SSID) en het wachtwoord in.

De printernaam (SSID) en het wachtwoord

De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.

259

11

11

260 instax SHARE printers

Foto’s afdrukken

1

Schakel de printer in.

2

Selecteer

C

MENU VOOR

HERBEKIJKEN

 >

AFDRUK. instax

PRINTER

. De camera zal verbinding maken met de printer.

AFDRUK.

PRINTER instax-12345678

VERBINDING MAKEN

FUJIFILM-CAMERA-1234

ANNULEREN

3

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om de foto weer te geven die u wilt uitprinten en druk vervolgens op

MENU/OK

.

AFDRUK.

PRINTER

100-0020

OK instax-12345678

AFBREKEN

N •

Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.

Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.

De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.

4

De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.

Technische notities

261

12

Accessoires van Fujifi lm

De volgende optionele accessoires zijn verkrijgbaar bij

Fujifi lm. Informeer bij uw lokale Fujifi lm-vertegenwoordiger naar de meest recente informatie over accessoires die in uw regio leverbaar zijn of ga naar

http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html

.

NP-W126/NP-W126S

: Extra NP-W126/NP-W126S oplaadbare batterijen met hoge capaciteit kunnen naar behoefte worden bijgekocht.

BC-W126/BC-W126S

: Vervangende batterijladers kunnen naar behoefte worden bijgekocht.

Bij +20 °C laadt de BC-W126/BC-W126S een NP-W126/NP-W126S in ongeveer

150 minuten op.

CP-W126

: Gebruik, om langer te fotograferen of af te spelen of tijdens het gebruik van de camera met een computer, de CP-W126 om de camera aan te sluiten op de AC-9Vstroomadapter.

AC-9V

(vereist CP-W126 DC-koppelstuk) : Gebruik deze 100–240 V, 50/60 Hz netadapter voor langere opname en weergave of bij het kopiëren van foto’s naar een computer.

RR-100

: Hiermee kunt u het schudden van de camera verminderen of de sluiter open houden tijdens langdurige belichting (

2,5 mm).

MIC-ST1

: Een externe microfoon voor fi lmopname.

XF/XC-serie lenzen

: Verwisselbare lenzen uitsluitend voor gebruik met het FUJILFILM

X-bevestigingspunt.

FUJINON MKX-serie lenzen

: Filmlenzen voor de FUJIFILM X-bevestiging.

MCEX-11/16

: Te bevestigen tussen de camera en de lens om op te nemen bij hoge reproductieverhoudingen.

262

Accessoires van Fujifi lm

XF1.4X TC WR

: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 1,4×.

XF2X TC WR

: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 2,0×.

FUJIFILM M MOUNT ADAPTER

: Biedt de mogelijkheid om de camera met een divers aanbod aan M-bevestigingslenzen te gebruiken.

BCP-001

: Dek de lensbevestiging van de camera af wanneer er geen lens is bevestigd.

EF-X500

: In aanvulling op handmatige en TTL-fl itserregeling heeft deze klikbare fl itser een richtgetal van 50 (ISO 100, m) en ondersteunt FP (synchronisatie met hoge snelheid), waardoor deze gebruikt kan worden bij sluitertijden hoger dan de fl itssynchronisatiesnelheid. Met ondersteuning voor de optionele EF-BP1-batterypack en

Fujifi lm optische draadloze fl itserregeling, kan het als een master of externe fl itser voor draadloze fl itsfotografi e worden gebruikt.

EF-BP1

: Een batterypack voor fl itsers met een schoenbevestiging. Neemt maximaal

8 AA-batterijen in beslag.

EF-42

: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 42 (ISO 100, m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itserregeling.

EF-X20

: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itserregeling.

EF-20

: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en ondersteunt TTL-fl itserregeling (handmatige fl itserregeling wordt niet ondersteund).

263

12

Accessoires van Fujifi lm

MHG-XT10

: Betreft een verbeterde handgreep.

Batterijen en geheugenkaarten kunnen worden verwijderd met de handgreep vast en de handgreep is uitgerust met een rail voor snelle montage van schoentjes op de camera.

BLC-XT10

: Deze koff er combineert bruikbaarheid met de luxe van leer en wordt geleverd met een draagriem gemaakt van hetzelfde materiaal alsmede een doek die kan worden gebruikt om de camera in te wikkelen voordat u deze in de koff er doet en in andere situaties. Terwijl de camera in de hoes zit kunt u foto’s maken en batterijen en geheugenkaarten plaatsen of verwijderen.

GB-001

: Verbetert de grip.

Combineer met een handgreep voor veiliger hanteren.

SP-1/SP-2/SP-3

: Aan te sluiten via draadloos LAN om foto’s te kunnen afdrukken op instax fi lm.

12

264

Software van Fujifi lm

De camera kan gebruikt worden met de volgende

Fujifi lm-software.

FUJIFILM Camera Remote

Leg een draadloze verbinding vast tussen uw camera en een smartphone of tablet (

P

252).

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

FUJIFILM PC AutoSave

Download foto’s van uw camera via draadloze netwerken

(

P

254).

http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/

MyFinePix Studio

Beheer, bekijk, print en bewerk de vele beelden gedownload van uw digitale camera (

P

257).

http://fujifilm-dsc.com/mfs/

Wanneer het downloaden is voltooid, dubbelklikt u op het gedownloade bestand (“MFPS_Setup.EXE”) en volgt u de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.

RAW FILE CONVERTER EX

Bekijk RAW-foto’s op uw computer en converteer ze naar andere indelingen.

http://fujifilm-dsc.com/rfc/

265

12

Software van Fujifi lm

FUJIFILM X RAW STUDIO

Wanneer de camera via USB met een computer is verbonden, kan

FUJIFILM X RAW STUDIO het unieke image-verwerkingsmechanisme van de camera gebruiken om snel RAW-bestanden naar hoogwaardige JPEG-beelden te converteren.

http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-raw-studio-features-users-guide/

FUJIFILM X Acquire

Camera-instelling opslaan en laden. Confi gureer de camera opnieuw in een ogenblik of deel instellingen met andere camera’s van hetzelfde type.

http://fujifilm-x.com/x-stories/fujifilm-x-acquire-features-users-guide/

O

De camera ondersteunt geen tethered fotograferen.

12

266

Voor uw veiligheid

Lees deze opmerkingen voordat u de camera gebruikt

Veiligheidsopmerkingen

Zorg ervoor dat u uw camera goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en uw

Gebruikershandleiding

zorgvuldig door.

Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.

Informatie over pictogrammen

De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.

De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.

Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).

Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).

Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).

De symbolen op dit product (inclusief de accessoires) geven het volgende weer:

AC

DC

Klasse II-apparatuur (De constructie van het product is dubbel geïsoleerd.)

Verwijder uit het stopcontact

AC-adapter uit het stopcontact.

Het blijven gebruiken van de camera als deze rook of een ongewone geur verspreidt of wanneer de camera een ander gebrek vertoont, kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.

Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera of de aansluitkabels binnendringen.

Gebruik de camera of aansluitkabels niet na binnendringen van zoet of zout water, melk, dranken, schoonmaakmiddelen of andere vloeistoff en. Mocht er vloeistof in de camera of aansluitkabels komen, zet dan de camera uit, verwijder de batterij, koppel de USB-kabel los, koppel de AC-adapter los en haal deze uit het stopcontact. Het blijven gebruiken van de camera kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.

Niet in de badkamer of douche gebruiken

Gebruik de camera niet in de badkamer of douche.

Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.

Haal het apparaat niet uit elkaar

Probeer nooit de camera te demonteren of te modifi ceren (open nooit de behuizing).

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

Raak geen interne onderdelen aan

Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.

12

267

12

268

voorwerpen op worden geplaatst.

Deze handelingen zouden het snoer kunnen beschadigen en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer als het snoer beschadigd is.

Gebruik geen kabels met verbogen stekkers.

Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond.

Hierdoor kan de camera vallen of kantelen en letsel veroorzaken.

Probeer nooit foto's te maken als u in beweging bent.

Gebruik de camera niet tijdens het wandelen of als u in een auto rijdt. Dit kan leiden tot een val of een verkeersongeluk.

Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan.

Dit kan tot een elektrische schok leiden door de ladingsoverdracht van een blikseminslag.

Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is.

Plaats de batterij zoals aangeduid door de merktekens.

kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel.

andere spanning dan de vermelde voedingsspanning.

Het gebruik van andere spanningsbronnen kan tot brand leiden.

Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden.

De meegeleverde lader is uitsluitend voor gebruik met het type batterij dat met de camera wordt meegeleverd. Als u de lader gebruikt om gewone batterijen of andere types oplaadbare batterijen op te laden, dan kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie.

Het gebruik van een fl itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorzaken.

Let bijzonder goed op bij het fotograferen van baby's en kleine kinderen.

Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken.

Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name bij hoge omgevingstemperaturen of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.

periodes.

Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name tijdens langdurig gebruik, bij hoge omgevingstemperaturen, of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.

isolatietape.

Door contact met andere batterijen of metalen voorwerpen kan de batterij in brand vliegen of ontploff en.

Houd geheugenkaarten, fl itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kinderen.

Kinderen kunnen kleine onderdelen inslikken; buiten het bereik van kinderen bewaren. Mocht een kind een klein onderdeel inslikken, raadpleeg dan een arts of bel het alarmnummer.

Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen.

Onder de onderdelen die letsel kunnen veroorzaken zijn de draagriem, die verstrikt rond de nek van een kind kan raken, wat verstikking tot gevolg kan hebben, en de fl itser, die een visuele beperking kan veroorzaken.

Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op.

Dit product genereert radiofrequentie-emissies die kunnen interfereren met navigatie- of medische apparatuur.

Voor uw veiligheid

Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof.

Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.

Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld.

Laat de camera niet achter in afgesloten ruimtes zoals in een afgesloten voertuig of in direct zonlicht. Dit kan brand veroorzaken.

Plaats geen zware voorwerpen op de camera.

Hierdoor kan het zware voorwerp vallen of kantelen en letsel veroorzaken.

Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is.

Trek niet aan het snoer om de netstroomadapter te verwijderen. Dit kan het netsnoer of de kabels beschadigen en brand of een elektrische schok veroorzaken.

Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken.

Hierdoor kan de temperatuur te hoog oplopen waardoor de behuizing vervormt of waardoor er brand ontstaat.

Gebruik de stekker niet als deze beschadigd is of niet goed in het stopcontact past.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

koppelt u de netstroomadapter los.

Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.

Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen.

Er kan brand ontstaan als u de lader in het stopcontact laat zitten.

houden en laat de kaart zachtjes los.

Bij het eruit schieten van de kaart kan letsel ontstaan.

Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken.

Een ophoping van stof in uw camera kan tot brand of een elektrische schok leiden. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer om de camera om de twee jaar van binnen te laten reinigen. Dit is echter niet gratis.

269

12

12

De batterij en voedingsbron

Opmerking

:

Controleer welk type batterijen in uw camera wordt gebruikt en lees de relevante paragrafen aandachtig door.

Waarschuwing

: Batterijen mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht, vuur of dergelijke.

Dit gedeelte beschrijft hoe u de batterijen moet hanteren zodat ze zo lang mogelijk meegaan. Verkeerd gebruik kan de levensduur verkorten of lekkage, oververhitting en ontploffi ng van de batterij tot gevolg hebben.

Dit gedeelte is van toepassing als in uw camera een oplaadbare Li-ionbatterij wordt gebruikt.

De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgeladen. Laad de batterij vóór gebruik op. Laat de batterij in het compartiment zitten wanneer u de camera niet gebruikt.

Opmerkingen over de batterij

Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.

De levensduur van de batterij kan worden verlengd door de camera uit te schakelen wanneer hij niet wordt gebruikt.

De capaciteit van de batterij neemt bij lage temperaturen af; een lege batterij werkt vaak niet wanneer het koud is. Bewaar een volledig opgeladen reservebatterij op een warme plaats en verwissel de batterij wanneer dat nodig is; of bewaar de batterij in een van uw zakken en plaats de batterij pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera. Voorkom dat de batterij in direct contact komt met handenwarmers of andere verwarmingsapparaten.

Laad de batterij op met de meegeleverde batterijlader. De laadtijd neemt toe wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan +10 °C of hoger is dan +35 °C. Probeer de batterij nooit op te laden bij temperaturen boven 40 °C; opladen is niet mogelijk bij temperaturen onder 0 °C.

Probeer nooit een volledig opgeladen batterij op te laden. De batterij hoeft echter ook niet volledig ontladen te zijn om te worden opgeladen.

De batterij kan onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.

Bij normale temperaturen kan de batterij minimaal 300 keer worden opgeladen. Wanneer de batterij steeds minder lang haar lading kan vasthouden, is dat een indicatie dat het einde van de levensduur van de batterij is bereikt en dat de batterij moet worden vervangen.

De prestatie van de batterij kan verslechteren als de batterij gedurende langere perioden in volledig opgeladen toestand ongebruikt blijft. Ontlaad de batterij volledig voordat u deze opbergt.

Wanneer de camera gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, neem dan de batterij uit de camera en bewaar de batterij op een droge plaats met een omgevingstemperatuur van +15 °C tot +25 °C. Bewaar de batterij niet op plaatsen waar de batterij wordt blootgesteld aan extreme temperaturen.

Bewaar of vervoer de batterij niet samen met metalen voorwerpen zoals kettinkjes of haarspelden.

Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.

Probeer de batterij niet te demonteren of te modifi ceren.

Laad de batterij alleen op met de voorgeschreven batterijladers.

Verwijder een versleten batterij onmiddellijk.

Laat de batterij niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken.

Stel de batterij niet bloot aan water.

Houd de polen van de batterij altijd schoon.

De batterij en de camera kunnen onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.

Lever lege batterijen in volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval. Er moet gelet worden op milieu-aspecten bij het weggooien van batterijen. Gebruik het apparaat bij een gematigde temperatuur.

270

Voor uw veiligheid

Gebruik uitsluitend Fujifi lm-netstroomadapters die voor gebruik met deze camera goedgekeurd zijn. Andere adapters kunnen de camera beschadigen.

Gebruik de netstroomadapter uitsluitend binnenshuis.

Zorg ervoor dat de DC-stekker goed op de camera wordt aangesloten.

Schakel de camera uit voordat u de netstroomadapter afkoppelt. Koppel de adapter af door aan de stekker te trekken i.p.v. aan het snoer.

Gebruik de netstroomadapter niet met andere apparaten.

Haal het apparaat niet uit elkaar.

Stel de adapter niet bloot aan hoge temperaturen en vocht.

Stel de adapter niet bloot aan sterke schokken.

Tijdens gebruik kan de netstroomadapter warm aanvoelen. Dit is normaal.

Wanneer de netstroomadapter de radio-ontvangst verstoort, moet de antenne opnieuw gericht of verplaatst worden.

De camera gebruiken

Richt de camera niet op extreem heldere lichtbronnen, zoals de zon bij een onbewolkte lucht. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de beeldsensor van de camera toebrengen.

Fel zonlicht gefocust door de zoeker kan het paneel van de elektronische zoeker (EVF) beschadigen. Richt de elektronische zoeker niet op de zon.

Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gebeurtenissen (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken en bekijken zodat u zeker weet dat de camera goed werkt. FUJIFILM Corporation aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of inkomstenderving voortkomend uit het niet goed functioneren van het product.

Opnamen gemaakt met uw digitale camerasysteem mogen zonder toestemming van de eigenaar niet worden gebruikt op een manier die de copyrightwetten overtreedt, tenzij deze uitsluitend voor privégebruik bedoeld zijn. Er zijn bepaalde beperkingen van toepassing bij het fotograferen van optredens op podia, evenementen en tentoonstellingen, zelfs wanneer de foto’s alleen voor privégebruik bestemd zijn. De gebruiker wordt er ook op gewezen dat het overdragen van een geheugenkaart die foto’s of gegevens bevat die onder de copyrightwetten vallen, uitsluitend toegestaan is binnen de beperkingen opgelegd door de regelgeving in het kader van deze auteursrechten.

Stel de camera tijdens het maken en opslaan van foto’s niet bloot aan schokken om correcte opnames te garanderen.

In geval van beschadiging van het scherm moet de uiterste zorg worden betracht en ieder contact met de vloeibare kristallen worden vermeden. Neem onmiddellijk maatregelen als een van de volgende situaties zich voordoet:

Als vloeibare kristallen met uw huid in aanraking komen

, moet de betreff ende plek onmiddellijk met een doek worden schoongemaakt en vervolgens met veel stromend water en zeep worden gewassen.

Als vloeibare kristallen in contact komen met de ogen

, moeten de ogen onmiddellijk gedurende minimaal 15 minuten met schoon stromend water worden uitgespoeld en moet medische hulp worden ingeroepen.

Als vloeibare kristallen worden ingeslikt

, moet de mond met veel schoon stromend water worden gespoeld.

Drink grote hoeveelheden water en probeer over te geven, raadpleeg daarna een arts.

Hoewel het LCD-scherm met geavanceerde precisietechnologie is gefabriceerd, kan het scherm pixels bevatten die altijd zijn verlicht of nooit zijn verlicht. Dit is geen defect. Beelden opgenomen met dit product worden niet beïnvloed.

271

12

Digital Split Image is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van FUJIFULM Corporation. Digital Micro Prism is een handelsmerk of een geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation. De hierin gebruikte lettertypen zijn uitsluitend ontwikkeld door DynaComware Taiwan Inc. Mac, OS X en macOS en zijn in de Verenigde Staten en andere landen gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. Windows is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde

Staten en andere landen. Adobe, het Adobe-logo, Photoshop en Lightroom zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en andere landen. Wi-Fi® en Wi-Fi Protected Setup® zijn geregistreerde handelsmerken van Wi-Fi Alliance. Het Bluetooth®-woordmerk en de logo’s zijn geregistreerde handelsmerken in bezit van Bluetooth SIG, Inc., en elk gebruik van zulke merken door Fujifi lm is onder licentie. De SDHC- en SDXC-logo’s zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. Het HDMI-logo is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van HDMI Licensing LLC.

Alle andere handelsnamen genoemd in deze handleiding zijn de handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.

Deze camera kan medische en luchtvaartapparatuur verstoren. Vraag in het ziekenhuis of bij de luchtvaartmaatschappij om toestemming voordat u uw camera in een ziekenhuis of vliegtuig gebruikt.

NTSC (National Television System Committee) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in de Verenigde Staten, Canada en

Japan wordt gebruikt. PAL (Phase Alternation by Line) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in Europa en China wordt gebruikt.

Exif Print is een recentelijk herzien bestandsformaat voor digitale camera’s waarin samen met de foto informatie wordt opgeslagen over de manier waarop tijdens het afdrukken de optimale kleurenreproductie kan worden bereikt.

BELANGRIJKE MEDEDELING: Lezen alvorens de software te gebruiken

Direct of indirect exporteren, in zijn geheel of gedeeltelijk, van software met een licentie zonder de toestemming van de van toepassing zijnde bestuursorganen is verboden.

12

272

Voor uw veiligheid

OPMERKINGEN

Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht om gevaar voor brand en een schok te voorkomen.

Lees eerst de “Veiligheidsopmerkingen” en zorg dat u deze begrijpt voordat u de camera gebruikt.

CAN ICES-3 (B)/NMB-3(B)

ATTENTIE

: Dit Klasse B digitale apparaat voldoet aan de Canadese norm ICES-003.

Verklaring Industry Canada

: Dit apparaat voldoet aan de RSS-normen van Industry Canada voor vergunningsvrije apparaten.

De werking is onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) Dit apparaat moet elke interferentie accepteren, inclusief interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.

Dit apparaat en zijn antenne(s) mogen niet samen geplaatst worden of worden opgesteld in combinatie met een andere antenne of zender, behalve geteste ingebouwde radio’s.

De functie Landcodeselectie is uitgeschakeld voor producten die in de VS/Canada op de markt gebracht worden.

Verklaring over blootstelling aan straling

: De beschikbare wetenschappelijke gegevens tonen niet aan dat eventuele gezondheidsproblemen in verband worden gebracht met het gebruik van draadloze apparatuur met laag vermogen.

Het is echter niet bewezen dat deze draadloze apparatuur met laag vermogen absoluut veilig is.

Draadloze apparatuur met laag vermogen zenden lage niveaus van radiofrequentie-energie (RF) uit in het microgolfbereik tijdens gebruik.

Terwijl hoge niveaus van RF gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid (door verhitting van celweefsel), veroorzaakt blootstelling aan lage RF-niveaus die geen verhittingseff ecten produceren, geen bekende nadelige gevolgen voor de gezondheid.

Veel studies over blootstelling aan lage RF-niveaus hebben geen biologische eff ecten aangetoond.

Sommige studies suggereerden dat er bepaalde biologische eff ecten kunnen optreden, maar dergelijke bevindingen zijn niet bevestigd door aanvullend onderzoek.

X-T30 is getest en voldoet aan de IC stralingsblootstellingslimieten voor een ongecontroleerde omgeving en aan RSS-102 van de regels voor blootstelling aan IC radiofrequentie (RF).

In de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

: Dit symbool op het product of in de handleiding en in de garantievoorwaarden en/of op de verpakking duidt aan dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. In plaats daarvan moet het apparaat bij een inzamelpunt voor recycling van elektrische en elektronische apparatuur worden ingeleverd.

Door dit product op de juiste wijze weg te gooien helpt u potentiële negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de mens voorkomen. Onjuiste verwerking van dit product kan het milieu schaden.

Dit symbool op de batterijen of accu’s duidt aan dat deze batterijen niet als huishoudelijk afval mogen worden behandeld.

Als uw apparaat eenvoudig verwijderbare batterijen of accu’s bevat, dient u deze overeenkomstig de lokale regels afzonderlijk in te leveren.

De recycling van materialen helpt bij het behoud van natuurlijke bronnen. Neem contact op met uw gemeente, uw inzamelpunt voor het inleveren van huishoudelijk afval of de winkel waar u het product hebt gekocht voor meer gedetailleerde informatie over recycling van dit product.

In landen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

: Neem contact op met uw gemeente en vraag naar de juiste wijze waarop u dit product inclusief batterijen of accu’s dient weg te gooien.

In Japan

: Dit symbool op de batterijen duidt aan dat ze afzonderlijk weggegooid moeten worden.

273

12

Apparaten met draadloos netwerk en Bluetooth: waarschuwingen

Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:

RoHS-richtlijn 2011/65/EU

RE-richtlijn 2014/53/EU

Hierbij verklaar ik, FUJIFILM Corporation, dat het type radioapparatuur FF180006 conform is met Richtlijn 2014/53/EU.

De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:

http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/x/fujifilm_x_t30/pdf/index/fujifilm_x_t30_cod.pdf

Deze conformiteit wordt aangegeven door de volgende conformiteitsmarkering op het product:

12

Deze markering is geldig voor niet-Telecom-producten en EU-geharmoniseerde Telecom-producten (bijvoorbeeld

Bluetooth®).

BELANGRIJK

:

Lees eerst de volgende mededelingen alvorens de ingebouwde draadloze zender van de camera te gebruiken.

Q Dit product, dat een coderingsfunctie bevat die in de Verenigde Staten is ontwikkeld, wordt gecontroleerd door de

United States Export Administration Regulations en mag niet worden geëxporteerd of opnieuw worden geëxporteerd naar landen waarvoor in de Verenigde Staten een handelsembargo geldt.

Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth

Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van ongeoorloofd gebruik. Niet gebruiken in toepassingen die een hoge mate van betrouwbaarheid vereisen, bijvoorbeeld in medische apparatuur of andere systemen die direct of indirect invloed hebben op een mensenleven.

Wanneer u het apparaat in computer- en andere systemen gebruikt die een grotere mate van betrouwbaarheid eisen dan aangeboden door apparaten met een draadloos netwerk of Bluetooth, zorg er dan voor dat u alle benodigde

• voorzorgsmaatregelen neemt om te veiligheid te garanderen en storing te voorkomen.

Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft.

Dit apparaat conformeert met voorschriften van apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth in het land waarin het gekocht is. Neem alle lokale voorschriften in acht bij het gebruik van het apparaat. Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen die voortvloeien uit het gebruik in andere rechtsgebieden.

Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie.

Gebruik de zender niet in de nabijheid van magnetrons of op andere plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie, waardoor ontvangst van draadloze signalen mogelijk wordt voorkomen.

Wederzijdse interferentie kan zich voordoen als de zender in de nabijheid van andere draadloze apparaten in de 2,4 GHz band wordt gebruikt.

De draadloze zender werkt in de 2,4  GHz-band met DSSS-, OFDM- en GFSK-modulatie.

Veiligheid

: Apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth brengen gegevens over via de radio en hun gebruik heeft vervolgens meer aandacht nodig voor veiligheid dan geldt voor draadloze netwerken.

-

Maak geen verbinding met onbekende netwerken of netwerken waarvoor u geen toegangsrechten hebt, zelfs als ze worden weergegeven op uw apparaat, aangezien zulke toegang als ongeautoriseerd wordt gezien. Maak alleen verbinding met netwerken waarvoor u toegangsrechten hebt.

-

Let op dat draadloze transmissies kwetsbaar kunnen zijn voor onderschepping door derden.

Het volgende kan strafbaar zijn:

-

-

Demontage of modifi catie of dit apparaat

Verwijderen van apparaatcertifi catielabels

Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en draadloze zenders.

Het werkt tevens op dezelfde frequentie als zenders met een licentie en speciale laagspanningzenders zonder licentie die in

RFID-trackingsystemen voor lopende banden en in andere vergelijkbare toepassingen worden gebruikt.

Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.

Controleer of de RFID-zender niet in werking is, alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. Merkt u dat het apparaat interferentie veroorzaakt in zenders met een licentie die voor RFID-tracking worden gebruikt, stop dan onmiddellijk met gebruik van de betreff ende frequentie of verplaats het apparaat naar een andere locatie. Indien u merkt dat dit apparaat interferentie veroorzaakt in RFID-trackingsystemen met lage spanning, neem dan contact op met een Fujifi lm-vertegenwoordiger.

Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig.

Houd er rekening mee dat Bluetooth actief kan blijven zelfs terwijl de camera uit is. Bluetooth kan uitgeschakeld worden door

UIT

te selecteren voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

Bluetooth AAN/UIT

.

274

Voor uw veiligheid

Lees eerst deze opmerkingen voordat u de lens gebruikt

Veiligheidsopmerkingen

Zorg ervoor dat u de lens goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en de

Gebruikershandleiding

van de camera zorgvuldig door.

Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.

Informatie over pictogrammen

De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.

De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.

Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).

Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).

Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).

Niet onderdompelen

Niet onderdompelen in of blootstellen aan water.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

Haal het apparaat niet uit elkaar

Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open).

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand, een elektrische schok of letsel door een defect product tot gevolg hebben.

Raak geen interne onderdelen aan

Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.

Plaats niet op onstabiele oppervlakken.

Het product kan vallen, wat letsel tot gevolg kan hebben.

Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera.

Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan permanent oogletsel tot gevolg hebben.

Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of uitermate stoffi

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

voertuig op een zonnige dag.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand tot gevolg hebben.

Houd buiten het bereik van kleine kinderen.

In de handen van kinderen kan dit product letsel veroorzaken.

Hanteer niet met natte handen.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok tot gevolg hebben.

Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht.

Zonlicht dat wordt scherpgesteld in de camera wanneer de zon zich in het beeld of vlakbij het beeld bevindt, kan brand of brandwonden veroorzaken.

Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product niet in direct zonlicht.

Zonlicht dat wordt scherpgesteld door de lens kan brand of brandwonden tot gevolg hebben.

Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd.

Het product kan vallen of andere voorwerpen raken, wat letsel tot gevolg kan hebben.

275

12

Productverzorging

Om langdurig van uw camera te kunnen genieten, moeten onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.

Camerabehuizing

: Gebruik een zachte, droge doek om de camera te reinigen na elk gebruik.

Gebruik geen alcohol, verfverdunner of andere vluchtige chemicaliën. Deze kunnen vervormingen of verkleuringen van het leer van de camerabehuizing tot gevolg hebben.

Vloeistoff en op de camera moeten onmiddellijk worden verwijderd met een zachte, droge doek.

Gebruik een blaaskwast om stof van de monitor te verwijderen, waarbij u oplet dat u geen krassen maakt, en neem vervolgens met een zachte, droge doek af.

Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm-lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.

Plaats de behuizingsdop terug wanneer er geen lens is bevestigd om binnendringen van stof in de camera te voorkomen.

Beeldsensor

: Meerdere foto’s ontsierd door vlekken en plekken op identieke locaties kan duiden op de aanwezigheid van stof op de beeldsensor.

Reinig de sensor met behulp van

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

SENSORREINIGING

.

12

276

De beeldsensor reinigen

Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van

D

 

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

SENSORREINIGING

kan handmatig worden verwijderd, zoals hieronder wordt beschreven.

O

Let erop dat er kosten in rekening worden gebracht bij het repareren of vervangen van de beeldsensor als deze wordt beschadigd tijdens het reinigen.

1

Gebruik een blaaskwast (geen borstel) om stof van de sensor te verwijderen.

O

Gebruik geen borstel of blaasborstel.

Anders kan de sensor worden beschadigd.

2

Controleer of het stof succesvol is verwijderd. Herhaal stappen

1 en 2 indien nodig.

3

Vervang de behuizingsdop of lens.

277

12

Firmware-updates

Sommige functies van het product kunnen verschillen van de beschrijving meegeleverd in de handleiding vanwege de fi rmware-update. Voor uitgebreide informatie over ieder model, bezoekt u onze website:

http://www.fujifilm.com/support/digital_cameras/software

De Firmwareversie controleren

O

De camera zal alleen de fi rmware-versie weergeven als er een geheugenkaart is geplaatst.

1

Schakel de camera uit en controleer of er een geheugenkaart is geplaatst.

2

Zet de camera aan terwijl u op de

DISP/BACK

-knop drukt. De versie van de huidige fi rmware zal worden weergegeven; controleer de fi rmwareversie.

3

Schakel de camera uit.

N

Om de fi rmware-versie te bekijken of fi rmware te updaten voor optionele accessoires zoals uitwisselbare lenzen, fl itsschoeneenheden en vattingadapter, bevestig de accessoires op de camera.

12

278

Probleemoplossing

Raadpleeg de onderstaande tabel indien u problemen ondervindt met uw camera. Als u hier geen oplossing vindt, neemt u contact op met uw lokale Fujifi lm-dealer.

Voeding en batterij

De camera kan niet worden ingeschakeld.

Het scherm gaat niet aan.

De batterij raakt snel leeg.

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij ( P

33).

De batterij is niet goed geplaatst

: Plaats de batterij nogmaals en in de juiste richting (

P

29).

De afdekkap van het batterijvak is niet vergrendeld

: Vergrendel de afdekkap van het batterijvak (

P

29).

Het scherm gaat mogelijk niet aan als de camera wordt uitgezet en zeer snel daarna weer wordt aangezet. Houd de sluiterknop halverwege ingedrukt totdat de monitor geactiveerd wordt.

De batterij is koud

: Warm de batterij op in een van uw zakken of op een andere warme plaats en stop de batterijen pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera.

Er zit vuil op de polen van de batterij

: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek.

AAN is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN  >

PRE-AF

: Schakel

PRE-AF

uit ( P

116).

De batterij is heel vaak opgeladen

: Het einde van de levensduur van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij.

De camera wordt plotseling uitgeschakeld.

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

33).

279

12

Het opladen start niet.

Plaats de batterij (

P

29).

Plaats de batterij nogmaals in de juiste richting (

P

29).

Controleer of de netstroomadapter correct in het stopcontact is gestoken (

P

33).

Zorg ervoor dat de stekkeradapter correct op de netstroomadapter is aangesloten ( P

33).

Het opladen verloopt traag.

Laad de batterij op bij kamertemperatuur.

Er zit vuil op de polen van de batterij

: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek ( P

29).

Het indicatielampje knippert, maar de batterij

De batterij is heel vaak opgeladen

: Het einde van de levensduur van de batterij is bereikt. Koop een nieuwe batterij. Neem

laadt niet op.

contact op met uw Fujifi lm-dealer als de batterij nog steeds niet kan worden opgeladen ( P

262).

Menu’s en schermen

Weergave is niet in het

Engels.

Selecteer

NEDERLANDS

voor

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 > Q a ( P

40,

188).

12

280

Probleemoplossing

Fotograferen

Er wordt geen foto gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

De geheugenkaart is vol

: Plaats een nieuwe geheugenkaart of wis foto’s ( P

29, 170).

De geheugenkaart is niet geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart in de camera (

P

186).

Er zit vuil op de contacten van de geheugenkaart

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek.

De geheugenkaart is beschadigd

: Plaats een nieuwe geheugenkaart ( P

29).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

33).

De camera werd automatisch uitgeschakeld

: Schakel de camera in ( P

36).

U gebruikt een bevestigingsadapter van derden

: Selecteer

AAN

voor

OPNAME ZONDER LENS

(

P

208).

Spikkels (“beeldruis”) verschijnen in het scherm of in de zoeker wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

De versterking wordt verhoogd om de compositie te ondersteunen als het onderwerp slecht is belicht en het diafragma wordt verkleind, wat kan leiden tot opvallende spikkels bij het bekijken van de foto’s op het scherm. Foto’s die gemaakt worden met de camera blijven onaangetast.

De camera stelt niet scherp.

Het onderwerp is niet geschikt voor automatische scherpstelling

:

Gebruik scherpstelvergrendeling of handmatige scherpstelling ( P

78).

Er wordt geen panorama gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

De indicatorlamp was oranje toen u een panoramafoto probeerde te maken

: Wacht tot de indicatorlamp uitschakelt ( P

8).

281

12

Er is geen gezicht gedetecteerd.

De fl itser fl itst niet.

Sommige fl itsmodi zijn niet beschikbaar.

Het gezicht van het onderwerp wordt verborgen door een zonnebril, een hoed, lang haar of andere voorwerpen

: Verwijder de obstakels ( P

117).

Het gezicht van het onderwerp beslaat slechts een klein deel van het beeld

: Wijzig de compositie zodat het gezicht van het onderwerp een groter deel van het beeld beslaat (

P

117).

Het gezicht van het onderwerp is weggedraaid van de camera

:

Vraag het onderwerp in de richting van de camera te kijken

(

P

117).

De camera wordt schuin gehouden

: Houd de camera recht.

Het gezicht van het onderwerp is onderbelicht

: Fotografeer bij helder licht.

De fl itser is uitgeschakeld

: Pas de instellingen aan (

P

94).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij ( P

33).

De camera staat in stand bracketing of continu

: Selecteer de enkele-fotostand (

P

5).

De fl itser is omlaag

: Zet de fl itser omhoog ( P

92).

UIT is geselecteerd voor GELUID & FLITS

: Selecteer

AAN

( P

189).

12

282

Probleemoplossing

Het onderwerp wordt niet volledig door de fl itser verlicht.

Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de fl itser

: Plaats het onderwerp binnen het bereik van de fl itser.

Het venster van de fl itser wordt bedekt

: Houd de camera op de juiste wijze vast.

De sluitertijd is korter dan de sync snelheid

: Selecteer een langere sluitertijd (

P

56, 60, 294).

Foto’s zijn onscherp.

De lens is vuil

: Maak de lens schoon.

De lens wordt geblokkeerd

: Houd voorwerpen weg van de lens

( P

43).

• s

wordt weergegeven tijdens het fotograferen en het scherpstelkader wordt rood weergegeven

: Controleer de scherpstel-

De foto’s zijn bespikkeld.

ling voordat u de opname maakt ( P

44).

De sluitertijd is lang en de omgevingstemperatuur is hoog

: Dit is normaal en duidt niet op een defect. Gebruik pixel mapping

( P

108).

De camera werd langdurig gebruikt bij hoge temperaturen

: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld ( P

36, 290).

Er wordt een temperatuurwaarschuwing weergegeven

: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld (

P

36, 290).

283

12

Afspelen

De foto’s zijn korrelig.

Zoomweergave is niet beschikbaar.

Geen geluid bij het afspelen van fi lms.

De foto’s zijn met een camera van een ander merk of model gemaakt.

De foto’s zijn gemaakt met

NIEUW FORMAAT

of met een camera van een ander merk of model.

Het afspeelvolume is te laag

: Pas het afspeelvolume aan

( P

191).

De microfoon was bedekt

: Houd de camera tijdens het opnemen op de juiste wijze vast.

De luidspreker wordt afgedekt

: Houd de camera tijdens het afspelen op de juiste wijze vast.

UIT is geselecteerd voor GELUID & FLITS

: Selecteer

AAN

( P

189).

De geselecteerde foto’s zijn niet gewist.

Foto’s blijven behouden nadat WISSEN > ALLE

FOTO’S is geselecteerd.

De bestandsnummering wordt onverwacht teruggezet.

Sommige van de te wissen foto’s zijn beveiligd. Verwijder de beveiliging met het apparaat waarmee de beveiliging is aangebracht (

P

174).

De afdekkap van het batterijvak werd geopend terwijl de camera was ingeschakeld. Schakel de camera uit voordat u de afdekkap van het batterijvak opent (

P

213).

12

284

Probleemoplossing

Aansluitingen

Het scherm geeft geen beeld.

Zowel de televisie- en de cameramonitor zijn leeg.

Geen beeld of geluid op de tv.

De camera is aangesloten op een TV

: Foto’s worden weergegeven op de TV in plaats van op het scherm van de camera ( P

250).

De weergavemodus wordt geselecteerd met de VIEW MODE -knop

EVF ONLY +

E : Plaats uw oog tegen de zoeker. Gebruik de

VIEW MODE

-knop om een andere weergavemodus te kiezen

(

P

14).

De camera is niet goed aangesloten

: Sluit de camera op de juiste wijze aan (

P

250).

Het kanaal van het televisietoestel is ingesteld op “TV”

: Stel de ingang in op “HDMI” ( P

250).

Het volume van het televisietoestel is te laag

: Gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen ( P

250).

De computer herkent de camera niet.

Controleer of de camera en computer juist zijn aangesloten

( P

255).

Kan geen RAW- of

JPEG-bestanden naar computer overzetten.

Gebruik MyFinePix Studio om foto’s over te zetten (alleen

Windows;

P

255).

FUJIFILM X RAW STUDIO

Controleer de optie die is geselecteerd voor

of FUJIFILM X Acquire PC-VERBINDINGSMODUS

op de camera. Selecteer

USB detecteert de camera niet RAW CONV/B-UP HERS

voordat u de USB-kabel (

P

258)

correct.

aansluit.

285

12

Draadloze overdracht

Voor meer informatie over het oplossen van problemen voor draadloze verbindingen bezoekt u:

http://digital-cameras.support.fujifilm.com/app?pid=x

12

Kan geen verbinding maken met een smartphone.

De camera is te traag om verbinding te maken of om foto’s naar de smartphone te uploaden.

Uploaden mislukt of is onderbroken.

De smartphone is te ver weg

: Plaats de apparaten dichterbij

( P

252).

Naburige apparaten veroorzaken radio-interferentie

: Plaats de camera en smartphone uit de buurt van magnetrons of draadloze telefoons ( P

252).

Kan geen afbeeldingen uploaden.

De smartphone is met een ander apparaat verbonden

: De smartphone en camera kunnen slechts met één apparaat tegelijk worden verbonden. Verbreek de verbinding en probeer opnieuw ( P

252).

Er bevinden zich meerdere smartphones in de directe omgeving

:

Probeer opnieuw verbinding te maken. De aanwezigheid van meerdere smartphones kan de verbinding bemoeilijken

( P

252).

Het beeld werd op een ander apparaat aangemaakt

: De camera is mogelijk niet in staat foto’s te uploaden die zijn aangemaakt met andere apparaten.

Het beeld is een fi lm

: Hoewel u fi lms voor uploaden kunt selecteren terwijl u de inhoud van het camerageheugen op uw smartphone bekijkt, zal het uploaden enige tijd duren.

Films die bedoeld zijn om op een smartphone of tablet weer te geven, moeten worden opgenomen bij een beeldformaat van 1280 × 720 (HD) of kleiner. Ga voor informatie over het bekijken van de foto’s op de camera naar:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

De smartphone geeft geen foto’s weer.

Selecteer

AAN

voor

ALGEMENE INSTELLINGN

 >

VERKLEIN(SP)

H

. Het selecteren van

UIT

verhoogt uploadtijden voor grotere afbeeldingen; bovendien kunnen sommige telefoons geen afbeeldingen weergeven die groter zijn dan een bepaald formaat (

P

219).

286

Probleemoplossing

Diversen

De camera reageert niet.

De camera functioneert niet naar behoren.

Tijdelijke storing van de camera

: Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw ( P

29).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

33).

De camera is aangesloten op een draadloos LAN

: Beëindig de verbinding.

Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw ( P

29). Neem

contact op met uw Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.

Beweging in de zoeker of de monitor wordt ongelijkmatig weergegeven in plaats van soepel.

Wanneer

NORMAAL

is geselecteerd voor

PRESTATIE

, zal de beeldsnelheid dalen wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende een ingestelde periode. De beeldsnelheid wordt weer normaal zodra u de bedieningsknoppen van de camera gebruikt (

P

212).

Geen geluid.

Pas het volume aan (

P

190).

UIT is geselecteerd voor GELUID & FLITS

: Selecteer

AAN

( P

189).

Door op de Q -knop te drukken, geeft het scherm het snelmenu niet weer.

TTL-VERGRENDELING is actief

: Beëindig TTL-VERGRENDELING

(

P

142).

287

12

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

Op het scherm kunnen de volgende waarschuwingen worden weergegeven.

12

i

(rood) j (knippert rood) s

(weergegeven in rood met rood scherpstelkader)

Het diafragma of de sluitertijd wordt rood weergegeven

Batterij bijna leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.

De batterij is leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.

De camera is niet in staat scherp te stellen. Gebruik scherpstelvergrendeling om eerst scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand bevindt en bepaal pas daarna de compositie van de foto.

Het onderwerp is te helder of te donker en de foto wordt over- of onderbelicht. Gebruik de fl itser voor extra belichting wanneer u foto’s neemt van slecht belichte onderwerpen.

SCHERPSTELFOUT

LENSAANSTURING DEFECT

SCHAKEL DE CAMERA UIT

EN SCHAKEL DIE WEER IN

Storing van de camera. Schakel de camera uit en weer in.

Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.

GEEN KAART

KAART NIET

GEFORMATTEERD!

LENSFOUT

De sluiter kan alleen worden ontspannen wanneer een geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.

De geheugenkaart is niet geformatteerd of de geheugenkaart werd in een computer of ander apparaat geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart met behulp van

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

FORMATTEREN

.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Storing van de camera

: Neem contact op met een

Fujifi lm-dealer.

Schakel de camera uit, verwijder de lens, reinig de bevestigingsoppervlakken en plaats vervolgens de lens terug en schakel de camera in. Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.

288

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

KAARTFOUT

BEVEILIGDE KAART

BEZIG MET OPSLAAN

b

GEHEUGEN VOL

SCHRIJFFOUT NAAR

KAART

MAX. NUM. BEREIKT

Voor ingebruikname in de camera werd de geheugenkaart niet geformatteerd

: Formatteer de kaart.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt of de geheugenkaart is beschadigd

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Incompatibele geheugenkaart

: Gebruik een compatibele geheugenkaart.

Storing van de camera

: Neem contact op met een

Fujifi lm-dealer.

De geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel de kaart.

De geheugenkaart is onjuist geformatteerd. Gebruik de camera om de kaart te formatteren.

De geheugenkaart is vol en foto's kunnen niet worden vastgelegd. Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.

Geheugenkaartfout of verbindingsfout

: Plaats de geheugenkaart nog een keer of schakel de camera uit en weer in.

Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.

Onvoldoende geheugen om extra foto’s op te slaan

: Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.

De geheugenkaart is niet geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart.

De camera heeft de hoogste nummering (999-9999) bereikt.

Plaats een geformatteerde geheugenkaart en selecteer

RESET

voor

D

OPSLAAN SET-UP

 >

NUMMERING

. Maak een foto om de nummering terug te zetten naar 100-0001, selecteer vervolgens

CONTINU

voor

NUMMERING

.

289

12

12

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

KAART LEESFOUT

DEZE FOTO IS BEVEILIGD

Het bestand is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt

:

Het bestand kan niet worden gelezen.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Storing van de camera

: Neem contact op met een Fujifi lm-dealer.

U heeft geprobeerd een beveiligde foto te wissen of te draaien. Verwijder de beveiliging en probeer het opnieuw.

UITSNEDE NIET MOGELIJK

De foto is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt.

DPOF LEESFOUT

INSTELLEN DPOF

Printopdrachten kunnen niet meer dan 999 foto’s bevatten.

Kopieer extra foto's die u wilt afdrukken naar een andere geheugenkaart en maak een tweede printopdracht aan.

De foto kan niet met DPOF worden afgedrukt.

F

GEEN

Films kunnen niet met DPOF worden afgedrukt.

DRAAIEN NIET MOGELIJK

De geselecteerde foto kan niet worden gedraaid.

F

DRAAIEN NIET

MOGELIJK

Films kunnen niet worden gedraaid.

F m

MISMATCH: 4K-MODUS

EN EXT. MONITOR

FILMMODUS WIJZIGEN

p p

NIET MOGELIJK

NIET MOGELIJK

(geel)

(rood)

Verwijdering van rode ogen kan niet worden toegepast op fi lms.

Op de foto’s die met andere camera's zijn gemaakt, kan geen rode-ogenverwijdering worden toegepast.

De fi lmmodus die is geselecteerd voor de camera is niet compatibel met het apparaat dat met de camera is verbonden via

HDMI. Probeer een andere fi lmmodus te selecteren ( P

144).

Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Het aantal spikkels op foto’s kan toenemen als deze waarschuwing wordt weergegeven.

Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Wanneer deze waarschuwing wordt weergegeven, is het opnemen van fi lms mogelijk niet beschikbaar, kunnen er meer vlekken voorkomen, en kunnen prestaties, inclusief beeldsnelheid en weergavekwaliteit, afnemen.

290

Capaciteit geheugenkaart

De volgende tabel toont de opnametijd of het aantal foto’s beschikbaar met verschillende beeldformaten. Alle genoemde aantallen zijn bij benadering; de bestandsgroottes zijn afhankelijk van de opgenomen scène, waardoor er grote verschillen kunnen zijn in het aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Het kan ook voorkomen dat het resterende aantal opnamen en de resterende opnametijd niet gelijkmatig afnemen.

O

3

::

22

490 740

130

240

9 minuten

1030 1540

270

500

20 minuten V

2160

W

1080

9 minuten 20 minuten

1 Gebruik een UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger.

2 Gaat uit van standaard bitsnelheid.

O

Hoewel fi lmopname zonder onderbrekingen blijft doorgaan als de bestandsgrootte 4 GB bereikt, wordt daaropvolgend materiaal opgenomen in een afzonderlijk bestand dat afzonderlijk bekeken moet worden.

291

12

12

Technische gegevens

Systeem

Model

Productnummer

Eff ectieve pixels

Beeldsensor

FUJIFILM X-T30

FF180006

Circa 26,1 miljoen

23,5 mm × 15,6 mm (APS-C), X-Trans CMOS sensor met primaire kleurfi lter

Opslagmedia

Door Fujifi lm aanbevolen SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten

Geheugenkaartsleuf

SD-geheugenkaartsleuf (UHS-I compatibel)

Bestandssysteem

Bestandsindeling

Beeldformaat

Compatibel met Design Rule for Camera File System (DCF), Exif 2.3 en Digital Print Order Format (DPOF)

Foto’s

: Exif 2.3 JPEG (gecomprimeerd); RAW (originele RAF-indeling, gedecomprimeerd of gecomprimeerd met behulp van een verliesvrij algoritme; speciale software vereist); RAW +JPEG beschikbaar

Films

: H.264-norm met stereogeluid (MOV)

Audio (spraakmemo’s)

: Stereogeluid (WAV)

O

2

(6240 × 4160)

O

16

9

(6240 × 3512)

O

1

1

(4160 × 4160)

P

3

2

(4416 × 2944)

P

16

9

(4416 × 2488)

P

1

1

(2944 × 2944)

Q

3

2

(3120 × 2080)

Q

16

9

(3120 × 1760)

Q

1

1

(2080 × 2080)

RAW

(6240 × 4160)

O

panorama

: verticaal (2160 × 9600)/horizontaal (9600 × 1440)

P

panorama

: verticaal (2160 × 6400)/horizontaal (6400 × 1440)

Lensbevestiging

Gevoeligheid

Lichtmeting

FUJIFILM X-bevestiging

Foto’s

: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 160 – 12800 in stappen van ⁄ EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 80, 100, 125, 25600 of 51200

Films

: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 160 – 12800 in stappen van ⁄ EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 25600

256-segmenten door-de-lens (TTL) lichtmeting; MULTI, SPOT,

INTEGRAAL, CENTRUMGEORIËNTEERD

Belichtingsregeling

Geprogrammeerd AE (met programmaverschuiving), sluiterprioriteit

Belichtingscompensatie

AE, diafragmaprioriteit AE en handmatige belichting

Foto’s

: –5 EV – +5 EV in stappen van ⁄ EV

Films

: –2 EV – +2 EV in stappen van ⁄ EV

292

Technische gegevens

Systeem

Sluitertijd

MECHANISCHE SLUITER

Modus P

: 4 s tot ¼  s

Modus A

: 30 s tot ¼  s

Modi S en M

: 15 min. tot ¼  s

Lamp

: Max. 60 min.

ELEKTRONISCHE SLUITER

Modus P

: 4 s tot ⁄ s

Modus A

: 30 s tot ⁄ s

Modi S en M

: 15 min. tot ⁄ s

Lamp

: 1 s vast

MECHANISCH + ELEKTR.

Modus P

: 4 s tot ⁄ s

Modus A

: 30 s tot ⁄ s

Modi S en M

: 15 min. tot ⁄ s

Lamp

: Max. 60 min.

Continu

30fps(1.25X BSN.)

R

20fps(1.25X BSN.)

R

10fps(1.25X BSN.)

R

20fps

R

10fps

R 10

8,0

5,0

4,0

3,0

30

20

10

20

* Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.

O

De beeldsnelheid en het aantal beelden per serie kan variëren afhankelijk van de opnameomstandigheden en het type geheugenkaart dat wordt gebruikt.

293

12

Systeem

Scherpstelling

Witbalans

Zelfontspanner

Flitser

Flitsmodus

Flitsschoen

Sync-contact

Sync-terminal

Zoeker

LCD-scherm

Modus

: Enkelvoudig of continue AF; handmatig scherpstellen met scherpstelring

Automatisch scherpstelsysteem

: Intelligente hybride AF (TTL contrastdetectie/fasedetectie AF) met AF-hulplicht

Selectie scherpstelgebied

: ENKEL PUNT, ZONE,

GROOTHOEK/TRACKING, ALLE

Automatisch, Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3, kleurtemperatuurselectie, direct zonlicht, schaduw, daglicht tl-verlichting, warmwit tl-verlichting, koelwit tl-verlichting, gloeilampverlichting en onder water

Uit, 2 sec., 10 sec.

Type

: Handmatige pop-upfl itser

Richtgetal

: Circa 7 (ISO 200, m)

MODUS

: TTL-MODUS (FLASH AUTO, STANDAARD, TRAGE SYNC.),

HANDMATIG, COMMANDER, OFF

SYNC-MODUS

: 1E GORDIJN, 2E GORDIJN, AUTO FP (hoge-snelheid synchronisatie)

VERWIJDER R. OGEN

: e FLASH+VERWIJDEREN, L FLASH, d

VERWIJDEREN, UIT

Accessoire bevestigingspunt voor fl itser met TTL-contacten; ondersteunt snelle synchronisatiesnelheden tot ⁄ s

X-contact; ondersteunt snelle synchronisatiesnelheden tot ⁄ s

0,39-in., 2360k-stippen OLED-zoeker; zoom 0,62× met 50 mm lens (gelijk aan 35 mm formaat) op oneindig en de dioptrie ingesteld op −1,0 m −1 ; diagonale beeldhoek van circa 31° (gemiddelde horizontale beeldhoek van circa 26°)

Dioptrie-instelling

: −4 tot +2 m

−1

Oogafstand

: Circa 17,5 mm

3,0-in/7,6 cm, 1040k-stip kleuren touchscreen LCD-monitor,

Kantelen

12

294

Technische gegevens

Systeem

Films (met stereogeluid)

Hoge-snelheid fi lms

Filmformaat

:

V

16

9, d

17

9,

W

16

9,

W

17

9

Beeldsnelheid

: 59.94P * , 50P * , 29.97P, 25P, 24P, 23.98P

* Alleen

W

Bitsnelheid

: 200Mbps, 100Mbps, 50Mbps

Opname/uitvoerformaat

H.264

: SD-kaart, 4

2

0, 8-bit/HDMI-uitvoer, 4

2

2, 10-bit

Filmformaat

: FULL HD 16

9

Beeldsnelheid

: 120P, 100P

In-/uitgangsaansluitingen

Microfoonconnector

2,5 mm mini-stereoaansluiting

Aansluitingscontact

Een USB Type-C is vereist naar

3,5 mm stereo mini-aansluiting

hoofdtelefoon

adapterkabel compatibel met analoge audio I/O (USB Type-C

Connector afstandsontspanner

Audio Adapter Accessory modus)

2,5 mm 3-pool mini-aansluiting

Digitale in-/uitgang

USB-aansluiting (Type-C) USB3.1Gen1

HDMI-uitgang

HDMI-micro-aansluiting (Type D)

295

12

Stroomvoeding/overige

Stroomvoeding

Levensduur van de batterij

NP-W126S oplaadbare batterij (meegeleverd met de camera)

Batterijtype

: NP-W126S

Lens

: XF35mmF1.4 R

Flitser

: Uitgeschakeld

Opnamemodus

: Modus

P

BOOST

NORMAAL

Circa 300

Circa 380

Circa 260

Circa 360

Camera-afmetingen

(B × H × D)

Cameragewicht

Gebruiksgewicht

Gebruiksomstandigheden

V

W

Hoge-snelheid fi lms

Circa 45 minuten

Circa 45 minuten

Circa 40 minuten

Circa 60 minuten

Circa 75 minuten

1 Bij een beeldsnelheid van 29,97 fps.

2 Bij een beeldsnelheid van 59,94 fps.

3 Bij een beeldsnelheid van 120 fps.

CIPA-standaard. Gemeten met de bij de camera geleverde batterij en SD-geheugenkaart.

Opmerking

: De duurzaamheid van de batterij varieert afhankelijk van de laadtoestand van de accu en de hierboven aangegeven getallen zijn niet gegarandeerd. De duurzaamheid van de batterij neemt af bij lage temperaturen.

118,4 mm × 82,8 mm × 46,8 mm (31,9 mm zonder uitstekende delen, gemeten op het dunste gedeelte)

Circa 333 g, exclusief batterij, accessoires en geheugenkaart

Circa 383 g, inclusief batterij en geheugenkaart

Temperatuur

: 0 °C tot +40 °C

Vochtigheid

: 10% tot 80% (geen condensvorming)

12

296

Technische gegevens

Draadloze zender

Draadloze LAN

Normen

Werkingsfrequentie

(middenfrequentie)

Maximaal radiofre-

IEEE 802.11b/g/n (standaard draadloos protocol)

Japan, China

: 2412 MHz–2472 MHz (13 kanalen)

Overige landen

: 2412 MHz–2462 MHz (11 kanalen)

3.35 dBm

quentievermogen

(EIRP)

Toegangsprotocollen

Infrastructuur

Bluetooth®

Normen

Werkingsfrequentie

(middenfrequentie)

Maximaal radiofrequentievermogen

(EIRP)

Bluetooth versie 4.2 (Bluetooth lage energie)

2402 MHz–2480 MHz

-3.92 dBm

297

12

Technische gegevens

NP-W126S oplaadbare batterij

Nominale spanning

7,2 V

Nominale capaciteit

1260 mAh

Gebruikstemperatuur

0 °C tot +40 °C

36,4 mm × 47,1 mm × 15,7 mm

Afmetingen

(B × H × D)

Gewicht

Circa 47 g

AC-5VG Netstroomadapter

Nominale invoer

100 V–240 V wisselstroom, 50/60 Hz

Ingangscapaciteit

10,5 VA (100 V), 11,9 VA (240 V)

Nominale uitvoer

5,0 V gelijkstroom, 1000 mA

Gebruikstemperatuur

0 °C tot +40 °C

Gewicht

Circa 26 g ±15% (AC-adapter alleen)

N

Gewicht en afmetingen kunnen per land of regio variëren.

O

De specifi caties en prestaties zijn onderhevig aan verandering zonder kennisgeving. Fujifi lm is niet aansprakelijk voor fouten die deze gebruiksaanwijzing kunnen bevatten. Het uiterlijk van het product kan verschillen van de beschrijving in deze handleiding.

12

298

MEMO

299

7-3, AKASAKA 9-CHOME, MINATO-KU, TOKYO 107-0052, JAPAN http://www.fujifilm.com/products/digital_cameras/index.html

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents