De machine configureren voor uw netwerkomgeving. Canon i-SENSYS LBP325x

Add to my manuals
803 Pages

advertisement

De machine configureren voor uw netwerkomgeving. Canon i-SENSYS LBP325x | Manualzz

Netwerk

De machine configureren voor uw netwerkomgeving

600U-02K

De configuratie van een netwerk varieert naargelang de functie van het netwerk. Het apparaat is ontworpen voor compatibiliteit met zo veel mogelijk netwerkconfiguraties en ondersteunt om die reden verschillende technologieën.

Overleg met de netwerkbeheerder en kies voor een configuratie die aansluit bij uw netwerkomgeving.

174

Netwerk

Ethernet-instellingen configureren

600U-02L

Ethernet is een standaard voor het uitwisselen van gegevens in een lokaal netwerk

(LAN). U kunt de communicatiemodus en het type Ethernet instellen. Over het algemeen is het zo dat u het apparaat kunt gebruiken zonder dat u de standaardinstellingen hoeft

te wijzigen ( Ethernet-stuurprogr.(P. 355) ), maar u kunt de instellingen wijzigen om

deze beter af te stemmen op uw netwerkomgeving.

1

Druk op ( ).

2

Druk op / om <Netwerk> te selecteren en druk vervolgens op .

● Als er een bericht wordt weergegeven, druk dan op .

3

Selecteer <Ethernet-stuurprogr.> <Automat. detectie>.

4

Geef aan of u de Ethernet-instellingen automatisch of handmatig wilt configureren.

Ethernet-instellingen automatisch configureren

Selecteer <Aan> en druk op . De machine detecteert en registreert automatisch de communicatiemodus en het type Ethernet.

Ethernet-instellingen handmatig configureren

1

Selecteer <Uit> en druk op .

2 Selecteer de communicatiemodus.

● Selecteer <Communicatiemodus> Selecteer <Half-duplex> of <Full-duplex>

<Half-duplex>

In deze modus worden er afwisselend gegevens verzonden en ontvangen. Selecteer deze modus als het apparaat is aangesloten op een netwerkapparaat dat half duplex gebruikt.

<Full-duplex>

In deze modus worden gegevens tegelijkertijd verzonden en ontvangen. Deze instelling kunt u voor de meeste omgevingen gebruiken.

175

Netwerk

3

Selecteer het type Ethernet.

● Selecteer <Type ethernet> Selecteer het type Ethernet

● Als u <1000 Base-T> selecteert, verandert de instelling voor <Communicatiemodus> in <Full-duplex>.

5

Verricht een harde reset. Een harde reset verrichten(P. 422)

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

KOPPELINGEN

Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk(P. 177)

176

Netwerk

Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk

600U-02R

Als in een netwerk redundante connectiviteit wordt aangeboden door de aanwezigheid van verschillende switching hubs of bridges, moet er een mechanisme zijn om te voorkomen dat pakketten in een oneindige lus terechtkomen.

Een efficiënte oplossing is dus om voor elke switch-poort een bepaalde rol te definiëren. Dan is het echter nog steeds mogelijk dat de communicatie gedurende enkele tienden van een seconde wordt onderbroken nadat u de manier hebt gewijzigd waarop netwerkapparaten met elkaar zijn verbonden of wanneer u een nieuw apparaat toevoegt. Als dit type probleem optreedt, stelt u een wachttijd in voor verbinding met het netwerk.

1

Druk op ( ).

2

Druk op / om <Netwerk> te selecteren en druk vervolgens op .

● Als er een bericht wordt weergegeven, druk dan op .

3

Selecteer <Wachttijd bij start> en druk op .

4

Voer het aantal seconden voor de wachttijd in en druk op .

● Gebruik de numerieke toetsen om de wachttijd in te voeren.

5

Verricht een harde reset. Een harde reset verrichten(P. 422)

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

KOPPELINGEN

Ethernet-instellingen configureren(P. 175)

177

Netwerk

DNS configureren

600U-02S

DNS (Domain Name System) is een service voor naamomzetting waarmee de naam van een host (of domein) wordt gekoppeld aan een IP-adres. Configureer de benodigde instellingen voor DNS, mDNS of DHCP. De procedures voor het configureren van DNS zijn verschillend voor IPv4 en IPv6.

1

Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten(P. 295)

2

Klik op [Instellingen/registratie].

3

Klik op [Netwerk] [TCP/IP-instellingen].

4

Configureer de DNS-instellingen.

178

IPv4 DNS configureren

1

Klik op [Bewerken] in [IPv4-instellingen].

Netwerk

2

Configureer de DNS-instellingen van IPv4.

[DNS-instellingen]

[Primair DNS-serveradres]

Voer het IP-adres van een DNS-server in. U kunt het IP-adres ook instellen vanaf het

bedieningspaneel ( IPv4-instellingen(P. 338) ).

[Secundaire DNS-serveradres]

Voer het IP-adres van een eventuele secundaire DNS-server in. U kunt het IP-adres ook instellen

vanaf het bedieningspaneel ( IPv4-instellingen(P. 338) ).

[Hostnaam]

Typ hier alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de

DNS-server.

[Domeinnaam]

Typ hier alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals ‘voorbeeld.com’.

[DNS Dynamic Update]

179

Netwerk

Schakel dit selectievakje in om de DNS-records dynamisch bij te werken wanneer het IP-adres van het apparaat verandert.

[mDNS-instellingen]

[Gebruik mDNS] mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Activeer het selectievakje om mDNS in te schakelen en geef de mDNS-naam op in het tekstvak [mDNS-naam]. Dit selectievakje kan alleen worden geactiveerd als het selectievakje [Gebruik IPv4] ook geactiveerd is.

[Instellingen DHCP-opties]

[Hostnaam verkrijgen]

Schakel dit selectievakje in om Optie 12 in te schakelen en de hostnaam te verkrijgen van de DHCPserver. U kunt ook opgeven of een hostnaam van het bedieningspaneel moet worden ontvangen

( IPv4-instellingen(P. 338) ).

[DNS Dynamic Update]

Schakel dit selectievakje in om Optie 81 in te schakelen om de DNS records dynamisch te actualiseren via de DHCP-server. U kunt ook opgeven of u een dynamische DNS actualisering vanaf

het bedieningspaneel wilt realiseren ( IPv4-instellingen(P. 338) ).

[Acquire DNS Server Address]

Schakel dit selectievakje in als u Optie 6 wilt inschakelen en een DNS-server wilt ophalen van de

DHCP-server.

[Acquire Domain Name]

Schakel dit selectievakje in als u Optie 15 wilt inschakelen en de domeinnaam wilt ophalen van te verkrijgen van de DHCP-server.

[Acquire WINS Server Address]

Schakel dit selectievakje in als u Optie 44 wilt inschakelen en een WINS-serveradres wilt ophalen van de DHCP-server.

3

Klik op [OK].

IPv6 DNS configureren

1

Klik op [Bewerken] in [IPv6-instellingen].

180

Netwerk

2

Configureer de DNS-instellingen van IPv6.

Het selectievakje [Gebruik IPv6] moet zijn ingeschakeld om de instellingen te configureren. IPv6- adres instellen(P. 149)

[DNS-instellingen]

[Primair DNS-serveradres]

Voer het IP-adres van een DNS server in. U kunt geen adres invoeren dat begint met 'ff' (of multicast-adressen), het adres '0000::0000' (allemaal nullen), of een adres dat begint met

'0:0:0:0:0:ffff' of '0:0:0:0:0:0'.

[Secundaire DNS-serveradres]

181

Netwerk

Voer het IP-adres van een eventuele secundaire DNS server in. U kunt geen adres invoeren dat begint met 'ff' (of multicast-adressen), het adres '0000::0000' (allemaal nullen), of een adres dat begint met '0:0:0:0:0:ffff' of '0:0:0:0:0:0'.

[Gebruik IPv4-host/domeinnamen]

Schakel het selectievakje in als u de host- en domeinnamen van IPv4 wilt gebruiken.

[Hostnaam]

Typ hier alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de

DNS-server.

[Domeinnaam]

Typ hier alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals ‘voorbeeld.com’.

[DNS Dynamic Update]

Schakel dit selectievakje in als u de DNS-records dynamisch wilt bijwerken, wanneer het IP-adres van het apparaat verandert. Als u één of meer adrestypen wilt opgeven die u wilt registreren op de

DNS-server, schakelt u het selectievakje [Registreer handmatig adres], [Registreer stateful adres] of

[Registreer stateless adres] in.

[mDNS-instellingen]

[Gebruik mDNS] mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Activeer het selectievakje om mDNS in te schakelen. Dit selectievakje kan alleen worden geactiveerd als het selectievakje [Gebruik IPv6] ook geactiveerd is.

[Gebruik zelfde mDNS-naam als IPv4]

Schakel het selectievakje in als u dezelfde mDNS-naam wilt gebruiken als de in IPv4 ingestelde naam. Als u een andere naam wilt instellen, schakelt u het selectievakje uit en typt u de mDNSnaam in het vak [mDNS-naam].

[Instellingen DHCP-opties]

[Acquire DNS Server Address]

Schakel dit selectievakje in als u Optie 23 wilt inschakelen en een DNS-serveradres wilt ophalen van de DHCP-server.

[Acquire Domain Name]

Schakel dit selectievakje in als u Optie 24 wilt inschakelen en de domeinnaam wilt ophalen van de

DHCP-server.

3

Klik op [OK].

5

Een harde reset uitvoeren.

● Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].

182

Netwerk

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

KOPPELINGEN

IPv4-adres instellen(P. 144)

IPv6-adres instellen(P. 149)

Statusafdruk netwerk(P. 457)

183

Netwerk

WINS configureren

600U-02U

WINS (Windows Internet Name Service) is een service voor naamomzetting waarmee een NetBIOS-naam (de naam van een computer of printer in een SMB-netwerk) wordt gekoppeld aan een IP-adres. U moet de WINS-server opgeven om

WINS in te schakelen.

● Deze functie is niet beschikbaar in een IPv6-netwerk.

1

Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten(P. 295)

2

Klik op [Instellingen/registratie].

3

Klik op [Netwerk] [TCP/IP-instellingen].

4

Klik op [Bewerken] in [WINS-configuratie].

184

Netwerk

5

Schakel het selectievakje [WINS-resolutie] in, geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].

[WINS-resolutie]

Schakel dit selectievakje in als u WINS wilt gebruiken voor naamomzetting. Als u WINS niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit.

[WINS-serveradres]

Voer het IP-adres van de WINS-server in.

● Als het IP-adres van de WINS-server wordt verkregen van een DHCP-server, heeft het verkregen IP-adres prioriteit boven het IP-adres dat is ingevoerd in het vak [WINS-serveradres].

[Bereik ID]

Als het netwerk is onderverdeeld in groepen met bereik-id's (id's voor groepen apparaten in het netwerk), kunt u het bereik-id voor uw computer invoeren. Laat het tekstvak leeg als er geen bereik-id is ingesteld voor uw computer.

[SMB-servernaam]

Als u het apparaat in de WINS server opgeeft, kunt u de servernaam in het SMB netwerk opgeven.

● U mag geen spaties gebruiken.

● Een eventuele servernaam die is ingesteld in [Servernaam] onder [SMB-instellingen] wordt automatisch gebruikt voor [SMB-servernaam]. Als de servernaam wordt veranderd in [SMB-servernaam], wordt dit ook toegepast op [Servernaam] onder [SMB-instellingen].

[SMB-werkgroepnaam ]

Als u het apparaat opgeeft in de WINS server, geef dan de naam van de werkgroep waartoe het apparaat behoort, op in het SMB-netwerk.

185

Netwerk

● U mag geen spaties gebruiken.

● Een eventuele werkgroepnaam die is ingesteld in [Werkgroepnaam] onder [SMB-instellingen] wordt automatisch gebruikt voor [SMB-werkgroepnaam]. Als de werkgroepnaam wordt veranderd in [SMBwerkgroepnaam], wordt dit ook toegepast op [Werkgroepnaam] onder [SMB-instellingen].

6

Een harde reset uitvoeren.

● Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

Instellingen selecteren vanaf het bedieningspaneel

● Tevens kunt u WINS-instellingen in- of uitschakelen in het instellingenmenu van het bedieningspaneel.

WINS-resolutie(P. 342)

KOPPELINGEN

SMB configureren(P. 200)

186

Netwerk

SNTP configureren

600U-02W

Met SNTP (Simple Network Time Protocol) kunt u de systeemklok synchroniseren met de tijdserver in het netwerk. Als u SNTP gebruikt, controleert het systeem regelmatig de tijdserver, zodat de systeemklok altijd accuraat is.

● De SNTP van het apparaat ondersteunt zowel NTP- (versie 3) als SNTP-servers (versies 3 en 4).

1

Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten(P. 295)

2

Klik op [Instellingen/registratie].

3

Klik op [Netwerk] [TCP/IP-instellingen].

187

Netwerk

4

Klik op [Bewerken] in [SNTP-instellingen].

5

Schakel het selectievakje [Gebruik SNTP] in en geef de benodigde instellingen op.

[Gebruik SNTP]

Schakel het selectievakje in als u SNTP wilt gebruiken voor synchronisatie. Als u SNTP niet wilt gebruiken, schakelt u het selectievakje uit.

[NTP-servernaam]

Voer het IP-adres van de NTP- of de SNTP-server in. Als DNS beschikbaar is in het netwerk, kunt u in plaats daarvan de '<hostnaam>.<domeinnaam>' (of FQDN) met alfanumerieke tekens invoeren (voorbeeld: ntp.voorbeeld.com).

[Pollinginterval]

Geef het interval op tussen opeenvolgende synchronisaties.

6

Klik op [OK].

7

Een harde reset uitvoeren.

● Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].

188

Netwerk

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

Communicatie met de NTP-/SNTP-server testen

● U kunt de communicatiestatus bij de geregistreerde server zien door te klikken op [Instellingen/ registratie] [Netwerk] [TCP/IP-instellingen] en vervolgens te klikken op [Controleer verbinding NTPserver] in [SNTP-instellingen] dat verschijnt. Als een werkende verbinding tot stand is gebracht, wordt dit zoals hieronder aangegeven. Met deze bewerking wordt de systeemklok niet aangepast.

Instellingen selecteren vanaf het bedieningspaneel

Tevens kunt u SNTP-instellingen in- of uitschakelen in het instellingenmenu van het bedieningspaneel.

SNTP(P. 348)

189

Netwerk

De machine bewaken en bedienen met SNMP

600U-02X

SNMP (Simple Network Management Protocol) is een protocol voor het bewaken en aansturen van communicatieapparaten in een netwerk dat werkt met MIB (Management Information Base). De machine ondersteunt

SNMPv1 en SNMPv3 met extra beveiliging. U kunt de status van de machine controleren vanaf een computer wanneer u documenten afdrukt of de UI op afstand gebruikt. U kunt SNMPv1 of SNMPv3 inschakelen, of beide versies tegelijk.

Geef voor elke versie de instellingen op die aansluiten bij de inrichting en functie van uw netwerkomgeving.

SNMPv1

SNMPv1 maakt gebruik van informatie die "community" wordt gebruikt om het bereik van SNMP-communicatie te definiëren. Aangezien deze informatie als ongecodeerde tekst beschikbaar is in het netwerk, betekent dit dat het netwerk kwetsbaar is voor aanvallen. Als een goede netwerkbeveiliging essentieel is, schakelt u SNMPv1 uit en gebruikt u SNMPv3.

SNMPv3

Met SNMPv3 kunt u netwerkapparatuur beheren in een sterk beveiligde omgeving. U moet TLS inschakelen

voor de externe UI voordat u SNMPv3 gaat configureren ( TLS gebruiken voor beveiligde

communicatie(P. 256) ).

● Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de functie van SNMP voor het versturen van trap-meldingen.

● Als er SNMP-beheersoftware is geïnstalleerd op een computer in het netwerk, kunt u het apparaat extern vanaf die computer configureren, bewaken en bedienen. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of

Help van de beheersoftware.

1

Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten(P. 295)

2

Klik op [Instellingen/registratie].

190

Netwerk

3

Klik op [Netwerk] [SNMP-instellingen].

4

Klik op [Bewerken].

5

Geef instellingen voor SNMPv1 op.

● Als u de SNMPv1-instellingen niet hoeft te wijzigen, gaat u verder met de volgende stap.

191

Netwerk

[Gebruik SNMPv1]

Schakel dit selectievakje in om SNMPv1 in te schakelen. De overige instellingen voor SNMPv1 kunt u alleen opgeven als dit selectievakje is ingeschakeld.

[Gebruik Community-naam 1]/[Gebruik Community-naam 2]

Schakel het selectievakje in om een Community-naam op te geven. Als u geen Community-naam hoeft op te geven, schakelt u het selectievakje uit.

[Community-naam 1]/[Community-naam 2]

Gebruik alfanumerieke tekens voor de naam van de community.

[MIB toegangsrechten]

Selecteer voor elke community [Lezen/schrijven] of [Alleen lezen] om de toegangsrechten voor MIB-objecten te bepalen.

[Lezen/schrijven]

[Alleen lezen]

Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.

Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.

[Speciale community]

De speciale community is een vooraf gedefinieerde community die uitsluitend is bedoeld voor beheerders die met Canon-software werken, zoals iW Management Console. Selecteer [Uit], [Lezen/schrijven], of [Alleen lezen] voor toegangsrechten tot MIB objecten.

[Uit]

[Lezen/schrijven]

[Alleen lezen]

Gebruik geen speciale community.

Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd, met behulp van speciale community.

Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten uitsluitend worden weergegeven, met behulp van speciale community.

6

Geef instellingen voor SNMPv3 op.

● Als u de SNMPv3-instellingen niet hoeft te wijzigen, gaat u verder met de volgende stap.

192

Netwerk

[Gebruik SNMPv3]

Kies dit selectievakje om SNMPv3 in te schakelen. De overige instellingen voor SNMPv3 kunt u alleen opgeven als dit selectievakje is ingeschakeld.

[Geef gebruiker vrij]

Activeer dit selectievakje om [Gebruikersinstellingen 1] tot [Gebruikersinstellingen 5] in te schakelen. Om de gebruikersinstellingen uit te schakelen, schakelt u het desbetreffende selectievakje uit.

[Gebruikersnaam]

Gebruik alfanumerieke tekens voor de gebruikersnaam.

[MIB toegangsrechten]

Selecteer [Lezen/schrijven] of [Alleen lezen] om de toegangsrechten voor MIB-objecten te bepalen.

[Lezen/schrijven]

[Alleen lezen]

Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.

Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.

[Beveiligingsinstellingen]

Selecteer [Authentificatie Ja/Versleuteling Ja], [Authentificatie Ja/Versleuteling Nee] of [Authentificatie Nee/

Versleuteling Nee] om de gewenste combinatie van verificatie- en coderingsinstellingen te kiezen.

[Authentificatie algoritme]

Klik op de [Authentificatie Ja/Versleuteling Ja] of [Authentificatie Ja/Versleuteling Nee] voor

[Beveiligingsinstellingen] voor het algoritme dat overeenkomt met uw omgeving.

[Versleuteling algoritme]

Klik op de [Authentificatie Ja/Versleuteling Ja] voor [Beveiligingsinstellingen] voor het algoritme dat overeenkomt met uw omgeving.

[Wachtwoord instellen/wijzigen]

Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en voert u alfanumerieke tekens in voor het wachtwoord in het tekstvak [Authentificatie wachtwoord] of [Versleutelingswachtwoord].

Voer het wachtwoord ter bevestiging in bij het tekstvak [Bevestigen]. U kunt afzonderlijke wachtwoorden instellen voor authenticatie en voor versleutelingsalgoritmen.

193

Netwerk

[Contextnaam 1] tot en met [Contextnaam 5]

Gebruik alfanumerieke tekens voor de gebruikersnaam.

7

Geef instellingen op voor het verkrijgen van informatie voor het beheren van printers.

● Met SNMP kunt u gegevens voor het beheren van printers, zoals afdrukprotocollen en printerpoorten, controleren en periodiek opvragen bij een computer in het netwerk.

[Haal printerbeheerinformatie van host]

Schakel het selectievakje in om via SNMP de gegevens voor printerbeheer van het apparaat te bewaken. Als u geen printerbeheerinformatie wilt bewaken, schakelt u het selectievakje uit.

[SNMP-pakketten weigeren als in Sluimermodus]

Schakel het selectievakje in om SNMP-pakketten tijdens de sluimermodus te verwerpen. Als u de pakketten niet wilt verwerpen, schakelt u het selectievakje uit.

● Wanneer u het selectievakje activeert, kunnen toepassingen die gebruik maken van het SNMP-protocol, zoals Canon software imageWARE series, misschien geen toegang krijgen tot het apparaat.

8

Klik op [OK].

9

Een harde reset uitvoeren.

● Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

194

Netwerk

SNMPv1 uitschakelen

● Als SNMPv1 is uitgeschakeld, zijn bepaalde functies van het apparaat niet langer beschikbaar, zoals het opvragen van apparaatgegevens via het printerstuurprogramma.

Het bedieningspaneel gebruiken

De instellingen voor SNMP zijn ook bereikbaar via het instellingenmenu op het bedieningspaneel. SNMP- instellingen(P. 351)

Zowel SNMPv1 als SNMPv3 inschakelen

● Als beide versies van SNMP zijn ingeschakeld, is het raadzaam de MIB-toegangsmachtigingen in SNMPv1 in te stellen op [Alleen lezen]. U kunt de toegangsmachtigingen voor MIB afzonderlijk instellen voor SNMPv1 en SNMPv3 (en voor elke gebruiker in SNMPv3). Als u [Lezen/schrijven] (volledige toegang) selecteert in

SNMPv1, heeft dit gevolgen voor de beveiligingsfuncties van SNMPv3 omdat de meeste instellingen van het apparaat kunnen worden gewijzigd met SNMPv1.

KOPPELINGEN

TLS gebruiken voor beveiligde communicatie(P. 256)

195

Netwerk

Instellingen voor software voor apparaatbeheer configureren

600U-02Y

U kunt het ophalen en het beheren van diverse gegevens over apparaten in het netwerk gemakkelijker maken door software voor apparaatbeheer, zoals iW Management Console, in het netwerk te implementeren. Informatie zoals apparaatinstellingen en foutlogboeken, wordt opgehaald en verdeeld via de server-computer. Als het apparaat op zo'n netwerk is aangesloten, zoekt iW Management Console op het netwerk naar het apparaat door middel van protocollen zoals Service Location Protocol (SLP). Hiermee wordt informatie over het apparaat verzameld, waaronder de status van de stroomvoorziening. SLP-instellingen kunnen worden opgegeven via de UI op afstand.

1

Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten(P. 295)

2

Klik op [Instellingen/registratie].

3

Klik op [Netwerk] [TCP/IP-instellingen].

4

Geef de SLP-instellingen op.

196

Netwerk

Instellingen voor Multicast Discovery opgeven

1

Klik op [Bewerken] in [Multicast Discovery-instellingen].

2

Schakel het selectievakje [Reageren op Discovery] in en geef de benodigde instellingen op.

[Reageren op Discovery]

Schakel het selectievakje in als het apparaat moet reageren op pakketten voor Multicast Discovery van software voor apparaatbeheer en u bewaking door software voor apparaatbeheer wilt inschakelen. Als u wilt dat het apparaat niet reageert, schakel het selectievakje dan uit.

[Scope naam]

Als u het apparaat wilt toevoegen aan een bepaald bereik, typt u hier de tekens voor de naam van het bereik.

3

Klik op [OK].

Software voor toestelbeheer informeren over de status van de stroomvoorziening van het apparaat

1

Klik op [Bewerken] in [Meldingsinstellingen sluimermodus].

197

Netwerk

2

Schakel het selectievakje [Melden] in en geef de benodigde instellingen op.

[Melden]

Schakel het selectievakje in als u Software voor apparaatbeheer wilt informeren over de status van de stroomvoorziening van het apparaat. Als [Melden] is geselecteerd, wordt er niet onnodig gecommuniceerd tijdens de slaapstand en wordt het totale stroomverbruik teruggebracht.

[Poortnummer]

Kies deze optie om het poortnummer voor deze functie te wijzigen voor uw netwerkomgeving.

[Aantal routers te passeren]

Geef aan hoeveel routers de pakketten met meldingen kunnen passeren.

[Meldingsinterval]

Geef aan hoe vaak het apparaat informatie over de status van de stroomvoorziening moet verstrekken aan de software voor apparaatbeheer.

3

Klik op [OK].

5

Een harde reset uitvoeren.

● Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].

198

Netwerk

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

Het bedieningspaneel gebruiken

● Tevens kunt u Respons van Discovery in- of uitschakelen in het instellingenmenu van het bedieningspaneel.

Respons v. Discovery(P. 348)

● De meldingsinstellingen voor stroomvoorziening zijn ook bereikbaar via het instellingenmenu op het

bedieningspaneel. Sluimermelding inst.(P. 348)

KOPPELINGEN

De slaapstand instellen(P. 65)

199

Netwerk

SMB configureren

600U-030

SMB (Server Message Block) is een protocol voor het delen van bronnen, zoals bestanden en printers, met meerdere apparaten in een netwerk en het wordt gebruikt om het apparaat te registreren als een gedeelde printer in het SMB netwerk.

● SMB ondersteunt uitsluitend NetBIOS boven TCP/IP en ondersteunt niet NetBEUI. Configureer het IP-adres

voordat u de SMB instellingen configureren. IP-adressen instellen(P. 143)

● SMB wordt uitsluitend ingeschakeld wanneer de optionele SD-card in het apparaat is geïnstalleerd.

1

Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten(P. 295)

2

Klik op [Instellingen/registratie].

3

Klik op [Netwerk] [SMB-instellingen].

200

4

Klik op [Bewerken].

Netwerk

5

Schakel het selectievakje [Gebruik SMB-server] in en geef de benodigde instellingen op.

[Gebruik SMB-server]

Als u het selectievakje activeert, wordt de computer op het SMB netwerk aangeduid als een SMB server.

[Servernaam]

Geef de servernaam op die wordt weergegeven in het SMB netwerk. De naam moet verschillen van de namen van alle andere computers en printers in het netwerk.

● U mag geen spaties gebruiken.

● Een eventuele servernaam die is ingesteld in [SMB-servernaam] onder [WINS-configuratie] wordt automatisch gebruikt voor [Servernaam]. Als de servernaam wordt veranderd in [Servernaam], wordt dit ook toegepast op [SMB-servernaam] onder [WINS-configuratie].

[Werkgroepnaam]

Geef de naam op van de werkgroep waartoe het apparaat behoort. Is er geen werkgroep in uw systeemomgeving, maak dan een werkgroep in Windows, en voer de werkgroepnaam in.

● U mag geen spaties gebruiken.

201

Netwerk

● Een eventuele werkgroepnaam die is ingesteld in [SMB-werkgroepnaam] onder [WINS-configuratie] wordt automatisch gebruikt voor [Werkgroepnaam]. Als de servernaam wordt veranderd in [Werkgroepnaam], wordt dit ook toegepast op [SMB-werkgroepnaam] onder [WINS-configuratie].

[Commentaren]

In zoverre nodig voert u opmerkingen op het apparaat in.

[Gebruik LM-aankondiging]

Schakel het selectievakje in om de LAN manager te informeren over het bestaan van het apparaat. Als dat niet nodig is, schakelt u het selectievakje uit om de werkbelasting te verminderen .

[Gebruik SMB-afdrukken]

Als u SMB afdrukken met het apparaat gebruikt, activeer dan het selectievakje.

[Printernaam]

Geef de naam van het apparaat op.

● U mag geen spaties gebruiken.

6

Klik op [OK].

7

Een harde reset uitvoeren.

● Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].

➠ De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.

»

Ga verder met Instellingen voor afdrukken op de computer configureren(P. 203) .

Het bedieningspaneel gebruiken

Tevens kunt u de SMB server in- of uitschakelen in het instellingenmenu van het bedieningspaneel.

SMB(P. 350)

● Tevens kunt u SMB afdrukken in- of uitschakelen in het instellingenmenu van het bedieningspaneel.

SMB(P. 350)

KOPPELINGEN

WINS configureren(P. 184)

202

Netwerk

Instellingen voor afdrukken op de computer configureren

600U-031

Configureer de verbindingsinstellingen en installeer het printerstuurprogramma op de computer zodanig dat u vanaf de computer via SMB netwerk op het apparaat kunt afdrukken.

Verbinding met het SMB netwerk(P. 203)

Het printerstuurprogramma installeren(P. 204)

Verbinding met het SMB netwerk

1

Geef [Eigenschappen van LAN-verbinding] weer.

2

Schakel het selectievakje [Client voor Microsoft-netwerken] in.

3

Schakel het selectievakje [Internet Protocol versie 4 (TCP/IPv4)] of [Internetprotocol] in en klik op [Eigenschappen].

203

Netwerk

4

Klik op het tabblad [Algemeen] [Geavanceerd].

5

Klik op het tabblad [WINS], selecteer [NetBIOS via TCP/IP inschakelen] en klik vervolgens op [OK].

6

Klik op [OK] totdat alle dialoogvensters dicht zijn.

● Start de computer opnieuw op als dat wordt gevraagd.

Het printerstuurprogramma installeren

Voor meer informatie over de installatieprocedure raadpleegt u de handleidingen voor de relevante stuurprogramma

´s op de website voor de handleidingen.

Als er tijdens de installatie een scherm voor het selecteren van de poort verschijnt

● Volg de onderstaande procedure.

1

Klik op [Poort toevoegen].

204

Netwerk

2

Selecteer [Netwerk] en klik op [OK].

3

Kies van de lijst in deze volgorde 'Werkgroepnaam', 'Servernaam' en 'Printernaam' die zijn

opgegeven in het SMB protocol. SMB configureren(P. 200)

205

Beveiliging

Beveiliging

Beveiliging

......................................................................................................................................................... 207

De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang ............................................................................... 208

Onbevoegde toegang voorkomen ................................................................................................................ 209

Toegangsmachtigingen instellen .................................................................................................................. 211

Het wachtwoord van de systeembeheerder instellen ............................................................................ 212

Afdeling-ID beheer configureren ........................................................................................................... 215

Een pincode instellen voor UI op afstand ............................................................................................... 223

Communicatie beperken door firewalls in te stellen ..................................................................................... 224

IP-adressen opgeven voor firewallregels ............................................................................................... 225

MAC-adressen opgeven voor firewallregels ........................................................................................... 231

Een proxy instellen ....................................................................................................................................... 235

De functies van de machine beperken ............................................................................................................. 238

Beperkingen instellen voor de afdrukbewerkingen ...................................................................................... 239

Beperkingen instellen voor USB-functies ...................................................................................................... 243

Beperkingen instellen voor functies van het bedieningspaneel .................................................................... 246

HTTP-communicatie uitschakelen ................................................................................................................. 249

De UI op afstand uitschakelen ...................................................................................................................... 250

De LAN poort uitschakelen ........................................................................................................................... 251

De geschiedenis van afdruktaken verbergen ............................................................................................... 252

Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren ...................................................................................... 254

TLS gebruiken voor beveiligde communicatie .............................................................................................. 256

IPSec-instellingen configureren .................................................................................................................... 261

IEEE 802.1X-verificatie configureren ............................................................................................................. 271

Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten ............................................................ 277

Sleutelparen genereren ......................................................................................................................... 278

Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken .............................................. 287

Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren ...................................................................................... 291

206

Beveiliging

Beveiliging

600U-032

De realiteit is dat overal en altijd vertrouwelijke gegevens worden verwerkt door informatieapparaten, waaronder computers en printers. Het vervelende is dat elk van deze apparaten het doelwit kan worden van kwaadwillende derden. Aanvallers kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot uw apparaten of indirect voordeel halen uit slordigheid.

Hoe het ook zij, u kunt geconfronteerd worden met onverwachte verliezen als uw vertrouwelijke gegevens worden onderschept. Om deze risico's tegen te gaan, is het apparaat uitgerust met verschillende beveiligingsfuncties. Bepaal afhankelijk van de netwerkomgeving de juiste configuratie.

U kunt het beste beveiligingssysteem configureren door een omgeving op te bouwen die toegang tot printers in uw thuisnetwerk via internet verhindert en een dergelijke omgeving te combineren met de

beveiligingsfuncties van het apparaat. Onbevoegde toegang voorkomen(P. 209)

Basisvoorzieningen voor het beveiligen van informatie

De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang(P. 208)

Inspelen op risico's als gevolg van slordigheid of onjuist gebruik

De functies van de machine beperken(P. 238)

Een document afdrukken dat is beveiligd met een pincode (beveiligd afdrukken)(P. 90)

Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren

Geavanceerde beveiligingsfuncties implementeren(P. 254)

207

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents