elementen. Wolf Garten EXPERT 105.220 H, EXPERT 105.220


Add to my manuals
176 Pages

advertisement

elementen. Wolf Garten EXPERT 105.220 H, EXPERT 105.220 | Manualzz

Gebruiksaanwijzing gazontractoren

Opmerking

De batterij bevindt zich onder de chauffeursstoel.

Bij levering van „onderhoudsvrije” en „verzegelde” accu's

(type 1)

(accu's zonder sluitdoppen)

De accu is gevuld met accuzuur en in de fabriek verzegeld.

Ook een zogenaamd „onderhoudsvrije” accu vereist onderhoud om een zekere levensduur mogelijk te maken.

Houd de accu schoon.

Voorkom kantelen van de accu.

Ook uit een „verzegelde” accu loopt elektrolytvloeistof wanneer de accu gekanteld wordt.

Laad de accu voor de eerste ingebruikneming 1 tot 2 uur op met een acculader (maximale laadstroom 12 volt, 6 ampère).

Trek na het laden eerst de netstekker uit het oplaadapparaat en maak vervolgens de klemmen van de accu los

(zie ook gebruiksaanwijzing van het oplaadapparaat).

Bij levering van een ongevulde accu (type 2)

(accu met sluitdoppen)

Neem de sluitdoppen van de accucellen (Afb. 3b).

Vul elke cel langzaam met accuzuur tot 1 cm onder de vulopening.

Laat de accu 30 minuten staan zodat het lood het accuzuur kan opnemen.

Controleer het zuurpeil.

Voeg eventueel accuzuur toe.

Laad de accu voor de eerste ingebruikneming 2 tot 6 uur op met een acculader (maximale laadstroom 12 volt, 6 ampère).

Trek na het laden eerst de netstekker uit het oplaadapparaat en maak vervolgens de klemmen van de accu los (zie ook gebruiksaanwijzing van het oplaadapparaat).

Breng de sluitdoppen van de accucellen aan.

Monteer de accu in de machine.

Verwijder de blinde sluiting van de ontluchting van de accu.

Steek de ontluchtingsslang vast en geleid deze in de machine naar beneden. Zorg ervoor dat de slang ongehinderd verloopt!

(Afb. 3c)

Klem eerst de rode kabel (+) en vervolgens de zwarte kabel (–) vast.

De accu hoeft later alleen met gedestilleerd water te worden gevuld (controle elke 2 maanden).

Houd de accu schoon.

Bedienings- en weergaveelementen

Let op!

Schade aan de machine

Hier worden eerst de functies van de bedienings- en indicatieelementen beschreven. Bedien nog geen van de beschreven functies.

Contactslot

(afhankelijk van model)

Afb. 4

Starten: draai de sleutel naar rechts tot de motor loopt.

Laat de sleutel vervolgens los.

Sleutel staat op Stoppen:

Sleutel naar links op draaien.

Opmerking

Bij een contactslot met lichtstand

wordt het licht ingeschakeld wanneer de contactsleutel na het starten van de motor in deze stand wordt teruggezet.

Contactslot met OCR-functie

(afhankelijk van model)

Afb. 5

Dit contactslot is voorzien van een

OCR-functie (door de gebruiker bestuurd achteruit maaien).

Starten: draai de sleutel naar rechts tot de motor loopt.

Laat de sleutel vervolgens los.

Sleutel staat op toe.

(normale stand) en staat voorwaarts maaien

Nederlands

OCR-stand: sleutel naar links van normale stand op stand voor achteruit maaien draaien en op de schakelaar (1) drukken. De controlelamp (2) brandt en geeft aan dat er nu achteruit en vooruit met de machine kan worden gemaaid.

Stoppen: draai de sleutel naar links op .

Opmerking

Gebruik de OCR-functie alleen indien beslist noodzakelijk en werk anders in de normale stand.

De OCR-functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra de sleutel in de nulstand wordt gedraaid of de motor wordt uitgeschakeld

(stopstand of uitschakeling van de motor door het veiligheidsblokkeersysteem).

Choke

(afhankelijk van uitvoering)

Afb. 6

Trek de choke uit voor een start met een koude motor (Afb. 6a) of zet de gashendel in stand

(Afb. 6b).

Gashendel

Afb. 7

Stel het motortoerental traploos in.

Snel motortoerental = .

Laag motortoerental = .

Rempedaal

Afb. 8

Het rempedaal kan worden gebruikt voor snel afremmen, activeren en deactiveren van de vastzetrem en voor het uitschakelen van de tempomat.

Rijrichtinghendel (alleen bij modellen met Auto-Driveaandrijving)

Afb. 9

De instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de tractor stilstaat.

Druk hiervoor het rempedaal helemaal in en houd dit ingedrukt.

Vooruit = hendel op „F/ ”

Vrijloop = hendel op „N”

Achteruit = hendel op „R/ ”

43

Nederlands

Instelhendel voor maaihoogte

Afb. 10

Met de hendel (A) de verschillende maaihoogtestanden instellen (1 tot max. 12 – afhankelijk van model).

Stand 1 = kleinste maaihoogte – maaimechanisme helemaal omlaag.

Stand 12 * = grootste maaihoogte – maaimechanisme helemaal omhoog.

(* Afhankelijk van model.

Hoogste getal komt overeen met de grootste maaihoogte.)

Opmerking

Afhankelijk van het model is de instelschuif uitgerust met een instelbare positieaanduiding (B).

Deze dient om de gewenste maaihoogte snel te kunnen vinden.

PTO-schakelaar (afhankelijk van model)

Afb. 11

Met de PTO-hendel wordt het maaimechanisme mechanisch in en uitgeschakeld.

Maaimechanisme uitschakelen

= hendel uit uitsparing duwen en helemaal naar achteren trekken.

Maaimechanisme inschakelen

= hendel langzaam naar voren duwen en in de uitsparing vastklikken.

PTO-schakelaar

(afhankelijk van model)

Afb. 12

Met de PTO-schakelaar wordt het maaimechanisme via een elektromechanische koppeling in- en uitgeschakeld.

Inschakelen = trek aan de schakelaar.

Uitschakelen = druk op de schakelaar.

Aanwijzing: Bij automatische uitschakeling door het veiligheidsblokkeersysteem (bijvoorbeeld achteruitrijden met ingeschakeld maaimechanisme) moet de schakelaar eerst in de stand „uit” en vervolgens weer in de stand

„aan” worden gezet om de blokkering van de koppeling op te heffen.

Vastzetrem/Tempomat

Afb. 13

Deze schakelaar heeft bij enkele modellen een dubbele functie:

Bedien de vastzetrem :

Duw het rempedaal helemaal in en druk op de schakelaar.

Vastzetrem losmaken:

Duw het rempedaal helemaal in.

De schakelaar komt los.

Tempomat inschakelen

(afhankelijk van model):

Tijdens het rijden de schakelaar indrukken.

De op dit tijdstip gekozen voorwaartse snelheid (echter niet de maximumsnelheid) wordt aangehouden. U kunt uw voet van het rijpedaal nemen.

Bij het bedienen van het rijpedaal of het rempedaal wordt de

Tempomat automatisch uitgeschakeld.

Rijpedaal voor machine met hydrostaataandrijving

Afb. 14

Stel met het rijpedaal de snelheid traploos in en verander van rijrichting:

Vooruit = duw het rijpedaal naar voren (in de rijrichting ).

Hoe verder naar voren, hoe sneller.

Stoppen (voor het stilzetten van de machine en bij het veranderen van richting) = rijpedaal loslaten

(stand N).

Achteruit = duw het rijpedaal naar achteren (tegen de rijrichting .

Hoe verder naar achteren, hoe sneller.

Rijpedaal voor machine met autodrive aandrijving

Afb. 15

Stel met het rijpedaal de snelheid traploos in:

– Zet de rijrichtinghendel in stand „F” (vooruit) ( ) of „R”

(achteruit) ( ).

– Duw het rijpedaal naar voren.

Hoe verder naar voren, hoe sneller.

Gebruiksaanwijzing gazontractoren

Transmissieontgrendeling voor machines met hydrostaataandrijving

Afb. 16

Duwen van de machine terwijl de motor uitgeschakeld is.

Afhankelijk van model:

Hendel uittrekken en omlaag drukken (Afb. 16a).

Hendel omhoog duwen en indrukken als u wilt rijden.

of

Hendel uittrekken en omhoog drukken (Afb. 16b).

Hendel omlaag duwen en indrukken als u wilt rijden.

De hendel bevindt zich op de achterwand van de machine.

Combinatie-indicatie

(afhankelijk van model)

Afb. 17

De combinatie-indicatie kan bestaan uit de volgende elementen, afhankelijk van de uitvoering:

Oliedruk (1):

Als de indicatielamp brandt terwijl de motor loopt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en het oliepeil te controleren.

Laat de machine indien nodig nazien.

Rem (2):

De indicatielamp brandt als bij het starten van de motor het rempedaal niet is ingedrukt resp. de vastzetrem niet is vergrendeld.

Schakel het maaiwerk

(PTO) (3) uit:

De indicatielamp brandt als bij het starten van de motor het maaiwerk

(PTO) niet uitgeschakeld is.

Oplaadindicatie accu (4):

Wanneer de controlelamp brandt terwijl de motor loopt, wordt de accu onvoldoende opgeladen.

Laat de machine indien nodig nazien.

Bedrijfsurenteller (5):

Geeft bij ingeschakelde ontsteking het tot dusver bereikte aantal bedrijfsuren aan.

Ampèremeter (6):

Geeft de laadstroom van de dynamo voor de accu aan.

44

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

advertisement

Table of contents